Etaamb.openjustice.be
Wet van 31 januari 2003
gepubliceerd op 28 februari 2003

Wet houdende de geleidelijke uitstap uit kernenergie voor industriële elektriciteitsproductie

bron
federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie
numac
2003011096
pub.
28/02/2003
prom.
31/01/2003
ELI
eli/wet/2003/01/31/2003011096/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

31 JANUARI 2003. - Wet houdende de geleidelijke uitstap uit kernenergie voor industriële elektriciteitsproductie


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK I. - Algemeen

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Art. 2.Voor de toepassing van deze wet wordt verstaan onder : 1° "datum van industriële ingebruikname" : datum van de formele overeenkomst tussen de elektriciteitsproducent, de constructeurs en het studiebureel waardoor de projectfase wordt afgesloten en de productiefase begint, te weten voor de bestaande nucleaire centrales : - Doel 1 : 15 februari 1975 - Doel 2 : 1 december 1975 - Doel 3 : 1 oktober 1982 - Doel 4 : 1 juli 1985 - Tihange 1 : 1 oktober 1975 - Tihange 2 : 1 februari 1983 - Tihange 3 : 1 september 1985.2° « de wet van 15 april 1994 » : de wet van 15 april 1994 betreffende de bescherming van de bevolking en van het leefmilieu tegen de uit ioniserende stralingen voortspruitende gevaren en betreffende het Federale Agentschap voor Nucleaire Controle. HOOFDSTUK II. - Beginselen van geleidelijke uitstap uit de industriële elektriciteitsproductie door splijting van kernbrandstoffen en verbod van nieuwe kerncentrales

Art. 3.Geen enkele nieuwe nucleaire centrale bestemd voor de industriële elektriciteitsproductie door splijting van kernbrandstoffen, kan worden opgericht en/of in exploitatie gesteld.

Art. 4.§ 1. De nucleaire centrales bestemd voor de industriële elektriciteitsproductie door splijting van kernbrandstoffen, worden gedesactiveerd veertig jaar na de datum van hun industriële ingebruikname en mogen vanaf dan geen elektriciteit meer produceren. § 2. Alle individuele vergunningen tot exploitatie en tot industriële elektriciteitsproductie door splijting van kernbrandstoffen, die door de Koning zonder tijdsbeperking werd toegekend : a) krachtens de wet van 29 maart 1958 betreffende de bescherming van de bevolking tegen de uit ioniserende stralingen voortspruitende gevaren alsook op basis van artikel 5 van het koninklijk besluit van 28 februari 1963 houdende algemeen reglement op de bescherming van de bevolking en van de werknemers tegen het gevaar van de ioniserende stralingen en die van toepassing blijven krachtens artikel 52 van de wet van 15 april 1994;b) op basis van artikel 16 van de wet van 15 april 1994, alsook krachtens de artikelen 5 en 6 van het koninklijk besluit van 20 juli 2001 houdende algemeen reglement op de bescherming van de bevolking, van de werknemers en het leefmilieu tegen het gevaar van de ioniserende stralingen; nemen een einde veertig jaar na de datum van industriële ingebruikname van de betrokken productie-installatie. HOOFDSTUK III. - Wijzigings- en slotbepalingen

Art. 5.In artikel 16, § 1, eerste lid, van de wet van 15 april 1994 worden de woorden « De Koning verleent of weigert » vervangen door de woorden : « Met uitzondering van de installaties voor industriële elektriciteitsproductie door splijting van kernbrandstoffen die, overeenkomstig artikelen 3 en 4 van de wet van 31 januari 2003 houdende de geleidelijke uitstap uit kernenergie voor industriële elektriciteitsproductie, niet meer het voorwerp van vergunningen kunnen uitmaken, verleent of weigert de Koning ».

Art. 6.In artikel 3 van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° er wordt een § 1bis ingevoegd luidende : « § 1bis.Vanaf 2015 wordt het indicatief programma jaarlijks opgemaakt »; 2° § 2 wordt aangevuld als volgt : "5° het evalueert de bevoorradingszekerheid inzake elektriciteit en formuleert, wanneer deze in het gedrang dreigt te komen, aanbevelingen dienaangaande".

Art. 7.In artikel 4, § 1, eerste lid, van dezelfde wet worden de woorden « De bouw van nieuwe installaties voor electriciteitsproductie is onderworpen » vervangen door de woorden : « Met uitzondering van de installaties voor de industriële elektriciteits-productie door splijting van kernbrandstoffen die, overeenkomstig artikelen 3 en 4 van de wet van 31 januari 2003 houdende de geleidelijke uitstap uit kernenergie voor industriële elektriciteitsproductie, niet meer het voorwerp van vergunningen kunnen uitmaken, is de bouw van nieuweinstallaties voor electriciteitsproductie onderworpen ».

Art. 8.Artikel 23, § 2, tweede lid, van dezelfde wet, gewijzigd bij wet van 16 juli 2001 wordt aangevuld als volgt : « 18° de bevoorradingszekerheid inzake elektriciteit opvolgen, eventuele problemen signaleren en, in voorkomend geval, aanbevelingen dienaangaande formuleren. »

Art. 9.In geval van bedreiging van de bevoorradingszekerheid inzake elektriciteit, kan de Koning, bij een besluit vastgelegd na overleg in de Ministerraad, na advies van de Commissie voor de Regulering van de Elektriciteit en het Gas, de noodzakelijke maatregelen nemen en dit onverminderd de artikelen 3 tot 7 van deze wet, tenzij in geval van overmacht. Dit advies zal inzonderheid betrekking hebben op de weerslag van de evolutie van de productieprijzen op de bevoorradingszekerheid.

Art. 10.Wanneer er tot sluiting van een nucleaire centrale overgegaan wordt, moet er in overleg met de sociale partners een sociaal begeleidingsplan voor de betrokken werknemers opgesteld worden.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 31 januari 2003.

ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister, Minister van Mobiliteit en Vervoer, Mevr. I. DURANT De Staatssecretaris voor Energie en Duurzame Ontwikkeling, O. DELEUZE Met 's Lands zegel geregeld, De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN _______ Nota (1) Gedrukte stukken van de Kamer van volksvertegenwoordigers. Zitting 2001-2002.

Wetsontwerp, nr. 50 1910/001.

Gewone zitting 2002-2003.

Amendement, nr. 50 1910/002. - Amendement, nr. 50 1910/003. - Verslag, nr. 50 1910/004. - Tekst aangenomen door de commissie, nr. 50 1910/005. - Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgemaakt aan de Senaat, nr. 50 1910/006.

Gedrukte stukken van de Senaat : Gewone zitting 2002-2003.

Evocatieprocedure, nr. 2-1376/1. - Amendementen, nr. 2-1376/2. - Verslag, nr. 2-1376/3. - Amendementen, nr. 2-1376/4. - Beslissing om niet te amenderen, nr. 2-1376/5.

^