Etaamb.openjustice.be
Arrest
gepubliceerd op 27 november 2007

Uittreksel uit arrest nr. 138/2007 van 14 november 2007 Rolnummer 4121 In zake : het beroep tot vernietiging van de artikelen 3, 4 en 5 van het decreet van het Vlaamse Gewest van 7 juli 2006 houdende wijziging van de gemeentekieswet, gecoör Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit voorzitter M. Melchior, de rechters P. Martens, E. De G(...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2007203401
pub.
27/11/2007
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

Uittreksel uit arrest nr. 138/2007 van 14 november 2007 Rolnummer 4121 In zake : het beroep tot vernietiging van de artikelen 3, 4 en 5 van het decreet van het Vlaamse Gewest van 7 juli 2006 houdende wijziging van de gemeentekieswet, gecoördineerd op 4 augustus 1932, de wet van 19 oktober 1921 tot regeling van de provincieraadsverkiezingen en de wet van 11 april 1994 tot organisatie van de geautomatiseerde stemming, ingesteld door de feitelijke vereniging « Groen ! » en anderen.

Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit voorzitter M. Melchior, de rechters P. Martens, E. De Groot, L. Lavrysen, A. Alen en J.-P. Moerman, en, overeenkomstig artikel 60bis van de bijzondere wet van 6 januari 1989, emeritus voorzitter A. Arts, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van emeritus voorzitter A. Arts, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van het beroep en rechtspleging Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 10 januari 2007 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 11 januari 2007, is beroep tot vernietiging ingesteld van de artikelen 3, 4 en 5 van het decreet van het Vlaamse Gewest van 7 juli 2006 houdende wijziging van de gemeentekieswet, gecoördineerd op 4 augustus 1932, de wet van 19 oktober 1921 tot regeling van de provincieraadsverkiezingen en de wet van 11 april 1994 tot organisatie van de geautomatiseerde stemming (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 13 juli 2006) door de feitelijke vereniging « Groen ! », met zetel te 1070 Brussel, Sergeant De Bruynestraat 78-82, Vera Dua, wonende te 9000 Gent, Lange Violettestraat 241, Jozef Tavernier, wonende te 9880 Aalter, Keltenlaan 8, Kathleen Bevernage, wonende te 8900 Ieper, Kapucienenstraat 16, Ann Poppe, wonende te 2018 Antwerpen, Hertsdeinstraat 53, en Elisabeth Meuleman, wonende te 9700 Oudenaarde, Borgveld 9. (...) II. In rechte (...) B.1. De verzoekende partijen vorderen de vernietiging van de artikelen 3, 4 en 5 van het decreet van het Vlaamse Gewest van 7 juli 2006 houdende wijziging van de gemeentekieswet, gecoördineerd op 4 augustus 1932, de wet van 19 oktober 1921 tot regeling van de provincieraadsverkiezingen en de wet van 11 april 1994 tot organisatie van de geautomatiseerde stemming (hierna : decreet van 7 juli 2006).

De bestreden bepalingen brengen wijzigingen aan in de gemeentekieswet, gecoördineerd op 4 augustus 1932, (hierna : gemeentekieswet) en luiden : «

Art. 3.Artikel 57 van dezelfde wet, vervangen bij artikel 7 van de wet van 26 juni 2000 en gewijzigd bij artikel 22 van het decreet van 10 februari 2006, wordt vervangen door wat volgt : '

Artikel 57.Wanneer het aantal kandidaten van een lijst gelijk is aan het aantal zetels dat aan die lijst toekomt, zijn al die kandidaten gekozen.

Is het eerste van die aantallen groter dan het tweede, dan worden de zetels toegekend aan de kandidaten in afnemende grootte van het aantal stemmen dat zij hebben behaald. Bij gelijk stemmenaantal is de volgorde van voordracht op de lijst beslissend. Alvorens de gekozenen aan te wijzen, kent het hoofdstembureau aan de kandidaten individueel een derde van het aantal stemmen toe ten gunste van de volgorde van voordracht. Dit derde wordt vastgesteld door het product van de vermenigvuldiging van het aantal stembiljetten met een lijststem, vermeld in artikel 50, § 1, tweede lid, 1°, en het aantal door deze lijst behaalde zetels, te delen door drie.

De in het tweede lid vermelde toekenning gebeurt door overdracht. De toe te kennen stembiljetten worden toegevoegd aan de naamstemmen die de eerste kandidaat van de lijst heeft behaald, voor wat nodig is om het verkiesbaarheidscijfer dat specifiek is voor elke lijst, te bereiken. Is er een overschot, dan wordt het op gelijkaardige wijze toegekend aan de tweede kandidaat, vervolgens aan de derde en zo verder, totdat het derde van het aantal gunstige stemmen voor de volgorde van voordracht, zoals die bepaald is in het tweede lid, uitgeput is.

