Etaamb.openjustice.be
Wet van 30 juni 2009
gepubliceerd op 09 maart 2010

Wet houdende instemming met volgende Internationale Akten :

bron
federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking
numac
2009015101
pub.
09/03/2010
prom.
30/06/2009
ELI
eli/wet/2009/06/30/2009015101/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)Kamer (parl. doc.)Senaat (fiche)
Document Qrcode

30 JUNI 2009. - Wet houdende instemming met volgende Internationale Akten :


1) Overeenkomst betreffende uitlevering tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten van Amerika, gedaan te Washington D.C. op 25 juni 2003 (1) 2) Instrument, gedaan te Brussel op 16 december 2004, als bedoeld in artikel 3, lid 2, van de Overeenkomst betreffende uitlevering tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten van Amerika, gedaan op 25 juni 2003, met betrekking tot de toepassing van de Overeenkomst inzake uitlevering tussen het Koninkrijk België en de Verenigde Staten van Amerika, ondertekend op 27 april 1987 (1) (2) ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet. De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.

Art. 2.De Overeenkomst betreffende uitlevering tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten van Amerika, gedaan te Washington D.C. op 25 juni 2003, zal volkomen gevolg hebben.

Art. 3.Het Instrument, gedaan te Brussel op 16 december 2004, als bedoeld in artikel 3, lid 2, van de Overeenkomst betreffende uitlevering tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten van Amerika, gedaan op 25 juni 2003, met betrekking tot de toepassing van de Overeenkomst inzake uitlevering tussen het Koninkrijk België en de Verenigde Staten van Amerika, ondertekend op 27 april 1987, zal volkomen gevolg hebben.

Art. 4.Wanneer op het strafbaar feit waarvoor aan België krachtens de Overeenkomst bedoeld in artikel 2 of krachtens het Instrument bedoeld in artikel 3 de uitlevering wordt gevraagd naar het recht van de verzoekende Staat de doodstraf is gesteld, staat België de uitlevering alleen toe op voorwaarde dat de doodstraf niet wordt uitgesproken tegen de gezochte persoon, of, indien deze voorwaarde door de verzoekende Staat niet kan worden vervuld, op voorwaarde dat de doodstraf niet ten uitvoer wordt gelegd. Indien de verzoekende Staat deze voorwaarden niet aanvaardt, wordt de uitlevering geweigerd.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 30 juni 2009.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Buitenlandse Zaken, K. DE GUCHT De Minister van Justitie, S. DE CLERCK Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, S. DE CLERCK Nota's (1) Zitting 2008-2009. Senaat.

Documenten. - Ontwerp van wet ingediend op 17 februari 2009, nr. 4-1184/1. - Amendementen, nr. 4-1184/2. - Advies. Verslag, nr. 4-1184/3. - Verslag, nr. 4-1184/4. - Tekst aangenomen door de commissie, nr. 4-1184/5.

Parlementaire Handelingen. - Bespreking en stemming : vergadering van 28 mei 2009.

Kamer.

Documenten. - Ontwerp overgezonden door de Senaat, nr. 52-2014/1. - Tekst aangenomen in plenaire vergadering en aan de Koning ter bekrachtiging voorgelegd, nr. 52-2014/2.

Parlementaire Handelingen. - Bespreking en stemming : vergadering van 11 juni 2009. (2) De Overeenkomst en het Instrument treden in werking op 1 februari 2010. Overeenkomst betreffende uitlevering tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten van Amerika INHOUD Preambule Artikel 1 : Onderwerp en doel Artikel 2 : Definities Artikel 3 : Reikwijdte van de overeenkomst met betrekking tot bilaterale uitleveringsverdragen met lidstaten Artikel 4 : Feiten die tot uitlevering kunnen leiden Artikel 5 : Toezending en waarmerking van stukken Artikel 6 : Toezending van verzoeken om voorlopige aanhouding Artikel 7 : Toezending van stukken na voorlopige aanhouding Artikel 8 : Aanvullende informatie Artikel 9 : Tijdelijke overlevering Artikel 10 : Samenloop van verzoeken tot uitlevering of overlevering Artikel 11 : Verkorte uitleveringsprocedures Artikel 12 : Doortocht Artikel 13 : Doodstraf Artikel 14 : Gevoelige informatie in een verzoek Artikel 15 : Overleg Artikel 16 : Toepassing in de tijd Artikel 17 : Non-derogatie Artikel 18 : Toekomstige bilaterale uitleveringsverdragen met lidstaten Artikel 19 : Aanwijzing en kennisgeving Artikel 20 : Territoriale toepassing Artikel 21 : Herziening Artikel 22 : Inwerkingtreding en beëindiging Toelichting DE EUROPESE UNIE EN DE VERENIGDE STATEN VAN AMERIKA, Verlangend de samenwerking tussen de Verenigde Staten van Amerika en de lidstaten van de Europese Unie verder te vergemakkelijken;

Verlangend de criminaliteit doeltreffender te bestrijden teneinde hun respectieve democratische samenlevingen en gemeenschappelijke waarden te beschermen;

Met inachtneming van de rechten van het individu en de rechtsstaat;

Indachtig de waarborgen die hun respectieve rechtsstelsels bieden inzake het recht van een uitgeleverde persoon op een eerlijk proces, waaronder het recht te worden gevonnist door een onpartijdig gerecht dat is ingesteld bij wet;

Verlangende een verdrag te sluiten betreffende de uitlevering van plegers van strafbare feiten, Hebben overeenstemming bereikt omtrent de volgende bepalingen : Artikel 1 Onderwerp en doel De overeenkomstsluitende partijen verbinden zich ertoe in overeenstemming met de bepalingen van deze overeenkomst bestaande betrekkingen tussen de lidstaten en de Verenigde Staten van Amerika inzake de samenwerking bij uitlevering van plegers van strafbare feiten te verbeteren.

