Etaamb.openjustice.be
Arrest
gepubliceerd op 20 februari 2004

Uittreksel uit arrest nr. 162/2003 van 10 december 2003 Rolnummer 2683 In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 45quater van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971, gesteld door de Arbeidsrechtbank te Tongeren. Het Arbitr samengesteld uit de voorzitters A. Arts en M. Melchior, en de rechters P. Martens, R. Henneuse, M. (...)

bron
arbitragehof
numac
2004200236
pub.
20/02/2004
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

ARBITRAGEHOF


Uittreksel uit arrest nr. 162/2003 van 10 december 2003 Rolnummer 2683 In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 45quater van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971, gesteld door de Arbeidsrechtbank te Tongeren.

Het Arbitragehof, samengesteld uit de voorzitters A. Arts en M. Melchior, en de rechters P. Martens, R. Henneuse, M. Bossuyt, E. De Groot en L. Lavrysen, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter A. Arts, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging Bij vonnis van 2 april 2003 in zake J.-M. Krummes tegen de n.v. KBC Verzekeringen, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op 7 april 2003, heeft de Arbeidsrechtbank te Tongeren de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Houdt de omstandigheid dat krachtens artikel 45quater van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971 de getroffene of zijn rechthebbenden geen uitbetaling van ten hoogste een derde van de waarde van de hun toekomende rente als kapitaal verkrijgen, voor de ongevallen waarvoor de vaststelling van de graad van blijvende arbeidsongeschiktheid van 10 pct. of minder dan 16 pct. geschiedt, doch waarbij de blijvende arbeidsongeschiktheid met terugwerkende kracht wordt bepaald op een consolidatiedatum vóór de inwerkingtreding van artikel 45quater van de arbeidsongevallenwet (zijnde 1 januari 1994), echter waarbij de graad slechts wordt bekrachtigd bij een gerechtelijke beslissing die op een datum na 1 januari 1997 in kracht van gewijsde treedt, terwijl voor de arbeidsongevallen waarvoor de vaststelling van de graad van blijvende arbeidsongeschiktheid van 10 pct. of minder dan 16 pct. geschiedt, waarvoor de blijvende arbeidsongeschiktheid en de consolidatiedatum tevens met terugwerkende kracht wordt bepaald vóór de inwerkingtreding van artikel 45quater van de arbeidsongevallenwet, doch waarbij de graad wordt bekrachtigd bij een gerechtelijke beslissing die vóór 1 januari 1997 in kracht van gewijsde trad, een schending in van het grondwettelijk gelijkheidsbeginsel en het niet-discriminatiebeginsel vervat in de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, dat binnen éénzelfde groep rechtsonderhorigen, namelijk getroffenen van een arbeidsongeval in het algemeen, een verschil in behandeling wordt ingesteld waarvoor geen objectieve en redelijke verantwoording bestaat ? » (...) III. In rechte (...) B.1. Artikel 45quater van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971 bepaalt : « Voor de ongevallen overkomen vanaf 1 januari 1988 en waarvoor de vaststelling van de graad van blijvende arbeidsongeschiktheid van minder dan 10 pct. geschiedt hetzij bij een bekrachtiging van de overeenkomst met datum vanaf 1 januari 1994, hetzij bij een gerechtelijke beslissing die op een datum vanaf 1 januari 1994 in kracht van gewijsde treedt, wordt de waarde van de jaarlijkse vergoeding en van de rente als kapitaal gestort bij het Fonds voor arbeidsongevallen, zoals bepaald in artikel 51ter .

Deze regeling vindt eveneens toepassing op de ongevallen overkomen vanaf 1 januari 1988 waarvoor de getroffene genezen verklaard werd zonder blijvende arbeidsongeschiktheid vanaf 1 januari 1994 of waarvoor de vaststelling van de graad van blijvende arbeidsongeschiktheid van 10 pct. of meer geschiedt bij een in het eerste lid bedoelde bekrachtiging of gerechtelijke beslissing, ingeval een bekrachtigde overeenkomst-herziening of een in kracht van gewijsde getreden gerechtelijke beslissing de jaarlijkse vergoedingen en renten na herziening vaststelt op een graad van minder dan 10 pct.

Voor de ongevallen waarvoor de vaststelling van de graad van blijvende arbeidsongeschiktheid van 10 pct. tot minder dan 16 pct. geschiedt bij een bekrachtiging van de overeenkomst met een datum vanaf 1 januari 1997, hetzij bij een gerechtelijke beslissing die op een datum vanaf 1 januari 1997 in kracht van gewijsde treedt, wordt de waarde van een desgevallend aan de index van de consumptieprijzen gekoppelde jaarlijkse vergoeding of rente als kapitaal gestort bij het Fonds voor Arbeidsongevallen, zoals bepaald in artikel 51ter .

Het voorgaande lid vindt eveneens toepassing op de ongevallen waarvoor de getroffene zonder blijvende arbeidsongeschiktheid genezen verklaard werd vanaf 1 januari 1997 of waarvoor de vaststelling van de graad van blijvende arbeidsongeschiktheid van minder dan 10 pct. of tenminste 16 pct. geschiedt bij een in het voorgaande lid bedoelde bekrachtiging of gerechtelijke beslissing, ingeval een bekrachtigde overeenkomst-herziening of een in kracht van gewijsde getreden gerechtelijke beslissing de jaarlijkse vergoedingen en renten na herziening vaststelt op een graad van 10 pct. tot minder dan 16 pct.

