Etaamb.openjustice.be
Wet van 31 januari 2007
gepubliceerd op 20 april 2007

Wet tot wijziging van de wet van 23 december 2005 betreffende het generatiepact met het oog op de invoering van een nieuw systeem voor de financiering van de ziekteverzekering

bron
federale overheidsdienst sociale zekerheid
numac
2007022574
pub.
20/04/2007
prom.
31/01/2007
ELI
eli/wet/2007/01/31/2007022574/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

31 JANUARI 2007. - Wet tot wijziging van de wet van 23 december 2005 betreffende het generatiepact (1) met het oog op de invoering van een nieuw systeem voor de financiering van de ziekteverzekering


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen, hetgeen volgt : TITEL I. - Voorafgaande bepaling

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

TITEL II. - Bepalingen betreffende de beperking van de bedragen verschuldigd door de globale beheren van de werknemers en zelfstandigen voor de financiering van de geneeskundige verzorging

Art. 2.In titel V van de wet van 23 december 2005 betreffende het generatiepact wordt een hoofdstuk V ingevoegd, luidende : « Hoofdstuk V. - Nieuw financieringsmechanisme voor de begroting van de ziekteverzekering

Art. 91bis.- In artikel 24 van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 8 augustus 1997 en de wet van 25 januari 1999, worden een § 1bis, 1ter, en 1quater ingevoegd, luidende : « § 1bis. Vanaf het boekjaar 2008, in afwijking van de bepalingen van § 1, onverminderd de dekking van de behoeften van de dagelijkse thesaurie, is het gedeelte van de geglobaliseerde geldmiddelen verschuldigd voor de financiering van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging, voor het boekjaar, beperkt overeenkomstig de bepalingen van deze paragraaf.

Het bedrag verschuldigd voor een boekjaar N krachtens deze beperking is gelijk aan het bedrag verschuldigd, overeenkomstig deze paragraaf, voor het voorgaande boekjaar N-1, waarop het percentage van de stijging van de beschikbare effectieve inkomsten uit bijdragen tussen het boekjaar N-1 en het boekjaar N-2 wordt toegepast. Het boekjaar N is het lopende boekjaar, het boekjaar N-1 is het voorgaande boekjaar en het boekjaar N-2 is het boekjaar dat aan N-1 voorafgaat.

De Koning kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, een gedeelte van het bedrag verschuldigd krachtens het vorige lid neutraliseren. De neutralisatie heeft tot doel de weerslag op het stijgingspercentage van de beschikbare effectieve inkomsten uit bijdragen van beslissingen genomen door de federale overheid en die hogere inkomsten uit bijdragen voor de financiering van nieuwe initiatieven beogen, teniet te doen.

De Koning kan ook bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad het stijgingspercentage van de beschikbare effectieve inkomsten uit bijdragen voor de berekening van het in het tweede lid bedoelde bedrag corrigeren, en dit enkel met als doel de negatieve weerslag van een beleidswijziging op voormeld stijgingspercentage van de sociale bijdragen te beperken of te neutraliseren. Deze correctie kan bovendien slechts worden toegepast indien de weerslag van de beleidswijziging op de financiering van het globaal beheer volledig en bruto gecompenseerd werd.