Artikel 2 Definities 1. Onder « overeenkomstsluitende partijen » wordt verstaan : de Europese Unie en de Verenigde Staten van Amerika.2. Onder « lidstaat » wordt verstaan : een lidstaat van de Europese Unie.3. Onder « Ministerie van Justitie » wordt verstaan : voor de Verenigde Staten van Amerika het « Department of Justice » van de Verenigde Staten, en voor een lidstaat, zijn ministerie van Justitie, met dien verstande dat voor een lidstaat waar de in de artikelen 3, 5, 6, 8 en 12 omschreven taken door de procureur-generaal worden vervuld, die autoriteit mag worden aangewezen om zodanige taken in plaats van het ministerie van Justitie uit te voeren in overeenstemming met artikel 19, tenzij de Verenigde Staten en de betrokken lidstaat overeenkomen om een andere autoriteit aan te wijzen. Artikel 3 Reikwijdte van de overeenkomst in verhouding tot bilaterale uitleveringsverdragen met lidstaten 1. De Europese Unie, krachtens het Verdrag betreffende de Europese Unie, en de Verenigde Staten van Amerika waarborgen dat deze overeenkomst in samenhang met bilaterale uitleveringsverdragen die tussen de lidstaten en de Verenigde Staten van Amerika op het moment van inwerkingtreding van deze overeenkomst gelden, op de volgende wijze wordt toegepast : a) artikel 4 wordt toegepast in plaats van bepalingen uit bilaterale verdragen die uitlevering uitsluitend toestaan voor de op een lijst geplaatste met name genoemde strafbare feiten;b) artikel 5 wordt toegepast in plaats van bepalingen uit bilaterale verdragen over de toezending, certificering, waarmerking of legalisering van een door de verzoekende staat toegezonden uitleveringsverzoek en stukken tot staving van dat verzoek;c) artikel 6 wordt toegepast indien in bilaterale verdragen bepalingen ontbreken die de rechtstreekse toezending van verzoeken tot voorlopige aanhouding tussen het « Department of Justice » van de Verenigde Staten van Amerika en het ministerie van Justitie van de betrokken lidstaat toestaan;d) artikel 7 wordt toegepast in aanvulling op bepalingen in bilaterale verdragen over de toezending van het verzoek tot uitlevering;e) artikel 8 wordt toegepast indien in bilaterale verdragen bepalingen ontbreken over het overleggen van aanvullende informatie;indien bilaterale verdragsbepalingen het te gebruiken kanaal niet specificeren, wordt lid 2 daarvan tevens toegepast; f) artikel 9 wordt toegepast indien in bilaterale verdragen bepalingen ontbreken die de tijdelijke overlevering toestaan van een persoon die wordt vervolgd of die een straf ondergaat in de aangezochte staat;g) artikel 10 wordt, behoudens andersluidende bepaling, toegepast in plaats van of bij gebreke van bilaterale verdragsbepalingen over beslissingen op de samenloop van verzoeken tot uitlevering van dezelfde persoon;h) artikel 11 wordt toegepast indien in bilaterale verdragen bepalingen ontbreken die afstand van uitlevering of vereenvoudigde uitleveringsprocedures toestaan;i) artikel 12 wordt toegepast indien in bilaterale verdragen bepalingen ontbreken over doortocht;indien bilaterale verdragsbepalingen de toe te passen procedure ingeval van onvoorziene tussenlanding van een luchtvaartuig niet specificeren, wordt lid 3 daarvan tevens toegepast; j) artikel 13 kan door de aangezochte staat worden toegepast in plaats van of bij gebreke van bilaterale verdragsbepalingen over de doodstraf;k) artikel 14 wordt toegepast indien in bilaterale verdragen bepalingen ontbreken over de behandeling van gevoelige informatie in een verzoek.2. a) De Europese Unie, krachtens het Verdrag betreffende de Europese Unie, waarborgt dat iedere lidstaat in een schriftelijk instrument tussen die lidstaat en de Verenigde Staten van Amerika bevestigt dat hij zijn bilateraal uitleveringsverdrag dat geldt in de relatie met de Verenigde Staten van Amerika op de in onderhavig artikel uiteengezette wijze zal toepassen.b) De Europese Unie, krachtens het Verdrag betreffende de Europese Unie, waarborgt dat nieuwe lidstaten die na de inwerkingtreding van deze overeenkomst tot de Europese Unie toetreden en die bilaterale betrekkingen onderhouden met de Verenigde Staten van Amerika, de onder a) bedoelde maatregelen nemen.c) De overeenkomstsluitende partijen beijveren zich om het onder b) omschreven proces te voltooien vóór, dan wel zo spoedig mogelijk na, de geplande toetreding van een nieuwe lidstaat.De Europese Unie stelt de Verenigde Staten van Amerika in kennis van de datum van toetreding van nieuwe lidstaten. 3. Indien de in lid 2, onder b), bedoelde procedure niet vóór de datum van toetreding is voltooid, zijn de bepalingen van deze overeenkomst van toepassing in de betrekkingen tussen de betrokken nieuwe lidstaat en de Verenigde Staten van Amerika met ingang van de datum waarop zij elkaar en de Europese Unie in kennis hebben gesteld van de voltooiing van hun interne procedures die daartoe moeten leiden. Artikel 4 Feiten die tot uitlevering kunnen leiden 1. Tot uitlevering kunnen leiden, feiten die krachtens de wetten van de verzoekende en de aangezochte staat strafbaar zijn gesteld met een vrijheidsstraf met een maximum van meer dan een jaar of met een strengere straf.Tot uitlevering kunnen eveneens leiden, poging of samenspanning tot, dan wel deelneming aan het plegen van een strafbaar feit dat tot uitlevering kan leiden. Indien het verzoek strekt tot de tenuitvoerlegging van vonnis waarbij een persoon die veroordeeld is voor een feit dat tot uitlevering kan leiden, dient het gedeelte van de vrijheidsstraf dat nog niet is ondergaan, ten minste vier maanden te bedragen. 2. Indien uitlevering is toegestaan voor een feit dat tot uitlevering kan leiden, wordt zij tevens toegestaan voor elk ander in het verzoek genoemd strafbaar feit, indien laatstbedoeld feit strafbaar is gesteld met een vrijheidsstraf van een jaar of minder, mits aan alle andere voorwaarden voor uitlevering is voldaan.3. Voor de toepassing van dit artikel wordt een feit beschouwd als een feit dat tot uitlevering kan leiden : a) ongeacht of de wetten van de verzoekende en de aangezochte staat het feit onder dezelfde categorie strafbare feiten rangschikken dan wel een feit met dezelfde termen aanduiden;b) ongeacht of het een feit betreft waarvoor de federale wetgeving van de Verenigde Staten van Amerika bewijs verlangt inzake bijvoorbeeld interstatelijk vervoer of het gebruik van de posterijen of andere middelen voor de interstatelijke of buitenlandse handel, omdat zulks alleen dient om de rechtsmacht van een federaal rechtscollege van de Verenigde Staten van Amerika vast te stellen;en c) in strafzaken betreffende retributies of belastingen, douanerechten, valutacontrole en invoer en uitvoer van grondstoffen, ongeacht of de wetten van de verzoekende en de aangezochte staat in dezelfde soorten retributies of belastingen, douanerechten, dan wel controle van valuta of invoer en uitvoer van dezelfde soorten grondstoffen voorzien.4. Indien het strafbare feit buiten het grondgebied van de verzoekende staat is begaan, wordt uitlevering, behoudens de andere toepasselijke voorwaarden voor uitlevering, toegestaan indien de wetten van de aangezochte staat voorzien in de bestraffing van een strafbaar feit dat in soortgelijke omstandigheden buiten zijn grondgebied is gepleegd.Indien de wetten van de aangezochte staat niet voorzien in de bestraffing van een strafbaar feit dat in soortgelijke omstandigheden buiten zijn grondgebied is gepleegd, kan de uitvoerende autoriteit van de aangezochte staat uitlevering naar eigen inzicht toestaan, mits aan alle andere toepasselijke voorwaarden voor uitlevering is voldaan.

Artikel 5 Toezending en waarmerking van stukken 1. Verzoeken tot uitlevering en stukken tot staving daarvan worden langs diplomatieke weg toegezonden, daaronder begrepen toezending zoals bepaald in artikel 7.2. Stukken die voorzien zijn van het waarmerk of het zegel van het ministerie van Justitie of het ministerie of department dat verantwoordelijk is voor buitenlandse zaken van de verzoekende staat zijn zonder nadere certificering, waarmerking of andere vorm van legalisering toelaatbaar in uitleveringsprocedures in de aangezochte staat. Artikel 6 Toezending van verzoeken om voorlopige aanhouding Verzoeken tot voorlopige aanhouding kunnen rechtstreeks tussen de Ministeries van Justitie van de verzoekende en de aangezochte staat worden gedaan, in plaats van langs diplomatieke weg. Voor de toezending van verzoeken kan ook gebruik worden gemaakt van de diensten van de Internationale Criminele Politie-Organisatie (Interpol).

