Etaamb.openjustice.be
Arrest
gepubliceerd op 20 januari 2006

Uittreksel uit arrest nr. 189/2005 van 14 december 2005 Rolnummers 3183 en 3188 In zake : de beroepen tot vernietiging van artikel 1bis van de wet van 18 juli 1973 betreffende de bestrijding van de geluidshinder, zoals gewijzigd bij het de Het Arbitragehof, samengesteld uit de voorzitters M. Melchior en A. Arts, en de rechters P. Mart(...)

bron
arbitragehof
numac
2005203355
pub.
20/01/2006
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

Uittreksel uit arrest nr. 189/2005 van 14 december 2005 Rolnummers 3183 en 3188 In zake : de beroepen tot vernietiging van artikel 1bis van de wet van 18 juli 1973 betreffende de bestrijding van de geluidshinder, zoals gewijzigd bij het decreet van het Waalse Gewest van 29 april 2004, ingesteld door de v.z.w. Net Sky en anderen en door R. Deneye en anderen.

Het Arbitragehof, samengesteld uit de voorzitters M. Melchior en A. Arts, en de rechters P. Martens, R. Henneuse, M. Bossuyt, E. De Groot, L. Lavrysen, A. Alen, J.-P. Snappe, J.-P. Moerman, E. Derycke en J. Spreutels, bijgestaan door de griffier L. Potoms, onder voorzitterschap van voorzitter M. Melchior, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de beroepen en rechtspleging a. Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 2 december 2004 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 6 december 2004, is beroep tot vernietiging ingesteld van artikel 1bis van de wet van 18 juli 1973 betreffende de bestrijding van de geluidshinder, zoals gewijzigd bij het decreet van het Waalse Gewest van 29 april 2004 (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 4 juni 2004, tweede uitgave), door de v.z.w. Net Sky, met maatschappelijke zetel te 4450 Juprelle, rue Joseph Martin 12, A. Bourgeois, wonende te 4470 Saint-Georges-sur-Meuse, rue du Centre 34, J. Starck, wonende te 4450 Lantin, rue Haut Cornillon 1, A. Lejeune, wonende te 4450 Juprelle, rue Joseph Martin 12, P. Leonard, wonende te 4340 Awans, rue du Domaine de Waroux 27, en H. Wegria, wonende te 4431 Ans, rue du Cheval d'Or 5. b. Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 3 december 2004 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 7 december 2004, is beroep tot vernietiging ingesteld van artikel 1bis van de wet van 18 juli 1973 betreffende de bestrijding van de geluidshinder, zoals gewijzigd bij het decreet van het Waalse Gewest van 29 april 2004 (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 4 juni 2004, tweede uitgave), door R.Deneye, wonende te 4470 Saint-Georges-sur-Meuse, rue Eloi Fouarge 40, G. Houbreckx, wonende te 4470 Saint-Georges-sur-Meuse, rue du Château d'eau 5, J.-L. Portier, wonende te 4400 Flémalle, rue des Awirs 226, F. Jans, wonende te 4537 Verlaine, Clos des Saules 3, S. Moureau-Pirotte, wonende te 4460 Horion-Hozémont, rue du Péry 26, en T. Vaes, wonende te 4470 Saint-Georges-sur-Meuse, rue du Vicinal 14/A. Die zaken, ingeschreven onder de nummers 3183 en 3188 van de rol van het Hof, werden samengevoegd. (...) II. In rechte (...) Ten gronde Ten aanzien van de bestreden bepalingen B.1. Het decreet van 29 april 2004 tot wijziging van artikel 1bis van de wet van 18 juli 1973 betreffende de bestrijding van de geluidshinder bepaalt : «

Artikel 1.Artikel 1bis van de wet van 18 juli 1973 betreffende de bestrijding van de geluidshinder wordt gewijzigd als volgt : 1. Paragraaf 2 wordt vervangen als volgt : ' § 2.De Regering wordt ertoe gemachtigd om een ontwikkelingsplan op lange termijn af te bakenen op grond van de zones m.b.t. de blootstelling aan geluidshinder overeenstemmend met de maximale ontwikkelingsgrenzen van de luchthavens en vliegvelden in het Waalse Gewest.

De zones van het ontwikkelingsplan op lange termijn worden bepaald naargelang van de waarde van geluidsindicator Lden die wordt berekend aan de hand van volgende formule : Lden = 10 lg 1 (12*10Lday/10 + 4*10 (Levening + 5)/10 + 8*10 (Lnight + 10)/10) Lden = 10 lg 24 waar : - Lday = gelijkwaardig niveau dat alleen door vliegtuigen wordt voortgebracht tussen 7 en 19 uur; - Levening = gelijkwaardig niveau dat alleen door vliegtuigen wordt voortgebracht tussen 19 en 23 uur; - Lnight = gelijkwaardig niveau dat alleen door vliegtuigen wordt voortgebracht tussen 23 en 7 uur; - Lday, Levening en Lnight worden elk berekend aan de hand van volgende formule : LT = 10 lg (1 * An (ti*10Leqi/10) LT = 10 lg (Tî = 1) waar : T = day, evening of night, ofwel respectievelijk 43.200 seconden (7-19 uur), 14.400 seconden (19-23 uur) of 28.800 seconden; n = totaalaantal vliegtuigen over de periode T;

Leqi = gelijkwaardig niveau voor het iste vliegtuig; tî = doorgangtijd in seconden voor het iste vliegtuig.

De eerste zone van het ontwikkelingsplan op lange termijn, "zone A" genoemd, is degene waarin de geluidsindicator Lden wijst op een geluidsbelasting van 70 db (A) of meer.

De tweede zone van het ontwikkelingsplan op lange termijn, "zone B" genoemd, vertoont een geluidsindicator Lden van minimum 65 dB (A) die minder bedraagt dan 70 dB (A).

De derde zone van het ontwikkelingsplan op lange termijn, "zone C" genoemd, vertoont een geluidsindicator Lden van minimum 60 dB (A) die minder bedraagt dan 65 dB (A).

De vierde zone van het ontwikkelingsplan op lange termijn, "zone D" genoemd, vertoont een geluidsindicator Lden van minimum 55 dB (A) die minder bedraagt dan 60 dB (A). ' 2. Er wordt een nieuw § 3 ingevoegd, luidend als volgt : ' § 3.In het ontwikkelingsplan op lange termijn kan de Waalse Regering een plan m.b.t. de blootstelling aan geluidshinder bepalen dat overeenstemt met de over tien jaar geplande ontwikkeling van de luchthavens en dat bestaat uit aan geluidshinder blootgestelde zones die in afnemende lijn worden bepaald, naar gelang van de in § 2 bedoelde geluidsindicator Lden.

De aan geluidshinder blootgestelde eerste zone, "zone A'" genoemd, is degene waarin de over tien jaar geplande geluidsindicator Lden wijst op een geluidsbelasting van 70 db (A) of meer.

De aan geluidshinder blootgestelde tweede zone "zone B'" genoemd, vertoont een over tien jaar geplande geluidsindicator Lden van minimum 66 dB (A) die minder bedraagt dan 70 dB (A).

De aan geluidshinder blootgestelde derde zone, "zone C'" genoemd, vertoont een over tien jaar geplande geluidsindicator Lden van minimum 61 dB (A) die minder bedraagt dan 66 dB (A).

De aan geluidshinder blootgestelde vierde zone, "zone D'" genoemd, vertoont een over tien jaar geplande geluidsindicator 1dB (A).

De aan geluidshinder blootgestelde zones worden driejaarlijks herzien zonder dat de aldus afgebakende nieuwe zones beperkt worden ten opzichte van die bepaald vóór de herziening en de in het ontwikkelingsplan op lange termijn vastgestelde grenzen overschrijden. ' 3. In § 3, eerste lid, die § 4, eerste lid wordt, worden de woorden ' In deze aan geluidshinder blootgestelde zones ' vervangen door de woorden ' In de overeenkomstig § 2 en § 3 bepaalde zones '.4. In § 3, eerste lid, die § 4, eerste lid wordt, wordt een punt 5° ingevoegd, luidend als volgt : ' 5° projecten voor de stedenbouwkundige ontwikkeling en de verbetering van de leefomgeving uitvoeren '.5. In § 3, die § 4 wordt, wordt het tweede lid vervangen als volgt : ' In het kader van de maatregelen getroffen door de Regering overeenkomstig bovenstaand eerste lid : 1° wordt elk al dan niet bebouwde onroerend goed blootgesteld aan de geluidshinder met een geluidsindicator Lden van 70 dB (A) of meer, geacht deel uit te maken van zone A';2° wordt elk al dan niet bebouwde onroerend goed blootgesteld aan de geluidshinder met een geluidsindicator Lden van 66 dB (A) of meer en minder dan 70 dB (A), geacht deel uit te maken van zone B';3° wordt elk al dan niet bebouwde onroerend goed blootgesteld aan de geluidshinder met een geluidsindicator Lden van 61 dB (A) of meer en minder dan 66 dB (A), geacht deel uit te maken van zone C';4° wordt elk al dan niet bebouwde onroerend goed blootgesteld aan de geluidshinder met een geluidsindicator Lden van 56 dB (A) of meer en minder dan 61 dB (A), geacht deel uit te maken van zone D' '.6. In § 3, derde lid, die § 4, derde lid, 8°, wordt, worden de termen ' (A, B, C of D) ' vervangen door de termen ' (A', B', C' of D') '.7. Tussen § 3, die § 4 wordt, en § 4, die § 7 wordt, wordt een § 5 ingevoegd, luidend als volgt : ' § 5.In de zones A', B' en C' van het plan m.b.t. de blootstelling aan geluidshinder van de luchthaven van Luik-Bierset zijn de volgende principes van toepassing : 1° wanneer de isolatiewerken in de voornaamste nachtruimte(n) van de woningen gelegen binnen zone A van het ontwikkelingsplan op lange termijn worden uitgevoerd, wordt via geschikte technieken gezorgd voor een geluidsvermindering van minimum 42 dB (A);2° wanneer de isolatiewerken in de voornaamste nachtruimte(n) van de woningen gelegen buiten zone A van het ontwikkelingsplan op lange termijn worden uitgevoerd, wordt via geschikte technieken gezorgd voor een voldoende geluidsvermindering om een geluidsniveau van hoogstens 45 dB (A) te waarborgen zonder dat deze maximale geluidsniveaus meer dan tien keer gedurende een periode van 24 uur worden overschreden voor zover deze overschrijdingen te wijten zijn aan een overschrijding van het in § 7 bedoelde externe maximale geluidsniveau. In de zones A', B' en C' van het plan m.b.t. de blootstelling aan geluidshinder van de luchthavens van Luik-Bierset en Charleroi-Brussel-Zuid zijn de volgende principes van toepassing : 1° wanneer de isolatiewerken in de voornaamste dagvertrekken van de woningen gelegen binnen zone A van het ontwikkelingsplan op lange termijn worden uitgevoerd, wordt via geschikte technieken gezorgd voor een geluidsvermindering van minimum 38 dB (A);2° wanneer de isolatiewerken in de voornaamste dagvertrekken van de woningen gelegen buiten zone A van het ontwikkelingsplan op lange termijn worden uitgevoerd, wordt via geschikte technieken gezorgd voor een voldoende geluidsvermindering om een geluidsniveau van hoogstens 55 dB (A) te waarborgen zonder dat deze maximale geluidsniveaus meer dan tien keer gedurende een periode van 24 uur worden overschreden voor zover deze overschrijdingen te wijten zijn aan een overschrijding van het in § 7 bedoelde externe maximale geluidsniveau. De Regering wordt ertoe gemachtigd om een aantal lagere overschrijdingen te bepalen.