Voor de toepassing van deze paragraaf zijn de beschikbare effectieve inkomsten uit bijdragen van een boekjaar de som van de volgende beschikbare effectieve opbrengsten van bijdragen : -de opbrengst van de globale bijdrage bedoeld in artikel 23, vierde lid, en in artikel 1, § 5 van de wet van 1 augustus 1985 houdende sociale bepalingen, en in artikel 3, § 6 van de besluitwet van 7 februari 1945 betreffende de maatschappelijke veiligheid van de zeelieden ter koopvaardij; - de opbrengst van de bijdrage bedoeld in artikel 38, § 3, eerste lid, 9° en in artikel 3, § 3, eerste lid, 7°, van de besluitwet van 7 februari 1945 betreffende de maatschappelijke veiligheid van de zeelieden ter koopvaardij; - de opbrengst van de loonmatigingsbijdrage bedoeld in artikel 38, § 3bis; - de opbrengst van de bijzondere bijdrage bedoeld in artikel 38, § 3ter en in artikel 3, § 3ter van de besluitwet van 7 februari 1945 betreffende de maatschappelijke veiligheid van de zeelieden ter koopvaardij; - de opbrengst van de bijzondere bijdrage voor de sociale zekerheid, bedoeld in artikel 106 tot en met 112 van de wet van 30 maart 1994 houdende sociale bepalingen; - de opbrengst van de bijzondere bijdrage ten laste van de werkgever op het conventioneel brugpensioen, bedoeld in artikel 141 van de wet van 29 december 1990 houdende sociale bepalingen; - de opbrengst van de bijzondere compenserende maandelijkse werkgeversbijdrage, bedoeld in artikel 11 van de wet van 3 april 1995 houdende maatregelen tot bevordering van de tewerkstelling; - de opbrengst van de bijzondere bijdrage bedoeld in artikel 2 van het koninklijk besluit van 27 november 1996 tot instelling van een bijzondere werkgeversbijdrage ter financiering van het stelsel van de tijdelijke werkloosheid en de anciënniteitstoeslag voor oudere werklozen, in toepassing van artikel 3, § 1, 4° van de wet van 26 juli 1996 strekkende tot realisatie van de budgettaire voorwaarden tot deelname van België aan de Europese Economische en Monetaire Unie; - de opbrengst van de solidariteitsbijdrage voor het persoonlijk gebruik van een door de werkgever ter beschikking gesteld voertuig, bedoeld in artikel 38, § 3quater; - de opbrengst van de solidariteitsbijdrage voor de tewerkstelling van studenten die niet onderworpen zijn aan het stelsel van sociale zekerheid van de werknemers, bedoeld in artikel 1 van het koninklijk besluit van 23 december 1996 houdende maatregelen met het oog op de invoering van een solidariteitsbijdrage op de tewerkstelling van studenten die niet onderworpen zijn aan het stelsel van sociale zekerheid van de werknemers.

De Koning kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, deze lijst van bijdragen wijzigen.

Worden bedoeld onder effectieve opbrengsten, de opbrengsten van de werkelijk geïnde bijdragen, namelijk na aftrek van de verminderingen van sociale-zekerheidsbijdragen toegekend krachtens deze wet evenals de programmawet (I) van 24 december 2002. Worden bedoeld onder beschikbare opbrengsten van bijdragen, het saldo van de bijdragen na aftrek van de volgende toewijzingen : - de toewijzingen bedoeld in artikel 35.

De Koning kan deze de lijst van toewijzingen wijzigen.

Deze beschikbare effectieve ontvangsten zullen worden geïsoleerd en het totaal ervan zal apart vermeld worden in een bijlage bij de rekeningen van begrotingsuitvoering. Het percentage van de stijging van de beschikbare effectieve inkomsten uit bijdragen tussen het boekjaar N-1 en het boekjaar N-2 wordt vastgelegd bij de goedkeuring van deze rekeningen. De in deze paragraaf bedoelde rekeningen van begrotingsuitvoering zijn de rekeningen die voor ieder boekjaar worden opgemaakt door de Rijksdienst voor sociale zekerheid bij toepassing van artikel 11 a) van het koninklijk besluit van 22 juni 2001 tot vaststelling van de regelen inzake de begroting, de boekhouding en de rekeningen van de openbare instellingen van sociale zekerheid die zijn onderworpen aan het koninklijk besluit van 3 april 1997 houdende maatregelen met het oog op de responsabilisering van de openbare instellingen van sociale zekerheid.

Indien de in het eerste lid bedoelde beperking aanleiding geeft tot marges worden deze toegewezen voor de dekking van de thesauriebehoeften en, voor het overige, voor de reserves van de regeling. Deze marges worden niet gebruikt ter financiering van nieuwe initiatieven in andere takken van de sociale zekerheid dan de geneeskundige verzorging.