Artikel 7 Toezending van stukken na voorlopige aanhouding 1. Indien de persoon om wiens uitlevering wordt verzocht, door de aangezochte staat voorlopig is aangehouden, kan de verzoekende staat voldoen aan de verplichting om zijn uitleveringsverzoek en de stukken tot staving daarvan langs diplomatieke weg overeenkomstig artikel 5, lid 1, toe te zenden door in de verzoekende staat het verzoek en de stukken over te leggen aan de ambassade van de aangezochte staat.In dat geval wordt met het oog op de termijn die uit hoofde van het toepasselijke uitleveringsverdrag in acht moet worden genomen om de persoon in hechtenis te kunnen houden, de datum van ontvangst van het verzoek door de ambassade beschouwd als de datum van ontvangst ervan door de aangezochte staat. 2. Indien een lidstaat op de datum van ondertekening van deze overeenkomst, ten gevolge van vaste jurisprudentie van zijn op die datum toepasselijke interne rechtssysteem, de in lid 1 bedoelde maatregelen niet kan nemen, is dit artikel niet op hem van toepassing zolang die lidstaat en de Verenigde Staten van Amerika niet in een diplomatieke-notawisseling anderszins overeenkomen. Artikel 8 Aanvullende informatie 1. Indien de aangezochte staat van oordeel is dat de gegevens die tot staving van het verzoek tot uitlevering zijn verstrekt, ontoereikend zijn om aan de voorwaarden van het toepasselijke uitleveringsverdrag te voldoen, kan de aangezochte staat van de verzoekende staat verlangen dat hij binnen een redelijke, door hem aan te geven termijn aanvullende inlichtingen verstrekt.2. Dergelijke aanvullende inlichtingen kunnen rechtstreeks worden gevraagd en uitgewisseld tussen de Ministeries van Justitie van de betrokken staten. Artikel 9 Tijdelijke overlevering 1. Indien een verzoek tot uitlevering wordt ingewilligd ten aanzien van een persoon die in de aangezochte staat wordt vervolgd of een straf ondergaat, kan de aangezochte staat de opgeëiste persoon met het oog op vervolging tijdelijk aan de verzoekende staat overleveren.2. De aldus overgeleverde persoon wordt in de verzoekende staat in hechtenis gehouden en wordt bij het afsluiten van de gerechtelijke behandeling van zijn zaak teruggezonden naar de aangezochte staat overeenkomstig in onderling overleg tussen de verzoekende en de aangezochte staat vast te stellen voorwaarden.De tijd die op het grondgebied van de verzoekende staat in hechtenis is doorgebracht in afwachting van vervolging in de verzoekende staat kan in mindering worden gebracht op de straf die nog moet worden ondergaan in de aangezochte staat.

Artikel 10 Samenloop van verzoeken tot uitlevering of overlevering 1. Indien de aangezochte staat van de verzoekende staat en van een andere staat of andere staten een verzoek tot uitlevering van dezelfde persoon ontvangt, hetzij voor hetzelfde feit hetzij voor andere feiten, beslist de uitvoerende autoriteit van de aangezochte staat of en aan welke staat betrokkene wordt overgeleverd.2. Indien een aangezochte lidstaat voor dezelfde persoon een verzoek tot uitlevering van de Verenigde Staten van Amerika en een verzoek tot overlevering krachtens het Europees aanhoudingsbevel ontvangt, beslist de uitvoerende autoriteit van de aangezochte lidstaat of en aan welke staat betrokkene wordt overgeleverd.Hiertoe is de bevoegde autoriteit de uitvoerende autoriteit van de aangezochte lidstaat indien krachtens het tussen de lidstaat en de Verenigde Staten van Amerika geldende bilateraal uitleveringsverdrag besluiten over samenlopende verzoeken door die autoriteit worden genomen; indien het bilateraal uitleveringsverdrag dat niet bepaalt, wordt de bevoegde autoriteit door de betrokken lidstaat aangewezen krachtens artikel 19. 3. Bij zijn beslissing krachtens de leden 1 en 2 houdt de aangezochte staat rekening met alle relevante factoren waaronder, zij het niet uitsluitend, de factoren die reeds in het toepasselijke uitleveringsverdrag zijn gespecificeerd, en, bij ontstentenis van dergelijke gespecificeerde factoren, met : a) de vraag of de verzoeken krachtens een verdrag zijn gedaan;b) de plaats waar elk van de strafbare feiten is begaan;c) de onderscheiden belangen van de verzoekende staten;d) de ernst van de strafbare feiten;e) de nationaliteit van het slachtoffer;f) de mogelijkheid van latere uitlevering tussen de verzoekende staten;en g) de volgorde waarin de verzoeken van de verzoekende staten zijn ontvangen. Artikel 11 Verkorte uitleveringsprocedures Indien de gezochte persoon ermee instemt dat hij wordt overgeleverd aan de verzoekende staat, kan de aangezochte staat, in overeenstemming met de beginselen en procedures van zijn rechtssysteem, de betrokkene zonder verdere procedures zo snel mogelijk overleveren. De instemming van de gezochte persoon kan afstand van bescherming door het specialiteitsbeginsel inhouden.

Artikel 12 Doortocht 1. Een lidstaat kan toestemming geven tot vervoer over zijn grondgebied van een door een derde staat aan de Verenigde Staten van Amerika of van een door de Verenigde Staten van Amerika aan een derde staat overgeleverde persoon.De Verenigde Staten van Amerika kunnen toestemming geven tot vervoer over hun grondgebied van een door een derde staat aan een lidstaat of van een door een lidstaat aan een derde staat overgeleverde persoon. 2. Een verzoek tot doortocht wordt langs diplomatieke weg of rechtstreeks tussen het « Department of Justice » van de Verenigde Staten van Amerika en het ministerie van Justitie van de betrokken lidstaat gedaan.Voor de toezending van zodanig verzoek kan ook gebruik worden gemaakt van de diensten van Interpol. Het verzoek bevat een beschrijving van de te vervoeren persoon en een korte feitelijke uiteenzetting van de zaak. Een persoon in doortocht wordt tijdens de doortocht in hechtenis gehouden. 3. Toestemming is niet vereist wanneer de betrokkene door de lucht wordt vervoerd en geen tussenlanding is voorzien op het grondgebied van de staat van doortocht.Wanneer een onvoorziene tussenlanding plaatsvindt, kan de staat waar dit gebeurt een verzoek tot doortocht overeenkomstig het bepaalde onder lid 2 verlangen. Alle nodige maatregelen worden genomen om te voorkomen dat de vervoerde persoon zich onttrekt aan de doorvoer voordat deze wordt uitgevoerd, mits het verzoek tot doortocht binnen een termijn van 96 uren na de onvoorziene tussenlanding wordt ontvangen.

Artikel 13 Doodstraf Wanneer op een strafbaar feit waarvoor uitlevering wordt gevraagd naar het recht van de verzoekende staat doch niet naar het recht van de aangezochte staat de doodstraf is gesteld, kan de aangezochte staat aan de uitlevering de voorwaarde verbinden dat de doodstraf niet aan de opgeëiste persoon wordt opgelegd of, indien de verzoekende staat om procedurele redenen niet aan deze voorwaarde kan voldoen, de voorwaarde dat de doodstraf, indien deze wordt opgelegd, niet ten uitvoer zal worden gelegd. Indien de verzoekende staat instemt met de uitlevering op de in dit artikel genoemde voorwaarden, moet hij die voorwaarden naleven. Indien de verzoekende staat de voorwaarden niet aanvaardt, kan het uitleveringsverzoek worden geweigerd.

Artikel 14 Gevoelige informatie in een verzoek Indien de verzoekende staat overweegt bijzonder gevoelige informatie over te leggen tot staving van zijn uitleveringsverzoek, kan hij de aangezochte staat raadplegen om na te gaan in hoeverre de informatie door de aangezochte staat kan worden beschermd. Indien de aangezochte staat de informatie niet overeenkomstig de wensen van de verzoekende staat kan beschermen bepaalt de verzoekende staat of de informatie toch wordt overgelegd.

