Etaamb.openjustice.be
Wet van 30 mei 2000
gepubliceerd op 20 februari 2003

Wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie en de Republiek Tunesië inzake de wederzijdse bevordering en bescherming van investeringen, gedaan te Tunis op 8 januari 1997 (2) (3)

bron
federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking
numac
2000015108
pub.
20/02/2003
prom.
30/05/2000
ELI
eli/wet/2000/05/30/2000015108/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

30 MEI 2000. - Wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie en de Republiek Tunesië inzake de wederzijdse bevordering en bescherming van investeringen, gedaan te Tunis op 8 januari 1997 (1) (2) (3)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.

Art. 2.De Overeenkomst tussen de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie en de Republiek Tunesië inzake de wederzijdse bevordering en bescherming van investeringen, gedaan te Tunis op 8 januari 1997, zal volkomen gevolg hebben.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 30 mei 2000.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Buitenlandse Zaken, L. MICHEL De Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken, P. CHEVALIER Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN _______ Nota's (1) Zitting 1999-2000. Senaat.

Documenten. - Ontwerp van wet ingediend op 22 december 1999, nr. 2-252/1. - Verslag, nr. 2-252/2. - Tekst aangenomen door de Commissie, nr. 2-252/3.

Parlementaire Handelingen. - Bespreking. Vergadering van 2 maart 2000. - Stemming. Vergadering van 2 maart 2000.

Kamer van volksvertegenwoordigers.

Documenten . - Tekst overgezonden door de Senaat, nr. 50-493/1. - Tekst aangenomen in plenaire vergadering en aan de Koning ter bekrachtiging voorgelegd, nr. 50-493/2.

Parlementaire Handelingen . - Bespreking. Vergadering van 27 april 2000. - Stemming.Vergadering van 27 april 2000. (2) Decreet van het Vlaamse Gewest van 8 maart 2002 (Belgisch Staatsblad van 27 april 2002).Decreet van het Waalse Gewest van 23 juni 2000 (Belgisch Staatsblad van 6 juli 2000). Ordonnantie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 20 november 1997 (Belgisch Staatsblad van 14 januari 1998). (3) De uitwisseling van de bekrachtigingsoorkonde heeft plaats gehad op 18 september 2002.Overeenkomstig de bepalingen van artikel 13, treedt deze Overeenkomst inwerking op 18 oktober 2002.

OVEREENKOMST TUSSEN DE BELGISCH-LUXEMBURGSE ECONOMISCHE UNIE EN DE REPUBLIEK TUNESI" INZAKE DE WEDERZIJDSE BEVORDERING EN BESCHERMING VAN INVESTERINGEN De Regering van het Koninkrijk België, De Regering van het Vlaamse Gewest, De Regering van het Waalse Gewest, De Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, en De Regering van het Groothertogdom Luxemburg, enerzijds, en De Regering van de Republiek Tunesië, anderzijds, (hierna te noemen « de Overeenkomstsluitende Partijen »), VERLANGENDE hun economische betrekkingen te versterken en de samenwerking tussen de twee landen te intensiveren teneinde hun ontwikkeling te bevorderen.

OVERTUIGD dat een wederzijdse bescherming van de investeringen op grond van een bilaterale overeenkomst het economisch privé-initiatief zal aanmoedigen en de welvaart van beide landen zal verhogen.

BEWUST van de noodzaak aan de investeringen van investeerders van de ene Overeenkomstsluitende Partij op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij, een eerlijke en rechtvaardige behandeling toe te kennen.