Het verkiesbaarheidscijfer dat specifiek is voor elke lijst, wordt bereikt door het product van de vermenigvuldiging van het stemcijfer van de lijst zoals het bepaald is in artikel 55, en het aantal zetels dat aan die lijst toegekend is, te delen door het aantal zetels dat toekomt aan die lijst, vermeerderd met een eenheid.

Wanneer het aantal kandidaten van een lijst lager is dan dat van de aan de lijst toekomende zetels, zijn die kandidaten allemaal gekozen en worden de overblijvende zetels toegekend overeenkomstig artikel 56, derde lid'.

Art. 4.Artikel 57bis van dezelfde wet, vervangen bij artikel 23 van het decreet van 10 februari 2006, wordt vervangen door wat volgt : '

Artikel 57bis.De eventuele decimalen van het quotiënt dat verkregen wordt enerzijds door de in artikel 57, tweede lid, vermelde verrichting uit te voeren, en anderzijds door de in artikel 57, vierde lid, vermelde verrichting uit te voeren, worden afgerond naar de hogere eenheid, ongeacht het feit of zij al dan niet 0,50 bereiken'.

Art. 5.In artikel 58 van dezelfde wet, vervangen bij artikel 9 van de wet van 26 juni 2000 en gewijzigd bij artikel 24 van het decreet van 10 februari 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het tweede lid wordt vervangen door wat volgt : 'Voorafgaandelijk aan hun aanwijzing gaat het hoofdstembureau, nadat het de verkozenen heeft aangewezen, over tot een nieuwe individuele toekenning aan de niet-gekozen kandidaten, van een derde van het aantal stemmen die gunstig zijn voor de volgorde van voordracht, zoals bepaald is in artikel 57, tweede lid, waarbij die toekenning op dezelfde manier gebeurt als voor de aanwijzing van de verkozenen, maar beginnende bij de eerste niet-gekozen kandidaat, in de volgorde van inschrijving op het stembiljet';2° het derde en vierde lid worden opgeheven.» B.2. De Vlaamse Regering betwist het belang van de verzoekende partijen, nu zij de ongrondwettigheid aanvoeren van een bij de bestreden bepalingen alleen maar « bevestigde » regeling.

B.3. De Grondwet en de bijzondere wet van 6 januari 1989 vereisen dat elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die een beroep tot vernietiging instelt, doet blijken van een belang. Van het vereiste belang doen slechts blijken de personen wier situatie door de bestreden norm rechtstreeks en ongunstig zou kunnen worden geraakt.

B.4.1. De eerste verzoekende partij is de politieke partij « Groen ! ».

B.4.2. Naar luid van artikel 2, 2°, van de bijzondere wet van 6 januari 1989 dient de verzoekende partij voor het Hof een natuurlijke persoon of een rechtspersoon te zijn die doet blijken van een belang.

De politieke partijen die feitelijke verenigingen zijn, hebben in beginsel niet de vereiste bekwaamheid om voor het Hof een beroep in te stellen.

Anders is het wanneer zij optreden in aangelegenheden, zoals de kieswetgeving, waarvoor zij wettelijk als afzonderlijke entiteiten worden erkend en wanneer, terwijl hun optreden bij de wet is erkend, sommige aspecten daarvan in het geding zijn.

B.5.1. De overige verzoekende partijen beroepen zich op hun hoedanigheid van kiezer en kandidaat bij de verkiezingen van de provincieraden, gemeenteraden en districtsraden om hun belang bij het beroep tot vernietiging aan te tonen.

B.5.2. Het kiesrecht is het fundamentele politieke recht in de representatieve democratie. Elke kiezer of kandidaat doet blijken van het vereiste belang om de vernietiging te vorderen van bepalingen die zijn stem of zijn kandidatuur ongunstig kunnen beïnvloeden.

B.6. De verzoekende partijen motiveren hun belang bij het beroep met verwijzing naar de inhoud van de door hen bestreden bepalingen.

De Vlaamse Regering betwist het belang van de verzoekende partijen, ten eerste omdat de vernietiging van de bestreden bepalingen aan de verzoekende partijen geen voordeel kan opleveren nu de vroegere regeling identiek is aan de huidige en, ten tweede, omdat zij de ongrondwettigheid aanvoeren van een bij de bestreden bepalingen alleen maar « bevestigde » regeling en de decreetgever in het bestreden decreet niet normerend is opgetreden op het vlak van de toewijzing van het aantal zetels aan een welbepaalde lijst. Om dezelfde reden is het beroep volgens de Vlaamse Regering onontvankelijk nu de verzoekende partijen tegen de bestreden bepalingen zelf geen grieven aanvoeren.