De kosten van de uitgevoerde werken zijn voor rekening van het Waalse Gewest volgens de procedure die door de Regering wordt bepaald.

De gefinancierde werken zijn met name de volgende : vervanging van de bestaande vensters door vensters met een hoge akoestische prestatie, vervanging van het buitenschrijnwerk (ramen en deuren), plaatsing van opgelegde vensters, plaatsing van akoestische luchtkokers, vervanging van binnendeuren en toegangsluiken, plaatsing van een dubbele dakhelling of versteviging van de dakbedekking, plaatsing van een bijkomende vloerlaag op de zoldervloer, plaatsing van een akoestisch vals plafond, plaatsing van een geluidsdemper (schoorsteen, dampkap, enz.), opvullen van luchtinlaten, plaatsing van een mechanische ventilering, akoestische versteviging en/of dichttimmeren van het beschot van de rolluiken en van de brievenbussen.

Voor de gebouwen gelegen in de zone A', B' of C' van de luchthaven van Luik-Bierset hebben de werken betrekking op de twee voornaamste dagvertrekken van de woning alsmede op de voornaamste nachtruimten, te weten een slaapkamer per persoon die in het betrokken woongebouw zijn verblijfplaats heeft.

Voor de gebouwen gelegen in de zone A', B' of C' van de luchthaven van Charleroi-Brussel-Zuid hebben de werken betrekking op de twee voornaamste dagvertrekken van de woning.

De tegemoetkoming van het Gewest is beperkt op 50 % van de verkoopwaarde van het gebouw. Indien het bedrag van de werken hoger is dan deze waarde, mag de Regering voorstellen om het pand uit de hand te kopen.

Bij wijze van uitzondering mag de Regering, indien er geen enkele oplossing gevonden kan worden wegens het specifieke technische of stedenbouwkundige karakter van een bebouwd onroerend goed, voorstellen om het pand uit de hand te kopen '. 8. Na § 5 wordt een § 6 ingevoegd, luidend als volgt : ' § 6.Binnen zone D' van het plan m.b.t. de blootstelling aan geluidshinder van de luchthaven van Luik-Bierset : - wordt een forfaitaire bijstand voor geluidsisolatie ten belope van 7.400 euro toegekend voor de gebouwen gelegen binnen zone C van het ontwikkelingsplan op lange termijn; - wordt een forfaitaire bijstand voor geluidsisolatie ten belope van 3.718 euro toegekend voor de gebouwen gelegen binnen zone D van het ontwikkelingsplan op lange termijn;

Binnen zone D' van het plan m.b.t. de blootstelling aan geluidshinder van de luchthaven van Charleroi-Brussel-Zuid : - wordt een forfaitaire bijstand voor geluidsisolatie ten belope van 5.000 euro toegekend voor de gebouwen gelegen binnen zone C van het ontwikkelingsplan op lange termijn; - wordt een forfaitaire bijstand voor geluidsisolatie ten belope van 2.479 euro toegekend voor de gebouwen gelegen binnen zone D van het ontwikkelingsplan op lange termijn.

Deze bedragen worden jaarlijks geïndexeerd op grond van het indexcijfer der consumptieprijzen, waarbij de basisindex die van de maand vóór de inwerkingtreding van het decreet is.

De werken die via de forfaitaire bijstand gefinancierd kunnen worden zijn de volgende : vervanging van de bestaande vensters door vensters met een hoge akoestische prestatie, vervanging van het buitenschrijnwerk (ramen en deuren), plaatsing van opgelegde vensters, plaatsing van akoestische luchtkokers, vervanging van binnendeuren en toegangsluiken, plaatsing van een dubbele dakhelling of versteviging van de dakbedekking, plaatsing van een bijkomende vloerlaag op de zoldervloer, plaatsing van een akoestisch vals plafond, plaatsing van een geluidsdemper (schoorsteen, dampkap, enz.), opvullen van luchtinlaten, plaatsing van een mechanische ventilering, akoestische versteviging en/of dichttimmeren van het beschot van de rolluiken en van de brievenbussen.

De Regering bepaalt de voorwaarden en de procedure m.b.t. de toekenning van de bijstand '. 9. Paragraaf 4 die § 7 wordt, wordt vervangen als volgt : ' § 7.De Regering mag op de grond voortgebrachte maximale geluidsdrempels bepalen, uitgedrukt in Lmax, die door de luchtvaartuigen die luchthavens van het Waalse Gewest tussen 23 en 7 uur en 7 en 23 uur gebruiken, niet overschreden mogen worden.

Deze geluidsdrempels worden bepaald naar gelang van de waarde van de geluidsindicator Lmax, met name op grond van de volgende definities : Het gewogen equivalent geluidsdrukniveau : " A " LAeq (T); - Het A-gewogen equivalent geluidsdrukniveau LAeq van een fluctuerend geluid, gemeten op een bepaalde geografische plaats gedurende het tijdsinterval T is het constant en stabiel geluidsniveau dat gedurende een gelijk tijdsinterval dezelfde gemiddelde kwadraatdruk zou hebben als het fluctuerend geluid.

LAeq (T) = 10 lg 1 U T PA2 (t) dt LAeq (T) = 10 lg T 0 PO2 PA (t) = A-gewogen geluidsdruk, naar gelang het tijdsinterval, in Pascal Po = geluidsdruk die als referentie geldt, gelijk aan 20uPa T = duur voor de integratie van het fluctuerend geluid - Het maximum geluidsniveau van een luchtvaartuig, Lmax : de maximumwaarde van het geluidsdrukniveau LAeq (1s) gemeten bij de doorgang van een luchtvaartuig en specifiek door hem voortgebracht op een bepaalde geografische plaats, met name M & [Laec (ls)] vliegtuig M*max.

Tussen 23 en 7 uur worden deze geluidsdrempels bepaald op 87 dB (A) Lmax recht tegenover de vaste geluidsmeters gelegen in zone B, op 82 dB (A) Lmax recht tegenover de vaste geluidsmeters gelegen in zone C en op 77 dB (A) Lmax recht tegenover de vaste geluidsmeters gelegen in zone D van het ontwikkelingsplan op lange termijn. Buiten de zones van het ontwikkelingsplan op lange termijn is de maximale geluidsdrempel lager dan 77 dB (A) Lmax.

Tussen 7 en 23 uur worden deze geluidsdrempels bepaald op 93 dB (A) Lmax recht tegenover de vaste geluidsmeters gelegen in zone B, op 88 dB (A) Lmax recht tegenover de vaste geluidsmeters gelegen in zone C en op 83 dB (A) Lmax recht tegenover de vaste geluidsmeters gelegen in zone D van het ontwikkelingsplan op lange termijn '. 10. De §§ 5, 6, 8 en 9 worden opgeheven. [

Art. 2.Het onderhavige decreet treedt in werking op de dag van bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad ] ».

B.2.1. Artikel 1bis van de wet van 18 juli 1973 betreffende de bestrijding van de geluidshinder, na de wijziging ervan bij het bestreden decreet van 29 april 2004 en na de gedeeltelijke vernietiging van paragraaf 5, eerste lid, 2°, ervan, bij het arrest nr. 101/2005 van het Hof, bepaalt : « § 1. De Regering wordt ertoe gemachtigd maatregelen te nemen om de bevolking die in de nabijheid van de luchthavens en vliegvelden van het Waalse Gewest woont, tegen geluidshinder te beschermen. § 2. De Regering wordt ertoe gemachtigd om een ontwikkelingsplan op lange termijn af te bakenen op grond van de zones m.b.t. de blootstelling aan geluidshinder overeenstemmend met de maximale ontwikkelingsgrenzen van de luchthavens en vliegvelden in het Waalse Gewest.

De zones van het ontwikkelingsplan op lange termijn worden bepaald naargelang van de waarde van geluidsindicator Lden die wordt berekend aan de hand van volgende formule : Lden = 10 lg 1 (12*10Lday/10 + 4*10 (Levening + 5)/10 + 8*10 (Lnight + 10)/10) Lden = 10 lg 24 waar : - Lday = gelijkwaardig niveau dat alleen door vliegtuigen wordt voortgebracht tussen 7 en 19 uur; - Levening = gelijkwaardig niveau dat alleen door vliegtuigen wordt voortgebracht tussen 19 en 23 uur; - Lnight = gelijkwaardig niveau dat alleen door vliegtuigen wordt voortgebracht tussen 23 en 7 uur; - Lday, Levening en Lnight worden elk berekend aan de hand van volgende formule : LT = 10 lg (1 * An (ti*10Leqi/10) LT = 10 lg (Tî = 1) waar : T = day, evening of night, ofwel respectievelijk 43.200 seconden (7-19 uur), 14 400 seconden (19-23 uur) of 28.800 seconden; n = totaalaantal vliegtuigen over de periode T;

Leqi = gelijkwaardig niveau voor het iste vliegtuig; tî = doorgangtijd in seconden voor het iste vliegtuig.

De eerste zone van het ontwikkelingsplan op lange termijn, ' zone A ' genoemd, is degene waarin de geluidsindicator Lden wijst op een geluidsbelasting van 70 db (A) of meer.

De tweede zone van het ontwikkelingsplan op lange termijn, ' zone B ' genoemd, vertoont een geluidsindicator Lden van minimum 65 dB (A) die minder bedraagt dan 70 dB (A).

De derde zone van het ontwikkelingsplan op lange termijn, ' zone C ' genoemd, vertoont een geluidsindicator Lden van minimum 60 dB (A) die minder bedraagt dan 65 dB (A).

De vierde zone van het ontwikkelingsplan op lange termijn, ' zone D ' genoemd, vertoont een geluidsindicator Lden van minimum 55 dB (A) die minder bedraagt dan 60 dB (A). § 3. In het ontwikkelingsplan op lange termijn kan de Waalse Regering een plan m.b.t. de blootstelling aan geluidshinder bepalen dat overeenstemt met de over tien jaar geplande ontwikkeling van de luchthavens en dat bestaat uit aan geluidshinder blootgestelde zones die in afnemende lijn worden bepaald, naar gelang van de in § 2 bedoelde geluidsindicator Lden.

