Etaamb.openjustice.be
Wet
gepubliceerd op 27 november 1997

Beheersovereenkomst tussen het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en het Woningfonds van de Gezinnen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, c.v.b.a. 1997 - 2001 A. INLEIDING Deze overeenkomst kadert binnen : 1° De bijzondere wet van 8 augustu 2° De algemene doelstellingen van het huisvestingsbeleid, zoals opgenomen in het Regeerakkoord, ond(...)

bron
ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest
numac
1997031459
pub.
27/11/1997
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

MINISTERIE VAN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST


Beheersovereenkomst tussen het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en het Woningfonds van de Gezinnen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, c.v.b.a. 1997 - 2001 A. INLEIDING Deze overeenkomst kadert binnen : 1° De bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen genomen in uitvoering van artikel 39 van de Grondwet en meer bepaald zijn artikel 6, § 1, IV, dat de huisvesting overhevelt naar de Gewesten.2° De algemene doelstellingen van het huisvestingsbeleid, zoals opgenomen in het Regeerakkoord, ondertekend op 19 juni 1995 : « Brussel is een stadsgewest dat geconfronteerd wordt met een aanhoudende stadsvlucht en met de sociale, huisvestings- en veiligheidsproblemen die kenmerkend zijn voor grote steden. Met ons regeerprogramma voor de volgende vier jaar willen wij daarom prioritair : - de strijd aanbinden met de sociale breuken die het Gewest verzwakken; - de bewoonbaarheid, het samenleven en de veiligheid in de stad versterken; - het scheppen van nieuwe arbeidsplaatsen aanmoedigen en het globale tewerkstellingsvolume vrijwaren; - de doeltreffendheid, de toegankelijkheid en de transparantie van de gewestelijke en gemeentelijke overheidsdiensten verbeteren; - de leefbaarheid van het Gewest waarborgen door een streng budgettair beleid.

De toegang tot het wonen voor allen, het tegengaan van de stadsvlucht en het aantrekken van nieuwe inwoners zijn van essentieel belang voor Brussel. Daarom moet voorzien worden in prioritaire middelen.

De beschikbaarheid en de toegankelijkheid van woningen voor gezinnen met een middelgroot inkomen moeten verder gestimuleerd worden, onder meer door fiscale aanpassingen en voordelen (federale bevoegdheid).

Renovatie en eigendomsverwerving zullen worden aangemoedigd.

Extra aandacht is nodig voor de sociale huisvesting : het aanbod dient gevoelig verhoogd te worden.

Een evaluatie van de actie van het Woningfonds en de kostprijs ervan, zal op korte termijn verwezenlijkt worden. Deze zal o.a. slaan op de financieringsmodaliteiten van het Fonds. De kosten van deze evaluatie zullen ten laste van het Gewest zijn en zij zal verwezenlijkt worden zoals de evaluaties doorgevoerd voor de pararegionale instellingen.

Een geactualiseerde beheersovereenkomst zal de relaties tussen het Gewest en het Fonds vastleggen, met o.a. als doel in de schoot van de Raad van Bestuur, een pariteit te waarborgen tussen enerzijds de vertegenwoordigers van de Gewestoverheid en anderzijds van de gezinsbewegingen". 3° De krachtlijnen van het huisvestingsbeleid, zoals vastgesteld in het Gewestelijk Ontwikkelingsplan, bij besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 3 maart 1995. « Het huisvestingsbeleid met betrekking tot de gezinnen met een laag sociaal-economisch profiel : De eigendom aanmoedigen, biedt talrijke voordelen. De aankoop van een eigen woning is voor de laagste inkomens zeer moeilijk. Volgens het plan heeft 10 % van de toename der behoeften betrekking op koopwoningen van de secundaire markt en 90 % op huurwoningen. - Op de secundaire koopmarkt : Het aantal woningen zou jaarlijks met 135 eenheden moeten opgedreven worden. Dit zou mogelijk moeten zijn via de steun van het Woningfonds onder de vorm van rentesubsidie, voor zover de actie meer gericht is op de gezinnen met een laag sociaal-economisch profiel en op de recuperatie van verlaten woningen. - Op de huurmarkt : Woningfonds : huurwoningen met huurtoelage via verlaten woningen die gerenoveerd worden : 50.