Zijn het volgende overeengekomen : Artikel 1 Begripsomschrijvingen Voor de toepassing van deze Overeenkomst hebben de volgende termen de daaraan hierbij toegekende betekenis : 1. « investeerders » : a) Wat het Koninkrijk België en het Groothertogdom Luxemburg betreft : elke natuurlijke persoon die volgens de wetgeving wordt beschouwd als een onderdaan van het Koninkrijk België en van het Groothertogdom Luxemburg en elke rechtspersoon die is opgericht in overeenstemming met de wetten en voorschriften van het Koninkrijk België en het Groothertogdom Luxemburg, die zijn maatschappelijke zetel heeft op het grondgebied van het Koninkrijk België en het Groothertogdom Luxemburg en die een investering doet op het grondgebied van de Republiek Tunesië.b) Wat de Republiek Tunesië betreft : elke natuurlijke persoon die de Tunesische nationaliteit heeft en elke rechtspersoon die is opgericht in overeenstemming met de wetten en voorschriften van de Republiek Tunesië en die een investering doet op het grondgebied van het Koninkrijk België en het Groothertogdom Luxemburg.2. « investering » : elke investering op het grondgebied van een Overeenkomstsluitende Partij waarvan de eigendom dan wel de rechtstreekse of onrechtstreekse controle berust bij de investeerders van de andere Overeenkomstsluitende partij en in het bijzonder, doch niet uitsluitend : a) roerende en onroerende goederen alsmede alle andere zakelijke rechten zoals hypotheken, pandrechten, panden, vruchtgebruik en soortgelijke rechten;b) aandelen, maatschappelijke aandelen en alle andere vormen van deelneming in bedrijven die zijn opgericht op het grondgebied van een der Overeenkomstsluitende Partijen;c) obligaties, vorderingen en rechten op iedere prestatie die economische waarde heeft;d) auteursrechten, rechten van industriële eigendom, technische werkwijzen, handelsnamen en goodwill;e) publiekrechtelijke of contractuele concessies, waaronder die tot het opsporen, ontwikkelen, winnen of exploiteren van natuurlijke rijkdommen. Veranderingen in de rechtsvorm waarin de investeringen werden gedaan doen geen afbreuk aan de omschrijving ervan als « investering » als bedoeld in deze Overeenkomst, op voorwaarde dat deze verandering niet strijdig is met de wetgeving van de Overeenkomstsluitende Partij op wier grondgebied de investering plaatsvond. 3. « opbrengst » : de bedragen die een investering oplevert, en met name doch niet uitsluitend, winst, rente, dividenden, royalty's en commissielonen. 4. « grondgebied » : - wat de Republiek Tunesië betreft, het grondgebied van de Republiek Tunesië evenals de zeegebieden, d.w.z. de gebieden op en onder zee die zich voorbij de territoriale wateren uitstrekken en waarin de Republiek Tunesië, overeenkomstig het internationaal recht, soevereine rechten en rechtsmacht uitoefent, met het oog op de opsporing, de winning en het behoud van natuurlijke rijkdommen; - wat het Koninkrijk België en het Groothertogdom Luxemburg betreft, het grondgebied van het Koninkrijk België en het Groothertogdom Luxemburg evenals de zeegebieden, d.w.z. de gebieden op en onder zee die zich voorbij de territoriale wateren uitstrekken en waarin het Koninkrijk België en het Groothertogdom Luxemburg, overeenkomstig het internationaal recht, soevereine rechten en rechtsmacht uitoefenen met het oog op de opsporing, de winning en het behoud van de natuurlijke rijkdommen.

Artikel 2 Bevordering van investeringen Elke Overeenkomstsluitende Partij bevordert investeringen door investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij op haar grondgebied en laat dergelijke investeringen toe in overeenstemming met haar wetten en voorschriften.

