Etaamb.openjustice.be
Arrest
gepubliceerd op 16 februari 2010

Uittreksel uit arrest nr. 190/2009 van 26 november 2009 Rolnummer 4631 In zake : de prejudiciële vraag over artikel 14bis, § 3, van de wet van 3 juli 1967 betreffende de preventie van of de schadevergoeding voor arbeidsongevallen, voor Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters M. Bossuyt en P. Martens, en de rechters(...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2009205881
pub.
16/02/2010
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Uittreksel uit arrest nr. 190/2009 van 26 november 2009 Rolnummer 4631 In zake : de prejudiciële vraag over artikel 14bis, § 3, van de wet van 3 juli 1967 betreffende de preventie van of de schadevergoeding voor arbeidsongevallen, voor ongevallen op de weg naar en van het werk en voor beroepsziekten in de overheidssector, gesteld door de Politierechtbank te Mechelen.

Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters M. Bossuyt en P. Martens, en de rechters M. Melchior, R. Henneuse, E. De Groot, L. Lavrysen, A. Alen, J.-P. Snappe, J.-P. Moerman, E. Derycke, J. Spreutels en T. Merckx-Van Goey, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter M. Bossuyt, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging Bij vonnis van 28 januari 2009 in zake de onderlinge verzekeringsvereniging « Ethias » tegen de nv « Dexia Verzekeringen België », waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 29 januari 2009, heeft de Politierechtbank te Mechelen de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 14bis, § 3, van de wet van 3 juli 1967 betreffende de preventie van of de schadevergoeding voor arbeidsongevallen, voor ongevallen op de weg naar en van het werk en voor beroepsziekten in de overheidssector, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet doordat het de arbeidsongevallenverzekeraars van de in artikel 1 van die wet bedoelde rechtspersonen of instellingen, alsook van diegenen die in artikel 1bis bedoelde personeelscategorieën tewerkstellen niet [toelaat] om op dezelfde wijze als het slachtoffer of zijn rechthebbende een rechtsvordering te kunnen instellen tegen de verzekeraar die de aansprakelijkheid dekt van de eigenaar, de bestuurder of de gebruiker van het motorvoertuig en tegen het Gemeenschappelijk Motorwaarborgfonds (bedoeld in artikel 80 van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen) en deze arbeidsongevallenverzekeraars niet vervangen worden in de rechten die het slachtoffer of zijn rechthebbenden bij niet-vergoeding overeenkomstig artikel 14bis, § 1, van voormelde wet [van 3 juli 1967] hadden kunnen uitoefenen krachtens artikel 29bis van de wet van 21 november 1989, terwijl de arbeidsongevallenverzekeraar in de privésector krachtens artikel 48ter van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971 wel een rechtsvordering kan stellen tegen de verzekeringsonderneming die de aansprakelijkheid [dekt] van de eigenaar, bestuurder of van de houder van het motorvoertuig of tegen het Gemeenschappelijk Motorwaarborgfonds (bedoeld in artikel 80 van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen) krachtens artikel 29bis van de wet van 21 november 1989 betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorvoertuigen ? ». (...) III. In rechte (...) B.1.1. Artikel 14bis van de wet van 3 juli 1967 betreffende de preventie van of de schadevergoeding voor arbeidsongevallen, voor ongevallen op de weg naar en van het werk en voor beroepsziekten in de overheidssector, laatst gewijzigd bij artikel 4 van de wet van 19 januari 2001 tot wijziging van diverse bepalingen betreffende de regeling inzake automatische vergoeding van de schade, geleden door zwakke weggebruikers en passagiers van motorrijtuigen, bepaalt : « § 1. Onverminderd de bepalingen van artikel 29bis van de wet van 21 november 1989 betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen, blijven de in artikel 1 bedoelde rechtspersonen of instellingen alsook degenen die de in artikel 1bis bedoelde personeelscategorieën tewerkstellen verplicht de uit deze wet voortvloeiende vergoedingen en renten uit te betalen. § 2. De overeenkomstig artikel 29bis van de voormelde wet van 21 november 1989 toegekende vergoeding, die geen betrekking kan hebben op de vergoeding van de lichamelijke schade zoals zij gedekt is door deze wet, mag samengevoegd worden met de krachtens deze wet toegekende vergoedingen. § 3. De in artikel 1 bedoelde rechtspersonen of instellingen alsook degenen die de in artikel 1bis bedoelde personeelscategorieën tewerkstellen kunnen een rechtsvordering instellen tegen de verzekeraar die de aansprakelijkheid dekt van de eigenaar, de bestuurder of de houder van het motorvoertuig of tegen het Gemeenschappelijk Waarborgfonds bedoeld in artikel 80 van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen, tot beloop van de krachtens § 1 gedane uitkeringen en de ermee overeenstemmende kapitalen.