Artikel 15 Overleg De overeenkomstsluitende partijen plegen voorzover nodig overleg met het oog op een optimaal gebruik van deze overeenkomst, met inbegrip van de bevordering van de oplossing van geschillen over de uitlegging of de toepassing van deze overeenkomst.

Artikel 16 Toepassing in de tijd 1. Deze overeenkomst is van toepassing op strafbare feiten die vóór of na de inwerkingtreding ervan zijn gepleegd.2. Deze overeenkomst is van toepassing op uitleveringsverzoeken die na de inwerkingtreding ervan zijn ingediend.Niettemin zijn de artikelen 4 en 9 van toepassing op verzoeken die in de aangezochte staat op het moment van inwerkingtreding van deze overeenkomst in behandeling zijn.

Artikel 17 Non-derogatie 1. Deze overeenkomst laat een beroep van de aangezochte staat op weigeringsgronden uit hoofde van een tussen een lidstaat en de Verenigde Staten van Amerika geldend bilateraal uitleveringsverdrag onverlet in verband met een aangelegenheid die niet geregeld wordt door deze overeenkomst.2. Wanneer grondwettelijke beginselen van de aangezochte lidstaat of voor de aangezochte lidstaat bindende onherroepelijke uitspraken deze lidstaat aan naleving van zijn verplichting tot uitlevering in de weg zouden kunnen staan en noch deze overeenkomst noch het toepasselijk uitleveringsverdrag in een oplossing voorziet, voeren de aangezochte en de verzoekende staat overleg. Artikel 18 Toekomstige bilaterale uitleveringsverdragen met lidstaten Deze overeenkomst verhindert, nadat zij in werking is getreden, niet het sluiten van bilaterale overeenkomsten tussen een lidstaat en de Verenigde Staten van Amerika die verenigbaar zijn met de onderhavige overeenkomst.

Artikel 19 Aanwijzing en kennisgeving De Europese Unie stelt de Verenigde Staten van Amerika in kennis van iedere aanwijzing krachtens artikel 2, lid 3, en artikel 10, lid 2, voorafgaand aan de uitwisseling van de schriftelijke instrumenten tussen de lidstaten en de Verenigde Staten van Amerika zoals omschreven in artikel 3, lid 2.

Artikel 20 Territoriale toepassing 1. Deze overeenkomst is van toepassing : a) op de Verenigde Staten van Amerika;b) in betrekking tot de Europese Unie : - op de lidstaten; - op gebiedsdelen ten aanzien waarvan een lidstaat verantwoordelijk is voor de externe betrekkingen, of landen die geen lidstaat zijn en waarvoor een lidstaat andere verplichtingen heeft met betrekking tot de externe betrekkingen, indien zulks door de overeenkomstsluitende partijen onderling is overeengekomen in een diplomatieke-notawisseling, welke naar behoren is bevestigd door de betrokken lidstaat. 2. De uitbreiding tot enig gebiedsdeel of land van de toepassing van deze overeenkomst overeenkomstig lid 1, onder b), kan door elke overeenkomstsluitende partij met inachtneming van een termijn van zes maanden worden beëindigd door middel van een schriftelijke kennisgeving langs diplomatieke weg die naar behoren tussen de betrokken lidstaat en de Verenigde Staten van Amerika is bevestigd. Artikel 21 Herziening De overeenkomstsluitende partijen komen overeen deze overeenkomst indien nodig en in elk geval uiterlijk vijf jaar na de inwerkingtreding gezamenlijk aan een herziening te onderwerpen. Deze herziening zal in het bijzonder zien op de praktische uitvoering van de overeenkomst en kan ook aangelegenheden behelzen zoals de gevolgen van de verdere ontwikkeling van de Europese Unie met betrekking tot het voorwerp van deze overeenkomst, met inbegrip van artikel 10.

Artikel 22 Inwerkingtreding en beëindiging 1. Deze overeenkomst treedt in werking op de eerste dag volgende op de derde maand na de datum waarop de overeenkomstsluitende partijen instrumenten hebben uitgewisseld waaruit blijkt dat zij hun daartoe strekkende interne procedures hebben voltooid.In deze instrumenten wordt tevens aangegeven dat de in artikel 3, lid 2, bedoelde procedures zijn voltooid. 2. Iedere overeenkomstsluitende partij kan deze overeenkomst te allen tijde beëindigen door de andere partij daarvan schriftelijk in kennis te stellen.De beëindiging wordt zes maanden na de datum van kennisgeving van kracht.

Ten blijke waarvan de ondergetekende gevolmachtigden deze overeenkomst hebben ondertekend.

Gedaan te Washington D.C., de vijfentwintigste juni tweeduizenden drie in twee exemplaren in de Deense, Duitse, Engelse, Finse, Franse, Griekse, Italiaanse, Nederlandse, Portugese, Spaanse en Zweedse taal, zijnde de teksten in ieder van deze talen gelijkelijk authentiek.

Toelichting bij de overeenkomst betreffende uitlevering tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten van Amerika Deze nota geeft uitleg over afspraken tussen de overeenkomstsluitende partijen betreffende de toepassing van een aantal bepalingen van de overeenkomst betreffende uitlevering tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten van Amerika (hierna « de overeenkomst » genoemd).

Bij artikel 10 Artikel 10 brengt geen wijziging in de verplichtingen van de staten die partij zijn bij het Statuut van Rome inzake het Internationaal Strafhof, noch in de rechten van de Verenigde Staten van Amerika als niet-partij met betrekking tot het Internationaal Strafhof.

Bij artikel 18 In artikel 18 is bepaald dat de overeenkomst geen beletsel vormt voor de sluiting, na inwerkingtreding, van bilaterale Uitleveringsovereenkomsten tussen een lidstaat en de Verenigde Staten van Amerika indien deze verenigbaar zijn met de overeenkomst.

Mochten op basis van de overeenkomst genomen maatregelen voor een of meer lidstaten en of de Verenigde Staten van Amerika praktische problemen opleveren, dan dienen die problemen indien mogelijk in de eerste plaats te worden opgelost door middel van overleg tussen de lidstaten of de betrokken lidstaat en de Verenigde Staten van Amerika, of, in voorkomend geval, via de in deze overeenkomst vermelde overlegprocedures. Indien dergelijke praktische problemen niet via overleg alleen kunnen worden opgelost, dan past het binnen de overeenkomst dat toekomstige bilaterale overeenkomsten tussen de lidstaat of lidstaten en de Verenigde Staten van Amerika een bruikbaar alternatief mechanisme aanreiken ten behoeve van de doelstellingen van de bepaling in kwestie waaruit de problemen zijn voortgekomen.