Voor het boekjaar 2008 zal het percentage van de stijging van de beschikbare effectieve inkomsten uit bijdragen tussen het boekjaar N-1 en het boekjaar N-2 worden toegepast op het gedeelte van de geglobaliseerde geldmiddelen toegewezen in 2007 voor de financiering van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging krachtens § 1, verminderd met de bedragen inherent aan de betaling van de overschrijdingen van de begrotingsdoelstellingen van de geneeskundige verzorging van de vorige jaren. § 1ter. Ingeval voor een boekjaar, de uitgaven in het kader van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging hoger zijn dan de globale jaarlijkse begrotingsdoelstelling vastgelegd overeenkomstig artikel 40, § 1, van voormelde wet van 14 juli 1994, wordt het gedeelte van de geglobaliseerde geldmiddelen verschuldigd voor de financiering van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging, voor het boekjaar, zoals voorzien in de vorige paragraaf, aangevuld met een bedrag dat overeenstemt met een percentage van de overschrijding rekening houdend met artikel 198, § 3 van dezelfde wet.

De Koning bepaalt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad en na advies van het Beheerscomité van de sociale zekerheid, het percentage van de overschrijding dat ten laste gelegd wordt van de RSZ-Globaal beheer alsook de voorwaarden en modaliteiten van de storting van deze bijkomende tegemoetkoming. De Staat draagt niet bij tot deze bijkomende tegemoetkoming.

Dit besluit is gemeenschappelijk met het in § 1ter van artikel 6 van het koninklijk besluit van 18 november 1996 strekkende tot invoering van een globaal financieel beheer in het sociaal statuut der zelfstandigen, met toepassing van hoofdstuk I van titel VI van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels bedoeld besluit. Het in de vorige zin bedoeld gemeenschappelijke besluit zal een verdeelsleutel van dit in het eerste lid bedoeld bijkomende bedrag overnemen. Deze verdeelsleutel zal voor elk globaal beheer overeenstemmen met hun in § 1quater van respectievelijk artikel 24 van deze wet en artikel 6 van het koninklijk besluit van 18 november 1996 strekkende tot invoering van een globaal financieel beheer in het sociaal statuut der zelfstandigen, met toepassing van hoofdstuk I van titel VI van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels bedoeld percentage. § 1quater. Vanaf het boekjaar 2008, worden per boekjaar, onverminderd §§ 1bis en 1ter, bijkomende geldmiddelen voor de financiering van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging toegewezen.

Deze bijkomende geldmiddelen zijn gelijk aan het percentage van een bedrag. Dit bedrag is gelijk aan de uitgaven vermeld in de begroting van de verzekering voor geneeskundige verzorging vastgelegd bij toepassing van artikel 16, § 1, 3°, van voormelde wet van 14 juli 1994, voor dat boekjaar, verminderd met : a) een bedrag overeenstemmend met het gedeelte van de geglobaliseerde financiële middelen verschuldigd krachtens § 1bis voor dat boekjaar;b) een bedrag overeenstemmend met het gedeelte van de ontvangsten van het globaal financieel beheer van het sociaal statuut, verschuldigd krachtens § 1bis van artikel 6 van het koninklijk besluit van 18 november 1996 strekkende tot invoering van een globaal financieel beheer in het sociaal statuut der zelfstandigen, met toepassing van hoofdstuk I van titel VI van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels, voor dat boekjaar;c) een bedrag overeenstemmend met de som van de eigen inkomsten bestemd voor de regeling voor geneeskundige verzorging, bedoeld in artikel 22, § 2, b ), voor dat boekjaar, en opgenomen in de voorlopige afsluiting zoals opgemaakt krachtens artikel 202, § 2, van voormelde wet van 14 juli 1994. Het in het vorig lid bedoeld percentage is gelijk aan de deling van het in a) van vorig lid bedoeld bedrag door de som van de in a) en b) van hetzelfde lid bedoelde bedragen.