Het huisvestingsbeleid met betrekking tot de gezinnen met een middelhoog sociaal-economisch profiel : - Koopwoningen : De door het Woningfonds verleende steun, onder de vorm van rentesubsidie, zal op 140 woningen per jaar gebracht worden voor de gezinnen met een middelhoog sociaal-economisch profiel". 4° De fundamentele opdracht toevertrouwd aan het Fonds, die erin bestaat aan gezinnen met kinderen en met een laag of middelhoog sociaal-economisch profiel, de mogelijkheid te bieden om zich in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest te huisvesten in een woning en onder voorwaarden aangepast aan hun behoeften en financiële mogelijkheden. Deze opdracht spruit o.a. voort uit : het artikel 115 van de Huisvestingscode, het koninklijk besluit van 13 december 1983, betreffende de aanwending voor het Brussels Gewest van de kapitalen die voortkomen van het fonds B2, door het Woningfonds van de Bond der Kroostrijke Gezinnen van België, het ministerieel besluit van 13 december 1983, houdende goedkeuring van het reglement betreffende de aanwending door het Woningfonds van de Bond der Kroostrijke Gezinnen van België, van de kapitalen voortkomend van het Fonds B2 in het Brussels Gewest, het koninklijk besluit van 10 juli 1989 tot vaststelling van de voorwaarden waaronder de toelating wordt verstrekt aan de coöperatieve vennootschap "Woningfonds van de Gezinnen van het Brussels Gewest" tot het aangaan van leningen; het besluit van de Brussels Hoofdstedelijke Executieve van 30 november 1989 tot vaststelling van de wijze van toekenning van kapitaalsubsidies aan het Woningfonds van de Gezinnen van het Brussels Gewest; het besluit van de Brussels Hoofdstedelijke Executieve van 17 december 1992 tot vaststelling van de wijze van toekenning van terugvorderbare voorschotten zonder interest aan het Woningfonds van de Gezinnen van het Brussels Gewest ten laste van de begroting van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest; het besluit van de Brussels Hoofdstedelijke Executieve van 13 mei 1993 tot vaststelling van de voorwaarden waaronder de toelating wordt verstrekt aan de coöperatieve vennootschap "Woningfonds van de Gezinnen van het Brusselse Gewest" tot het aangaan van leningen en het besluit van de Brussels Hoofdstedelijke Regering van 2 mei 1996 tot vaststelling van de wijze van toekenning van de tussenkomst ten laste van de begroting van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest in het Woningfonds van de Gezinnen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, zoals deze teksten eventueel werden gewijzigd door het Gewest.

Deze beheersovereenkomst ligt in het verlengde van deze goedgekeurd door de Brusselse Hoofdstedelijke Executieve op 25 maart 1991. Het omvat de opdrachten van het Woningfonds van de Gezinnen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, de middelen die hiertoe dienen aangewend te worden en de werkingsmodaliteiten voor een periode gaande van 1997 tot 2001 inbegrepen.

B. DEFINITIES Voor toepassing van deze overeenkomst, dient te worden verstaan onder : - Gewest : het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. - Minister : de Minister of de Staatssecretaris bevoegd voor huisvesting. - Fonds : het Woningfonds van de Gezinnen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, c.v.b.a. - Fonds B1 : geheel van interne rekeningen die alle bedragen, schuldvorderingen, schulden, opbrengsten en lasten omvatten betreffende verrichtingen verwezenlijkt door het Fonds met eigen middelen. - Fonds B2 : geheel van interne rekeningen die alle bedragen, schuldvorderingen, schulden, opbrengsten en lasten omvat betreffende verrichtingen verwezenlijkt tot in 1989 door het Woningfonds van de Bond der Kroostrijke Gezinnen van België voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en sinds 1989 door het Fonds, rechtstreeks of onrechtstreeks bij middel van leningen aangegaan met Gewest- of Staatswaarborg, of met door hen toegekende subsidies, dotaties of voorschotten. - Gezinnen met een laag sociaal-economisch profiel : de gezinnen waarvan het aan de personenbelasting onderworpen inkomen van de aanvrager en van zijn echtgenoot betreffende het vóórlaatste jaar vóór de referentiedatum waarop het Fonds de dossiersvergoeding betekent, niet hoger is dan 80 % van de bovengrens van het tweede barema, zoals dit voortspruit uit artikel 5 van het koninklijk besluit van 1983, betreffende de aanwending, voor het Brussels Gewest, van de kapitalen die voortkomen van het Fonds B2 door het Woningfonds van de Bond der Kroostrijke Gezinnen van België, laatst gewijzigd bij besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Executieve van 10 juni 1993. - Gezinnen met een middelgroot sociaal- economisch profiel : de gezinnen waarvan het aan de personenbelasting onderworpen inkomen van de aanvrager en van zijn echtgenoot betreffende het vóórlaatste jaar vóór de referentiedatum waarop het Fonds de dossiersvergoeding betekent, hoger is dan 80 % van de bovengrens van het tweede barema, waarvan sprake hiervoor, zonder de bovengrens van het vijfde barema te overschrijden, zoals dit voortspruit uit artikel 5 van het koninklijk besluit van 1983, betreffende de aanwending, voor het Brusselse Gewest, van de kapitalen die voortkomen van het Fonds B2 door het Woningfonds van de Bond der Kroostrijke Gezinnen van België, laatst gewijzigd bij besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Executieve van 10 juni 1993. - GewOP. : Gewestelijk Ontwikkelingsplan.

