Etaamb.openjustice.be
Wet van 30 juni 2000
gepubliceerd op 12 augustus 2000

Wet tot wijziging van de algemene wet inzake douane en accijnzen en van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992

bron
ministerie van financien
numac
2000003434
pub.
12/08/2000
prom.
30/06/2000
ELI
eli/wet/2000/06/30/2000003434/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

30 JUNI 2000. - Wet tot wijziging van de algemene wet inzake douane en accijnzen en van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt : TITEL I. - Algemene bepaling

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

TITEL II. - Wijzigingen van de algemene wet inzake douane en accijnzen

Art. 2.Hoofdstuk XXIII van de Algemene wet inzake douane en accijnzen dat de artikelen 211 tot 219 bevat, wordt vervangen door de volgende bepalingen : « Hoofdstuk XXIII. Recht van administratief beroep.

Art. 211.§ 1. Ieder persoon heeft het recht administratief beroep in te stellen tegen : 1° beschikkingen die hem rechtstreeks en individueel raken;2° het niet nemen van een beschikking binnen de daartoe in de wetgeving bepaalde temijn of indien geen termijn is bepaald binnen twee maanden te rekenen vanaf de dag volgende op de dag van de afgifte ter post van de aangetekende brief waarbij de administratie wordt aangemaand een beschikking te nemen. § 2. Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder "beschikking" : elke beslissing van de Administratie der douane en accijnzen die voor een of meer personen rechtsgevolgen heeft.

Art. 212.Het recht van administratief beroep kan slechts worden uitgeoefend tegen beschikkingen van de gewestelijk directeur der douane en accijnzen of van een ambtenaar met een gelijkwaardige graad aangesteld door de minister.

Beslissingen van andere ambtenaren van de Administratie der douane en accijnzen moeten, voorafgaandelijk aan het uitoefenen van het recht van administratief beroep, worden voorgelegd aan de gewestelijk directeur der douane en accijnzen die in het geschil een beschikking zal treffen als bedoeld in artikel 211.

Art. 213.Het administratief beroep kan geen betrekking hebben op beschikkingen getroffen met toepassing van artikel 263.

Art. 214.Het verzoekschrift tot administratief beroep moet worden gemotiveerd en op straffe van verval worden ingediend bij ter post aangetekende brief binnen een termijn van drie maanden te rekenen vanaf de datum van verzending van de aangevochten beschikking of te rekenen van het verstrijken van de termijn bedoeld in artikel 211, § 1, 2°.

Art. 215.Aan de verzoeker wordt een ontvangstbewijs uitgereikt dat de datum van ontvangst van het verzoekschrift vermeldt.

Art. 216.Het administratief beroep wordt ingesteld bij de directeur-generaal van de Administratie der douane en accijnzen.

Art. 217.Wanneer de verzoeker zulks in zijn verzoekschrift heeft gevraagd, wordt hij gehoord. Te dien einde wordt hij uitgenodigd zich binnen een termijn van dertig dagen aan te melden.

Art. 218.Zolang geen beslissing is gevallen, mag de verzoeker zijn oorspronkelijk verzoekschrift aanvullen met nieuwe, schriftelijk geformuleerde bezwaren, zelfs als die buiten de in artikel 214 gestelde termijn worden ingediend.

Art. 219.De directeur-generaal of de door hem aangewezen ambtenaar, respectievelijk het college van ambtenaren, doet uitspraak bij met redenen omklede beslissing over het administratief beroep en geeft daarvan bij ter post aangetekende brief kennis aan de verzoeker. ».

Art. 3.In artikel 313 van dezelfde wet worden de paragrafen 4 en 5 opgeheven.

