Etaamb.openjustice.be
Wet van 31 mei 2009
gepubliceerd op 10 juli 2009

Wet houdende wijzigingen aan de wet van 17 januari 2003 betreffende de rechtsmiddelen en de geschillenbeslechting naar aanleiding van de wet van 17 januari 2003 met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector

bron
federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie
numac
2009011301
pub.
10/07/2009
prom.
31/05/2009
ELI
eli/wet/2009/05/31/2009011301/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)Kamer (parl. doc.)Senaat (fiche)
Document Qrcode

31 MEI 2009. - Wet houdende wijzigingen aan de wet van 17 januari 2003 betreffende de rechtsmiddelen en de geschillenbeslechting naar aanleiding van de wet van 17 januari 2003 met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen, hetgeen volgt :

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet

Art. 2.Artikel 2 van de wet van 17 januari 2003 betreffende de rechtsmiddelen en de geschillenbehandeling naar aanleiding van de wet van 17 januari 2003 met betrekking tot het statuut van de Belgische post- en telecommunicatiesector, gewijzigd bij de wetten van 22 december 2003, van 6 juli 2005, 20 juli 2006 en van 25 april 2007, wordt vervangen als volgt : «

Art. 2.§ 1. Tegen de besluiten van het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie kan beroep met volle rechtsmacht worden ingesteld bij het hof van beroep te Brussel, rechtsprekend zoals in kort geding.

Iedere persoon die een belang heeft om op te treden, mag het in het eerste lid bedoelde beroep indienen.

De minister die bevoegd is voor telecommunicatie kan een beroep zoals vermeld in het eerste lid instellen. § 2. Het beroep wordt, op straffe van nietigheid die ambtshalve wordt uitgesproken, ingesteld door middel van een ondertekend verzoekschrift dat wordt ingediend ter griffie van het hof van beroep van Brussel binnen een termijn van zestig dagen na de kennisgeving van het besluit of bij gebreke aan een kennisgeving, na de publicatie van het besluit of bij gebreke aan een publicatie, na de kennisname van het besluit.

Het verzoekschrift bevat op straffe van nietigheid : 1° de aanduiding van dag, maand en jaar;2° indien de verzoeker een natuurlijke persoon is, zijn naam, voornaam, beroep en woonplaats, alsook, in voorkomend geval, zijn ondernemingsnummer;indien de verzoeker een rechtspersoon is, de benaming, de rechtsvorm, de maatschappelijke zetel en de hoedanigheid van de persoon die of het orgaan dat hem vertegenwoordigt, alsook, in voorkomend geval, zijn ondernemingsnummer; indien het beroep uitgaat van de minister, de benaming en het adres van de dienst die hem vertegenwoordigt; 3° de vermelding van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld;4° een lijst van de namen, hoedanigheden en adressen van de partijen aan wie de beslissing ter kennis was gebracht;5° de uiteenzetting van de middelen;6° de plaats, de dag en het uur van de verschijning vastgesteld door de griffie van het hof van beroep;7° de handtekening van de verzoeker of van zijn advocaat. Binnen vijf werkdagen na het indienen van het verzoekschrift moet de verzoeker, op straffe van nietigheid van het verzoek, een afschrift van het verzoekschrift bij een ter post aangetekende brief met ontvangstbewijs toesturen aan de partijen die in het geding werden geroepen in de procedure die geleid heeft tot de aangevochten beslissing, aan het Instituut, alsook aan de minister die bevoegd is voor telecommunicatie indien hij de verzoeker niet is.

Tegenberoep kan worden ingesteld. Het is slechts ontvankelijk indien het is ingesteld binnen een maand na de ontvangst van de brief waarin het vorige lid voorziet.

Het tegenberoep kan echter niet toegelaten worden indien het hoofdberoep nietig of laattijdig wordt verklaard.

Het hof van beroep te Brussel stelt de termijn vast waarbinnen de partijen elkaar hun schriftelijke opmerkingen moeten meedelen en ze bij de griffie moeten indienen.

De minister die bevoegd is voor telecommunicatie kan zijn schriftelijke opmerkingen bij de griffie van het hof van beroep te Brussel indienen en het dossier ter plaatse op de griffie raadplegen.