C. AFSPRAKEN EN VERBINTENISSEN Het Gewest, vertegenwoordigd door de Heer Charles PICQUE, Minister-Voorzitter en door de Heer Eric TOMAS, Staatssecretaris, enerzijds, en het Fonds, met maatschappelijke zetel 1050 Brussel, Kapitein Crespelstraat, 9, vertegenwoordigd door José VAN GINDERACHTER Voorzitter van de Raad van Bestuur, en door Francis GABELE, Ondervoorzitter van de Raad van Bestuur, anderzijds, sluiten volgende overeenkomst af : Sectie 1. - Door het gewest toevertrouwde opdrachten aan het fonds 1.1. Omschrijving - Structuur van de investeringen. 1.1.1. Het Fonds zal de activiteiten omschreven in zijn reglement, vastgesteld bij ministerieel besluit van 13 december 1983, zoals dit werd of zal gewijzigd of vervangen worden door het Gewest, voortzetten.

Indien de door het Fonds ontvangen dotaties en op te nemen leningen gewaarborgd door het Gewest overeenstemmen met de bedragen berekend overeenkomstig de artikelen 1.2.1., 1.2.2. en 1.2.3., zal het Fonds van 1997 tot en met 2001, jaarlijks een bedrag investeren, waardoor circa 275 hypothecaire leningsverrichtingen en huurverkopen (met name, voor zover de structuur van de aanvragen en de invloed van andere parameters en variabelen van externe aard die zijn activiteiten beïnvloeden het toelaten, circa 135 leningen aan gezinnen met een laag sociaal-economisch profiel en circa 140 leningen aan gezinnen met een middelhoog sociaal-economisch profiel) en circa 50 huurhulpverrichtingen.kunnen verwezenlijkt worden.

Het te investeren bedrag zal jaarlijks aangepast worden in functie van de evolutie van de kostprijs van de door het Fonds het jaar voordien opgetekende onroerende verrichtingen.

Het Fonds zal trachten, in de mate dat de structuur van de aanvragen het toelaat, om minstens 70 % van zijn investeringen in de huurhulp en 40 % van de investeringen voor leningen aan te wenden voor verrichtingen gelegen in de ruimte voor versterkte ontwikkeling van de huisvesting, vermeld in het GewOP. 1.1.2. Het Gewest verbindt er zich toe om aan het Fonds jaarlijks en ten laatste op 1 juni, de gedelegeerde opdrachten mede te delen, die het wenst zien uitgevoerd te worden, overeenkomstig het maatschappelijk doel vastgelegd in het koninklijk en ministerieel besluit van 13 december 1983, zoals het werd of zal gewijzigd of vervangen worden door het Gewest, in functie van de investeringsmogelijkheden die aan het Fonds worden toegekend en van de financiële middelen waarover het beschikt.

Voor wat echter het jaar 1997 betreft, deelt het Gewest de voormelde opdrachten mee ten laatste op 15 oktober.

De te verwezenlijken woningen in het kader van de gedelegeerde opdrachten zullen bestemd zijn voor verkoop of voor verhuring.

Het aandeel van de investeringen bestemd voor de gedelegeerde opdrachten mag niet meer dan 12 % van het jaarlijks investeringsvermogen overschrijden.

Binnen de maand volgend op deze mededeling, zal het Fonds overgaan tot een zo correct mogelijke schatting van de financiële gevolgen op korte en lange termijn van deze opdrachten, rekening houdend met de eventueel te verwachten latentieperiodes. In geval de aldus voortgebrachte verwachte stromen meer dan 5 pct lager zouden zijn dan het voor hetzelfde dienstjaar geschatte gemiddelde voor de hypothecaire leningen, voor de woningen bestemd voor de verkoop en voor de huurhulp, voor wat betreft de woningen bestemd voor verhuring, zullen er door de partijen specifieke financieringsmodaliteiten moeten worden voorzien, tenzij het Gewest beslist om het aandeel van de investeringen bestemd voor gedelegeerde opdrachten te verminderen.

De beslissing van het Gewest om kredieten aan te wenden voor welbepaalde gedelegeerde opdrachten, dient schriftelijk medegedeeld te worden aan het Fonds vóór 31 juli van het lopend jaar. Mocht dit niet het geval zijn, dan zullen deze kredieten losgekoppeld worden van de voorziene aanwending.

