Etaamb.openjustice.be
Arrest
gepubliceerd op 18 oktober 2013

Uittreksel uit arrest nr. 120/2013 van 7 augustus 2013 Rolnummer : 5510 In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 6, eerste lid, 1°, van de wet van 10 april 1990 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid, gesteld door de Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters J. Spreutels en M. Bossuyt, de rechters (...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2013205201
pub.
18/10/2013
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Uittreksel uit arrest nr. 120/2013 van 7 augustus 2013 Rolnummer : 5510 In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 6, eerste lid, 1°, van de wet van 10 april 1990Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/04/1990 pub. 08/04/2000 numac 2000000153 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet op de bewakingsondernemingen, de beveiligingsondernemingen en de interne bewakingsdiensten . - Duitse vertaling sluiten tot regeling van de private en bijzondere veiligheid, gesteld door de Raad van State.

Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters J. Spreutels en M. Bossuyt, de rechters L. Lavrysen, A. Alen, E. Derycke en P. Nihoul, en, overeenkomstig artikel 60bis van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, emeritus voorzitter R. Henneuse, bijgestaan door de griffier F. Meersschaut, onder voorzitterschap van emeritus voorzitter R. Henneuse, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging Bij arrest nr. 221.192 van 25 oktober 2012 in zake M.N. tegen de Belgische Staat, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 2 november 2012, heeft de Raad van State de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 6, eerste lid, 1°, van de wet van 10 april 1990Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/04/1990 pub. 08/04/2000 numac 2000000153 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet op de bewakingsondernemingen, de beveiligingsondernemingen en de interne bewakingsdiensten . - Duitse vertaling sluiten betreffende de private en bijzondere veiligheid de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, alsook het algemeen beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie, in zoverre het bepaalt dat aan een persoon die is veroordeeld tot een gevangenisstraf, ongeacht de duur ervan, wegens opzettelijke slagen en verwondingen, geen identificatiekaart van bewakingsagent mag worden uitgereikt, terwijl dat niet het geval is indien een persoon is veroordeeld tot een gevangenisstraf van minder dan zes maanden wegens enig ander misdrijf, met uitzondering van die welke specifiek door dezelfde bepaling worden beoogd ? ». (...) III. In rechte (...) B.1. De prejudiciële vraag heeft betrekking op artikel 6, eerste lid, 1°, van de wet van 10 april 1990Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/04/1990 pub. 08/04/2000 numac 2000000153 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet op de bewakingsondernemingen, de beveiligingsondernemingen en de interne bewakingsdiensten . - Duitse vertaling sluiten tot regeling van de private en bijzondere veiligheid in de redactie die eraan werd gegeven bij de wet van 8 maart 2010 en die van toepassing is op de feiten die aan de verwijzende rechter zijn voorgelegd. Het bepaalt : « De personen die in een onderneming, dienst of instelling, bedoeld in artikel 1 een andere functie uitoefenen dan die welke beoogd worden in artikel 5, moeten voldoen aan de volgende voorwaarden : 1° niet veroordeeld geweest zijn, zelfs niet met uitstel, tot een gevangenisstraf van ten minste zes maanden wegens enig misdrijf, tot een gevangenisstraf of een andere straf wegens diefstal, heling, afpersing, misbruik van vertrouwen, oplichting, valsheid in geschriften, opzettelijke slagen en verwondingen, aanranding van de eerbaarheid, verkrachting, of misdrijven, bepaald bij de artikelen 379 tot 386ter van het Strafwetboek, bij artikel 227 van het Strafwetboek, bij artikel 259bis van het Strafwetboek, bij artikel 280 van het Strafwetboek, bij de artikelen 323, 324 en 324ter van het Strafwetboek, bij de wet van 24 februari 1921Relevante gevonden documenten type wet prom. 24/02/1921 pub. 17/12/2004 numac 2004000617 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende het verhandelen van giftstoffen, slaapmiddelen, verdovende middelen, ontsmettingsstoffen of antiseptica. - Duitse vertaling sluiten betreffende het verhandelen van de giftstoffen, slaapmiddelen en verdovende middelen, ontsmettingsstoffen en antiseptica en haar uitvoeringsbesluiten, de wet van 3 januari 1933 op de vervaardiging van, de handel in en het dragen van wapens en op de handel in munitie en haar uitvoeringsbesluiten, de wet van 8 december 1992 betreffende de bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, of de wet van 30 juli 1981 tot bestraffing van bepaalde door racisme en xenofobie ingegeven daden. Personen die activiteiten uitoefenen zoals bedoeld in artikel 1, eerste lid, § § 1, 6°, 6 en 8, mogen, in afwijking van het eerste lid, niet veroordeeld zijn, zelfs niet met uitstel behoudens veroordelingen wegens inbreuken op de wetgeving betreffende de politie over het wegverkeer tot enige correctionele of criminele straf, bestaande uit een geldboete, een werkstraf of een gevangenisstraf.

Personen die soortgelijke in kracht van gewijsde gegane veroordelingen hebben opgelopen in het buitenland, worden geacht niet aan de hierboven gestelde voorwaarde te voldoen.

