Etaamb.openjustice.be
Arrest
gepubliceerd op 17 maart 2009

Uittreksel uit arrest nr. 18/2009 van 12 februari 2009 Rolnummer 4413 In zake : de prejudiciële vraag over artikel 31, tweede lid, van de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers, gesteld door de Rechtban Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters M. Bossuyt en M. Melchior, en de rechter(...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2009200974
pub.
17/03/2009
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Uittreksel uit arrest nr. 18/2009 van 12 februari 2009 Rolnummer 4413 In zake : de prejudiciële vraag over artikel 31, tweede lid, van de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers, gesteld door de Rechtbank van eerste aanleg te Leuven.

Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters M. Bossuyt en M. Melchior, en de rechters P. Martens, J.-P. Moerman, E. Derycke, J. Spreutels en T. Merckx-Van Goey, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter M. Bossuyt, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging Bij vonnis van 12 december 2007 in zake de nv « Axa Bank Belgium » tegen Steve Bolanger en Sindy Pierloot, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 17 januari 2008, heeft de Rechtbank van eerste aanleg te Leuven de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 31, tweede lid, van de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers de artikelen 10 en 11 van de Grondwet doordat wanneer de schuldeiser afzonderlijke vorderingen tot bekrachtiging van de loonoverdracht en tot betaling van de hoofdverbintenis instelt, het vonnis over deze laatste vordering niet voor beroep vatbaar is wanneer de vordering met betrekking tot deze hoofdverbintenis tot de bevoegdheid van de vrederechter behoort, en de beide vorderingen wegens samenhang worden samengevoegd, terwijl wanneer de vordering met betrekking tot de hoofdverbintenis niet tot de bevoegdheid van de vrederechter behoort, de beslissing over deze laatste vordering wel voor beroep vatbaar is, ook wanneer wegens samenhang de vordering met betrekking tot de overdracht van het loon en de vordering met betrekking tot de hoofdverbintenis worden samengevoegd ? ». (...) III. In rechte (...) B.1. Artikel 31 van de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers (hierna : Loonbeschermingswet) bepaalt : « In geval van verzet roept de overnemer de overdrager bij aangetekende brief, toegezonden door een deurwaarder, voor de vrederechter van het kanton van de woonplaats van de overdrager, ten einde de overdracht te horen bekrachtigen.

De vrederechter beslist in laatste aanleg, ongeacht het bedrag van de overdracht. Bij bekrachtiging kan de overdracht door de gecedeerde schuldenaar worden uitgevoerd op eenvoudige kennisgeving die hem door de griffier wordt gedaan binnen vijf dagen te rekenen van het vonnis ».

B.2.1. Het verwijzende rechtscollege vraagt of het discriminerend is dat de schuldeiser-overnemer ingevolge het tweede lid van de geciteerde bepaling geen hoger beroep kan instellen tegen de beslissing van de vrederechter over een vordering met betrekking tot de hoofdschuldvordering die wegens samenhang is gevoegd met een vordering tot bekrachtiging van een loonoverdracht, terwijl wel hoger beroep mogelijk is wanneer de vordering met betrekking tot de hoofdschuldvordering niet tot de bevoegdheid van de vrederechter behoort.

B.2.2. Het verwijzende rechtscollege interpreteert artikel 31, tweede lid, van de Loonbeschermingswet - met verwijzing naar een arrest van het Hof van Cassatie van 10 november 1983 - in die zin dat de vrederechter bij wie een vordering tot bekrachtiging van de loonoverdracht aanhangig is, in laatste aanleg uitspraak doet over alle voor hem opgeworpen betwistingen betreffende de vorm en de grond van zowel de loonoverdracht als de hoofdschuldvordering, ook wanneer die vorderingen - zoals te dezen - bij afzonderlijke akten voor de vrederechter zijn ingesteld maar zijn samengevoegd op verzoek van de partijen.