Voor 1997 echter, zal de besteding van de kredieten voor deze opdrachten ten laatste mogen medegedeeld worden op 15 november. 1.1.3. Zodra men voorziet (op basis van een zesmaandelijks gemiddelde), dat het aantal dossiers ter goedkeuring voorgelegd aan de Raad van Bestuur van het Fonds, hoger zal zijn dan het aantal verrichtingen voorzien in artikel 1.1.1., zullen de investeringen geschieden rekening houdend met volgende beperkingen : * In de sector der leningen, zal het Fonds alle leningen weigeren voor terugbetaling van bezwarende schulden en voor alle werken die niet bijdragen tot het voldoen aan de minimale voorwaarden inzake gezondheid, waterdichtheid, verluchting, verlichting, veiligheid, hygiëne, thermische isolatie, of niet bijdragen tot een gerechtvaardigde vergroting van de woning.l * De laatste 100 miljoen die in het jaar dienen geïnvesteerd te worden, zullen dan aangewend worden volgens onderstaande procedure : - het Fonds zal voorstellen voorleggen aan de Minister, op basis van een gedetailleerde ontleding van de lopende aanvragen; - deze ontleding zal melding maken van de inkomsten van de gezinnen, het aantal kinderen ten laste, het soort gebouw betrokken op het ogenblik van de aanvraag alsmede dat wat wordt aangekocht, evenals alle andere nuttige inlichtingen; - de Minister zal beschikken over een termijn van één maand om zijn advies over de door het Fonds ingediende voorstellen mede te delen.

Indien de Minister niet reageert binnen die termijn, dan wordt zijn advies t.a.v. de voorstellen van het Fonds als gunstig beschouwd. 1.1.4. De door het Fonds verwezenlijkte verrichtingen in het kader van het fonds B2 moeten overeenstemmen met de voorwaarden opgenomen in de voormelde besluiten van 13 december 1983, zoals deze werden of zullen gewijzigd of vervangen worden, behoudens voor wat betreft de toe te passen inkomensvoorwaarden voor de kandidaat-huurders in het kader van de huurhulpverrichtingen die vanaf heden identiek moeten zijn aan deze vermeld in het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 26 september 1996 houdende de regeling van de verhuur van woningen die beheerd worden door de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij of door de openbare vastgoedmaatschappijen, gewijzigd bij besluit van 13 mei 1997. 1.2. Planning van de financiering. 1.2.1. Het Gewest verbindt er zich toe - binnen de perken van zijn budgettaire mogelijkheden - om aan het Fonds de middelen ter beschikking te stellen die mogelijk maken om het programma, omschreven overeenkomstig de punten 1.1.1. en 1.1.2., te verwezenlijken.

Het financieringssysteem van het Fonds stoelt op het voormeld besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 2 mei 1996. Het basisprincipe van deze financiering is als volgt : de gewestdotatie moet het Fonds toelaten om de leningen te beperken tot een bedrag waarbij de kostprijs van deze lening (kapitaal, kosten en interesten) de te verwachten ontvangsten verbonden aan de uitvoering van het programma (mensualiteiten van de ontleners en huren van de huurders), na aftrek van de beheerskosten, niet overschrijdt. Anders gesteld, laat de overheidsdotatie toe om het door het Fonds ontleende bedrag te beperken tot een niveau waarbij de ontvangen netto-inkomsten uit de verschillende activiteiten verenigbaar is met de kostprijs van de lening die het organisme moet dragen. Het Gewest zal bijgevolg een evenwichtsdotatie, in kapitaal, toekennen aan het Fonds welke geacht wordt het verschil te dekken tussen : ° de totale interesten van een theoretische obligatielening terugbetaalbaar in 20 jaar die het geheel aan investeringen voor het jaar dekt, eventueel verhoogd met een bijkomend bedrag teneinde een gezonde thesaurie te behouden, ° en de te verwachten interesten van de ontleners van het Fonds of hiermee gelijkgestelde inkomsten, voor een identieke duur.

Deze dotatie is de bijdrage van het Gewest t.a.v. het sociale beleid dat het wenst verwezenlijkt te zien door tussenkomst van het Fonds. 1.2.2. De Minister zal in het kader van de budgettaire besprekingen aan de gewestelijke Raad voorstellen om aan het Fonds kapitaaldotaties toe te kennen berekend overeenkomstig de bepalingen van het voormeld besluit van 2 mei 1996, zoals dit eventueel gewijzigd of vervangen zal worden door het Gewest.