De aan geluidshinder blootgestelde eerste zone, ' zone A' ' genoemd, is degene waarin de over tien jaar geplande geluidsindicator Lden wijst op een geluidsbelasting van 70 db (A) of meer.

De aan geluidshinder blootgestelde tweede zone ' zone B' ' genoemd, vertoont een over tien jaar geplande geluidsindicator Lden van minimum 66 dB (A) die minder bedraagt dan 70 dB (A).

De aan geluidshinder blootgestelde derde zone, ' zone C' ' genoemd, vertoont een over tien jaar geplande geluidsindicator Lden van minimum 61 dB (A) die minder bedraagt dan 66 dB (A).

De aan geluidshinder blootgestelde vierde zone, ' zone D' ' genoemd, vertoont een over tien jaar geplande geluidsindicator 1 dB (A).

De aan geluidshinder blootgestelde zones worden driejaarlijks herzien zonder dat de aldus afgebakende nieuwe zones beperkt worden ten opzichte van die bepaald vóór de herziening en de in het ontwikkelingsplan op lange termijn vastgestelde grenzen overschrijden. § 4. In de overeenkomstig § 2 en § 3 bepaalde zones kan de Waalse Regering met name : 1° elk al dan niet gebouwd onroerend goed kopen;2° de plaatsing bevorderen van voorzieningen om het geluid of de trillingen te verminderen, te dempen of om de nadelen ervan te verhelpen, in voorkomend geval door de toekenning van een toelage of een premie;3° de huurders van een hoofdverblijfplaats een verhuispremie aanbieden;4° in voorkomend geval geluidsisolatienormen opleggen, alsmede het gebruik van specifieke bouwmaterialen voor de oprichting en de verbouwing van gebouwen;5° projecten voor de stedenbouwkundige ontwikkeling en de verbetering van de leefomgeving uitvoeren. In het kader van de maatregelen getroffen door de Regering overeenkomstig bovenstaand eerste lid : 1° wordt elk al dan niet bebouwde onroerend goed blootgesteld aan de geluidshinder met een geluidsindicator Lden van 70 dB (A) of meer, geacht deel uit te maken van zone A';2° wordt elk al dan niet bebouwde onroerend goed blootgesteld aan de geluidshinder met een geluidsindicator Lden van 66 dB (A) of meer en minder dan 70 dB (A), geacht deel uit te maken van zone B';3° wordt elk al dan niet bebouwde onroerend goed blootgesteld aan de geluidshinder met een geluidsindicator Lden van 61 dB (A) of meer en minder dan 66 dB (A), geacht deel uit te maken van zone C';4° wordt elk al dan niet bebouwde onroerend goed blootgesteld aan de geluidshinder met een geluidsindicator Lden van 56 dB (A) of meer en minder dan 61 dB (A), geacht deel uit te maken van zone D'. Met het oog op de toepassing van bovenstaand tweede lid wordt het opmeten van het geluidsniveau voortvloeiende uit burgerlijk en commercieel luchtverkeer uit of naar luchthavens die onder het Waalse Gewest ressorteren, onder de volgende voorwaarden verricht : 1. de geluidsmetingapparatuur beantwoordt aan de eisen vastgesteld bij de normen CEI651 en CEI804 voor de vliegtuigen van klasse I;2. de meetapparatuur wordt systematisch geijkt vóór en na elke opmeting, bij middel van een gewaarmerkt kaliber, waarbij de afwijkingen telkens lager moeten zijn dan 0,5 dB;3. de geluidsmeting moet verplicht aan de buitenkant van de gebouwen plaatsvinden.De microfoon wordt verplicht geplaatst op een mast op een minimumhoogte van vier meter tegenover de natuurlijke ligging van de bodem en op een minimumafstand van twee meter van elke weerkaatsende akoestische structuur (muur, dak, hok, tuinhuis enz.).

De microfoon is verplicht uitgerust met het bijbehorend weer- en winddicht zeil van klasse I; 4. de elementaire geluidsniveaus worden opgemeten volgens de zogenaamde ' Lcq kort '-methode.Zij worden elke seconde opgemeten en opgeslaan in het geheugen van het apparaat, Laeq (1s) continu voor een totale periode van minstens veertien opeenvolgende dagen van gewone luchthavenactiviteit, met inbegrip van minstens één weekeinde, en onder voorbehoud van opschorting in geval van ongunstige weersomstandigheden die bepaald zijn overeenkomstig de norm ISO 1996 - 2 : 1987 en ISO 1996 - 1 : 1982; 5. de opgemeten geluidsniveaus worden in verband gebracht met de gegevens van de vluchtplannen (CR 1) die door de betrokken luchthaven worden verstrekt met het oog op de behandeling ervan.De geluidsgebeurtenissen die betrekking hebben op de overvlucht van luchtvaartuigen worden geïdentificeerd vanuit de ontwikkeling in de tijd van de elementaire geluidsniveaus die elke seconde worden opgemeten Laeq (1s). Bedoelde geluidsgebeurtenissen worden in rekening gebracht zodra het geluidsniveau die ze teweegbrengen boven de achtergrondruis uitstijgt en tot op het ogenblik waarop bedoeld niveau daar weer deel van uitmaakt; 6. een meetverslag wordt opgesteld volgens de procedure vastgesteld door de Regering;7. bedoeld verslag wordt aangevuld door een berekening waarin de anticipatie van de vermoedelijke vliegtuigbewegingen wordt opgenomen zoals in overweging genomen voor de bepaling van de omtrek van de zones blootgesteld aan de geluidshinder; 8. het deel uitmaken van een zone van het plan m.b.t. de blootstelling aan de geluidshinder (A', B', C' of D') bij wijze van gelijkstelling vloeit voort uit de vergelijking van de berekende uitslagen opgenomen in het meetverslag onder punt 7, met vermelding van de geluidsindicator LDN van de referentiezone. Mochten de indicatoren LDN opgenomen in het meetverslag minstens vier keer herhaald hoger zijn dan of gelijk aan de referentie-indicator (70, 65, 60 of 55 dB (A)), wordt het onroerend goed geacht in de referentiezone gelegen te zijn (A', B', C' of D'); 9. in het geval vermeld onder punt 8 opent het proces-verbaal van de berekende uitslagen het recht om in aanmerking te komen voor de maatregelen bedoeld onder het eerste lid, waarvan de uitvoering plaatsvindt onder de voorwaarden vastgesteld door de Regering;10. de Regering, die zich richt naar de bovenstaande methodes, laat opmetingen verrichten voor de geluidsniveaus op verschillende plaatsen of in verschillende wijken die meer bepaald aan de rand van de zones liggen.Door die voorafgaande maatregelen kan zij oordelen op welke plaatsen en in welke wijken de aanspraak op het recht van het tweede lid gegrond kan blijken. Indien de opmetingen die de Regering aldus heeft laten verrichten, erop wijzen dat de aanspraak op het recht om in aanmerking te komen voor één van de bepalingen bedoeld onder het tweede lid van § 3 hierboven prima facie gegrond blijkt, laat de Regering op eigen kosten de noodzakelijke individuele opmetingen verrichten. Indien er uit het onderzoek van de opmetingen van de geluidsniveaus die de Regering heeft laten verrichten, geen dergelijke conclusie getrokken kan worden, schiet degene die desalniettemin meent aanspraak te kunnen maken op het recht in het tweede lid de kosten met betrekking tot de individuele maatregelen die hem betreffen voor en worden laatstgenoemde hem terugbetaald voor zover zijn aanspraak gegrond blijkt.

De Regering stelt de procedure vast voor de uitvoering van de leden twee tot en met vier, evenals alle daartoe nodige maatregelen. § 5. In de zones A', B' en C' van het plan m.b.t. de blootstelling aan geluidshinder van de luchthaven van Luik-Bierset zijn de volgende principes van toepassing : 1° wanneer de isolatiewerken in de voornaamste nachtruimte(n) van de woningen gelegen binnen zone A van het ontwikkelingsplan op lange termijn worden uitgevoerd, wordt via geschikte technieken gezorgd voor een geluidsvermindering van minimum 42 dB (A);2° wanneer de isolatiewerken in de voornaamste nachtruimte(n) van de woningen gelegen buiten zone A van het ontwikkelingsplan op lange termijn worden uitgevoerd, wordt via geschikte technieken gezorgd voor een voldoende geluidsvermindering om een geluidsniveau van hoogstens 45 dB (A) te waarborgen. In de zones A', B' en C' van het plan m.b.t. de blootstelling aan geluidshinder van de luchthavens van Luik-Bierset en Charleroi-Brussel-Zuid zijn de volgende principes van toepassing : 1° wanneer de isolatiewerken in de voornaamste dagvertrekken van de woningen gelegen binnen zone A van het ontwikkelingsplan op lange termijn worden uitgevoerd, wordt via geschikte technieken gezorgd voor een geluidsvermindering van minimum 38 dB (A);2° wanneer de isolatiewerken in de voornaamste dagvertrekken van de woningen gelegen buiten zone A van het ontwikkelingsplan op lange termijn worden uitgevoerd, wordt via geschikte technieken gezorgd voor een voldoende geluidsvermindering om een geluidsniveau van hoogstens 55 dB (A) te waarborgen zonder dat deze maximale geluidsniveaus meer dan tien keer gedurende een periode van 24 uur worden overschreden voor zover deze overschrijdingen te wijten zijn aan een overschrijding van het in § 7 bedoelde externe maximale geluidsniveau. De Regering wordt ertoe gemachtigd om een aantal lagere overschrijdingen te bepalen.

De kosten van de uitgevoerde werken zijn voor rekening van het Waalse Gewest volgens de procedure die door de Regering wordt bepaald.

De gefinancierde werken zijn met name de volgende : vervanging van de bestaande vensters door vensters met een hoge akoestische prestatie, vervanging van het buitenschrijnwerk (ramen en deuren), plaatsing van opgelegde vensters, plaatsing van akoestische luchtkokers, vervanging van binnendeuren en toegangsluiken, plaatsing van een dubbele dakhelling of versteviging van de dakbedekking, plaatsing van een bijkomende vloerlaag op de zoldervloer, plaatsing van een akoestisch vals plafond, plaatsing van een geluidsdemper (schoorsteen, dampkap, enz.), opvullen van luchtinlaten, plaatsing van een mechanische ventilering, akoestische versteviging en/of dichttimmeren van het beschot van de rolluiken en van de brievenbussen.

Voor de gebouwen gelegen in de zone A', B' of C' van de luchthaven van Luik-Bierset hebben de werken betrekking op de twee voornaamste dagvertrekken van de woning alsmede op de voornaamste nachtruimten, te weten een slaapkamer per persoon die in het betrokken woongebouw zijn verblijfplaats heeft.