Artikel 3 Behandeling en bescherming van investeringen 1. Alle investeringen door investeerders van een der Overeenkomstsluitende Partijen genieten op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij een eerlijke en rechtvaardige behandeling.2. Onder voorbehoud van maatregelen die noodzakelijk zijn voor de handhaving van de openbare orde, genieten deze investeringen een voortdurende zekerheid en bescherming, met uitsluiting van elke onredelijke of discriminatoire maatregel die de activiteiten, het beheer, de instandhouding, het gebruik, het genot of de liquidatie ervan zou kunnen belemmeren.3. De in de eerste twee leden beschreven behandeling en bescherming die door een der Overeenkomstsluitende Partijen worden toegekend aan de investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij, zijn ten minste gelijk aan die welke haar eigen investeerders of de investeerders van een derde Staat genieten naargelang van wat het gunstigst is, en ze mogen in elk geval niet minder gunstig zijn dan die waarin het internationaal recht voorziet.4. Deze behandeling en bescherming strekken zich evenwel niet uit tot de voorrechten die een Overeenkomstsluitende Partij toekent aan investeerders van een derde Staat op grond van zijn lidmaatschap van of associatie met een vrijhandelszone, een douane-unie, een gemeenschappelijke markt of iedere andere vorm van een regionale economische organisatie.5. De investeerders van een Overeenkomstsluitende Partij waarvan de investeringen schade zouden hebben geleden naar aanleiding van een oorlog of een ander gewapend conflict, een revolutie, een nationale noodtoestand of een opstand op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij, genieten vanwege deze laatste een behandeling die ten minste gelijk is aan die welke aan haar eigen investeerders of aan investeerders van een derde Staat wordt verleend naargelang van wat het gunstigst is, wat de teruggaven, vergoedingen, compensaties en andere schadeloosstellingen betreft. Artikel 4 Onteigening 1. Investeringen van investeerders van een der Overeenkomstsluitende Partijen worden niet onteigend of genationaliseerd noch worden zij onderworpen aan maatregelen die gevolgen hebben die gelijk staan met onteigening of nationalisatie tenzij aan de volgende voorwaarden wordt voldaan : a) de maatregelen worden genomen in het algemeen belang en met inachtneming van een behoorlijke rechtsgang;b) de maatregelen zijn niet discriminatoir;c) de maatregelen gaan vergezeld van de onmiddellijke uitkering van een billijke en reële schadeloosstelling.2. Het bedrag van de schadeloosstelling komt overeen met de werkelijke waarde van de desbetreffende investeringen daags voor het tijdstip waarop deze maatregelen werden genomen of bekendgemaakt. De schadeloosstelling dient zonder vertraging te worden betaald en vrij te kunnen worden overgemaakt. 3. Wat de in dit artikel behandelde aangelegenheden betreft, verleent elke Overeenkomstsluitende Partij aan de investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij een behandeling die ten minste gelijk is aan die welke zij aan haar eigen investeerders of aan investeerders van een derde Staat toekent naargelang van wat het gunstigst is.Deze behandeling is in elk geval niet minder gunstig dan die waarin het internationaal recht voorziet.

Artikel 5 Overmakingen 1. Elke Overeenkomstsluitende Partij verleent aan investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij die op haar grondgebied investeringen hebben gedaan de toelating om de met een investering verband houdende betalingen vrij over te maken, met name : a) de opbrengst van investeringen;b) de gelden die nodig zijn voor de terugbetaling van regelmatig aangegane leningen;c) de opbrengst van schuldinvorderingen of van een gehele of gedeeltelijke liquidatie van de investeringen, inclusief meerwaarden of verhogingen van het geïnvesteerde kapitaal;d) de in toepassing van artikel 4 uitgekeerde schadeloosstellingen;e) lasten en andere betalingen op grond van licentierechten of van commerciële, administratieve of technische bijstand;f) het passend deel van het loon van de onderdanen van elke Overeenkomstsluitende Partije die uit hoofde van een investering op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij mogen werken.2. De in artikel 4 en in lid 1 hierboven bedoelde overmakingen gebeuren in een vrij inwisselbare munt, tegen de wisselkoersen die van toepassing zijn op de datum van overmaking en volgens de procedures die zijn vastgelegd in de wetten en voorschriften van de Overeenkomstsluitende Partij op wier grondgebied de investering werd gedaan. Artikel 6 Subrogatie 1. Indien een Overeenkomstsluitende Partij of een van haar openbare instellingen schadevergoeding uitkeert aan haar eigen investeerders op grond van een voor een investering verleende waarborg, erkent de andere Overeenkomstsluitende Partij dat de rechten en vorderingen van de investeerders zijn overgedragen aan de Overeenkomstsluitende Partij of de desbetreffende openbare instelling.2. In verband met de overgedragen rechten kan de andere Overeenkomstsluitende Partij jegens de verzekeraar, die in de rechten van de schadeloosgestelde investeerders is getreden, de verplichtingen laten gelden die wettelijk of contractueel op de investeerders rusten. Artikel 7 Toepasbare regels Wanneer een vraagstuk omtrent investeringen tegelijkertijd wordt geregeld bij deze Overeenkomst en bij de nationale wetgeving van een Overeenkomstsluitende Partij dan wel bij internationale investeringsovereenkomsten waarbij bedoelde Partijen partij zijn of op een later tijdstip kunnen worden, kunnen de investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij zich beroepen op de bepalingen die voor hen het meest gunstig zijn.