Indien hij het gerechtvaardigd acht, zal hij eveneens de toekenning van een bijkomende dotatie voor risico van rentevoetaanpassing voorstellen. Voor 1997, wordt het risico voor periodieke herziening van de rentevoet door het Fonds gedragen; zijn thesaurie-vooruitzichten dienen hier bijgevolg rekening mee te houden.

Het Gewest zal elk trimester één vierde van de voorziene dotatie voor het lopend jaar storten. 1.2.3. Het Gewest machtigt het Fonds om met zijn waarborg leningen aan te gaan. Het jaarlijks leningsbedrag is gelijk aan het verschil tussen : - het toegelaten investeringsvermogen voor het dienstjaar, zo nodig verhoogd met een bijkomend bedrag teneinde een gezonde thesaurie te behouden; - en het bedrag van de dotatie voor dat jaar.

De SWAP-verrichtingen in B.F. die het Fonds op de ontleende bedragen zou overwegen vóór hun vervaldag, zullen voorafgaandelijk moeten goedgekeurd worden door de Administratie der Financiën opdat de hieruit voortspruitende verbintenissen eveneens van de Gewestwaarborg zouden kunnen genieten. 1.2.4. Het Fonds meldt systematisch aan het Gewest het jaarlijks vervalboek van de terugbetaling van zijn leningen, zowel individueel als globaal, alsmede al hun modaliteiten (rentevoet, duur... enz.) en alle wijzigingen die zich kunnen voordoen gedurende de terugbetalingsduur. 1.2.5. De dotaties, leningen en al hun opbrengsten, zullen geboekt worden in het fonds B2.

Het vermogen van het fonds B2 mag voor geen andere doeleinden worden aangewend dan voor het verwezenlijken van de doelstellingen omschreven in het koninklijk en ministerieel besluit van 13 december 1983, zoals deze werden of zullen gewijzigd of zullen vervangen worden door het Gewest. 1.2.6. Het financieringssysteem ingevoerd bij besluit van 2 mei 1996 strekt er toe om een grotere verantwoordelijkheid dan deze voorzien in de vroegere systemen, over te hevelen naar het Fonds. Een goed functioneren van het systeem is afhankelijk van een reeks variabelen en parameters, al dan niet afhankelijk van de wil der partijen.

Indien het Fonds ingevolge één of meer van deze variabelen en parameters, moeilijkheden ondervindt om zijn opdracht te vervullen zonder zijn financiële toekomst op korte, middellange en lange termijn in het gedrang te brengen, dan dienen deze het voorwerp uit te maken van een omstandig verslag met voorstellen aan het Gewest. Om de onderlijnde problemen op te lossen, zal het Gewest zo snel mogelijk beslissen om zijn dotatie, het door het Fonds te lenen bedrag of elke andere component van de financiële middelen of van de activiteiten van het Fonds aan te passen.

Indien echter uit de evolutie van deze zelfde variabelen en parameters blijkt dat het jaarprogramma financiële inkomsten voorbrengt die op significante wijze de vooruitzichten vastgesteld bij het opmaken van het investeringsprogramma voor het volgend dienstjaar overschrijden, dan zal het Fonds aan het Gewest een voorstel tot aanwending van het surplus overmaken.

Sectie 2. - Beheer 2.1. Het Fonds verbindt er zich toe volgende regels na te leven : 2.1.1. Beheer van de prestaties en de uitgaven : ° Het Fonds zal elk jaar budgettaire vooruitzichten van de uitgaven voor het volgend jaar opmaken. Deze zullen vóór het desbetreffende dienstjaar ter goedkeuring worden voorgelegd aan de Commissarissen die het Gewest vertegenwoordigen. De vergelijking met de werkelijke uitgaven zal hen, na verloop van het desbetreffende dienstjaar, worden overgemaakt. ° Elke patrimoniumuitgave voor eigen gebruik of uitgave voor uitrusting voor eigen gebruik, die niet in de budgettaire vooruitzichten is opgenomen en waarvan het bedrag meer dan 100 000 F is, zal voorafgaandelijk ter goedkeuring worden voorgelegd aan de Commissarissen van het Gewest, met de nodige rechtvaardiging. ° In het kader van het activiteitenprogramma omschreven in punt 1, zal het Fonds de jaarlijkse aangroei van de lopende beheerskosten - met uitsluiting van de indexatie en de baremische verhoging van de loonkosten en met uitsluiting van de invloed van de variabelen buiten de wil van het Fonds - beperken tot 2 %. Een significante verhoging van het aantal verrichtingen (met meer dan 5 %), een grotere verscheidenheid en het in uitvoering brengen van nieuwe taken en het invoeren van nieuwe complexe procedures zullen o.a. een belangrijke verhoging van voormelde groeivoet kunnen rechtvaardigen.