Ze kunnen die vordering instellen op dezelfde wijze als het slachtoffer of zijn rechthebbenden en worden vervangen in de rechten die het slachtoffer of zijn rechthebbenden bij niet-vergoeding overeenkomstig § 1 hadden kunnen uitoefenen krachtens artikel 29bis van de voormelde wet van 21 november 1989 ».

B.1.2. Artikel 29bis, § 1, eerste lid, van de wet van 21 november 1989 betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen, zoals vervangen bij artikel 2, A), van de wet van 19 januari 2001, bepaalt : « Bij een verkeersongeval waarbij een of meer motorrijtuigen betrokken zijn, op de plaatsen bedoeld in artikel 2, § 1, wordt, met uitzondering van de stoffelijke schade en de schade geleden door de bestuurder van elk van de betrokken motorrijtuigen, alle schade geleden door de slachtoffers en hun rechthebbenden en voortvloeiend uit lichamelijke letsels of het overlijden, met inbegrip van de kledijschade, hoofdelijk vergoed door de verzekeraars die de aansprakelijkheid van de eigenaar, de bestuurder of de houder van de motorrijtuigen overeenkomstig deze wet dekken. Deze bepaling is ook van toepassing indien de schade opzettelijk werd veroorzaakt door de bestuurder ».

B.1.3. Artikel 48bis van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971, zoals gewijzigd bij artikel 35 van de wet van 10 augustus 2001 houdende de aanpassing van de arbeidsongevallenverzekering aan de Europese richtlijnen betreffende de directe verzekering met uitzondering van de levensverzekering, bepaalt : « § 1. Onverminderd de bepalingen van artikel 29bis van de wet van 21 november 1989 betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen, is de verzekeringsonderneming verplicht de vergoedingen die voortvloeien uit deze wet te betalen binnen de in de artikelen 41 en 42 gestelde termijnen. § 2. De overeenkomstig artikel 29bis van de voornoemde wet van 21 november 1989 toegekende vergoeding, die geen betrekking kan hebben op de vergoeding van de lichamelijke schade zoals zij gedekt is door deze wet, mag samengevoegd worden met de krachtens deze wet toegekende vergoedingen ».

Artikel 48ter van de wet van 10 april 1971, laatst gewijzigd bij artikel 35 van de voormelde wet van 10 augustus 2001, bepaalt : « De verzekeringsonderneming en het Fonds voor arbeidsongevallen kunnen een rechtsvordering instellen tegen de verzekeringsonderneming die de aansprakelijkheid dekt van de eigenaar, de bestuurder of van de houder van het motorvoertuig of tegen het Gemeenschappelijk Waarborgfonds bedoeld in artikel 80 van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen tot beloop van de krachtens artikel 48bis, § 1, gedane uitkeringen, de ermee overeenstemmende kapitalen, alsmede de bedragen en kapitalen bedoeld in de artikelen 51bis, 51ter en 59quinquies.

Ze kunnen die vordering instellen op dezelfde wijze als de getroffene of zijn rechthebbenden en worden gesubrogeerd in de rechten die de getroffene of zijn rechthebbenden bij niet-vergoeding overeenkomstig artikel 48bis, § 1, hadden kunnen uitoefenen krachtens artikel 29bis van de wet van 21 november 1989 betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen ».