Art. 91ter.- In artikel 6 van het koninklijk besluit van 18 november 1996 strekkende tot invoering van een globaal financieel beheer in het sociaal statuut der zelfstandigen, met toepassing van hoofdstuk I van titel VI van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 18 november 1996, worden een § 1bis, 1ter en 1quater ingevoegd, luidende : « § 1bis. Vanaf het boekjaar 2008, in afwijking van de bepalingen van § 1, onverminderd de dekking van de behoeften van de dagelijkse thesaurie, is het gedeelte van de ontvangsten van het globaal financieel beheer van het sociaal statuut verschuldigd voor de financiering van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging, voor het boekjaar, beperkt overeenkomstig de bepalingen van deze paragraaf.

Het bedrag verschuldigd voor een boekjaar N krachtens deze beperking is gelijk aan het bedrag verschuldigd, overeenkomstig deze paragraaf, voor het voorgaande boekjaar N-1, waarop het percentage van de stijging van de beschikbare effectieve inkomsten uit bijdragen tussen het boekjaar N-1 en het boekjaar N-2 wordt toegepast. Het boekjaar N is het lopende boekjaar, het boekjaar N-1 is het voorgaande boekjaar en het boekjaar N-2 is het boekjaar dat aan N-1 voorafgaat.

De Koning kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, een gedeelte van het bedrag verschuldigd krachtens het vorig lid neutraliseren. De neutralisatie heeft tot doel de weerslag op het stijgingspercentage van de beschikbare effectieve inkomsten uit bijdragen van beslissingen genomen door de federale overheid en die hogere inkomsten uit bijdragen voor de financiering van nieuwe initiatieven beogen, teniet te doen.

De Koning kan ook bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad het stijgingspercentage van de beschikbare effectieve inkomsten uit bijdragen voor de berekening van het in het tweede lid bedoelde bedrag corrigeren, en dit enkel met als doel de negatieve weerslag van een beleidswijziging op voormeld stijgingspercentage van de sociale bijdragen te beperken of te neutraliseren. Deze correctie kan bovendien slechts worden toegepast indien de weerslag van de beleidswijziging op de financiering van het globaal beheer reeds volledig en bruto gecompenseerd werd.

Voor de toepassing van deze paragraaf zijn de beschikbare effectieve inkomsten uit bijdragen van een boekjaar de som van de volgende beschikbare effectieve opbrengsten van de volgende toegewezen bijdragen : - alle bijdragen geïnd ter uitvoering van de bijdrageregelingen in de volgende wetten en besluiten, of in de besluiten ter uitvoering daarvan : 1° de wet van 30 juni 1956 betreffende het ouderdomspensioen der zelfstandigen, opgeheven bij de wet van 28 maart 1960;2° de wet van 28 maart 1960 betreffende het rust- en overlevingspensioen der zelfstandigen, opgeheven bij de wet van 31 augustus 1963;3° de wet van 31 augustus 1963 betreffende het rust- en overlevingspensioen der zelfstandigen, opgeheven bij het koninklijk besluit nr.72 van 10 november 1967; 4° het koninklijk besluit nr.38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen; 5° het koninklijk besluit nr.72 van 10 november 1967 betreffende het rust- en overlevingspensioen der zelfstandigen; 6° het koninklijk besluit nr.38 van 30 maart 1982 tot instelling in de sector der zelfstandigen van een bijzondere tijdelijke bijdrage ten laste van de alleenstaanden en van de gezinnen zonder kinderen; 7° het koninklijk besluit nr.160 van 30 december 1982 tot vaststelling in de sector van de zelfstandigen, van een bijzondere bijdrage ten laste van de alleenstaanden en de gezinnen zonder kinderen; 8° het koninklijk besluit nr.218 van 7 november 1983 tot vaststelling, in de sector van de zelfstandigen, voor het jaar 1984, van een bijzondere bijdrage ten laste van de alleenstaanden en van de gezinnen zonder kinderen; 9° het koninklijk besluit nr.290 van 31 maart 1984 tot vaststelling, in de sector van de zelfstandigen, van een bijzondere bijdrage ten laste van de alleenstaanden en van de gezinnen zonder kinderen; 10° hoofdstuk III van titel III van de wet van 26 juni 1992 houdende sociale en diverse bepalingen, betreffende de invoering van een eenmalige bijdrage ten laste van de vennootschappen, bestemd voor het sociaal statuut der zelfstandigen;11° hoofdstuk II van titel III van de wet van 30 december 1992 houdende sociale en diverse bepalingen, betreffende de invoering van een jaarlijkse bijdrage ten laste van de vennootschappen bestemd voor het sociaal statuut der zelfstandigen;12° het koninklijk besluit van 29 december 1967 betreffende de rechten van gewezen kolonisten binnen het raam van het stelsel voor rust- en overlevingspensioen der zelfstandigen;13° wet van 13 juli 2005 met betrekking tot de invoering van een jaarlijkse bijdrage ten laste van bepaalde instellingen - de bijdragen verschuldigd krachtens de volgende besluiten : 1° het koninklijk besluit nr.12 van 26 februari 1982 houdende de sociale solidariteitsbijdrage ten laste van de genieters van bedrijfsinkomsten die niet aan de index van de consumptieprijzen gebonden zijn; 2° het koninklijk besluit nr.186 van 30 december 1982 houdende de sociale solidariteitsbijdrage verschuldigd voor het jaar 1983 door de genieters van bedrijfsinkomsten die niet aan de index van de consumptieprijzen gebonden zijn; 3° het koninklijk besluit nr.289 van 31 maart 1984 houdende tijdelijke maatregelen inzake matiging van de inkomsten der zelfstandigen met het oog op de vermindering van de openbare lasten en het financieel evenwicht van het sociaal statuut van de zelfstandigen; 4° het koninklijk besluit nr.464 van 25 september 1986 tot consolidering van de maatregelen inzake matiging van de inkomsten der zelfstandigen.