Iedere persoon die ingevolge een in kracht van gewijsde gegane veroordeling niet meer aan deze voorwaarde voldoet is gehouden hiervan onmiddellijk de personen die de werkelijke leiding hebben van de onderneming, dienst of instelling op de hoogte te brengen.

De onderneming, dienst of instelling is gehouden ogenblikkelijk de Minister van Binnenlandse Zaken te waarschuwen, zodra de onderneming, dienst of instelling kennis heeft van het feit dat een persoon ingevolge een in kracht van gewijsde gegane veroordeling niet meer aan deze voorwaarde voldoet, en dient ogenblikkelijk een einde te maken aan elke taak die bij deze onderneming, dienst of instelling door deze persoon wordt vervuld ».

B.2. Het Hof wordt gevraagd naar de bestaanbaarheid, met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, van het voormelde artikel 6, eerste lid, 1°, in zoverre het onder de personen die een van de erin beoogde bewakingsfuncties wensen uit te oefenen een verschil in behandeling in het leven roept tussen diegenen die zijn veroordeeld tot een gevangenisstraf, ongeacht de duur ervan, wegens opzettelijke slagen en verwondingen en diegenen die zijn veroordeeld tot een gevangenisstraf van minder dan zes maanden en wegens enig misdrijf met uitzondering van opzettelijke slagen en verwondingen en de andere in de in het geding zijnde bepaling opgesomde misdrijven : enkel de laatstgenoemden zullen ertoe kunnen worden gemachtigd een in die bepaling gedefinieerde bewakingsfunctie uit te oefenen.

In tegenstelling tot wat de Ministerraad betoogt, roept de wet aldus een verschil in behandeling in het leven, zelfs indien ze van toepassing is op alle kandidaten voor een van de erin beoogde functies.

B.3. De veiligheidsvoorwaarden vastgesteld in artikel 6 van de in het geding zijnde wet voor het niet-leidinggevend personeel van de ondernemingen, diensten en instellingen bedoeld in artikel 1 van die wet beogen te verzekeren dat die personen betrouwbaar zijn.

B.4. Vanaf het begin heeft de wetgever de bewakings- en beveiligingsactiviteiten willen onderwerpen aan strikte en beperkende regels, ervan uitgaande dat de handhaving van de openbare orde in de eerste plaats een verantwoordelijkheid van de overheid is (Parl. St., Senaat, 1988-1989, nr. 775-1, p. 1).

De vereiste van betrouwbaarheid die hiervoor werd aangehaald en verband houdt met die bekommernis van de wetgever, werd vertaald in de definitie van de voorwaarden van uitoefening van de in het geding zijnde activiteiten, zowel wat betreft het leidinggevend personeel als wat betreft het uitvoerend personeel; de artikelen 5 en 6 van de wet van 10 april 1990Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/04/1990 pub. 08/04/2000 numac 2000000153 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet op de bewakingsondernemingen, de beveiligingsondernemingen en de interne bewakingsdiensten . - Duitse vertaling sluiten, die respectievelijk van toepassing zijn op elk van die beide categorieën van personen en op analoge wijze zijn opgesteld, vereisen met name dat de betrokkenen geen strafrechtelijke veroordelingen hebben opgelopen die in die bepalingen zijn gedefinieerd. Die regeling werd verkozen boven een regeling waarbij een voorwaarde van goed zedelijk gedrag en van het jaarlijks leveren van het bewijs daarvan zou zijn vereist, en zulks naar aanleiding van een opmerking van de Raad van State waarin wordt gesteld dat « het [...] beter [zou] zijn te preciseren dat die personen, wegens misdrijven tegen goederen of gewelddaden tegen personen, niet veroordeeld mogen zijn tot een straf die een bepaalde strafmaat te boven gaat » (Parl. St., Senaat, 1988-1989, nr. 775-1, p. 52). Er werd dan ook beslist de opsomming van de misdrijven wegens welke de betrokkenen niet mogen zijn veroordeeld aan te vullen met een criterium van algemene strafrechtelijke veroordeling; de wetgever stelde daarbij : « [...] Een opsomming van bepaalde misdrijven is steeds beperkend en laat het gevaar bestaan dat personen die veroordeeld werden tot vrijheidsstraffen voor misdrijven die niet in de lijst zijn opgenomen, toch de leiding hebben van een bewakings- of beveiligingsonderneming of aangeworven worden, hoewel deze personen niet de vereiste moraliteit bezitten » (ibid., p. 12).

De wetgever heeft dezelfde in B.3 aangehaalde bekommernis van betrouwbaarheid geuit wanneer hij artikel 6 heeft gewijzigd om daarin meermaals de lijst van de erin beoogde misdrijven aan te vullen (Parl.

St., Kamer, 2002-2003, DOC 50-2328/001 en 50-2329/001, p. 25).