Instrument als bedoeld in artikel 3, lid 2, van de Overeenkomst betreffende uitlevering tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten van Amerika, gedaan op 25 juni 2003, met betrekking tot de toepassing van de Overeenkomst inzake uitlevering tussen het Koninkrijk België en de Verenigde Staten van Amerika, ondertekend op 27 april 1987 1. Zoals omschreven in artikel 3, lid 2, van de Overeenkomst betreffende uitlevering tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten van Amerika, ondertekend op 25 juni 2003 (hierna « de Overeenkomst betreffende uitlevering tussen de EU en de VS »), bevestigen de Regeringen van het Koninkrijk België en van de Verenigde Staten van Amerika dat, in overeenstemming met de bepalingen van dit instrument, de Overeenkomst betreffende uitlevering tussen de EU en de VS wordt toegepast met betrekking tot de bilaterale Overeenkomst inzake uitlevering tussen het Koninkrijk België en de Verenigde Staten van Amerika, ondertekend op 27 april 1987 (hierna « de Overeenkomst van 1987 inzake uitlevering tussen België en de VS »), onder de volgende voorwaarden : a) Artikel 5 van de Overeenkomst betreffende uitlevering tussen de EU en de VS, zoals omschreven in de artikelen 7, lid 1, en 8 van de bijlage bij dit instrument, regelt de wijze van toezending en de voorwaarden voor certificering, waarmerking of legalisering van het uitleveringsverzoek en de stukken tot staving daarvan;b) Artikel 7, lid 1, van de Overeenkomst betreffende uitlevering tussen de EU en de VS, zoals omschreven in artikel 7, lid 5, van de bijlage bij dit instrument, voorziet in een alternatieve wijze van toezending van het uitleveringsverzoek en de stukken tot staving daarvan na voorlopige aanhouding;c) Artikel 8 van de Overeenkomst betreffende uitlevering tussen de EU en de VS, zoals omschreven in artikel 7bis van de bijlage bij dit instrument, regelt het te gebruiken kanaal voor het overleggen van aanvullende informatie;d) Artikel 10 van de Overeenkomst betreffende uitlevering tussen de EU en de VS, zoals omschreven in artikel 13 van de bijlage bij dit instrument, regelt de beslissingen op de samenloop van verzoeken tot uitlevering of overlevering van dezelfde persoon;e) Artikel 13 van de Overeenkomst betreffende uitlevering tussen de EU en de VS, zoals omschreven in artikel 6, lid 1, van de bijlage bij dit instrument, regelt de uitlevering met betrekking tot een strafbaar feit waarop in de verzoekende Staat de doodstraf is gesteld;en f) Artikel 14 van de Overeenkomst betreffende uitlevering tussen de EU en de VS, zoals omschreven in artikel 8bis van de bijlage bij dit instrument, voorziet in overleg indien de verzoekende Staat overweegt bijzonder gevoelige informatie over te leggen tot staving van een uitleveringsverzoek.2. De bijlage bevat de geïntegreerde tekst van de bepalingen van de Overeenkomst van 1987 inzake uitlevering tussen België en de VS en van de Overeenkomst betreffende uitlevering tussen de EU en de VS, die van kracht worden op het tijdstip van inwerkingtreding van dit instrument.3. In overeenstemming met artikel 16 van de Overeenkomst betreffende uitlevering tussen de EU en de VS is dit instrument van toepassing op strafbare feiten die vóór of na de inwerkingtreding ervan zijn gepleegd.4. Dit instrument is niet van toepassing op verzoeken die vóór de inwerkingtreding ervan zijn ingediend.5. a) Dit instrument vereist de voltooiing door het Koninkrijk België en de Verenigde Staten van Amerika van hun respectieve interne procedures die gelden voor de inwerkingtreding.Vervolgens wisselen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van de Verenigde Staten van Amerika akten uit waaruit blijkt dat deze procedures zijn voltooid. Dit instrument treedt in werking op de datum van inwerkingtreding van de Overeenkomst betreffende uitlevering tussen de EU en de VS. b) In geval van beëindiging van de Overeenkomst betreffende uitlevering tussen de EU en de VS wordt dit instrument beëindigd en wordt de Overeenkomst van 1987 inzake uitlevering tussen België en de VS toegepast.De Regering van het Koninkrijk België en de Regering van de Verenigde Staten van Amerika kunnen evenwel overeenkomen enkele of alle bepalingen van dit instrument te blijven toepassen.

Ten blijke waarvan, de ondergetekenden, naar behoren gemachtigd door hun respectieve Regeringen, dit instrument hebben ondertekend.

Gedaan te Brussel, in drievoud, op 16 december 2004, in de Nederlandse, de Franse en de Engelse taal, de drie teksten zijnde gelijkelijk authentiek.

Bijlage Overeenkomst inzake uitlevering tussen het Koninkrijk België en de Verenigde Staten van Amerika Artikel 1 Verplichting tot uitlevering De overeenkomstsluitende Staten verbinden er zich toe om, volgens de bepalingen van deze Overeenkomst, aan elkaar personen uit te leveren die vervolgd worden, schuldig verklaard of veroordeeld zijn wegens een voor uitlevering vatbaar feit dat is gepleegd binnen de jurisdictie van een van de overeenkomstsluitende Staten.

Artikel 2 Misdrijven die aanleiding geven tot uitlevering 1. Geeft aanleiding tot uitlevering, elk misdrijf dat, volgens de wetgeving van de twee overeenkomstsluitende Staten, bestraft wordt met een vrijheidsstraf waarvan de maximumduur groter is dan één jaar of met een strengere straf.2. Wanneer de uitlevering wordt gevraagd voor de tenuitvoerlegging van een uitgesproken straf, moet deze een vrijheidsberovende straf van ten minste één jaar of een strengere straf zijn.3. Geven eveneens aanleiding tot uitlevering : a) de poging om een van de in paragraaf 1 bedoelde misdrijven te plegen of de deelneming als mededader of medeplichtige van een persoon die een dergelijk misdrijf pleegt of poogt te plegen;of b) een vereniging van boosdoeners met het oogmerk om een van de in paragraaf 1 bedoelde misdrijven te plegen, zoals bepaald door de Belgische wet of een « conspiracy » met het doel een van die misdrijven te plegen, zoals bepaald in het in de Verenigde Staten geldend recht.4. Om te bepalen of een misdrijf aanleiding geeft tot uitlevering : a) houden de overeenkomstsluitende Staten alleen rekening met de constitutieve bestanddelen van het misdrijf dat strafbaar is volgens de wetgeving van de twee Staten;en b) beschouwen zij niet als een constitutief bestanddeel van een misdrijf strafbaar in de Verenigde Staten, een bestanddeel zoals het vervoer tussen de Staten van de Unie, het gebruik van de post of van elk ander middel dat invloed uitoefent op de handel tussen de Staten van de Unie of de buitenlandse handel, dergelijke bestanddelen dienend tot het vaststellen van de bevoegdheid van een federale rechtbank van de Verenigde Staten van Amerika;c) houden zij er geen rekening mee dat de respectievelijke wetgevingen het misdrijf niet in dezelfde categorie misdrijven onderbrengen of het misdrijf al of niet met dezelfde terminologie omschrijven.5. Indien de uitlevering werd toegestaan voor een misdrijf dat aanleiding geeft tot uitlevering of voor de tenuitvoerlegging van een straf, wordt zij eveneens toegestaan : a) voor ieder ander misdrijf waarvan melding is gemaakt in het verzoek, zelfs indien dit misdrijf strafbaar is met een straf van minder dan een jaar gevangenisstraf;b) voor de tenuitvoerlegging van iedere andere in het verzoek tot uitlevering vermelde straf, met inbegrip van een geldboete, zelfs indien de strafmaat niet beantwoordt aan de in paragraaf 2 gestelde minimale voorwaarden;op voorwaarde dat aan alle andere voorwaarden voor de uitlevering is voldaan. 6. De uitlevering zal niet worden toegestaan wanneer de verjaring van de strafvordering of van de straf bereikt is overeenkomstig de wet van de aangezochte Staat.Er wordt evenwel in de mate van het mogelijke rekening gehouden met de stuitings- en schorsingsdaden van de verjaring in de verzoekende Staat.