In die gevallen vindt artikel 45, eerste lid, geen toepassing. » Artikel 45, eerste lid, van dezelfde wet bepaalt : « De getroffene en de echtgenoot kunnen vragen dat ten hoogste één derde van de waarde van de hun toekomende rente als kapitaal wordt uitbetaald.

Dit verzoek kan op elk ogenblik, zelfs na de vestiging van het kapitaal, worden gedaan. De rechter beslist zo voordelig mogelijk voor de verzoeker.

Het kapitaal wordt berekend overeenkomstig het tarief vastgesteld door de Koning en in functie van de leeftijd van de getroffene of de rechthebbende op de eerste dag van het kwartaal dat volgt op de beslissing van de rechter. Vanaf deze datum is van rechtswege intrest verschuldigd op dit kapitaal. » B.2. De uitkering wegens blijvende arbeidsongeschiktheid verschaft het slachtoffer van een arbeidsongeval een vervangingsinkomen naar aanleiding van het verlies van zijn economische geschiktheid tot werken. De uitkering wordt verstrekt in de vorm van een jaarlijkse rente. Op verzoek van de getroffene kan de rechtbank evenwel toestaan dat een deel van de waarde van de hem toekomende rente (ten hoogste één derde) als kapitaal wordt uitgekeerd (artikel 45).

Om besparingsredenen werd die mogelijkheid door de wet van 30 maart 1994 in beginsel uitgesloten voor de arbeidsongevallen overkomen vanaf 1 januari 1988, waarvoor de vaststelling van de graad van blijvende arbeidsongeschiktheid van minder dan tien percent geschiedt hetzij bij een bekrachtiging van de overeenkomst met datum vanaf 1 januari 1994, hetzij bij een gerechtelijke beslissing die op een datum vanaf 1 januari 1994 in werking treedt (artikel 45quater, eerste lid).

Om dezelfde redenen werd die mogelijkheid door het koninklijk besluit van 16 december 1996, bekrachtigd door de wet van 13 juni 1997, eveneens uitgesloten voor de arbeidsongevallen waarvoor de vaststelling van de graad van blijvende arbeidsongeschiktheid van tien percent tot minder dan zestien percent geschiedt hetzij bij een bekrachtiging van de overeenkomst met datum vanaf 1 januari 1997, hetzij bij een gerechtelijke beslissing die op een datum vanaf 1 januari 1997 in werking treedt (artikel 45quater, derde lid).

B.3. Het Hof wordt niet gevraagd of het onderscheid op grond van de graad van arbeidsongeschiktheid een discriminatie inhoudt, maar enkel of het onderscheid vervat in artikel 45quater, derde lid, op grond van de datum van bekrachtiging van de graad van blijvende arbeidsongeschiktheid, vóór of vanaf 1 januari 1997, een discriminatie inhoudt wat de toepassing van artikel 45quater, vijfde lid, betreft.

B.4. De voormelde datum van bekrachtiging van de graad van blijvende arbeidsongeschiktheid valt samen met de datum van inwerkingtreding van de in het geding zijnde bepaling.

Het criterium van onderscheid houdt in dat de in het geding zijnde bepaling van toepassing is op de rechtsgevolgen die zich voordoen na die datum, ook al dateert het arbeidsongeval van vóór die datum, doch dat zij niet van toepassing is op de op het ogenblik van de inwerkingtreding definitief verwezenlijkte rechtsgevolgen van vroegere arbeidsongevallen.

De werking in de tijd van de in het geding zijnde bepaling wijkt derhalve niet af van de gewone regels van overgangsrecht.

B.5. Indien de wetgever een beleidswijziging dringend noodzakelijk acht, vermag hij te oordelen dat die beleidswijziging met onmiddellijke ingang moet worden doorgevoerd en, in beginsel, is hij niet ertoe gehouden in een overgangsregeling te voorzien. In het algemeen overigens moet de overheid haar beleid kunnen aanpassen aan de wisselende omstandigheden van het algemeen belang. Elke dringende beleidswijziging zou onmogelijk zijn, indien zou worden aangenomen dat de artikelen 10 en 11 van de Grondwet vereisen dat het vroegere stelsel gedurende een bepaalde periode alsnog moet worden gehandhaafd.

B.6. De slachtoffers van een arbeidsongeval waarvan de graad van blijvende arbeidsongeschiktheid vanaf 1 januari 1997 is vastgesteld, verliezen overigens niet hun uitkering doch slechts de mogelijkheid om een gedeelte daarvan (ten hoogste één derde) als kapitaal te ontvangen.

B.7. De prejudiciële vraag dient ontkennend te worden beantwoord.

Om die redenen, het Hof zegt voor recht : Artikel 45quater van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971 schendt de artikelen 10 en 11 van de Grondwet niet.

Aldus uitgesproken in het Nederlands en het Frans, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof, op de openbare terechtzitting van 10 december 2003.

De griffier, P.-Y. Dutilleux.

De voorzitter, A. Arts.

^