Art. 4.In artikel 314 van dezelfde wet worden de §§ 3 en 4 respectievelijk vervangen door de volgende bepalingen : « § 3. Als van het dwangbevel eenmaal kennis is gegeven, kan de dadelijke uitwinning alleen worden opgeschort door een vordering in rechte. ». « § 4. In geval van beroep tegen het vonnis dat de door de schuldenaar ingestelde eis heeft verworpen, kan de ontvanger der douane en accijnzen, gelet op de concrete gegevens van het dossier, met inbegrip van de financiële toestand van de schuldenaar, deze laatste kennis geven bij een ter post aangetekende brief van een verzoek tot het in consignatie geven van het geheel of een gedeelte van de verschuldigde bedragen. Aan de schuldenaar kan worden toegestaan dat die consignatie wordt vervangen door een zakelijke of persoonlijke zekerheid die wordt aangenomen door de Administratie der douane en accijnzen.

De gevorderde bedragen dienen in consignatie te worden gegeven of de zekerheid dient te worden gesteld binnen twee maanden vanaf de kennisgeving.

Bij gebreke van het in consignatie geven van de bedragen of het stellen van de zekerheid binnen de bepaalde termijn, dient de rechtsinstantie waarbij de voorziening is aanhangig gemaakt, binnen drie maanden te rekenen vanaf het verstrijken van die termijn, de voorziening niet-ontvankelijk te verklaren, tenzij zij, op grond van een met redenen omkleed verzoekschrift ingediend door de schuldenaar binnen twee maanden vanaf de kennisgeving bedoeld in het eerste lid van deze paragraaf, besluit, binnen dezelfde termijn van drie maanden, dat het door de met de invordering belaste ambtenaar gedane verzoek ongegrond is. ».

TITEL III. - Wijzigingen van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992

Art. 5.Artikel 346 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 wordt aangevuld met het volgende lid; « Ten laatste de dag van de vestiging van de aanslag, stelt de administratie de belastingplichtige bij ter post aangetekende brief in kennis van de opmerkingen die hij heeft gemaakt overeenkomstig het derde lid van dit artikel, en waarmee zij geen rekening heeft gehouden, met vermelding van de motieven die haar beslissing rechtvaardigen. ».

Art. 6.In hetzelfde Wetboek wordt een artikel 352bis ingevoegd, luidende : « Art. 352bis.- Ten laatste de dag van de vestiging van de aanslag, stelt de administratie de belastingplichtige bij ter post aangetekende brief in kennis van de opmerkingen die hij heeft gemaakt overeenkomstig artikel 351, derde lid, en waarmee zij geen rekening heeft gehouden, met vermelding van de motieven die haar beslissing rechtvaardigen. ».

TITEL IV. - Inwerkingtreding

Art. 7.Artikel 2 is van toepassing op de inning van rechten en accijnzen die zijn ontstaan of, indien het geschil geen verband houdt met de inning van rechten en accijnzen, op de beschikkingen die zijn getroffen de dag waarop deze wet in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt. De artikelen 3 en 4 treden in werking de dag waarop deze wet in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt. De artikelen 5 en 6 treden in werking op 1 oktober 2000.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 30 juni 2000.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Financiën, D. REYNDERS Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN _______ Nota's (1) Parlementaire verwijzigingen : Kamer van volksvertegenwoordigers. Zitting 1999-2000 Stuk 50 0438 : - Nr. 1 : Wetsontwerp. - Nr. 2 : Amendementen. - Nr. 3 : Verslag namens de Commissie voor de Financiën en Begroting. - Nr. 4 : Tekst aangenomen door de Commissie. - Nr. 5 : Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden aan de Senaat.

Handelingen : 18 mei 2000.

Senaat.

Zitting 1999-2000 Stuk 2-443 : - Nr. 1 : Ontwerp overgezonden door de Kamer van volksvertegenwoordigers. - Nr. 2 : Verslag namens de Commissie voor de Financiën en voor de Economische aangelegenheden. - Nr. 3 : Tekst aangenomen door de commissie. - Nr. 4 : Beslissing om niet te amenderen.

Handelingen : 21 en 22 juni 2000.

^