B.2. Het Hof wordt gevraagd of artikel 14bis, § 3, van de wet van 3 juli 1967 bestaanbaar is met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, doordat de arbeidsongevallenverzekeraar van een publieke werkgever niet wordt gesubrogeerd in de rechten die het slachtoffer of zijn rechthebbenden bij niet-vergoeding overeenkomstig artikel 14bis, § 1, van de voormelde wet hadden kunnen uitoefenen krachtens artikel 29bis van de wet van 21 november 1989 en die arbeidsongevallenverzekeraar in dat kader niet wordt toegelaten om op dezelfde wijze als het slachtoffer of zijn rechthebbenden een rechtsvordering in te stellen tegen de verzekeraar die de aansprakelijkheid dekt van de eigenaar, de bestuurder of de gebruiker van het motorrijtuig of tegen het Gemeenschappelijk Motorwaarborgfonds, tot beloop van de gedane uitkeringen en de ermee overeenstemmende kapitalen, terwijl de arbeidsongevallenverzekeraar van een privéwerkgever, volgens artikel 48ter van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971, wel wordt gesubrogeerd in de rechten die het slachtoffer of zijn rechthebbenden bij niet-vergoeding overeenkomstig artikel 48bis, § 1, van die laatste wet hadden kunnen uitoefenen krachtens het voormelde artikel 29bis, § 1, eerste lid, van de wet van 21 november 1989 en die arbeidsongevallenverzekeraar in dat kader wel een rechtsvordering kan instellen tegen de verzekeraar die de aansprakelijkheid dekt van de eigenaar, de bestuurder of de gebruiker van het motorrijtuig of tegen het Gemeenschappelijk Motorwaarborgfonds.

B.3.1. Uit artikel 48ter van de wet van 10 april 1971 volgt dat de arbeidsongevallenverzekeraar van een privéwerkgever wordt gesubrogeerd in de rechten die het slachtoffer van een arbeidsongeval of zijn rechthebbenden, bij niet-vergoeding overeenkomstig de arbeidsongevallenregeling, hadden kunnen uitoefenen krachtens artikel 29bis van de wet van 21 november 1989, en dat hij de door hem gedane uitkeringen en de ermee overeenstemmende kapitalen kan verhalen op de verzekeraar die de aansprakelijkheid dekt van de eigenaar, de bestuurder of de gebruiker van het desbetreffende motorrijtuig.

B.3.2. Volgens de in het geding zijnde bepaling worden enkel « de in artikel 1 bedoelde rechtspersonen of instellingen alsook degenen die de in artikel 1bis bedoelde personeelscategorieën tewerkstellen » gesubrogeerd in de rechten die het slachtoffer van een arbeidsongeval of zijn rechthebbenden, bij niet-vergoeding overeenkomstig de arbeidsongevallenregeling, hadden kunnen uitoefenen krachtens artikel 29bis van de wet van 21 november 1989. De « in artikel 1 bedoelde rechtspersonen of instellingen alsook degenen die de in artikel 1bis bedoelde personeelscategorieën tewerkstellen » betreffen de tewerkstellende overheidsbesturen die onder de toepassing vallen van de wet van 3 juli 1967. Vermits de in het geding zijnde bepaling geen melding maakt van de arbeidsongevallenverzekeraar van de overheid, komt de desbetreffende subrogatoire vordering niet toe aan die verzekeraar. Aldus roept die bepaling een verschil in behandeling in het leven tussen arbeidsongevallenverzekeraars, naargelang zij een privéwerkgever dan wel een publieke werkgever verzekeren.

B.4.1. De regeling van de arbeidsongevallen in de overheidssector heeft eigen kenmerken. Zo heeft het slachtoffer van een arbeidsongeval in het stelsel van de wet van 3 juli 1967 als schuldenaar de overheid die hem tewerkstelde op het ogenblik van het ongeval. Die overheid kan zich verzekeren om dat risico te dekken, maar zelfs in dat geval heeft het slachtoffer geen rechtstreekse vordering op de arbeidsongevallenverzekeraar van de overheid waarvan hij afhangt.