B.7. Aangezien de excepties verband houden met de draagwijdte van de bestreden bepalingen, valt het onderzoek ervan samen met de beoordeling ten gronde.

B.8. Het enige middel is afgeleid uit de schending van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 3 van het Eerste Aanvullend Protocol bij het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en, voor zoveel als nodig, met artikel 14 van dat Verdrag.

Volgens de verzoekende partijen zijn de bestreden artikelen niet bestaanbaar met de in het middel aangehaalde grondwets- en verdragsbepalingen, doordat zij het bestaande verschil met betrekking tot het toepasselijke systeem van zetelverdeling bevestigen. Bij de provincieraads- en districtsraadsverkiezingen wordt het « systeem D'Hondt » gehanteerd en bij de gemeenteraadsverkiezingen het « systeem Imperiali » - dat nadeliger zou zijn voor kleinere politieke partijen -, zonder dat voor dat verschil een objectieve en redelijke verantwoording zou bestaan.

B.9.1. Artikel 3 van het Eerste Aanvullend Protocol bij het Europees Verdrag voor de rechten van de mens luidt als volgt : « De Hoge Verdragsluitende Partijen verbinden zich om met redelijke tussenpozen vrije, geheime verkiezingen te houden onder voorwaarden welke de vrije meningsuiting van het volk bij het kiezen van de wetgevende macht waarborgen ».

B.9.2. De in het Vlaamse Gewest georganiseerde verkiezingen van de gemeenteraden hebben geen betrekking op het « kiezen van de wetgevende macht » in de zin van voormelde bepaling. Bijgevolg is artikel 3 van het Eerste Aanvullend Protocol bij het Europees Verdrag voor de rechten van de mens niet van toepassing.

B.9.3. Vermits artikel 14 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens enkel kan worden aangevoerd in samenhang met een in dat Verdrag vermeld recht of een in dat Verdrag vermelde vrijheid, is ook die bepaling te dezen niet van toepassing.

B.9.4. In zoverre het middel artikel 3 van het Eerste Aanvullend Protocol bij het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en artikel 14 van dat Verdrag aanvoert, is het niet ontvankelijk.

Het Hof beperkt bijgevolg zijn toetsing tot de artikelen 10 en 11 van de Grondwet.

B.10.1. De bestreden artikelen 3, 4 en 5 brengen wijzigingen aan in de artikelen 57, 57bis en 58 van de gemeentekieswet.

Die bepalingen van de gemeentekieswet regelen sommige aspecten van de wijze waarop de aan de lijsten toekomende zetels dienen te worden toegekend aan de kandidaten van die lijsten.

Ze regelen op geen enkele wijze de verdeling van de zetels tussen de verschillende lijsten.

B.10.2. De in de artikelen 56 en 110 van de gemeentekieswet en 19 en 20 van de provinciekieswet vervatte delerreeksen (het « systeem Imperiali » bij de gemeenteraadsverkiezingen en het « systeem D'Hondt » bij de provincie- en districtsraadsverkiezingen) hebben enkel betrekking op de verdeling van de zetels tussen de lijsten, en niet op de verdeling van de aan de lijsten toekomende zetels tussen de kandidaten van die lijsten.

B.11. De artikelen 56 en 110 van de gemeentekieswet en 19 en 20 van de provinciekieswet werden niet gewijzigd door het bestreden decreet en kunnen bijgevolg niet het voorwerp uitmaken van het onderhavige beroep.

Door wijzigingen aan te brengen in de bepalingen die betrekking hebben op de toekenning van de zetels aan de kandidaten van een lijst, kan de decreetgever bovendien niet worden geacht normerend te zijn opgetreden op het vlak van de in de voormelde artikelen van de gemeentekieswet en de provinciekieswet vervatte aangelegenheden.

B.12. Het middel is niet gegrond.

Om die redenen, het Hof - verwerpt het beroep; - schrapt de zaken ingeschreven onder nr. 3965 en nr. 3991 van de rol.

Aldus uitgesproken in het Nederlands, het Frans en het Duits, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989, op de openbare terechtzitting van 14 november 2007, door rechter E. De Groot, waarnemend voorzitter ter vervanging van emeritus voorzitter A. Arts, wettig verhinderd.

De griffier, P.-Y. Dutilleux.

De wnd. voorzitter, E. De Groot.

^