Voor de gebouwen gelegen in de zone A', B' of C' van de luchthaven van Charleroi-Brussel-Zuid hebben de werken betrekking op de twee voornaamste dagvertrekken van de woning.

De tegemoetkoming van het Gewest is beperkt op 50 % van de verkoopwaarde van het gebouw. Indien het bedrag van de werken hoger is dan deze waarde, mag de Regering voorstellen om het pand uit de hand te kopen.

Bij wijze van uitzondering mag de Regering, indien er geen enkele oplossing gevonden kan worden wegens het specifieke technische of stedenbouwkundige karakter van een bebouwd onroerend goed, voorstellen om het pand uit de hand te kopen. § 6. Binnen zone D' van het plan m.b.t. de blootstelling aan geluidshinder van de luchthaven van Luik-Bierset : - wordt een forfaitaire bijstand voor geluidsisolatie ten belope van 7.400 euro toegekend voor de gebouwen gelegen binnen zone C van het ontwikkelingsplan op lange termijn; - wordt een forfaitaire bijstand voor geluidsisolatie ten belope van 3.718 euro toegekend voor de gebouwen gelegen binnen zone D van het ontwikkelingsplan op lange termijn;

Binnen zone D' van het plan m.b.t. de blootstelling aan geluidshinder van de luchthaven van Charleroi-Brussel-Zuid : - wordt een forfaitaire bijstand voor geluidsisolatie ten belope van 5.000 euro toegekend voor de gebouwen gelegen binnen zone C van het ontwikkelingsplan op lange termijn; - wordt een forfaitaire bijstand voor geluidsisolatie ten belope van 2.479 euro toegekend voor de gebouwen gelegen binnen zone D van het ontwikkelingsplan op lange termijn.

Deze bedragen worden jaarlijks geïndexeerd op grond van het indexcijfer der consumptieprijzen, waarbij de basisindex die van de maand vóór de inwerkingtreding van het decreet is.

De werken die via de forfaitaire bijstand gefinancierd kunnen worden zijn de volgende : vervanging van de bestaande vensters door vensters met een hoge akoestische prestatie, vervanging van het buitenschrijnwerk (ramen en deuren), plaatsing van opgelegde vensters, plaatsing van akoestische luchtkokers, vervanging van binnendeuren en toegangsluiken, plaatsing van een dubbele dakhelling of versteviging van de dakbedekking, plaatsing van een bijkomende vloerlaag op de zoldervloer, plaatsing van een akoestisch vals plafond, plaatsing van een geluidsdemper (schoorsteen, dampkap, enz.), opvullen van luchtinlaten, plaatsing van een mechanische ventilering, akoestische versteviging en/of dichttimmeren van het beschot van de rolluiken en van de brievenbussen.

De Regering bepaalt de voorwaarden en de procedure m.b.t. de toekenning van de bijstand. § 7. De Regering mag op de grond voortgebrachte maximale geluidsdrempels bepalen, uitgedrukt in Lmax, die door de luchtvaartuigen die luchthavens van het Waalse Gewest tussen 23 en 7 uur en 7 en 23 uur gebruiken, niet overschreden mogen worden.

Deze geluidsdrempels worden bepaald naar gelang van de waarde van de geluidsindicator Lmax, met name op grond van de volgende definities : Het gewogen equivalent geluidsdrukniveau : ' A 'LAeq (T); - Het A-gewogen equivalent geluidsdrukniveau LAeq van een fluctuerend geluid, gemeten op een bepaalde geografische plaats gedurende het tijdsinterval T is het constant en stabiel geluidsniveau dat gedurende een gelijk tijdsinterval dezelfde gemiddelde kwadraatdruk zou hebben als het fluctuerend geluid.

LAeq (T) = 10 lg 1 U T PA2 (t) dt LAeq (T) = 10 lg T 0 PO2 PA (t) = A-gewogen geluidsdruk, naar gelang het tijdsinterval, in Pascal Po = geluidsdruk die als referentie geldt, gelijk aan 20uPa T = duur voor de integratie van het fluctuerend geluid - Het maximum geluidsniveau van een luchtvaartuig, Lmax : de maximumwaarde van het geluidsdrukniveau LAeq (1s) gemeten bij de doorgang van een luchtvaartuig en specifiek door hem voortgebracht op een bepaalde geografische plaats, met name M & (Laec (ls)) vliegtuig M*max.

Tussen 23 en 7 uur worden deze geluidsdrempels bepaald op 87 dB (A) Lmax recht tegenover de vaste geluidsmeters gelegen in zone B, op 82 dB (A) Lmax recht tegenover de vaste geluidsmeters gelegen in zone C en op 77 dB (A) Lmax recht tegenover de vaste geluidsmeters gelegen in zone D van het ontwikkelingsplan op lange termijn. Buiten de zones van het ontwikkelingsplan op lange termijn is de maximale geluidsdrempel lager dan 77 dB (A) Lmax.

Tussen 7 en 23 uur worden deze geluidsdrempels bepaald op 93 dB (A) Lmax recht tegenover de vaste geluidsmeters gelegen in zone B, op 88 dB (A) Lmax recht tegenover de vaste geluidsmeters gelegen in zone C en op 83 dB (A) Lmax recht tegenover de vaste geluidsmeters gelegen in zone D van het ontwikkelingsplan op lange termijn ».

B.2.2. Zoals de Waalse Regering in haar proceduregeschriften uiteenzet, beoogt de decreetgever op het vlak van de begeleidingsmaatregelen, overeenkomstig hetgeen is vermeld in de memorie van toelichting bij het ontwerp van decreet (Parl. St., Waals Parlement, 2003-2004, nr. 661/1, pp. 2 en 3) en tijdens de verdere parlementaire voorbereiding (Parl. St., Waals Parlement, 2003-2004, nr. 661/4, pp. 11, 16 en 26), met het bestreden decreet aan de inwoners van de zones A' en B' van het plan met betrekking tot de blootstelling aan geluidshinder een omkeerbare keuze te bieden tussen de verkoop van hun woning aan het Waalse Gewest of de geluidsisolatie van hun woning op kosten van het Gewest, behalve in twee welbepaalde gevallen waarin enkel in de mogelijkheid tot verkoop van de woning is voorzien.

Het decreet moet derhalve worden begrepen in die zin dat het die keuze aan de omwonenden biedt.

Het Hof onderzoekt de middelen uitgaande van het bestaan van die omkeerbare keuzemogelijkheid.

Ten aanzien van de bevoegdheid van het Hof B.3.1. De drie middelen in de zaak nr. 3183 zijn afgeleid uit de schending van : - de Grondwet, inzonderheid de artikelen 10, 11, 16, 17, 22, 23, 33, 39, 142, 144 en 145 ervan; - het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, inzonderheid de artikelen 6 en 8 ervan; - het Eerste Aanvullend Protocol bij het voormeld Europees Verdrag, inzonderheid artikel 1 ervan; - de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, inzonderheid de artikelen 6, § 1, II, 1°, en X, 7°, en 78 ervan; - de beginselen van gezag van gewijsde, evenredigheid en standstill.

B.3.2. Op grond van artikel 1 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof, gewijzigd bij de bijzondere wet van 9 maart 2003, is het Hof bevoegd om uitspraak te doen over de beroepen tot vernietiging van een wetgevende norm wegens schending van : « 1° de regels die door of krachtens de Grondwet zijn vastgesteld voor het bepalen van de onderscheiden bevoegdheid van de Staat, de Gemeenschappen en de Gewesten; of 2° de artikelen van titel II ' De Belgen en hun rechten ', en de artikelen 170, 172 en 191 van de Grondwet ». B.3.3. Het beroep is ontvankelijk in zoverre het de schending aanvoert van artikel 39 van de Grondwet en van artikel 6, § 1, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, aangezien die artikelen bevoegdheidverdelende regels bevatten.

B.3.4. Het beroep is tevens ontvankelijk in zoverre het is afgeleid uit de schending van de artikelen 10, 11, 16, 17, 22 en 23 van de Grondwet, die zijn vervat in titel II ervan.

Het beroep is daarentegen onontvankelijk, in zoverre het de rechtstreekse schending aanvoert van de artikelen 33, 142, 144 en 145 van de Grondwet.

B.3.5. Het Hof is niet bevoegd om wettelijke normen rechtstreeks te toetsen aan de in B.3.1 vermelde verdragsbepalingen.

Wanneer een verdragsbepaling die België bindt, een draagwijdte heeft die analoog is aan die van een van de grondwetsbepalingen waarvan de toetsing tot de bevoegdheid van het Hof behoort en waarvan de schending wordt aangevoerd, vormen de waarborgen vervat in die verdragsbepaling evenwel een onlosmakelijk geheel met de waarborgen die in de betrokken grondwetsbepalingen zijn opgenomen.

Daaruit volgt dat het Hof, bij de toetsing aan de in de eerste alinea van B.3.4 vermelde grondwetsbepalingen, rekening houdt met internationaalrechtelijke bepalingen die analoge rechten of vrijheden waarborgen.

B.3.6. Ten slotte is het Hof niet bevoegd om wettelijke normen rechtstreeks te toetsen aan algemene beginselen, maar het zal ermee rekening kunnen houden bij de grondwettigheidstoets die het binnen de hiervoor gepreciseerde perken uitvoert.

Ten aanzien van artikel 22 van de Grondwet en artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens B.4.1. Artikel 22 van de Grondwet bepaalt : « Ieder heeft recht op eerbiediging van zijn privé-leven en zijn gezinsleven, behoudens in de gevallen en onder de voorwaarden door de wet bepaald.

De wet, het decreet of de in artikel 134 bedoelde regel waarborgen de bescherming van dat recht ».

Artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens bepaalt : « Eenieder heeft recht op eerbiediging van zijn privé leven, zijn gezinsleven, zijn huis en zijn briefwisseling.

Geen inmenging van enig openbaar gezag is toegestaan met betrekking tot de uitoefening van dit recht dan voor zover bij de wet is voorzien en in een democratische samenleving nodig is in het belang van 's lands veiligheid, de openbare veiligheid, of het economisch welzijn van het land, de bescherming van de openbare orde en het voorkomen van strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden, of voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen ».

B.4.2. Het recht op de eerbiediging van het privé-leven en het gezinsleven heeft als essentieel doel de personen te beschermen tegen inmengingen in hun privé-leven, hun gezinsleven, hun woning of hun briefwisseling. Het voorstel dat is voorafgegaan aan de aanneming van artikel 22 van de Grondwet beklemtoonde « de bescherming van de persoon, de erkenning van zijn identiteit en de belangrijkheid van zijn ontplooiing en die van zijn gezin » en het onderstreepte de noodzaak om het privé-leven en het gezinsleven te beschermen tegen « inmenging, onder meer als gevolg van de onafgebroken ontwikkeling van de informatietechnieken, wanneer maatregelen van opsporing, onderzoek en controle door de overheid en particuliere instellingen worden uitgevoerd bij het uitoefenen van hun functie of hun activiteit » (Parl. St., Senaat, 1991-1992, nr. 100-4/2°, p. 3).