Indien het om de oprichting van een nieuwe dienst gaat, dan zullen er eveneens overschrijdingen van voormelde groeivoet aanvaard worden zo deze gerechtvaardigd zijn en mits akkoord van de Minister. 2.1.2. Beheer van de thesaurie : Het Fonds zal elk jaar, ter informatie, thesaurievooruitzichten opmaken betreffende de verrichtingen van het Fonds B2, rekening houdend met de structuur van de investeringen en het geplande financieringsprogramma. Het Fonds zal jaarlijks aan het Gewest, voor advies, een globaal voorstel voor de plaatsingen overmaken, rekening houdend met de informatie voortspruitend uit deze vooruitzichten, met de toestand van de financiële markt en op basis van courante omzichtigheidsnormen.

De plaatsingen mogen van verschillende duur zijn, in functie van de voorziene aanwendingen van de thesaurie en van de toestand van de financiële markt. Zij kunnen verschillende niet-speculatieve vormen aannemen (courante termijnplaatsingen, OLO,...) in Belgische waarden.

Wanneer het Gewest thesauriecertificaten op de markt zal brengen met een duur die verenigbaar is met de evolutie van de thesaurie van het Fonds, dan zal deze hier bij voorrang op inschrijven, eerder dan andere plaatsingsmogelijkheden met vergelijkbare duur en opbrengst te weerhouden. 2.1.3. Beheer van het huurhulppatrimonium : Het Fonds zal er op toezien om de improductiviteitsduur van de gebouwen voor de huurhulp te beperken; de gemiddelde duur mag in principe 12 maanden niet overschrijden. Uitzonderingen zullen echter, mits rechtvaardiging en met akkoord van de Commissarissen die het Gewest vertegenwoordigen, aanvaard worden.

Het Fonds verbindt er zich toe om zijn mutatiebeleid voort te zetten teneinde gezinsgrootte en woningtype het best op elkaar af te stemmen.

Het verbindt er zich eveneens toe om vijfjaarlijks een inventaris van zijn onroerend patrimonium op te maken. Deze inventaris zal ertoe bijdragen om de jaarprogramma's voor renovatie en onderhoud op te stellen. 2.1.4. Beheer van de schuldvorderingen : Het Fonds wordt gemachtigd om provisies aan te leggen voor dubieuse schuldvorderingen a rato van : * voor de hypothecaire leningen, maximum 0,3 % van het bedrag in omloop; * voor de huurhulpsector, 5,5 % voor de huurbedragen per jaar (lasten en verhuis-, huur- en installatietoelagen inbegrepen).

Teneinde maximaal de risico's voor het ingebreke blijven van huurders en ontleners te beperken en om bijgevolg minwaarden op verwezenlijking van de activa te voorkomen, verbindt het Fonds er zich toe om onderstaande maatregelen voort te zetten.

Het zal systematisch trachten een aanzuiveringsplan vast te stellen teneinde de terugbetaling van de verschuldigde sommen te bekomen en, zo het gerechtvaardigd is, de financiële tussenkomst van het OCMW of van enige andere sociale instelling te bekomen.

Indien er na het versturen van een herinneringsbrief, gevolgd door een ingebrekestelling per aangetekende brief binnen de maand en na een onderzoek ter plaatse geen resultaat wordt geboekt bij de schuldenaar, zal het Fonds : * wat de hypothecaire leningen betreft, zijn vordering laten innen binnen de kortste tijd, overeenkomstig de bepalingen van de akte van lening en het eraan gehechte lastencohier, door een afstand van loon en/of door een procedure van bevel en onroerend beslag, gevolgd door de openbare verkoping van het pand, wanneer hij van oordeel is dat de vrijwillige terugbetaling van de schuldvordering door de ontlener onmogelijk blijkt; * wat de huurhulp en de huurverkoop betreft, zijn vordering binnen de kortste tijd laten innen, overeenkomstig de terzake geldende wetgeving en de conventionele bepalingen, middels de gerechtelijke procedure welke in geval van niet-naleving een vonnis tot beslaglegging op het loon of de opzegging van de overeenkomst toelaat, desnoods gevolgd door een gerechtelijke uitdrijving. 2.2. Anti-speculatieve maatregelen.

Het Fonds verbindt er zich toe om in de contracten van hypothecaire leningen, bijzondere clausules te behouden i.v.m. de aanwending van en aanpassingen aan het goed, i.v.m. het recht van voorkoop te zijnen gunste en i.v.m. de vijfjaarlijkse herziening van de rentevoeten in functie van de evolutie van de situatie van de ontleners. 2.3. Voorstelling van de verslagen en jaarrekeningen van het Fonds.