Het verwijzende rechtscollege vergelijkt die situatie - waarbij de schuldeiser-overnemer geen hoger beroep meer kan instellen tegen de beslissing van de vrederechter over het geheel van de betwistingen - met de situatie van een schuldeiser-overnemer die een vordering met betrekking tot de hoofdschuldvordering instelt voor de rechtbank van eerste aanleg, en die tegen de beslissing van die rechtbank wel hoger beroep kan instellen. Dat is volgens het verwijzende rechtscollege ook het geval wanneer de vordering tot bekrachtiging van de loonoverdracht bij de vrederechter is ingesteld en de vordering met betrekking tot de hoofdschuldvordering voor de rechtbank van eerste aanleg, en de vorderingen wegens samenhang moeten worden gevoegd voor de rechtbank van eerste aanleg.

B.3. In het ene geval gaat het om een schuldeiser die over een akte van loonsoverdracht beschikt en die, doordat de schuldenaars de hoofdverbintenis naar zijn oordeel niet nakomen, wenst over te gaan tot de uitvoering van de bij afzonderlijke overeenkomst aangegane overdracht van loon. De vordering is na eenvoudig verzet van de werknemer een door de schuldeiser ingestelde procedure tot bekrachtiging van die loonoverdracht.

In het andere geval gaat het om een schuldeiser-overnemer die de vordering met betrekking tot de hoofdschuldvordering niet inleidt voor de vrederechter, maar vanwege het bedrag ervan voor de rechtbank van eerste aanleg.

B.4. Artikel 31, tweede lid, van de Loonbeschermingswet maakt integrerend deel uit van hoofdstuk VI van die wet betreffende de procedure inzake de overdracht van loon. De wetgever heeft in dat hoofdstuk een volledig systeem uitgebouwd waarbij hij op evenwichtige wijze de belangen van de schuldeisers en de belangen van de schuldenaars tegen elkaar heeft afgewogen.

Ter bescherming van de schuldenaars heeft hij op straffe van nietigheid voorgeschreven dat de overdracht van loon moet gebeuren bij een akte, onderscheiden van die welke de hoofdverbintenis bevat en waarvan zij de uitvoering waarborgt, op te maken in zoveel exemplaren als er partijen zijn met een onderscheiden belang.

Indien de gecedeerde schuldenaar zich verzet tegen het voornemen van de overnemer om de overdracht uit te voeren, dient deze laatste het initiatief te nemen om de overdracht door de vrederechter te horen bekrachtigen volgens een eenvoudige en goedkope procedure (artikel 31, eerste lid). De vrederechter moet, in de interpretatie van de verwijzende rechter, alvorens tot bekrachtiging over te gaan, alle bezwaren beoordelen die door de schuldenaar worden aangebracht, zowel met betrekking tot de vorm en de inhoud van de overdracht als met betrekking tot de hoofdschuldvordering.

Ter bescherming van de schuldeiser bepaalt de wet niet enkel een eenvoudige en goedkope procedure, zij voorziet ook in een eenvoudige procedure wat betreft de uitvoering van de bekrachtiging van de overdracht (artikel 31, tweede lid) en in geval van wijziging van dienstbetrekking van de schuldenaar (de artikelen 32 en 33).

De wetgever die in hoofdstuk VI van de Loonbeschermingswet een systeem heeft uitgewerkt dat zowel de belangen van de schuldenaar als die van de schuldeiser op doeltreffende wijze beschermt, vermocht, zonder het gelijkheidsbeginsel te schenden, te beslissen dat de vonnissen die in dat verband door de vrederechter worden gewezen, niet vatbaar dienden te zijn voor hoger beroep.

B.5. De prejudiciële vraag dient ontkennend te worden beantwoord.

Om die redenen, het Hof zegt voor recht : Artikel 31, tweede lid, van de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers schendt de artikelen 10 en 11 van de Grondwet niet in zoverre het tot gevolg heeft dat een schuldeiser-overnemer die, bij afzonderlijke akten, een vordering tot bekrachtiging van de loonoverdracht en een vordering met betrekking tot de hoofdschuldvordering heeft ingesteld, in geval van samenvoeging van de zaken voor de vrederechter op verzoek van de partijen, de mogelijkheid wordt ontzegd hoger beroep in te stellen tegen het vonnis van de vrederechter.

Aldus uitgesproken in het Nederlands en het Frans, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989, op de openbare terechtzitting van 12 februari 2009.

De griffier, P.-Y. Dutilleux.

De voorzitter, M. Bossuyt.

^