B.4.3. Uit de parlementaire voorbereiding van artikel 22 van de Grondwet blijkt bovendien dat de Grondwetgever « een zo groot mogelijke concordantie [heeft willen nastreven] met artikel 8 van het Europees Verdrag tot Bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), teneinde betwistingen over de inhoud van dit Grondwetsartikel respectievelijk artikel 8 van het EVRM te vermijden [...] » (Parl. St., Kamer, 1993-1994, nr. 997/5, p. 2).

B.4.4. Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens heeft aangenomen (arrest Powell en Rayner t/ Verenigd Koninkrijk van 21 februari 1990, arrest Hatton (II) t/ Verenigd Koninkrijk van 8 juli 2003) dat de geluidshinder door vliegtuigen, wanneer die buitensporig is, de kwaliteit van het privé-leven van de omwonenden kan verminderen en dat die geluidshinder kan worden beschouwd hetzij als een tekortkoming in de positieve verplichting van de Staten om adequate maatregelen te nemen teneinde de rechten te beschermen die de verzoekers putten uit artikel 8.1 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, hetzij als een inmenging van een overheid die moet worden verantwoord volgens de in artikel 8.2 opgesomde criteria. Er dient ter zake rekening te worden gehouden met een billijk evenwicht dat tot stand moet worden gebracht tussen de belangen van het individu en die van de maatschappij in haar geheel, waarbij de Staat, in de beide gevallen, een beoordelingsmarge geniet om te bepalen welke maatregelen dienen te worden genomen, in het bijzonder wanneer met de uitbating van een luchthaven een wettig doel wordt nagestreefd en de negatieve gevolgen daarvan voor het leefmilieu niet volledig kunnen worden uitgesloten.

B.4.5. Onder dat voorbehoud kan worden aangenomen dat, wanneer geluidshinder afkomstig van vliegtuigen een ondraaglijk niveau bereikt, die hinder afbreuk kan doen aan de rechten die de omwonenden van een luchthaven aan artikel 22 van de Grondwet ontlenen.

Ten aanzien van het eerste middel in de zaak nr. 3188 B.5. De verzoekende partijen voeren aan dat artikel 1bis van de wet van 18 juli 1973 de artikelen 22 en 23 van de Grondwet schendt, waarbij zij erop wijzen dat al hun andere middelen zijn gericht tegen aantastingen van de rechten die bij die bepalingen worden gewaarborgd, maar dat die aantastingen ook in hun geheel moeten worden onderzocht.

Aldus geformuleerd is het middel echter onvoldoende nauwkeurig om te beantwoorden aan de vereisten van artikel 6 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof en kan het dus niet los van die waarnaar het verwijst, worden onderzocht.

Ten aanzien van het eerste middel en het derde middel, tweede en derde onderdeel, in de zaak nr. 3183 en ten aanzien van het derde, vierde, vijfde, zesde en zevende middel in de zaak nr. 3188 B.6. Die middelen brengen de samenhang in het geding tussen de twee instrumenten waarin het bestreden decreet voorziet, namelijk het ontwikkelingsplan op lange termijn (O.L.T.) en het plan met betrekking tot de blootstelling aan geluidshinder (P.B.G.), alsook de gevolgen die daaruit voortvloeien voor verschillende categorieën van omwonenden van de luchthaven Luik-Bierset.

B.7. Terwijl artikel 1bis van de wet van 18 juli 1973, vóór de wijziging ervan bij het bestreden decreet, in een enkel plan voorzag (het P.B.G.), steunt het decreet op een onderscheid tussen het P.B.G. en het O.L.T. In de memorie van toelichting wordt hieromtrent vermeld : « Het ontwikkelingsplan op lange termijn stemt overeen met een maximale benutting van een luchthaven of een vliegveld die, in de feiten, mogelijk nooit wordt bereikt, teneinde de geleden hinder niet te onderschatten, maar integendeel erop vooruit te lopen. Dat plan omvat vier zones die overeenstemmen met een geluidsniveau uitgedrukt in Lden, namelijk : - zone A : meer dan 70 dB (A); - zone B : van 70 tot 65 dB (A); - zone C : van 65 tot 60 dB (A); - zone D : van 60 tot 55 dB (A).

Met toepassing van het voorzorgsbeginsel geeft dat plan dus informatie over de configuratie van de zones met betrekking tot de blootstelling aan geluidshinder in de hypothese van een maximale benutting van de luchthaven of het vliegveld. Los van de maatregelen die voor de bestaande gebouwen kunnen worden genomen, maakt dat plan het mogelijk vooruit te lopen op een eventuele maximale benutting van de luchthaven wanneer de overheid of de particulieren ertoe worden gebracht beslissingen te nemen betreffende projecten binnen die gebieden. Een en ander kan het met name mogelijk maken normen aan te nemen (die zouden kunnen worden opgelegd door middel van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening) betreffende de geluidsisolatie of het gebruik van bouwmaterialen voor de oprichting of wijziging van gebouwen.

Het plan met betrekking tot de blootstelling aan geluidshinder op tien jaar moet, op basis van dezelfde geluidsindicator, zones met betrekking tot de blootstelling aan geluidshinder op middellange termijn bepalen, wat het mogelijk maakt om vooruit te lopen op de te nemen maatregelen, waarbij beter rekening wordt gehouden met een daadwerkelijke en mogelijke exploitatie binnen tien jaar. Er zouden eveneens vier zones zijn, die als volgt zijn vastgesteld : - zone A' : meer dan 70 dB (A); - zone B' : van 70 tot 66 dB (A); - zone C' : van 66 tot 61 dB (A); - zone D' : van 61 tot 56 dB (A).

De waarden die zijn gekozen voor de definitie van de zones van het plan met betrekking tot de blootstelling aan geluidshinder steunen op het werk van Bradley (Determining acceptable limits for aviation noise, Internoise 1996). Hij definieert de drempel van 66 dB (A) Ldn als de drempel waarboven de negatieve gevolgen van geluidshinder door het luchtverkeer beduidend zijn en de ontwikkeling van woongebieden ongeschikt maken. Daarentegen wordt vastgesteld dat, met toepassing van het voorzorgsbeginsel, voor de definitie van de zones B, C en D van het ontwikkelingsplan op lange termijn is gekozen voor strengere waarden die één decibel lager liggen. De afbakening van een zone A op 70 dB (A) Lden is behouden. Er dient te worden onderstreept dat, in zoverre het plan met betrekking tot de blootstelling aan geluidshinder vooruitloopt op de ontwikkeling van de luchthavenactiviteiten binnen tien jaar, een deel van de gebouwen in zone A' thans wordt onderworpen aan waarden die veel lager liggen dan 70 dB (A) Lden.

Om te verzekeren dat het plan met betrekking tot de blootstelling aan geluidshinder relevant blijft, is bepaald dat dit plan om de drie jaar wordt herzien, waarbij rekening wordt gehouden met de daadwerkelijke exploitatie van de luchthaven en met de hierdoor voortgebrachte geluidsniveaus, alsook met de perspectieven op tien jaar.

Het doel van de driejaarlijkse herziening is dus tweeërlei : 1. enerzijds, nagaan of het van kracht zijnde plan met betrekking tot de blootstelling aan geluidshinder minstens overeenstemt met de werkelijke situatie, met name wat het aantal op de luchthaven geregistreerde bewegingen of de door de ondernemingen in gebruik genomen vloot betreft... 2. anderzijds, de grenzen van het plan met betrekking tot de blootstelling aan geluidshinder aanpassen volgens de voorziene of voorspelbare ontwikkeling van de luchthavenactiviteiten en de samenstelling van de vloten binnen tien jaar. Die herziening moet evenwel twee grenzen in acht nemen. De eerste is een minimale grens : in geen enkel geval mogen de zones van het plan met betrekking tot de blootstelling aan geluidshinder dat moet worden herzien, worden verkleind. De tweede is een maximale grens : de grenzen van de zones mogen niet verder reiken dan die van het ontwikkelingsplan op lange termijn » (Parl. St., Waals Parlement, 2003-2004, nr. 661/1, p. 2).

Bij de aanneming van het decreet becommentarieerde de Minister de dualiteit van de instrumenten als volgt : « De eerste vraag aan mijnheer de Minister luidde waarom wordt gestreden tegen een volkomen virtueel plan met betrekking tot de blootstelling aan geluidshinder (P.B.G.), dat voorziet in vluchten de klok rond en 7 dagen op 7, met vliegtuigen die om de drie minuten opstijgen, terwijl we vandaag nog ver van die situatie verwijderd zijn, duizenden betrekkingen zijn gecreëerd en de activiteit vrij goed verloopt.

De koerierbedrijven bijvoorbeeld vragen een tijdvlak waarvan de duur beperkt is, maar dat ten volle wordt benut, gevolgd door een periode van drie uur zonder enige beweging. Waarom wordt dan een plan met betrekking tot de blootstelling aan geluidshinder bedacht dat voor die drie uren met een bezetting van het luchtruim rekening houdt ? Bovendien veranderen de vloten : er zijn grote inspanningen geleverd om de ondernemingen ertoe te brengen hun typen van vliegtuigen aan te passen. Moet dan worden gewerkt op basis van een plan over twintig jaar, waarbij ervan wordt uitgegaan dat de toestellen niet veranderen en de bezetting van de vluchten maximaal is, wat tot gevolg heeft dat grote zones worden gedefinieerd die op economische beperkingen stuiten ? » (Parl. St., Waals Parlement, 2003-2004, nr. 661/4, p. 4). « [...] de Regering [heeft] zich afgevraagd wat het belang ervan is om alles te doen steunen op een P.B.G. van 1998 voor een duur van twintig jaar, dat geen rekening houdt met de huidige werkelijkheid van de vluchten en voorziet in een maximaal gebruik van de banen. Op basis van de schattingen in verband met de groei van de op die plaats actieve ondernemingen en rekening houdend met de nieuwe gebruikte vloten, is dus ervoor gekozen een nieuw P.B.G. voor een duur van tien jaar op te maken, waarbij wordt voorzien in de mogelijkheid het om de drie jaar te herzien indien de werkelijkheid de ramingen overstijgt, zodat de werkelijke behoeften zo goed mogelijk worden weergegeven.

Hierdoor zijn tevens meer realistische zones gedefinieerd. Het vroegere P.B.G. is overigens behouden als een veiligheid. De geluidshinder door de vliegtuigen daarentegen wordt verder voortdurend gecontroleerd op basis van de Lmax, met sancties als gevolg » (ibid., p. 6). « [...] Samengevat voorziet het ontwerp van decreet in het behoud van het oorspronkelijke P.B.G. met een duur van twintig jaar, uitsluitend om de drie hierboven vermelde redenen : niet te overschrijden maximum, beperking van de geluidspieken en maatregelen inzake ruimtelijke ordening.