B.5.2. In dat verband stelt de parlementaire voorbereiding van de wet van 10 juni 2001Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/06/2001 pub. 19/07/2001 numac 2001000715 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet tot wijziging van de wet van 10 april 1990 op de bewakingsondernemingen, de beveiligingsondernemingen en de interne bewakingsdiensten sluiten waarbij met name de artikelen 5 en 6 van de wet van 10 april 1990Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/04/1990 pub. 08/04/2000 numac 2000000153 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet op de bewakingsondernemingen, de beveiligingsondernemingen en de interne bewakingsdiensten . - Duitse vertaling sluiten werden gewijzigd om de lijst van de erin beoogde misdrijven uit te breiden en daarin diegene op te nemen die leiden tot de veroordeling van de pleger ervan tot een gevangenisstraf van minstens drie maanden wegens opzettelijke slagen en verwondingen : « De praktijk heeft uitgewezen dat het essentieel is de opsomming, vervat in artikel 5, eerste lid, 1° van de wet, aan te vullen met een aantal misdrijven die bijzonder zwaarwichtig geacht worden uit hoofde van personen, die activiteiten uitoefenen in het kader van deze wet.

Het is de bedoeling om personen die enige veroordeling hebben opgelopen wegens heling of racisme uit deze beroepssector te weren.

Dit geldt ook voor wie veroordeeld is tot een gevangenisstraf van ten minste drie maanden wegens opzettelijke slagen en verwondingen. [...] [...] Art. 6. [...] De redenen die de wijziging van deze bepalingen staven zijn dezelfde als deze aangehaald ter verantwoording van de wijziging van artikel 5, eerste lid, 1° » (Parl. St., Kamer, 2000-2001, DOC 50-1142/001, p. 10; in dezelfde zin, ibid., DOC 50-1142/004, pp. 21 en 22).

B.5.3. Dezelfde bekommernis werd ook geuit tijdens de parlementaire voorbereiding van de wet van 1 maart 2007Relevante gevonden documenten type wet prom. 01/03/2007 pub. 14/03/2007 numac 2007200604 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen (1) sluiten houdende diverse bepalingen, waaruit de in het geding zijnde bepaling zoals zij is weergegeven in B.1 is voortgevloeid. « Art. 442.

Dit artikel regelt de wijziging van artikel 6 van de voornoemde wet van 10 april 1990Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/04/1990 pub. 08/04/2000 numac 2000000153 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet op de bewakingsondernemingen, de beveiligingsondernemingen en de interne bewakingsdiensten . - Duitse vertaling sluiten houdende de voorwaarden waaraan een uitvoerend personeelslid van een onderneming, dienst of instelling moet voldoen.

Een eerste wijziging heeft tot doel de voorwaarden van afwezigheid van een veroordeling tot een gevangenisstraf van ten minste drie maanden wegens opzettelijke slagen en verwondingen af te schaffen en te vervangen door de afwezigheid van enige veroordeling wegens opzettelijke slagen en verwondingen.

Essentieel is dat het uitvoerend personeel een profiel heeft dat overeenstemt met de uitoefening van hun activiteiten en dat deze personen bijgevolg niet werden veroordeeld, zelfs niet met uitstel, voor feiten van opzettelijke slagen en verwondingen. Een dergelijke veroordeling wijst immers op het gewelddadige karakter van betrokkene, alsook op zijn onvermogen om op een niet gewelddadige manier conflictueuze situaties op te lossen.

In de praktijk blijkt dat personen die tot een gevangenisstraf of tot elke andere straf werden veroordeeld voor opzettelijke slagen en verwondingen, nu al geweigerd worden omdat ze niet voldoen aan de veiligheidsvoorwaarden (artikel 6, eerste lid, 8°, van de wet) » (Parl. St., Kamer, 2006-2007, DOC 51-2760/001, p. 225; in dezelfde zin, ibid., DOC 51-2788/010, pp. 3, 4 en 7).

B.6. De wetgever vermocht te oordelen dat een veroordeling wegens opzettelijke slagen en verwondingen, ongeacht de duur ervan, van dien aard is, meer nog dan een veroordeling tot een gevangenisstraf wegens bepaalde andere misdrijven, dat daaruit blijkt dat de betrokkenen niet de vereiste kwaliteiten hebben om de in het geding zijnde functies uit te oefenen. De in het geding zijnde bepaling heeft geen onevenredige gevolgen, rekening houdend met het feit dat zij van dien aard is dat een essentiële waarde wordt beschermd, namelijk de fysieke integriteit van de personen.

B.7. De prejudiciële vraag dient ontkennend te worden beantwoord.

Om die redenen, het Hof zegt voor recht : Artikel 6, eerste lid, 1°, van de wet van 10 april 1990Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/04/1990 pub. 08/04/2000 numac 2000000153 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet op de bewakingsondernemingen, de beveiligingsondernemingen en de interne bewakingsdiensten . - Duitse vertaling sluiten tot regeling van de private en bijzondere veiligheid schendt de artikelen 10 en 11 van de Grondwet niet.

Aldus uitgesproken in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, op de openbare terechtzitting van 7 augustus 2013.

De griffier, F. Meersschaut De voorzitter, R. Henneuse

^