Dat de overheid de schuldenaar van de arbeidsongevallenvergoedingen is, blijkt niet alleen uit artikel 14bis, § 1, maar ook uit artikel 16 van de wet van 3 juli 1967, dat, sinds de vervanging ervan bij artikel 17 van de wet van 17 mei 2007 tot wijziging van de wet van 3 juli 1967 betreffende de preventie van of de schadevergoeding voor arbeidsongevallen, voor ongevallen op de weg naar en van het werk en voor beroepsziekten in de overheidssector en van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971, bepaalt : « De renten, bijslagen en vergoedingen toegekend aan de personeelsleden van de besturen, diensten of instellingen vermeld in artikel 1, 1°, 3° tot 7° en 10°, alsook aan de in artikel 1bis, 1° en 2°, bedoelde personen vallen ten laste van de Schatkist. Dit geldt eveneens voor de procedurekosten, behalve wanneer het gaat om een tergende en roekeloze eis.

De rechtspersonen vermeld in artikel 1, 2°, 8° en 9°, de korpsen van de lokale politie vermeld in artikel 1, 11°, alsook de instellingen vermeld in artikel 1bis, 3°, dragen de last van de renten, bijslagen en vergoedingen, toegekend aan hun personeelsleden met toepassing van deze wet. Dit geldt eveneens voor de procedurekosten, behalve wanneer het gaat om een tergende en roekeloze eis. De Koning legt daartoe, indien nodig, de verplichting op een verzekering aan te gaan. In dat geval kunnen zowel het slachtoffer als de herverzekeraar geen rechtsvordering tegen elkaar instellen ».

In tegenstelling tot de overheid is de arbeidsongevallenverzekeraar niet de schuldenaar van het slachtoffer van een arbeidsongeval in de overheidssector. Tussen het slachtoffer en de arbeidsongevallenverzekeraar bestaat geen rechtstreekse rechtsverhouding, terwijl zulks wel het geval is tussen het slachtoffer en de overheid die hem tewerkstelt.

B.4.2. In de voor de privésector geldende arbeidsongevallenregeling, vervat in de wet van 10 april 1971, is de werkgever verplicht een arbeidsongevallenverzekering aan te gaan bij een verzekeringsonderneming die aan bepaalde voorwaarden voldoet (artikel 49) en heeft het slachtoffer van een arbeidsongeval in beginsel die verzekeringsonderneming als schuldenaar (artikelen 46, § 2, en 73).In tegenstelling tot het in de overheidssector tewerkgesteld personeelslid, heeft het in de privésector tewerkgesteld personeelslid bijgevolg een rechtstreekse vordering op de arbeidsongevallenverzekeraar van zijn werkgever.

B.5. Een door de overheid gesloten arbeidsongevallenverzekering is een verzekering tot vergoeding van schade, in de zin van de wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst. Op grond van artikel 41 van die wet, wordt de verzekeraar door de betaling aan de verzekerde, te dezen het overheidsbestuur, gesubrogeerd in diens verhaalsrechten tegen de aansprakelijke derde, maar niet in diens verhaalsrechten tegen degene die gehouden is op grond van artikel 29bis van de wet van 21 november 1989.

Vermits het overheidsbestuur, op grond van artikel 14, § 3, van de wet van 3 juli 1967, wordt gesubrogeerd in de rechten van het slachtoffer ten aanzien van de verantwoordelijke voor het ongeval, wordt de arbeidsongevallenverzekeraar van het overheidsbestuur, ofschoon er tussen hem en het slachtoffer geen rechtstreekse rechtsverhouding bestaat, gesubrogeerd in de rechten van het slachtoffer of diens rechthebbenden ten aanzien van de derde die aansprakelijk is voor het ongeval.