Er is een nieuw, realistischer plan aangenomen, dat misschien nooit zal worden overschreden en om de drie jaar zal worden geëvalueerd, teneinde na te gaan of men wel degelijk binnen de gewenste perspectieven inzake activiteit blijft.

Op basis daarvan zijn zones opnieuw gedefinieerd, die kleiner zijn en beter overeenstemmen met de werkelijkheid binnen tien jaar.

Het ontwerp van decreet is eveneens op de Europese norm Lden overgestapt, wat voor de omwonenden een lichte verbetering inhoudt » (ibid., p. 7).

In haar advies betreffende het ontwerp van decreet heeft de onafhankelijke overheid voor de controle en de opvolging inzake geluidshinder van luchthavens in het Waalse Gewest (hierna : A.C.N.A.W.), ingesteld bij een decreet van 8 juni 2001, in verband met het O.L.T. erop gewezen dat het ging om een element van stabiliteit bij de ruimtelijke planning rond de luchthavens : « De A.C.N.A.W. is het ermee eens dat het O.L.T. kan worden beschouwd als een element van stabiliteit bij de ruimtelijke planning rond de luchthavens. Niet alleen vormt dat plan een verbintenis op lange termijn van de Regering in verband met de maximale limieten die de geluidshinder als gevolg van de activiteiten van de luchthaven niet zal mogen overschrijden, maar het licht de omwonenden eveneens duidelijk in over een mogelijke ontwikkeling van hun situatie, waardoor zij aldus met kennis van zaken kunnen kiezen tussen de aankoop en de isolatie. Het is ten slotte een duidelijke boodschap aan de personen die zich in één van de zones van het O.L.T. zouden willen vestigen » (Parl. St., Waals Parlement, 2003-2004, nr. 661/1, p. 24).

B.8. Die elementen wijzen erop dat het bestreden decreet niet alleen uitgaat van een volkomen nieuw onderzoek van het dossier, met name in het licht van wetenschappelijke referenties die een bepaalde onzekerheid kunnen laten bestaan (Parl. St., Waals Parlement, 2003-2004, nr. 661/1, p. 25, en nr. 661/4, pp. 25 en 27), van het gevolg dat aan de vorige maatregelen is gegeven en van de bij die gelegenheid ondervonden moeilijkheden (« geen richtsnoeren van Europa, behoud van de toestemming voor nachtvluchten door het gerecht, stilzwijgen van de Raad van State in bepaalde omstandigheden, maar vernietigde procedures bij de beroepen » (Parl. St., Waals Parlement, 2003-2004, nr. 661/4, p. 4)), maar ook van een nieuwe methode die tegelijk rekening wil houden met de rechtspraak van het Hof, dat in zijn arrest nr. 51/2003 had geoordeeld dat er een discriminatie bestond tussen de omwonenden van zone A en die van zone B, waarbij de laatstgenoemden de voordelige maatregelen niet konden genieten die de eerstgenoemden wel genoten, terwijl zij een geluidshinder zouden ondergaan die voor hun gezondheid even schadelijk zou zijn (Parl. St., Waals Parlement, 2003-2004, nr. 661/1, p. 30, en nr. 661/4, pp. 10 en 17), van de zorg om de te nemen maatregelen voldoende soepel te houden zodat zij zich kunnen aanpassen aan de ontwikkeling van het luchtvervoer en bijgevolg veranderlijk zijn (ibid., nr. 661/1, p. 3), en van de zorg om de gewestelijke financiën niet meer dan nodig te belasten (ibid., nr. 661/4, pp. 12, 16 en 18).

Met die elementen moet rekening worden gehouden om te bepalen of de door de verzoekende partijen aangeklaagde discriminerende aantasting van het beginsel van het gezag van gewijsde daadwerkelijk bestaat. De in het voormelde arrest nr. 51/2003 vastgestelde ongrondwettigheid vereist dat de decreetgever, bij zijn latere optreden, daarmee rekening houdt, maar zij verbiedt hem daarbij niet om het dossier in zijn geheel opnieuw te beoordelen en maatregelen te nemen die in hun geheel de grondwettigheidstoets doorstaan. In dat opzicht is het mogelijk dat een maatregel die discriminerend is bevonden wanneer hij deel uitmaakt van een bepaald geheel van maatregelen, niet langer discriminerend is wanneer sommige van die maatregelen verdwijnen of worden aangepast.

B.9. Met die elementen moet eveneens rekening worden gehouden wanneer de bestreden maatregelen worden getoetst aan artikel 23 van de Grondwet. Zonder zich uit te spreken over de vraag of die bepaling te dezen een standstill -verplichting inhoudt die zich ertegen zou verzetten dat de bevoegde wetgever het door de toepasselijke reglementering geboden beschermingsniveau aanzienlijk verlaagt, zonder dat hiervoor motieven met betrekking tot het algemeen belang bestaan, stelt het Hof vast dat, hoewel inderdaad kan blijken dat de definitie van de zones van het nieuwe P.B.G., die kleiner zijn dan die van het vroegere P.B.G., ertoe kan leiden dat omwonenden thans het voordeel wordt ontnomen dat de vroegere reglementering aan de klassering van hun goed in de zones van het vroegere P.B.G. (die thans overeenstemmen met die van het O.L.T.) toekende, zij niettemin voordelen genieten, die zijn verbonden aan een zone, gedefinieerd op basis van een termijn die tot tien jaar is beperkt, zonder afbreuk te doen aan driejaarlijkse herzieningen die, binnen een op twintig jaar vastgestelde termijn, ertoe kunnen leiden dat de zones van het P.B.G. samenvallen met die van het O.L.T. en, volgens die ontwikkeling, aan die omwonenden het voordeel wordt gewaarborgd van de maatregelen die hun naar hun mening waren ontnomen.

De memorie van toelichting vermeldt in die zin : « Ten slotte zij onderstreept dat de omwonenden die zich, na de inwerkingtreding van het onderhavige ontwerp van decreet, zouden bevinden in een andere zone dan die waarin hun onroerend goed vroeger was opgenomen, met toepassing van het beginsel van de verworven rechten, de maatregel zullen genieten die zij het meest ' gunstig ' achten (bij wijze van theoretisch voorbeeld zal de omwonende die vroeger in zone A was gesitueerd en voortaan in zone C' van het plan met betrekking tot de blootstelling aan geluidshinder dat met toepassing van het onderhavige ontwerp van decreet is opgemaakt, nog altijd over de mogelijkheid beschikken zijn onroerend goed aan het Waalse Gewest te verkopen) » (Parl. St., Waals Parlement, 2003-2004, nr. 661/1, p. 4; zie ook nr. 661/4, p. 18).

Daarnaast dient rekening te worden gehouden met de waarborg vervat in artikel 1bis, § 4, tweede lid, van de wet van 18 juli 1973, dat het de omwonenden mogelijk maakt het werkelijke geluidsniveau te doen primeren op het theoretische niveau dat op basis van informaticasoftware is vastgesteld, en het voordeel te genieten van de begeleidende maatregelen die aan het eerste verbonden zijn.

B.10.1. Het eerste middel in de zaak nr. 3183 is afgeleid uit de schending van de artikelen 10, 11, 16, 22, 23, 39 en 142 van de Grondwet, van de artikelen 6 en 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, van artikel 1 van het Eerste Aanvullend Protocol bij dat Verdrag, van de artikelen 6, § 1, II, 1°, en X, 7°, en 78 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen en van het beginsel van het gezag van gewijsde en het standstill -beginsel, in zoverre (eerste onderdeel) artikel 1bis, §§ 2 en 3, van de wet van 18 juli 1973 een te ruime bevoegdheid zou toekennen aan de Waalse Regering en zou nalaten de criteria inzake de afbakening van de plannen waarin die bepaling voorziet, zelf te definiëren.

B.10.2. Het middel is alleen ontvankelijk en het Hof onderzoekt het alleen in de mate als aangegeven in B.3.

B.10.3. De aangevoerde bepalingen van de Grondwet die sommige aangelegenheden voorbehouden aan een wetgever, houden niet in dat de uitvoerende macht geen enkele daarop betrekking hebbende bepaling vermag aan te nemen, noch dat de wetgever ertoe gehouden is die in detail te regelen. Te dezen voorzien de bestreden bepalingen in twee soorten ontwikkelingsplannen, definiëren zij de manier waarop de geluidsindicator (Lden) wordt berekend, bepalen zij de specifieke blootstelling aan geluidshinder van de zones en, door de geluidspieken te beperken, geven zij aan welke geluidshinder als overdreven wordt beschouwd. De decreetgever heeft aldus de essentiële elementen van de in het geding zijnde regeling zelf bepaald. Van oordeel zijn, zoals de verzoekende partijen aanvoeren, dat hij ook ertoe gehouden zou zijn de typen van vliegtuigen, de lengte van de banen of de informaticasoftware te bepalen waarmee rekening moet worden gehouden of die moeten worden gebruikt om die plannen ten uitvoer te leggen, zou hem tot een actief bestuur dwingen, wat de doeltreffendheid van het door hem vastgestelde beleid in het gedrang zou brengen. Bovendien kunnen administratieve maatregelen gemakkelijker worden aangepast om tegemoet te komen aan de vereisten van de technische ontwikkeling.

B.10.4. In hetzelfde middel (tweede onderdeel) klagen de verzoekende partijen eveneens de kleinere omvang van de zones van het nieuwe P.B.G. aan. Die kritiek, die in het algemeen in B.8 en B.9 is beantwoord, moet hier worden onderzocht door ermee rekening te houden dat, enerzijds, de verzadiging - waarnaar de verzoekende partijen verwijzen om aan te voeren dat het onderscheid tussen het P.B.G. en het O.L.T. onjuist is -, zoals zij zelf aangeven, slechts is bereikt voor een van de drie delen van de periodes van vierentwintig uur waarmee de geluidsindicator Lden rekening houdt en, anderzijds, de correctiefactor verbonden aan het geluid veroorzaakt door vliegtuigen gedurende bepaalde periodes, die vroeger gold vanaf 22 uur, voortaan geldt vanaf 19 uur; weliswaar is die bestraffing beperkt tot 5 dB (A), terwijl die 10 dB (A) bedraagt vanaf 23 uur (artikel 1bis, § 2, tweede lid, van de wet van 18 juli 1973, gewijzigd bij het bestreden decreet), maar een dergelijke wijziging zou daarom nog niet als een betekenisvolle achteruitgang kunnen worden beschouwd. In tegenstelling tot wat de verzoekende partijen aanvoeren, is de verhoging met één decibel van de minimumdrempel van elke zone van dat P.B.G. overigens verantwoord in de parlementaire voorbereiding van het decreet, door te verwijzen naar de wetenschappelijke studies die de drempel van 66 dB (A) Ldn definiëren als de drempel waarboven de negatieve gevolgen van geluidshinder door luchtvervoer aanzienlijk zijn en de ontwikkeling van woongebieden ongeschikt maken (Parl. St., Waals Parlement, 2003-2004, nr. 661/1, p. 2).