Artikel 3 Nationaliteit 1. De overeenkomstsluitende Staten zijn er niet toe gehouden hun eigen onderdanen uit te leveren;de Regering van de Verenigde Staten van Amerika kan haar eigen onderdanen evenwel uitleveren indien zij, gebruik makend van haar discretionaire macht, zulks passend acht. 2. Indien de uitlevering uitsluitend wordt geweigerd op grond van de nationaliteit van de gezochte persoon, zal de aangezochte Staat, op verzoek van de verzoekende Staat, de zaak voorleggen aan zijn bevoegde autoriteiten met het oog op het instellen van de strafvordering. Artikel 4 Politieke en militaire misdrijven 1. De uitlevering wordt niet toegestaan wanneer het misdrijf waarvoor de uitlevering wordt gevraagd een politiek misdrijf is.2. Voor de toepassing van deze Overeenkomst worden de hiernavolgende misdrijven niet als politieke misdrijven beschouwd : a) doodslag of een andere criminele daad gericht tegen het Staatshoofd van een van de overeenkomstsluitende Staten of tegen een familielid van het Staatshoofd;b) de poging om een van de voornoemde misdrijven te plegen of de deelneming als mededader of medeplichtige van een persoon die een dergelijk misdrijf pleegt of poogt te plegen;c) een vereniging van boosdoeners met het oogmerk om een der voormelde misdrijven te plegen, zoals bepaald door de Belgische wet of een « conspiracy » met het doel een van die misdrijven te plegen, zoals bepaald in het in de Verenigde Staten geldend recht.3. Ongeacht het bepaalde in paragraaf 2 van dit artikel, wordt de uitlevering niet toegestaan indien de Regering van de aangezochte Staat van oordeel is dat aan het verzoek politieke redenen ten grondslag liggen.4. De Regering van de aangezochte Staat kan de uitlevering weigeren voor overtredingen van de militaire wetten die geen misdrijven naar de gewone strafwetten zijn.5. In geval van conflict tussen de bepalingen van de paragrafen 1 tot en met 4 van dit artikel en de artikelen 2 en 3 van de aanvullende overeenkomst inzake uitlevering tussen het Koninkrijk België en de Verenigde Staten van Amerika ter bevordering van de bestrijding van het terrorisme, getekend te Washington op 17 maart 1987, worden deze laatste artikels toegepast, zodra deze Overeenkomst in werking zal zijn getreden. Artikel 5 Voorafgaandelijke vervolgingen 1. De uitlevering wordt niet toegestaan indien de opgeëiste persoon voor het misdrijf waarvoor de uitlevering wordt gevraagd in de aangezochte Staat schuldig werd verklaard, veroordeeld of vrijgesproken werd.2. De beslissing van de autoriteiten van de aangezochte Staat, hetzij om de opgeëiste persoon niet te vervolgen wegens de feiten waarvoor de uitlevering is gevraagd, hetzij om elke strafrechterlijke procedure te beëindigen die wegens deze feiten tegen de gezochte persoon werd ingesteld, sluit de mogelijkheid niet uit die persoon alsnog uit te leveren. Artikel 6 Humanitaire clausules 1. Wanneer op een strafbaar feit waarvoor uitlevering wordt gevraagd naar het recht van de verzoekende staat doch niet naar het recht van de aangezochte staat de doodstraf is gesteld, kan de aangezochte staat aan de uitlevering de voorwaarde verbinden dat de doodstraf niet aan de opgeëiste persoon wordt opgelegd of, indien de verzoekende staat om procedurele redenen niet aan deze voorwaarde kan voldoen, de voorwaarde dat de doodstraf, indien deze wordt opgelegd, niet ten uitvoer zal worden gelegd.Indien de verzoekende staat instemt met de uitlevering op de in dit artikel genoemde voorwaarden, moet hij die voorwaarden naleven. Indien de verzoekende staat de voorwaarden niet aanvaardt, kan het uitleveringsverzoek worden geweigerd. 2. Ongeacht het bepaalde in deze Overeenkomst, staat het de Regering van de aangezochte Staat vrij de uitlevering niet toe te staan om humanitaire redenen als bedoeld in haar nationaal recht. Artikel 7 Uitleveringsprocedure en vereiste stukken 1. Verzoeken tot uitlevering en stukken tot staving daarvan worden langs diplomatieke weg toegezonden, daaronder begrepen toezending zoals voorzien in lid 5 van dit artikel.2. Elk verzoek gaat vergezeld van : a) de stukken, verklaringen of andere inlichtingen waarin de identiteit, de nationaliteit en de vermoedelijke verblijfplaats van de opgeëiste persoon omschreven zijn;b) een beschrijving van de feitelijke gegevens van het misdrijf en van een overzicht van de terzake gevoerde rechtspleging;c) de wettekst houdende de essentiële bestanddelen van het misdrijf waarvoor de uitlevering wordt gevraagd;d) de wettekst houdende vaststelling van de straf voor het misdrijf;e) de wettekst of de omschrijving van de wetsbepalingen betreffende elke termijn van toepassing op de verjaring van de strafvordering of van de straf;f) de stukken, verklaringen of andere inlichtingen bedoeld, naar gelang het geval, in de paragrafen 3 en 4 van dit artikel.3. Een verzoek tot uitlevering van een persoon wiens uitlevering wordt gevraagd wegens vervolging gaat ook vergezeld van : a) een afschrift van het bevel tot aanhouding of tot gevangenneming afgegeven door een rechter of door een andere bevoegde autoriteit;b) een afschrift van de akte van inbeschuldigingstelling of, bij gebrek daarvan, een verslag van de autoriteit die vervolging instelt over de feiten waarvoor de uitlevering wordt gevraagd;c) alle inlichtingen die rechtsvervolging tegen die persoon zouden rechtvaardigen indien het misdrijf in de aangezochte Staat zou zijn gepleegd.4. Een verzoek tot uitlevering van een persoon die schuldig is verklaard aan het misdrijf waarvoor de uitlevering is gevraagd, gaat ook vergezeld van : a) een afschrift van het vonnis of, indien een dergelijk afschrift niet kan worden overgezonden, een verklaring van een rechterlijke autoriteit waaruit blijkt dat die persoon schuldig is verklaard;b) inlichtingen waaruit blijkt dat de opgeëiste persoon de persoon is waarop de beslissing van toepassing is;c) indien de persoon veroordeeld werd tot een straf, een afschrift van de veroordelingsbeslissing alsmede een verklaring waaruit blijkt welk deel van de beslissing reeds ten uitvoer werd gelegd;d) indien de persoon schuldig werd bevonden, maar hem nog geen straf werd opgelegd, een verklaring waaruit blijkt dat de verzoekende Staat de bedoeling heeft hem een straf op te leggen, alsmede een afschrift van het bevel tot aanhouding;e) indien die persoon bij verstek werd berecht, de stukken bedoeld in paragraaf 3.5. Indien de persoon om wiens uitlevering wordt verzocht, door de aangezochte staat voorlopig is aangehouden, kan de verzoekende staat voldoen aan de verplichting om zijn uitleveringsverzoek en de stukken tot staving daarvan langs diplomatieke weg overeenkomstig lid 1 van dit artikel toe te zenden, door in de verzoekende staat het verzoek en de stukken over te leggen aan de ambassade van de aangezochte staat. In dat geval wordt met het oog op de termijn die uit hoofde van deze overeenkomst moet worden genomen om de persoon in hechtenis te kunnen houden, de datum van ontvangst van het verzoek door de ambassade beschouwd als de datum van ontvangst ervan door de aangezochte staat.