B.6. Daaruit volgt dat het verschil in rechtspositie van beide categorieën van arbeidsongevallenverzekeraars het in het geding zijnde verschil in behandeling niet kan verantwoorden. Ermee rekening houdend dat de in artikel 29bis van de wet van 21 november 1989 vervatte regeling is gebaseerd op de gedachte dat de erin bedoelde schade van zwakke weggebruikers moet worden toegerekend aan de collectiviteit van diegenen die, door het in het verkeer brengen van een motorrijtuig, bijdragen tot het verhoogde verkeersrisico, is het niet redelijk verantwoord dat de arbeidsongevallenverzekeraar van een publieke werkgever, in tegenstelling tot de arbeidsongevallenverzekeraar van een privéwerkgever, niet automatisch wordt gesubrogeerd in de rechten die het slachtoffer of zijn rechthebbenden hadden kunnen uitoefenen krachtens artikel 29bis van de wet van 21 november 1989.

B.7. In zoverre de in het geding zijnde bepaling niet erin voorziet dat de arbeidsongevallenverzekeraar van de in artikel 1 van de wet van 3 juli 1967 bedoelde rechtspersonen of instellingen, alsook van degenen die de in artikel 1bis bedoelde personeelscategorieën tewerkstellen, wordt gesubrogeerd in de rechten die het slachtoffer of zijn rechthebbenden bij niet-vergoeding overeenkomstig artikel 14bis, § 1, van de wet van 3 juli 1967 hadden kunnen uitoefenen krachtens artikel 29bis van de wet van 21 november 1989 en evenmin dat die arbeidsongevallenverzekeraar wordt toegelaten om op dezelfde wijze als het slachtoffer of zijn rechthebbenden een rechtsvordering in te stellen tegen de verzekeraar die de aansprakelijkheid dekt van de eigenaar, de bestuurder of de houder van het motorrijtuig of tegen het Gemeenschappelijk Motorwaarborgfonds, tot beloop van de gedane uitkeringen en de ermee overeenstemmende kapitalen, is zij niet bestaanbaar met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet.

B.8. Nu die leemte zich bevindt in de aan het Hof voorgelegde tekst, komt het de verwijzende rechter toe een einde te maken aan de door het Hof vastgestelde ongrondwettigheid, vermits die vaststelling is uitgedrukt in voldoende precieze en volledige bewoordingen om toe te laten dat de in het geding zijnde bepaling wordt toegepast met inachtneming van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet.

B.9. De prejudiciële vraag dient bevestigend te worden beantwoord.

Om die redenen, het Hof zegt voor recht : Artikel 14bis, § 3, van de wet van 3 juli 1967 betreffende de preventie van of de schadevergoeding voor arbeidsongevallen, voor ongevallen op de weg naar en van het werk en voor beroepsziekten in de overheidssector schendt de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, doordat de arbeidsongevallenverzekeraar van de in artikel 1 van die wet bedoelde rechtspersonen of instellingen, alsook van degenen die de in artikel 1bis bedoelde personeelscategorieën tewerkstellen, niet wordt gesubrogeerd in de rechten die het slachtoffer of zijn rechthebbenden bij niet-vergoeding overeenkomstig artikel 14bis, § 1, van die wet hadden kunnen uitoefenen krachtens artikel 29bis, § 1, eerste lid, van de wet van 21 november 1989 betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen en die arbeidsongevallenverzekeraar niet wordt toegelaten om op dezelfde wijze als het slachtoffer of zijn rechthebbenden een rechtsvordering in te stellen tegen de verzekeraar die de aansprakelijkheid dekt van de eigenaar, de bestuurder of de houder van het motorrijtuig of tegen het Gemeenschappelijk Motorwaarborgfonds, tot beloop van de gedane uitkeringen en de ermee overeenstemmende kapitalen.

Aldus uitgesproken in het Nederlands en het Frans, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989, op de openbare terechtzitting van 26 november 2009.

De griffier, P.-Y. Dutilleux.

De voorzitter, M. Bossuyt.

^