Het is inderdaad juist dat het arrest nr. 51/2003 van het Hof het verschil in behandeling van de omwonenden van de zones A en B van het vroegere P.B.G. door artikel 1bis van de wet van 18 juli 1973, in de bewoordingen ervan vóór de wijzigingen bij het bestreden decreet, heeft afgekeurd. Ook al vermocht de decreetgever de lasten te willen beperken die dat arrest voor het Gewest kon meebrengen, toch vloeit hieruit niet voort dat hij daarom afbreuk zou hebben gedaan aan het gezag ervan. Er dient immers rekening mee te worden gehouden dat dat arrest zich niet uitspreekt over de vaststelling van een plan, de gekozen indicator of het beginsel van de afbakening van de zones, maar wel over de concrete situatie van omwonenden die een geluidshinder van 65 tot 70 dB (A) werkelijk ondergaan. Het bestreden decreet - dat, overeenkomstig de wetenschappelijke studies waarmee tijdens de hiervoor vermelde parlementaire voorbereiding van het decreet rekening is gehouden, de geluidsdrempel van zone B' voortaan verhoogt van 65 tot 66 dB (A) (artikel 1bis, § 3) - biedt de omwonenden wier gebouw in een bepaalde zone is gelegen, de mogelijkheid om de maatregelen te genieten die ten behoeve van een andere zone zijn genomen, indien zij worden blootgesteld aan een geluidshinder die voor die laatste zone is vastgesteld (artikel 1bis, § 4, tweede lid), en maakt het mogelijk dat het toepassingsgebied van de begeleidingsmaatregelen wordt uitgebreid ter gelegenheid van de driejaarlijkse herziening van het P.B.G. waarin is voorzien in het decreet.

Wat de omwonenden buiten zone D' van het nieuwe P.B.G. betreft, is het weliswaar juist dat zij geen enkele compenserende maatregel genieten zolang een driejaarlijkse herziening van het plan hun situatie niet wijzigt. Er zij echter opgemerkt dat de geluidsdrempels die thans op hen betrekking hebben, van dien aard zijn dat, volgens de beschikbare wetenschappelijke studies waarmee de gewestwetgever rekening heeft gehouden (Parl. St., Waals Parlement, 2003-2004, nr. 661/1, p. 2), de hinder onvoldoende groot is om te kunnen stellen dat de decreetgever ertoe gehouden is aan die omwonenden thans compensaties toe te kennen.

B.10.5. Het middel kan niet worden aangenomen.

B.11.1. Het vierde middel in de zaak nr. 3188 is afgeleid uit de schending van de artikelen 22 en 23 van de Grondwet, in zoverre artikel 1bis, § 3, tweede lid, van de wet van 18 juli 1973 de geluidsdrempels bepaalt, die zijn berekend in Lden en vastgesteld op 56 dB, 61 dB en 66 dB voor de zones D', C' en B' van het P.B.G., terwijl de drempels die van toepassing zijn op de zones D, C en B van het vroegere P.B.G. (of van het bestaande O.L.T.) waren (of zijn) vastgesteld op respectievelijk 55 dB, 60 dB, 66 dB en 70 dB, berekend in Ldn (of in Lden). De verzoekende partijen betwisten de keuze van een nieuwe geluidsindicator niet, maar voeren aan dat de nieuwe maatregelen, door de zones van het P.B.G. kleiner te maken, ertoe leiden dat de omwonenden de meest voordelige maatregelen worden ontzegd die hun door het vroegere P.B.G. waren gewaarborgd, terwijl de lagere drempels voor het O.L.T. ertoe leiden dat de zones ervan groter worden, waarbij de omwonenden aldus meer geluidshinder wordt opgelegd.

B.11.2. In de parlementaire voorbereiding van het decreet wordt, in verband met de drempel van 66 dB (A), aangegeven dat de bijkomende decibel het voorwerp heeft uitgemaakt van een discussie : « [Een lid] is van mening dat nieuwe discriminaties en nieuwe ongelijkheden dienen te worden voorkomen. [Het lid] stelt vast dat de Waalse Regering, om het aantal af te kopen huizen zoveel mogelijk te beperken, meerdere mechanismen heeft gedefinieerd. Zone B van het ontwerp van P.B.G. begint bij een niveau van 66 dB (A) Lden, terwijl die vroeger altijd is afgebakend vanaf 65 dB (A) Ldn. Die decibel lijkt derhalve een groot probleem te worden.

De minister verwijst naar een eenzijdige beslissing van de toenmalige wetgever die op geen enkele wetenschappelijke studie berust. Door te kiezen voor een niveau van 66 dB (A) Lden komt de minister tegemoet aan de eis die alle tegenstanders al heel lang formuleren, namelijk om de Bradley-norm toe te passen. De vaststelling van het plan op lange termijn heeft ter zake geen enkele invloed » (Parl. St., Waals Parlement, 2003-2004, nr. 661/4, p. 24).

De Waalse Regering merkt op dat de in het geding zijnde extra decibel voortvloeit uit het feit dat een geluidsindicator (Ldn) plaats heeft gemaakt voor een andere (Lden), waarbij beide mathematisch gezien zeer dicht bij elkaar liggen. Die maatregel gaat gepaard met extra compenserende bepalingen voor de omwonenden, vermits de bewoners in zone B' voortaan, zoals die van zone A', kunnen kiezen tussen de afkoop van hun goed door het Waalse Gewest en isolatiemaatregelen, en vermits voortaan een geluidsdrempel is vastgesteld vanaf 19 uur voor de avondvluchten, terwijl de vroegere bepalingen daarin slechts vanaf 22 uur voorzagen. Daarnaast moet rekening worden gehouden met het feit dat de gekozen hoogste drempel (66 dB (A)) kennelijk niet onredelijk is, vermits de studie waarnaar in de parlementaire voorbereiding wordt verwezen, de geluidshinder boven de drempel van 66 dB (A) als niet verenigbaar met woongebied beschouwt. De beoordeling die de decreetgever heeft gemaakt, kan dus niet als kennelijk onredelijk worden beschouwd.

B.11.3. Het middel kan niet worden aangenomen.

B.12.1. Het vijfde middel in de zaak nr. 3188 is afgeleid uit de schending van de artikelen 22 en 23 van de Grondwet, in zoverre artikel 1bis, § 3, voorziet in een P.B.G. dat op theoretische wijze uitgaat van een termijn van tien jaar en geen rekening houdt met de bestaande geluidshinder van de luchthaven.

B.12.2. Door te bepalen dat het P.B.G. overeenstemt met de over tien jaar geplande ontwikkeling van de Waalse luchthavens, verbiedt artikel 1bis, § 3, van de wet van 18 juli 1973 niet dat dit P.B.G. met de bestaande geluidshinder rekening houdt. Zoals wordt aangegeven in het uittreksel van de memorie van toelichting van het bestreden decreet, overgenomen onder B.7, maakt het P.B.G. het mogelijk vooruit te lopen op de te nemen maatregelen, waarbij tegelijk beter rekening wordt gehouden met een daadwerkelijke en aannemelijke exploitatie binnen een termijn van tien jaar; het wordt om de drie jaar bijgewerkt, waarbij rekening wordt gehouden met de daadwerkelijke exploitatie van de luchthaven en met de geluidshinder als gevolg daarvan (Parl. St., Waals Parlement, 2003-2004, nr. 661/1, p. 2).

De aan de omwonenden toegekende compensaties worden op basis van dat plan bepaald en dit vanaf de tenuitvoerlegging ervan. Zij worden dus verondersteld rekening te houden met zowel de bij de totstandkoming van het plan vastgestelde geluidshinder, als die welke tijdens de toepassing ervan wordt verwacht.

B.12.3. Het middel kan niet worden aangenomen.

B.13.1. Het zevende middel in de zaak nr. 3188 is afgeleid uit de schending van de artikelen 22 en 23 van de Grondwet, in zoverre artikel 1bis, § 3, van de wet van 18 juli 1973 bepaalt dat de zones van het P.B.G. de zones van het O.L.T. niet mogen overschrijden, terwijl de ontwikkeling van het luchtvervoer ertoe zou kunnen leiden dat de maximale grenzen die de decreetgever voor het O.L.T. heeft vastgesteld, worden overschreden; dat verbod, dat in de parlementaire voorbereiding niet wordt verantwoord, zou geen bestaansreden hebben, indien de decreetgever wil dat de door het O.L.T. vastgestelde grenzen niet kunnen worden overschreden.

B.13.2. Vooraf zij opgemerkt dat, wanneer de decreetgever een aangelegenheid regelt die, zoals het luchtvervoer, kan evolueren naar gelang van met name technische elementen waarop hij geen vat heeft, hij zijn keuze vermag te maken op basis van vooruitzichten die het Hof alleen in het geding zou kunnen brengen indien die kennelijk onredelijk zouden zijn. Te dezen geven de verzoekende partijen, die de vooruitzichten van de decreetgever evenwel optimistisch vinden, toe dat de gekozen maximale grenzen hoog liggen en brengen zij geen elementen aan op basis waarvan die als onredelijk zouden kunnen worden beschouwd.

Niettemin geven de bewoordingen zelf van het bestreden artikel 1bis, § 3, aan dat de grenzen van het O.L.T. een norm vormen die de decreetgever oplegt aan de overheid die hij ertoe machtigt het decreet ten uitvoer te leggen, overheid die daarmee rekening zal moeten houden wanneer zij de beslissingen neemt die onder haar bevoegdheid vallen, zoals het vaststellen van het P.B.G. Overigens, aangezien de wet van 18 juli 1973 voortaan voorziet in twee plannen die beide voor de omwonenden waarborgen bevatten betreffende zowel de geluidsdrempels als de compenserende maatregelen, ziet het Hof niet in in welke zin de in het middel beoogde bepaling een achteruitgang ten opzichte van de vroegere bepalingen zou kunnen inhouden.

B.13.3. Het middel kan niet worden aangenomen.

B.14.1. Het derde middel, tweede en derde onderdeel, in de zaak nr. 3183 en het zesde middel in de zaak nr. 3188 zijn afgeleid uit de schending van de artikelen 10, 11, 16, 22, 23 en 142 van de Grondwet, van de artikelen 6 en 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, van artikel 1 van het Eerste Aanvullend Protocol bij dat Verdrag, van de artikelen 6, § 1, II, 1°, en X, 7°, en 78 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen en van het beginsel van het gezag van gewijsde en het standstill -beginsel, in zoverre artikel 1bis, § 6, van de wet van 18 juli 1973 de bewoners van zone D van het O.L.T. niet langer het voordeel van de maatregelen waarborgt dat het vroegere P.B.G. hun waarborgde, namelijk, in zone D' van het nieuwe P.B.G., een resultaatsverbintenis ten aanzien van de isolatie van de woningen, alsook begeleidingsmaatregelen.