Artikel 8 Bijzondere overeenkomsten 1. Investeringen waarvoor een bijzondere overeenkomst is gesloten tussen de ene Overeenkomstsluitende Partij en investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij zijn onderworpen aan de bepalingen van deze Overeenkomst en aan die van de bijzondere overeenkomst.2. Elke Overeenkomstsluitende Partij komt de door haar aangegane verbintenissen ten aanzien van investeringen door investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij na. Artikel 9 Regeling van investeringsgeschillen tussen een investeerder en een Overeenkomstsluitende Partij 1. Van elk investeringsgeschil tussen een investeerder van de ene Overeenkomstsluitende Partij en de andere Overeenkomstsluitende Partij wordt door de meest gerede partij schriftelijke kennis gegeven. De partijen proberen in de mate van het mogelijke tot een minnelijke schikking te komen hetzij via onderhandelingen hetzij door bemiddeling tussen de Overeenkomstsluitende Partijen langs diplomatieke weg. 2. Wanneer het geschil binnen zes maanden na kennisgeving ervan niet langs deze weg kan worden geregeld, kan de investeerder het geschil, naar keuze, ter beslechting voorleggen aan : a) de bevoegde rechtbank van de Overeenkomstsluitende Partij op wier grondgebied de investering is gedaan;of b) het Internationale Centrum voor Beslechting van Investeringsgeschillen (ICSID) dat is ingesteld krachtens het « Verdrag inzake de beslechting van investeringsgeschillen tussen Staten en onderdanen van andere Staten », dat op 18 maart 1965 te Washington voor ondertekening werd opengesteld;of c) een scheidsgerecht ad hoc dat, bij gebreke van een andere directe regeling tussen de partijen bij het geschil, wordt ingesteld krachtens de arbitrageregels van de Commissie inzake Internationaal Handelsrecht van de Verenigde Naties (UNCITRAL).3. Elke Overeenkomstsluitende Partij stemt hierbij in met onderwerping van een investeringsgeschil aan internationale bemiddeling of arbitrage.4. Zodra een investeerder het geschil aan een rechtbank van de desbetreffende Overeenkomstsluitende partij of aan het Centrum dan wel aan een scheidsgerecht ad hoc heeft voorgelegd, is de keuze van procedure als vermeld in lid 2 onherroepelijk.5. Geen van de bij het geschil betrokken Overeenkomstsluitende Partijen, zal in enig stadium van de arbitrageprocedure of van de uitvoering van een scheidsrechterlijke uitspraak als verweer kunnen aanvoeren dat de investeerder die tegenpartij is bij het geschil, een vergoeding ter uitvoering van een verzekeringspolis of van de in artikel 6 van deze Overeenkomst vermelde waarborg heeft ontvangen, die het geheel of een gedeelte van zijn verliezen dekt.6. De uitspraken van het scheidsgerecht zijn onherroepelijk en bindend voor de partijen bij het geschil.Elke Overeenkomstsluitende Partij verbindt zich ertoe ze uit te voeren overeenkomstig haar nationale wetgeving.