De Koning kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, deze lijst van bijdragen wijzigen.

Worden bedoeld onder effectieve opbrengsten, de opbrengsten van de werkelijk geïnde bijdragen, namelijk na aftrek van de verminderingen van sociale-zekerheidsbijdragen toegekend krachtens de in dit besluit vermelde wetten en besluiten.

Worden bedoeld onder beschikbare opbrengsten van bijdragen, het saldo van de bijdragen na aftrek van de volgende toewijzingen : - de terugbetalingen die moeten worden verricht in het kader van de in het vorig lid vermelde besluiten; - het gedeelte van het bijdragesaldo toegewezen bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad aan het Participatiefonds opgericht bij artikel 73 van de wet van 28 juli 1992 houdende fiscale en financiële bepalingen, voor de financiering van specifieke opdrachten in de sector van de kleine en middelgrote ondernemingen.

De Koning kan deze de lijst van toewijzingen wijzigen.

Deze beschikbare effectieve ontvangsten zullen worden geïsoleerd en het totaal ervan zal apart vermeld worden in een bijlage bij de rekeningen van begrotingsuitvoering. Het percentage van de stijging van de beschikbare effectieve inkomsten uit bijdragen tussen het boekjaar N-1 en het boekjaar N-2 wordt vastgelegd bij de goedkeuring van deze rekeningen. De in deze paragraaf bedoelde rekeningen van begrotingsuitvoering zijn de rekeningen die voor ieder boekjaar worden opgemaakt door het Rijksinstituut voor de sociale verzekeringen der zelfstandigen bij toepassing van artikel 11, a) van het koninklijk besluit van 22 juni 2001 tot vaststelling van de regelen inzake de begroting, de boekhouding en de rekeningen van de openbare instellingen van sociale zekerheid die zijn onderworpen aan het koninklijk besluit van 3 april 1997 houdende maatregelen met het oog op de responsabilisering van de openbare instellingen van sociale zekerheid.

Indien de in het eerste lid bedoelde beperking aanleiding geeft tot marges worden deze toegewezen voor de dekking van de thesauriebehoeften en, voor het overige, voor de reserves van de regeling. Deze marges worden niet gebruikt ter financiering van nieuwe initiatieven in andere takken van de sociale zekerheid dan de geneeskundige verzorging.