Het Fonds verbindt er zich toe om ten laatste 5 maanden na het afsluiten van het dienstjaar zijn verslagen en jaarrekeningen opgesteld overeen-komstig de regels opgenomen in bijlage, over te maken aan de Minister en de Commissarissen die het Gewest vertegenwoordigen.

Het Fonds zal binnen dezelfde termijn aan de Minister en aan de Commissarissen die het Gewest vertegenwoordigen, de rekeningen overmaken waarbij een splitsing wordt voorzien tussen de verrichtingen geboekt in het fonds B2 en deze verricht in het fonds B1.

De rekeningen zullen vooraf ter goedkeuring worden voorgelegd aan de Commissarissen die het Gewest vertegenwoordigen. 2.4. Het oprichten van diensten.

Voor wat betreft het oprichten, op verzoek van één der partijen, van interne diensten van het Fonds die ofwel een belangrijke investering inhouden of die de beheerskosten van het Fonds in belangrijke mate kunnen beïnvloeden : * beschikt het Fonds over een recht van initiatief; * beschikt de Minister over een recht van initiatief; * wordt de studie van uit te werken wijzigingen door het Fonds verwezenlijkt; * ligt de beslissing tot die wijzigingen bij het Fonds, mits vooraf goedkeuring bekomen te hebben van de Minister; * wordt het administratieve beheer en de budgettaire raming verzekerd door het Fonds onder controle van de Commissarissen die het Gewest vertegenwoordigen; * wordt de uitvoering van de wijzigingen verzekerd door het Fonds.

Sectie 3. - Evaluatieverslagen en procedure tot herziening van de beheersovereenkomst 3.1. Het Fonds zal jaarlijks aan de Minister en aan de Commissarissen die het Gewest vertegenwoordigen een verslag van de commissaris-revisor overmaken, waarin de graad van verwezenlijking van de doelstellingen of normen vastgesteld in de secties 1 en 2 hiervoor, opgenomen zijn. Zullen o.a. worden voorgesteld : * de belangrijkste karakteristieken van het actieprogramma : ° het aantal en het gemiddeld bedrag van de leningen per sociaal-economisch profiel van de ontleners : gezinsinkomen, barema's, gezinsgrootte en beroepsactiviteiten; ° gemiddelde rentevoet van de leningen; ° aantal woningen in huurhulp; ° aantal nieuwe huurders, per sociaal- economisch profiel; gezinsinkomen, gezinsgrootte en beroepsactiviteiten. ° globaal en gemiddeld bedrag van de onroerende verrichtingen in huurhulp; ° de gemiddelde bruto rendementsvoet van de onroerende verrichtingen. * de geografische spreiding van de verwezenlijkte investeringen zowel in het kader van de eigendomsverwerving als in het kader van de verhuring : onderverdeling per gemeente, het percentage aan investeringen verwezenlijkt in de ruimte voor versterkte ontwikkeling van de huisvesting; * de staat van verwezenlijking van de door het Gewest gedelegeerde opdrachten (aantal verrichtingen, aangewende en vereffende bedragen,....); * de omstandigheden waarin het beheer van het actieprogramma kon verwezenlijkt worden; de evaluatie zal slaan op : ° het verhogingspercentage van de lopende beheerskosten; ° de structuur van de patrimoniale en uitrustingsuitgaven voor eigen gebruik; ° de globale structuur van de plaatsingen en het gemiddeld netto-rendement uit de opbrengsten gedurende dit tijdsbestek; ° het bedrag van de schuldvorderingen op hypothecaire en huurdersdebiteuren; ° het bedrag van de waardeverminderingen of verminderde opbrengsten van schuldvorderingen; ° de belangrijkste maatregelen genomen ter recuperatie van schuldvorderingen; ° het aantal woningen die improductief gebleven zijn en de voornaamste redenen hiervoor; ° de globale jaarrekeningen en deze voor het fonds B2.

De commentaar dient voor het fonds B2 eveneens de netto-opbrengsten uit plaatsingen weer te geven (met aftrek van de algemene kosten die niet door andere bedragen gedekt zijn), teneinde het Gewest de mogelijkheid te bieden om, indien hij dit opportuun acht, de aanwending ervan vast te leggen.