Artikel 7bis Aanvullende informatie 1. Indien de aangezochte staat van oordeel is dat de gegevens die tot staving van het verzoek tot uitlevering zijn verstrekt, ontoereikend zijn om aan de voorwaarden van deze overeenkomst te voldoen, kan de aangezochte staat van de verzoekende staat verlangen dat hij binnen een redelijke, door hem aan te geven termijn aanvullende inlichtingen verstrekt.2. Dergelijke aanvullende inlichtingen kunnen rechtstreeks worden gevraagd en uitgewisseld tussen het Ministerie van Justitie van België en het Departement van Justitie van de Verenigde Staten. Artikel 8 Aanvaarding aan de stukken Stukken die voorzien zijn van het waarmerk of het zegel van het Ministerie van Justitie of het Ministerie of Department dat verantwoordelijk is voor Buitenlandse Zaken van de verzoekende staat zijn zonder nadere certificering, waarmerking of andere vorm van legalisering toelaatbaar in uitleveringsprocedures in de aangezochte staat. Het « Ministerie van Justitie » betekent voor België, het Ministerie van Justitie van België, en voor de Verenigde Staten van Amerika, het Departement van Justitie van de Verenigde Staten.

Artikel 8bis Gevoelige informatie in een verzoek Indien de verzoekende staat overweegt bijzonder gevoelige informatie over te leggen tot staving van zijn uitleveringsverzoek, kan hij de aangezochte staat raadplegen om na te gaan in hoeverre de informatie door de aangezochte staat kan worden beschermd. Indien de aangezochte staat de informatie niet overeenkomstig de wensen van de verzoekende staat kan beschermen bepaalt de verzoekende staat of de informatie toch wordt overgelegd.

Artikel 9 Vertaling Alle stukken die worden overgezonden door de verzoekende Staat worden vertaald in de taal of in een van de officiële talen van de aangezochte Staat.

Artikel 10 Voorlopige aanhouding 1. In geval van dringende noodzakelijkheid, kan een overeenkomstsluitende Staat, in afwachting dat het verzoek tot uitlevering is overgezonden, om de voorlopige aanhouding verzoeken van de persoon wiens uitlevering wordt gevraagd.Een verzoek tot voorlopige aanhouding wordt overgezonden hetzij langs diplomatieke weg, hetzij rechtstreeks tussen het Departement van Justitie van de Verenigde Staten en het Ministerie van Justitie van België. Ter zake kan ook gebruik worden gemaakt van de communicatiemiddelen van Interpol. 2. Dit verzoek tot voorlopige aanhouding vermeldt : a) het signalement van de persoon wiens uitlevering wordt gevraagd;b) de plaats waar die persoon zich bevindt, als die plaats gekend is;c) een kort overzicht van de desbetreffende feiten, indien mogelijk met inbegrip van het ogenblik en de plaats van het misdrijf;d) een opsomming van de geschonden wetten;e) een verklaring betreffende het bestaan van een bevel tot aanhouding of van een beslissing houdende vaststelling van de schuld of houdende veroordeling van de persoon;f) een verklaring waaruit blijkt dat het verzoek tot uitlevering van de gezochte persoon volgt.3. De verzoekende Staat wordt onverwijld in kennis gesteld van het gevolg dat aan haar verzoek werd gegeven, alsmede van de redenen die aan de weigering ten grondslag liggen.4. Een persoon, die, naar luid van deze Overeenkomst, het voorwerp is van een voorlopige aanhouding kan in vrijheid worden gesteld, indien de Regering van de aangezochte Staat binnen 75 dagen, te rekenen vanaf de dag van de voorlopige aanhouding, geen officieel verzoek tot uitlevering vergezeld van de stukken bedoeld in artikel 7, heeft ontvangen.5. De invrijheidstelling van de opgeëiste persoon, overeenkomstig het bepaalde in § 4 van dit artikel, verhindert niet dat hij opnieuw wordt aangehouden, noch dat hij naderhand wordt uitgeleverd wanneer het verzoek tot uitlevering alsmede de stukken ter staving hiervan nadien toekomen. Artikel 11 Beslissing en overlevering 1. De aangezochte Staat geeft zonder verwijl aan de verzoekende Staat kennis van de beslissing die genomen is als gevolg van het verzoek tot uitlevering.2. De aangezochte Staat verstrekt uitleg over de redenen op grond waarvan besloten is tot een volledige of gedeeltelijke afwijzing van het verzoek.De aangezochte Staat verstrekt op aanvraag afschriften van de desbetreffende rechterlijke beslissingen. 3. Indien de uitlevering is toegestaan, komen de overheden van de overeenkomstsluitende Staten overeen omtrent de plaats en het tijdstip van overlevering van de opgeëiste persoon.4. Indien de opgeëiste persoon niet binnen de eventueel bij de wet van de aangezochte Staat gestelde termijn overgeleverd is vanuit het grondgebied van diezelfde Staat, kan hij in vrijheid worden gesteld en kan de aangezochte Staat achteraf de uitlevering wegens datzelfde feit weigeren.5. De duur van de hechtenis ondergaan in de aangezochte Staat als gevolg van het verzoek tot uitlevering van de verzoekende Staat wordt toegerekend op de duur van de hechtenis die in de verzoekende Staat moet worden ondergaan.De overeenkomstsluitende Staten verbinden zich ertoe elkaar de inlichtingen in verband met de duur van de hechtenis mede te delen.

Artikel 12 Tijdelijke en verdaagde overlevering 1. Indien het verzoek tot uitlevering ingewilligd wordt van een persoon tegen wie een geding hangende is of die in de aangezochte Staat een straf ondergaat kan die Staat de opgeëiste persoon met het oog op vervolging tijdelijk overleveren aan de verzoekende Staat.De aldus overgeleverde persoon wordt opgesloten in de verzoekende Staat; hij wordt naar de aangezochte Staat teruggezonden na verloop van de tegen hem ingestelde vervolgingen onder de voorwaarden door de overeenkomstsluitende Staten in onderlinge overeenstemming vastgesteld.

De duur van de in de verzoekende Staat ondergane hechtenis wordt afgetrokken van de straf die in de aangezochte Staat nog moet worden ondergaan. 2. De aangezochte Staat kan de overlevering verdagen van een persoon die vervolgd wordt of die in die Staat een straf ondergaat. De verdaging kan duren totdat de tegen de betrokkene ingestelde vervolging beëindigd is en iedere straf is ondergaan.