B.14.2. Het middel in de zaak nr. 3183 is alleen ontvankelijk en het Hof onderzoekt het alleen in de mate als aangegeven in B.3.

B.14.3. De begeleidende maatregelen die het bestreden decreet aan de omwonenden toekent, hangen af van de zone waarin zij wonen en die is gedefinieerd op basis van een termijn van tien jaar; er is voorzien in driejaarlijkse herzieningen, teneinde rekening te houden met de intussen veroorzaakte geluidshinder. Zoals is uiteengezet in B.8 en B.9 kunnen die opeenvolgende herzieningen op langere termijn ertoe leiden dat die begeleidende maatregelen worden toegekend die, terwijl zij gelijkwaardig waren aan die waarin de vroegere bepalingen voorzagen, op een kortere termijn mogelijk niet geschikt werden geacht. De aldus door de decreetgever gemaakte beoordeling kan niet als kennelijk onevenredig worden beschouwd, te meer omdat het « gelijkheidsbeginsel » vervat in artikel 1bis, § 4, van de wet van 18 juli 1973 het de omwonenden mogelijk maakt het beschermingsstelsel te genieten dat overeenstemt met het daadwerkelijke geluidsniveau waaraan zij worden blootgesteld, indien het hoger ligt dan het niveau op basis waarvan de zone wordt gedefinieerd waarin zij wonen.

B.14.4. Gelet op de vergelijkenderwijs beperkte geluidsniveaus waaraan de omwonenden in zone D' van het nieuwe P.B.G. zijn blootgesteld en op het gegeven dat, zoals de Waalse Regering in de memorie in de zaak nr. 3183 aangeeft, beperkte werkzaamheden het mogelijk kunnen maken daaraan tegemoet te komen, vermocht de decreetgever te oordelen dat het forfaitaire bedrag waarin de bestreden bepaling voorziet, volstond om de door de Wereldgezondheidsorganisatie nagestreefde doelstellingen te kunnen verwezenlijken en dat de geluidsniveaus de verschillen in behandeling die het decreet onder de omwonenden invoert naar gelang van de zone waarin zij wonen, op objectieve en redelijke wijze verantwoordden.

B.14.5. De middelen kunnen niet worden aangenomen.

B.15.1. Het derde middel in de zaak nr. 3188 is afgeleid uit de schending van de artikelen 10, 11, 22 en 23 van de Grondwet, in zoverre artikel 1, § 7, van de wet van 18 juli 1973 gebruik maakt van de zones van het O.L.T. om de maximale geluidsdrempels vast te stellen die aan de vliegtuigen worden opgelegd, op straffe van administratieve sancties, terwijl artikel 1bis, § 4, eerste lid, gebruik maakt van de zones van het P.B.G. (die kleiner zijn en waarvoor hogere drempels gelden) om de ten behoeve van de omwonenden te nemen maatregelen te definiëren. Hieruit zou voortvloeien dat omwonenden die aan dezelfde maximale geluidsdrempels worden onderworpen, verschillende begeleidingsmaatregelen zouden kunnen genieten.

B.15.2. Het gegeven dat de omwonenden die aan dezelfde maximale geluidsdrempels worden onderworpen, verschillende begeleidingsmaatregelen zouden kunnen genieten, vloeit noodzakelijkerwijs voort uit de keuze die de decreetgever vermocht te maken zonder de artikelen 10 en 11 van de Grondwet te schenden (zoals in B.8 en B.9 is aangegeven) en die leidt tot de invoering van twee plannen met een verschillend doel. Wellicht kan een verschil in behandeling waarvan de omvang contrasteert met de gelijkenis tussen de ongelijk behandelde situaties, op het eerste gezicht bekritiseerbaar lijken, vermits het gaat om soortgelijke gevallen. Maar dat is het onvermijdelijke gevolg van de keuze die de decreetgever heeft gemaakt om, bij de definitie van de ten behoeve van de omwonenden te nemen maatregelen, een onderscheid te maken naar gelang van de ernst van de hinder die zij ondergaan, waarbij een dergelijke keuze, wanneer ze kan worden verantwoord, de noodzaak oplegt ergens een grens te trekken.

Door te bepalen dat onroerende goederen worden geacht tot een bepaalde zone te behoren, terwijl zij niet ertoe behoren, maar de geluidshinder ondergaan die in aanmerking is genomen om die zone te definiëren, verzacht artikel 1bis, § 4, tweede lid, overigens de starheid van een dergelijke grens. Zoals de Waalse Regering aangeeft, houdt de afnemende geluidshinder van vliegtuigen bij het opstijgen bovendien in dat de omwonenden in naburige zones van het nieuwe P.B.G., binnen eenzelfde zone van het O.L.T., niet aan hetzelfde geluidsniveau zullen worden onderworpen, vermits de geluidshinder van het vliegtuig, dat van de ene zone van het O.L.T. naar de andere vliegt, moet worden aangepast aan de maximale drempel die is bepaald voor de zone die het vliegtuig binnenkomt. De situatie van de omwonenden is dus niet identiek.

B.15.3. Ten slotte, hoewel het vanzelfsprekend is dat de compenserende maatregelen, zoals te dezen, worden gedefinieerd volgens de geluidshinder die in de komende tien jaar wordt verwacht, zoals het P.B.G. die inschat (wat overigens voor de overheid een zwaardere financiële last vormt dan indien alleen de bestaande geluidshinder in aanmerking zou worden genomen), zou de decreetgever niet kunnen worden verweten op langere termijn strengere drempels te bepalen, die de luchtvaartmaatschappijen ertoe moeten aanmoedigen minder lawaaierige toestellen te gebruiken. Evenmin zou hieruit een achteruitgang ten opzichte van de vorige bepalingen kunnen worden afgeleid, vermits de maximale geluidsdrempels, in het vroegere P.B.G. en vervolgens in het O.L.T., voor vergelijkbare zones zijn gedefinieerd. Indien dat was gebeurd volgens de zones van het nieuwe P.B.G., hadden zij kunnen evolueren volgens de driejaarlijkse herzieningen ervan en aldus de aan de omwonenden toegekende waarborgen beperken.

B.15.4. Het middel kan niet worden aangenomen.

Ten aanzien van het tweede middel in de zaak nr. 3183 B.16.1. Het middel is afgeleid uit de schending van de artikelen 16, 17, 33, 39, 142, 144 en 145 van de Grondwet, van de artikelen 6 en 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, van artikel 1 van het Eerste Aanvullend Protocol bij dat Verdrag, van de artikelen 6, § 1, II, 1°, en X, 7°, en 78 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen en van het beginsel van het gezag van gewijsde en het evenredigheidsbeginsel, in zoverre artikel 1bis, § 4, eerste lid, van de wet van 18 juli 1973 niet ertoe verplicht gebruik te maken van de onteigeningsprocedure ten algemenen nutte, terwijl de in het geding zijnde geluidshinder in zone A' van dien aard is dat het gaat om een werkelijke beroving van de wezenlijke prerogatieven van het eigendomsrecht en geen beroep kan worden gedaan op het vrijwillige karakter van het in het geding zijnde mechanisme om de niet-toepasselijkheid van artikel 16 van de Grondwet aan te voeren.

B.16.2. Het middel is alleen ontvankelijk en het Hof onderzoekt het alleen in de mate als aangegeven in B.3.

B.16.3. Artikel 1bis, § 4, eerste lid, 1°, van de wet van 18 juli 1973 maakt het de Waalse Regering met name mogelijk elk al dan niet gebouwd onroerend goed in de door het P.B.G. en het O.L.T. gedefinieerde zones te kopen.

In de parlementaire voorbereiding van het decreet wordt aangegeven dat werd vastgesteld dat talrijke omwonenden in zone A' van het (nieuwe) P.B.G. hun woning niet wensten te verlaten en dat hun dus de mogelijkheid diende te worden gelaten om te kiezen tussen de aankoop van hun onroerend goed door het Waalse Gewest en isolatiewerken (Parl.

St., Waals Parlement, 2003-2004, nr. 661/4, pp. 6, 19 en 25). De decreetgever vermocht dus ervan uit te gaan dat de onteigeningsprocedure, die wordt toegepast wanneer de vervreemding gezagshalve gebeurt, geen geschikte maatregel vormde wanneer, zoals te dezen, die vervreemding voortvloeide uit de keuze van de eigenaar. In tegenstelling tot wat de verzoekende partijen aanvoeren, kunnen de aan de omwonenden opgelegde lasten niet als dermate overdreven worden beschouwd dat zij hun een keuzemogelijkheid ontnemen, vermits zij beschikken over de mogelijkheid om isolatiewerken te laten uitvoeren op kosten van de overheid (Parl. St., Waals Parlement, 2003-2004, nr. 661/1, p. 2).

De door de omwonenden aangeklaagde hinder kan bovendien niet geacht worden de omwonenden daadwerkelijk te ontzetten van hun goed, vermits zij het kunnen verkopen, met name aan de Waalse Regering. Die hinder vormt weliswaar een beperking in het gebruik van het eigendomsrecht, maar is niet overdreven ten aanzien van het door de bestreden bepalingen nagestreefde doel van algemeen belang en de compensaties waarin het decreet voorziet, gaan niet uit van een kennelijk onredelijke beoordeling.

B.16.4. Het middel kan niet worden aangenomen.

Ten aanzien van het derde middel (eerste onderdeel) in de zaak nr. 3183 en ten aanzien van het tweede middel in de zaak nr. 3188 B.17.1. Ten aanzien van artikel 1bis, § 5, van de wet van 18 juli 1973 vorderen de verzoekende partijen de vernietiging van het zinsdeel « zonder dat deze maximale geluidsniveaus meer dan tien keer gedurende een periode van 24 uur worden overschreden voor zover deze overschrijdingen te wijten zijn aan een overschrijding van het in § 7 bedoelde externe maximale geluidsniveau ».

B.17.2. In zijn arrest nr. 101/2005 van 1 juni 2005 heeft het Hof dat deel van de bepaling vernietigd, waarbij het de gevolgen ervan tot 31 december 2005 handhaaft.

B.17.3. De middelen hebben derhalve geen voorwerp meer.

Om die redenen, het Hof, rekening houdend met het vermelde in B.2.2, verwerpt de beroepen.

Aldus uitgesproken in het Frans, het Nederlands en het Duits, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof, op de openbare terechtzitting van 14 december 2005.

De griffier, De voorzitter, L. Potoms. M. Melchior.

^