Dit verslag kan uitmonden in verschillende voorstellen o.a. in verband met een of meerdere van de hiervoor vermelde rubrieken. In dit geval verbindt de Minister er zich toe om de opvolging van de voorstellen te verzekeren door binnen de maand een antwoord te geven en door binnen de twee maanden de voorstellen tot normatieve aanpassingen die noodzakelijk zouden blijken, voor te leggen aan de Regering. 3.2. Het Fonds zal driemaandelijks aan de Minister en aan de Commissarissen die de Regering vertegenwoordigen een verslag overmaken van de commissaris-revisor met volgende inhoud : ° de structuur van de aanvragen : Hypothecaire leningen en huurverkopen : a) - aantal aanvragen in onderzoek bij het begin van de periode - gedekt bedrag b) - nieuw ingediende aanvragen tijdens de periode - gedekt bedrag c) aantal aanvragen die gedurende de periode geleid hebben tot : - een akkoord - een verwerping - een annulatie d) - aantal aanvragen in onderzoek bij het einde van de periode - gedekt bedrag Huurhulp : a) aantal huurdersgezinnen bij het begin van de periode b) aantal nieuwe verhuringen (mutaties niet-inbegrepen) c) aantal vertrekken (mutaties niet-inbegrepen) d) aantal mutaties e) aantal huurders bij het einde van de periode f) aantal huurhulpgebouwen die improductief gebleven zijn gedurende de in oogmerk genomen periode g) vorderingsstaat van de gedelegeerde opdrachten h) voornaamste redenen van improductiviteit van de gebouwen (bv. adminstratieve procedures, grondige renovatiewerken,...). ° het niveau van de verwezenlijkte investeringen, ° de driemaandelijkse rekeningen, ° het overzicht van de structuur van de thesaurieplaatsingen.

De aldus voorgestelde informatie moet, indien nodig, gepaard gaan met een ruimere commentaar t.a.v. de definiëring van de indicators, het communicatiebeheer dat werd uitgevoerd en de hiermee vastgestelde moeilijkheden, en met voorstellen. 3.3. Op het einde van de overeenkomst, zal er een globale evaluatie van de uitvoering ervan door beide partijen, toevertrouwd worden aan een onafhankelijke deskundige. Het Fonds en het Gewest verbinden er zich toe om de nodige gegevens en statistieken te zijner beschikking te stellen. De evaluatie zal kunnen uitmonden in voorstellen tot wijziging.

Sectie 4. - Sancties Onverminderd de wettelijke bepalingen terzake, kan de Regering, bij grove tekortkoming van het Fonds t.a.v. één van zijn verbintenissen, beslissen om de bedragen voorzien in de artikelen 1.1.1., 1.2.2. en 1.2.3. te beperken.

Sectie 5. - Dienstverleningscontracten en samenwerkingsakkoorden 5.1. Het staat het Fonds vrij zich te gelasten met om het even welke opdracht, voorgesteld door derde instellingen en met het oog daarop om het even welk dienstverleningscontract te sluiten onder naleving van zijn maatschappelijk doel en van het koninklijk en het ministerieel besluit van 13 december 1983, zoals deze gewijzigd werden of zullen gewijzigd of vervangen worden door het Gewest, voor zover het Gewest op vraag van de Minister zich akkoord verklaart omtrent het sluiten van dergelijk contract en omtrent de voornaamste modaliteiten ervan.

De uitvoering door het Fonds van de opdrachten vermeld in die dienstverleningscontracten, gesloten ten gunste van de derde contractant, kan recht geven op een vergoeding ten laste van deze laatste en ten voordele van het Fonds. Deze vergoeding kan het geheel van de kosten dekken, door het Fonds opgelopen ingevolge de uitvoering van het dienstverleningscontract. 5.2. Op initiatief van de Minister, verbindt het Gewest er zich toe alle maatregelen te onderzoeken en te nemen die hij gerechtvaardigd acht, welke samen-werkingsakkoorden mogelijk maken tussen het Fonds en andere gewestelijke instanties die banden hebben met het huisvestingsbeleid.

De organisatie en de praktische uitvoering van die samenwerkingsakkoorden vergen het voorafgaand akkoord van de Minister.

Sectie 6. - Duur van de beheersovereenkomst De huidige overeenkomst geldt voor 5 jaar met ingang vanaf datum ondertekening door beide partijen.

Behoudens uitdrukkelijke beslissing van één der partijen binnen een termijn van 6 maanden voorafgaand aan de datum van het verstrijken van de overeenkomst, zal deze bij vervaldag automatisch verlengd worden voor een nieuwe periode van 5 jaar.

Getekend op 2 oktober 1997.

Voor de Brusselse Hoofdstedelijke Regering : Ch. PICQUE, Minister-Voorzitter.

E. TOMAS, Staatssecretaris, bevoegd voor huisvesting.

Voor het Woningfonds van de Gezinnen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest : J. VAN GINDERACHTER, Voorzitter van de Raad van Bestuur.

F. GABELE, Ondervoorzitter van de Raad van Bestuur.

^