Het hof van beroep te Brussel stelt de termijnen vast om deze opmerkingen voor te leggen. De griffie brengt deze opmerkingen ter kennis van de partijen. § 3. Het oorspronkelijke administratieve dossier van het Instituut wordt tegelijk met de opmerkingen van het Instituut aan de overige partijen overgezonden.

Het definitieve dossier van de procedure, zoals dit aan de overige partijen is overgezonden met elke opmerkingen van het Instituut, wordt tegelijk met de laatste opmerkingen van het Instituut ingediend bij de griffie van het hof van beroep van Brussel. § 4. Het beroep schorst de besluiten van het Instituut niet.

Het hof van beroep kan echter, op verzoek van de belanghebbende en bij beslissing alvorens recht te doen, de tenuitvoerlegging van het besluit van het Instituut geheel of gedeeltelijk schorsen tot op de dag van de uitspraak van het arrest.

De schorsing van de tenuitvoerlegging kan slechts bevolen worden wanneer ernstige middelen worden ingeroepen die de vernietiging van de aangevochten beslissing kunnen rechtvaardigen en op voorwaarde dat de onmiddellijke tenuitvoerlegging van het besluit ernstige gevolgen kan hebben voor de betrokkene.

Het hof van beroep kan, in voorkomend geval, bevelen dat het betaalde bedrag van de geldboeten aan de betrokkene wordt terugbetaald.

Het hoeft zich ook niet onmiddellijk uit te spreken over de teruggave van de betaalde geldboeten. § 5. Het hof van beroep draagt er zorg voor dat de vertrouwelijkheid van het dossier bezorgd door het Instituut, wordt bewaard gedurende de hele procedure voor het hof. »

Art. 3.In dezelfde wet wordt een artikel 2/1 ingevoegd, luidende : «

Art. 2/1.De voorzieningen in cassatie gericht tegen de arresten van het hof van beroep gewezen met toepassing van dit hoofdstuk kunnen eveneens worden ingeleid door de minister die bevoegd is voor de telecommunicatie, zonder dat hij een belang moet aantonen en zonder dat hij partij is geweest voor het hof van beroep te Brussel. »

Art. 4.Artikel 3 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : «

Art. 3.Voor alle aspecten die betrekking hebben op de procedure voor het hof van beroep van Brussel en die niet worden behandeld in dit hoofdstuk, gelden de bepalingen uit het Gerechtelijk Wetboek met betrekking tot het beroep. »

Art. 5.Art. 4 van dezelfde wet wordt aangevuld met twee leden, luidende : « Tegen de besluiten van de Raad voor de Mededinging die worden genomen ter uitvoering van dit artikel kan binnen zestig dagen volgend op de datum van kennisgeving ervan, beroep met volle rechtsmacht worden ingesteld bij het hof van beroep te Brussel, rechtsprekend zoals in kort geding.

Voor alle aspecten die betrekking hebben op de procedure voor het hof van beroep van Brussel en die niet worden behandeld in dit hoofdstuk, gelden de bepalingen uit het Gerechtelijk Wetboek met betrekking tot het beroep. » Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Châteauneuf-de-Grasse, 31 mei 2009.

ALBERT Van Koningswege : De Minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen, V. VAN QUICKENBORNE De Minister van Justitie, S. DE CLERCK Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, S. DE CLERCK Nota (1) Gewone zitting 2008-2009 : Kamer van volksvertegenwoordigers. Parlementaire bescheiden. - Wetsontwerp, nr. 1814/1. - Amendement, nr. 1814/2. - Verslag namens de Commissie, nr. 1814/3. - Tekst aangenomen door de Commissie, nr. 1814/4. - Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden aan de Senaat, nr. 1814/5.

Integraal Verslag : 26 maart 2009.

Senaat.

Parlementaire bescheiden. - Overzending, nr. 4-1249/1. - Verslag namens de Commissie, nr. 4-1249/2. - Tekst aangenomen in plenaire vergadering en aan de Koning ter bekrachtiging voorgelegd, nr. 4-1249/3.

Handelingen : 7 mei 2009 (nr. 4-76) en 14 mei 2009 (nr. 4-77).

^