Artikel 13 Samenloop van verzoeken tot uitlevering of overlevering 1. Indien de aangezochte staat van de verzoekende staat en van een andere staat of andere staten een verzoek tot uitlevering van dezelfde persoon ontvangt, hetzij voor hetzelfde feit hetzij voor andere feiten, beslist de uitvoerende autoriteit van de aangezochte staat of en aan welke staat de betrokkene wordt overgeleverd.2. Indien België voor dezelfde persoon een verzoek tot uitlevering van de Verenigde Staten van Amerika en een verzoek tot overlevering krachtens het Europees aanhoudingsbevel ontvangt, beslist haar uitvoerende autoriteit of en aan welke staat de betrokkene wordt overgeleverd.3. Bij zijn beslissing krachtens de leden 1 en 2 van dit artikel houdt de aangezochte staat rekening met alle relevante factoren waaronder, zij het niet uitsluitend, de volgende : a) de vraag of de verzoeken krachtens een verdrag zijn gedaan;b) de plaats waar elk van de strafbare feiten is begaan;c) de onderscheiden belangen van de verzoekende staten;d) de ernst van de strafbare feiten;e) de nationaliteit van het slachtoffer;f) de mogelijkheid van latere uitlevering tussen de verzoekende staten;en g) de volgorde waarin de verzoeken van de verzoekende staten zijn ontvangen. Artikel 14 Inbeslagname en overhandiging van voorwerpen 1. De aangezochte Staat kan, voor zover zijn wetgeving zulks toelaat, alle voorwerpen, daaronder begrepen de stukken en alle bewijsmateriaal in verband met het misdrijf waarvoor de uitlevering is toegestaan, in beslag nemen en overhandigen aan de verzoekende Staat.De voorwerpen bedoeld in dit artikel kunnen worden overhandigd zelfs indien de uitlevering niet kan doorgaan ten gevolge van het overlijden, de verdwijning of de ontsnapping van de opgeëiste persoon. 2. De aangezochte Staat kan de overhandiging van die voorwerpen afhankelijk stellen van de voorwaarde dat de verzoekende Staat voldoende waarborgen geeft dat zij zo spoedig mogelijk aan de aangezochte Staat zullen worden teruggegeven.De aangezochte Staat kan de teruggave van voornoemde voorwerpen ook verdagen wanneer zij in de aangezochte Staat als bewijs moeten dienen. 3. De rechten van derden op die voorwerpen worden behoorlijk geëerbiedigd. Artikel 15 Specialiteitsregel 1. De persoon die is uitgeleverd op grond van deze Overeenkomst, kan niet worden aangehouden, noch gevonnist, noch bestraft in de verzoekende Staat, tenzij : a) wegens het misdrijf waarvoor de uitlevering is toegestaan of voor een anderszins omschreven misdrijf gegrond op dezelfde feiten waarvoor de uitlevering is toegestaan, op voorwaarde dat dit misdrijf aanleiding geeft tot uitlevering of dat het een minder ernstig misdrijf is begrepen in het misdrijf waarvoor de uitlevering is toegestaan;b) wegens een misdrijf gepleegd na de uitlevering van de betrokkene, of c) wegens een misdrijf waarvoor de Regering van de aangezochte Staat ermee instemt dat de betrokkene in hechtenis wordt genomen, wordt gevonnist of hem een straf wordt opgelegd.Ter uitvoering van het bepaalde in dit lid : (i) kan de aangezochte Staat de overlegging vorderen van de stukken vermeld in artikel 7; (ii) kan de uitgeleverde persoon, ongeacht voormelde regels, door de verzoekende Staat in hechtenis worden gehouden gedurende vijfenzeventig dagen of, gedurende de tijd dat het verzoek behandeld wordt, voor een langere duur met instemming van de aangezochte Staat; in dat geval zendt de verzoekende Staat aan de aangezochte Staat een verklaring met betrekking tot het bestaan van een bevel tot aanhouding of van een beslissing waarbij de schuld van de betrokkene is vastgesteld of waarbij hij is veroordeeld. 2. De persoon die is uitgeleverd op grond van deze Overeenkomst mag niet worden uitgeleverd aan een derde Staat wegens een misdrijf dat gepleegd is voor zijn overlevering, tenzij de Staat die de betrokkene heeft overgeleverd hierin toestemt.3. De paragrafen 1 en 2 van dit artikel beletten noch de aanhouding, noch de berechting van de uitgeleverde persoon, noch de toepassing van een straf, noch diens uitlevering aan een derde Staat : a) indien hij het grondgebied van de verzoekende Staat verlaat na de uitlevering en uit vrije wil terugkeert naar die Staat, of b) indien hij het grondgebied van de verzoekende Staat niet verlaat binnen vijftien dagen te rekenen van de dag waarop hij vrij is het te verlaten, of c) indien hij uit vrije wil daarmee instemt. Artikel 16 Afstand Wanneer de opgeëiste persoon overeenkomstig de in de aangezochte Staat gevolgde praktijk ermee instemt om aan de verzoekende Staat te worden overgedragen kan de aangezochte Staat de betrokkene zo spoedig mogelijk en zonder verdere rechtspleging overdragen; in dit geval wordt de specialiteitsregel niet toegepast.

Artikel 17 Doorvoer 1. Elke overeenkomstsluitende Staat kan de doorvoer toestaan over zijn grondgebied van een persoon die door een derde Staat aan de andere Staat is overgeleverd.Een verzoek tot doorvoer wordt langs diplomatieke weg voorgelegd of rechtstreeks bezorgd tussen het Departement van Justitie van de Verenigde Staten en het Ministerie van Justitie van België. De communicatiemiddelen van Interpol kunnen te dien einde worden gebruikt. Het verzoek bevat het signalement van de betrokkene op doorvoer, een bondig verslag van de feiten van de zaak, alsook een bevestiging van het bestaan van de stukken bedoeld in artikel 10, 2, e). Een persoon op doorvoer kan gedurende vierentwintig uur worden aangehouden. De doorvoer kan geweigerd worden voor een onderdaan van de aangezochte Staar en voor een persoon die vervolgd of opgespoord wordt met het oog op de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf opgelegd door de autoriteiten van diezelfde Staat. 2. Geen machtiging tot doorvoer is vereist wanneer het luchtverkeer wordt gebruikt en geen enkele landing voorzien is op het grondgebied van de transitstaat.In geval van onvoorziene landing kan die Staat het verzoek tot doorvoer eisen bedoeld in paragraaf 1. Die Staat houdt de betrokkene op doorvoer in hechtenis tot het verzoek is ontvangen en de doorvoer is geschied voor zover het verzoek toekomt binnen vierentwintig uur na de onvoorziene landing.

Artikel 18 Vertegenwoordiging en kosten 3. De aangezochte Staat adviseert de verzoekende Staat verleent deze bijstand, vertegenwoordigt hem in rechte en verdedigt diens belangen in iedere procedure voortvloeiend uit een verzoek tot uitlevering.4. De verzoekende Staat draagt de kosten voor de vertaling van de stukken en het vervoer van de overgeleverde persoon.De aangezochte Staat draagt alle andere kosten die ingevolge de uitleveringsprocedure in die Staat zijn gemaakt. 3. Geen van beide Staten eist van de andere Staat een financiële bijdrage in de kosten voortvloeiend uit de aanhouding, de hechtenis het onderzoek van de zaak, de overlevering van opgeëiste personen, of uit de vertegenwoordiging dan wel geschillen op grond van deze Overeenkomst. Artikel 19 Raadpleging Het Departement van Justitie van de Verenigde Staten en het Ministerie van Justitie van België kunnen rechtstreeks (of door toedoen van de communicatiemiddelen van Interpol) met elkaar in contact treden met betrekking tot iedere aangelegenheid in verband met de behandeling van individuele gevallen of met het onderzoek naar middelen om de toepassingsprocedures van deze Overeenkomst te vrijwaren en te verbeteren.

Artikel 20 Opzegging Iedere Staat kan deze Overeenkomst opzeggen door middel van een schriftelijke kennisgeving gericht aan de andere overeenkomstsluitende Staat. De opzegging wordt effectief zes maanden na de datum van de kennisgeving.

VERKLARING « Wanneer op het strafbaar feit waarvoor aan België krachtens de Overeenkomst betreffende uitlevering tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten van Amerika of krachtens het Instrument als bedoeld in artikel 3 (2) van voormelde Overeenkomst de uitlevering wordt gevraagd naar het recht van de verzoekende Staat de doodstraf is gesteld, staat België de uitlevering alleen toe op voorwaarde dat de doodstraf niet wordt uitgesproken tegen de gezochte persoon, of, indien deze voorwaarde door de verzoekende Staat niet kan worden vervuld, op voorwaarde dat de doodstraf niet ten uitvoer wordt gelegd.

Indien de verzoekende Staat deze voorwaarden niet aanvaardt, wordt de uitlevering geweigerd. »

^