Artikel 10 Geschillen tussen de Overeenkomstsluitende Partijen betreffende de uitlegging of toepassing 1. Elk geschil tussen de Overeenkomstsluitende Partijen betreffende de uitlegging of toepassing van deze Overeenkomst moet zo mogelijk langs diplomatieke weg worden geregeld.2. Wanneer een geschil binnen een tijdvak van zes maanden na het begin van de onderhandelingen niet langs deze weg kan worden beslecht, wordt het op verzoek van een der Overeenkomstsluitende Partijen aan een scheidsgerecht voorgelegd.3. Het scheidsgerecht ad hoc wordt op de volgende wijze samengesteld : elke Overeenkomstsluitende Partij benoemt een scheidsman en de aldus benoemde scheidsmannen kiezen een onderdaan van een derde Staat tot voorzitter van het scheidsgerecht.De scheidsmannen en de voorzitter worden respectievelijk binnen drie en binnen vijf maanden na ontvangst van de kennisgeving van de arbitrageprocedure benoemd. 4. Wanneer de noodzakelijke benoemingen niet werden verricht binnen de in lid 3 van dit artikel voorgeschreven tijdvakken en er geen andere overeenstemming kon worden bereikt, kan een van de Overeenkomstsluitende partijen de President van het Internationale Gerechtshof verzoeken de noodzakelijke benoemingen te verrichten. Indien de President van het Internationale Gerechtshof onderdaan is van een der Overeenkomstsluitende Partijen of om een andere reden verhinderd is bedoelde functie uit te oefenen, wordt de Vice-President verzocht de noodzakelijke benoemingen te verrichten. Indien de Vice-President onderdaan is van een der Overeenkomstsluitende Partijen of eveneens verhinderd is genoemde functie uit te oefenen, wordt het in rang hoogste lid van het Internationale Gerechtshof dat geen onderdaan is van een der Overeenkomstsluitende Partijen, verzocht de noodzakelijke benoemingen te verrichten. 5. Het scheidsgerecht doet uitspraak op basis van eerbiediging van de wet, van de bepalingen van deze Overeenkomst alsmede van de beginselen van het internationale recht.6. Het scheidsgerecht stelt zijn eigen procedureregels vast en verstrekt op verzoek van een der Overeenkomstsluitende Partijen toelichting bij de uitspraak.Het scheidsgerecht doet zijn uitspraak bij meerderhjeid van stemmen. Een zodanige uitspraak is onherroepelijk en bindend voor de Partijen. 7. Iedere Overeenkomstsluitende Partij draagt de kosten van de scheidsman die zij heeft benoemd en van haar vertegenwoordiging.De kosten voor de voorzitter en de overige kosten worden gelijkelijk door de Overeenkomstsluitende Partijen gedragen.

Artikel 11 Toepassing van de overeenkomst Deze Overeenkomst is eveneens van toepassing op de investeringen die vanaf 1 januari 1957 gedaan werden door de investeerders van een der Overeenkomstsluitende Partijen op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij overeenkomstig haar wetten en voorschriften.

Artikel 12 Meest begunstigde natie In alle aangelegenheden met betrekking tot de behandeling van investeringen, genieten de investeerders van elke Overeenkomstsluitende Partij op het grondgebied van de andere Partij de behandeling van de meest begunstigde natie.

Artikel 13 Inwerkingtreding en duur 1. Deze Overeenkomst treedt in werking een maand na de datum waarop de Overeenkomstsluitende Partijen de akten van bekrachtiging hebben uitgewisseld.Ze blijft van kracht gedurende een tijdvak van tien jaar.

Tenzij de Overeenkomst ten minste twaalf maanden voor de datum van het verstrijken van de geldigheidsduur door een der Overeenkomstsluitende Partijen wordt opgezegd, wordt ze telkens stilzwijgend verlengd voor een tijdvak van tien jaar. Elke Overeenkomstsluitende Partij behoudt zich het recht voor de Overeenkomst te beëindigen met inachtneming van een opzegtermijn van ten minste twaalf maanden voor de datum van het verstrijken van de lopende termijn van geldigheid. 2. Na de inwerkingtreding van deze Overeenkomst zijn de bepalingen van het op 15 juli 1964 in Tunis tussen de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie, enerzijds, en de Republiek Tunisië, anderzijds, gesloten Verdrag inzake de bevordering van kapitaalinvesteringen en de bescherming van goederen, niet langer van kracht tussen de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie en de Republiek Tunisië.3. Investeringen die zijn gedaan voor de datum van beëindiging van deze Overeenkomst, blijven gedurende een bijkomend tijdvak van tien jaar de bescherming van de bepalingen van deze Overeenkomst genieten. Ten blijke waarvan de ondergetekende vertegenwoordigers, daartoe naar behoren gemachtigd door hun onderscheiden regeringen, deze Overeenkomst hebben ondertekend.

Gedaan te Tunis op 8 januari 1997 in twee oorspronkelijke exemplaren in de Nederlandse, de Franse en de Arabische taal, zijnde de drie teksten gelijkelijk authentiek. In geval van verschil in uitlegging is de Franse tekst doorslaggevend.

Voor de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie : Voor de Regering van het Koninkrijk België, Voor de Regering van het Vlaamse Gewest, Voor de Regering van het Waalse Gewest, en voor de Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest : Voor de Regering van het Groothertogdom Luxemburg : Erik DERYCKE, Minister van Buitenlandse Zaken Voor de Republiek Tunesië : Habib BEN YAHIA, Minister van Buitenlandse Zaken.

^