Voor het boekjaar 2008 zal het percentage van de stijging van de beschikbare effectieve inkomsten uit bijdragen tussen het boekjaar N-1 en het boekjaar N-2 worden toegepast op het gedeelte van de ontvangsten van het globaal financieel beheer van het sociaal statuut toegewezen in 2007 voor de financiering van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging krachtens § 1, verminderd met de bedragen inherent aan de betaling van de overschrijdingen van de begrotingsdoelstelling van geneeskundige verzorging van de vorige jaren. § 1ter. Ingeval voor een boekjaar, de uitgaven in het kader van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging hoger zijn dan de globale jaarlijkse begrotingsdoelstelling vastgelegd overeenkomstig artikel 40, § 1, van voormelde wet van 14 juli 1994, wordt het gedeelte van de ontvangsten van het globaal financieel beheer van het sociaal statuut verschuldigd voor de financiering van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging, voor het boekjaar, zoals voorzien in de vorige paragraaf, aangevuld met een bedrag dat overeenstemt met een percentage van de overschrijding rekening houdend met artikel 198, § 3 van dezelfde wet.

De Koning bepaalt bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad en na advies van het Beheerscomité van het sociaal statuut van de zelfstandigen, het percentage van de overschrijding dat ten laste gelegd wordt van het globaal financieel beheer van het sociaal statuut van de zelfstandigen alsook de voorwaarden en modaliteiten voor de storting van deze bijkomende tegemoetkoming. De Staat draagt niet bij tot deze bijkomende tegemoetkoming.

Dit besluit is gemeenschappelijk met het in § 1ter van artikel 24 van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers bedoeld besluit. Het in de vorige zin bedoeld gemeenschappelijke besluit zal een verdeelsleutel van dit in het eerste lid bedoeld bijkomende bedrag overnemen. Deze verdeelsleutel zal voor elk globaal beheer overeenstemmen met hun in § 1quater van respectievelijk artikel 6 van dit besluit en artikel 24 van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers bedoeld percentage. § 1quater. Vanaf het boekjaar 2008, worden per boekjaar, onverminderd §§ 1bis en 1ter, bijkomende geldmiddelen voor de financiering van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging toegewezen.

Deze bijkomende geldmiddelen zijn gelijk aan het percentage van een bedrag. Dit bedrag is gelijk aan de uitgaven vermeld in de begroting van de verzekering voor geneeskundige verzorging vastgelegd bij toepassing van artikel 16, § 1, 3°, van voormelde wet van 14 juli 1994, voor dat boekjaar, verminderd met : a) een bedrag overeenstemmend met het gedeelte van de ontvangsten van het globaal financieel beheer van het sociaal statuut verschuldigd krachtens § 1bis voor dat boekjaar;b) een bedrag overeenstemmend met het gedeelte van de geglobaliseerde financiële middelen, verschuldigd krachtens § 1bis van artikel 24 van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers, voor dat boekjaar;c) een bedrag overeenstemmend met de som van de eigen inkomsten bestemd voor de regeling voor geneeskundige verzorging, bedoeld in artikel 22, § 2, b ), voor dat boekjaar, en opgenomen in de voorlopige afsluiting zoals opgemaakt krachtens artikel 202, § 2, van voormelde wet van 14 juli 1994. Het in het vorig lid bedoeld percentage is gelijk aan de deling van het in a) van het vorig lid bedoeld bedrag door de som van de in a) en b) van hetzelfde lid bedoelde bedragen.»

Art. 91quater.- In artikel 66 van de programmawet van 2 januari 2001, gewijzigd bij de wetten van 30 december 2001, 20 juli 2001, 2 augustus 2002, 24 december 2002, 22 december 2003, 9 juli 2004, 27 december 2004, 3 juli 2005, 11 juli 2005, 20 juli 2005 en 23 december 2005, 20 juli 2006, 27 december 2006 wordt een § 13 ingevoegd, luidende : « § 13. Vanaf het jaar 2008 worden twee bedragen ingehouden van de ontvangsten van de Staat en toegewezen respectievelijk aan de RSZ-globaal beheer, bedoeld in artikel 5, eerste lid, 2°, van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders en aan het Fonds voor het financieel evenwicht in het sociaal statuut der zelfstandigen, bedoeld in artikel 21bis van het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen.

De in het vorige lid bedoelde bedragen stemmen overeen, per boekjaar, respectievelijk met het bedrag van de bijkomende geldmiddelen zoals omschreven in § 1quater van artikel 24 van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers en het bedrag van bijkomende geldmiddelen zoals omschreven in § 1quater van artikel 6 van het koninklijk besluit van 18 november 1996 strekkende tot invoering van een globaal financieel beheer in het sociaal statuut der zelfstandigen, met toepassing van hoofdstuk I van titel VI van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels.

De in het vorig lid bedoelde bedragen mogen slechts worden vastgelegd na het opmaken van de rekeningen van het boekjaar N-1. Een raming van deze bedragen wordt dan ook gebruikt tijdens het boekjaar. Deze raming wordt gemaakt bij het opmaken van het oorspronkelijk budget van het boekjaar en wordt eventueel herzien tijdens de begrotingscontrole.

Deze geraamde bedragen worden tijdens het boekjaar gestort in 12 gelijke maandschijven.

Het in het tweede lid bedoeld bedrag voor een boekjaar, verminderd met het in het derde lid bedoeld bedrag voor hetzelfde boekjaar, wordt gestort voor het einde van het laatste kwartaal van het boekjaar.

Indien de in de vorige zin bedoelde datum niet wordt nageleefd, wordt het bedrag verhoogd met een interest, berekend tegen het marktpercentage, dat de periode tussen de datum van betaling en de datum van einde van het boekjaar dekt. Indien het in het derde lid bedoeld bedrag hoger ligt dan het in het tweede lid bedoeld bedrag, wordt het in het eerste zin bedoeld bedrag negatief en wordt dus een regularisatie toegepast. Indien de regularisatie niet voor het einde van het laatste kwartaal van het boekjaar wordt toegepast wordt de regularisatie verhoogd met een interest, berekend tegen het marktpercentage, dat de periode tussen de datum van betaling en de datum van einde van het boekjaar dekt.

Art. 91quinquies.- In artikel 191, eerste lid, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, vervangen bij het koninklijk besluit van 12 augustus 1994, en gewijzigd bij de wetten van 20 december 1995 en 26 juli 1996, het koninklijk besluit van 25 april 1997, de wetten van 22 februari 1998, 25 januari 1999, 4 mei 1999, 24 december 1999, 12 augustus 2000, 2 januari 2001, 10 augustus 2001, 2 augustus 2002, 22 augustus 2002, 24 december 2002, 8 april 2003, 22 december 2003, 7 mei 2004, 9 juli 2004, 27 december 2004, 27 april 2005, 11 juli 2005, het koninklijk besluit van 10 augustus 2005, en de wet van 27 december 2005 worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° Punt 1° wordt vervangen als volgt : « 1° een aandeel in de geldmiddelen van het globaal beheer bepaald overeenkomstig artikel 24, § 1, 1bis, 1ter en 1quater van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers;»; 2° Punt 1°bis wordt vervangen als volgt : « 1°bis een aandeel in de jaarlijkse verdeling van de inkomsten, bedoeld in artikelen 6 en 7 van het koninklijk besluit van 18 november 1996 strekkende tot invoering van een globaal financieel beheer in het sociaal statuut der zelfstandigen, met toepassing van hoofdstuk I van titel VI van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels;»

Art. 91sexies.- In artikel 202, § 2, erste lid, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 30 december 2001, worden de volgende wijzigingen aangebracht : De woorden « De voorlopige uitgaven van de verzekering voor geneeskundige verzorging » worden vervangen door de woorden « De voorlopige uitgaven en de eigen ontvangsten van de verzekering voor geneeskundige verzorging ». ».

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 31 januari 2007.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Sociale Zaken, R. DEMOTTE De Minister van Middenstand, Mevr. S. LARUELLE Met 's Lands zegel gezegeld.

De Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX

^