Etaamb.openjustice.be
Arrest
gepubliceerd op 02 mei 2017

Uittreksel uit arrest nr. 32/2017 van 9 maart 2017 Rolnummer 6389 In zake : het beroep tot vernietiging van de wet van 16 december 2015 tot regeling van de mededeling van inlichtingen betreffende financiële rekeningen, door de Belgische finan Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters J. Spreutels en E. De Groot, en de recht(...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2017201476
pub.
02/05/2017
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Uittreksel uit arrest nr. 32/2017 van 9 maart 2017 Rolnummer 6389 In zake : het beroep tot vernietiging van de wet van 16 december 2015Relevante gevonden documenten type wet prom. 16/12/2015 pub. 31/12/2015 numac 2015003461 bron federale overheidsdienst financien Wet tot regeling van de mededeling van inlichtingen betreffende financiële rekeningen, door de Belgische financiële instellingen en de FOD Financiën, in het kader van een automatische uitwisseling van inlichtingen op internationaal niveau en voor belastingdoeleinden sluiten tot regeling van de mededeling van inlichtingen betreffende financiële rekeningen, door de Belgische financiële instellingen en de FOD Financiën, in het kader van een automatische uitwisseling van inlichtingen op internationaal niveau en voor belastingdoeleinden, ingesteld door E.M. Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters J. Spreutels en E. De Groot, en de rechters L. Lavrysen, A. Alen, J.-P. Snappe, J.-P. Moerman, E. Derycke, T. Merckx-Van Goey, F. Daoût en T. Giet, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter J. Spreutels, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van het beroep en rechtspleging Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 29 maart 2016 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 31 maart 2016, is beroep tot vernietiging ingesteld van de wet van 16 december 2015Relevante gevonden documenten type wet prom. 16/12/2015 pub. 31/12/2015 numac 2015003461 bron federale overheidsdienst financien Wet tot regeling van de mededeling van inlichtingen betreffende financiële rekeningen, door de Belgische financiële instellingen en de FOD Financiën, in het kader van een automatische uitwisseling van inlichtingen op internationaal niveau en voor belastingdoeleinden sluiten tot regeling van de mededeling van inlichtingen betreffende financiële rekeningen, door de Belgische financiële instellingen en de FOD Financiën, in het kader van een automatische uitwisseling van inlichtingen op internationaal niveau en voor belastingdoeleinden (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 31 december 2015) door E.M. Bij hetzelfde verzoekschrift vordert de verzoekende partij eveneens de schorsing van dezelfde wet, alsook de ambtshalve aanstelling van een advocaat, overeenkomstig artikel 75, eerste lid, van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof. Deze vraag tot ambtshalve aanstelling van een advocaat is verworpen door het Hof bij beschikking van 20 april 2016. Bij het arrest nr. 98/2016 van 16 juni 2016, bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 12 augustus 2016, heeft het Hof de vordering tot schorsing verworpen. (...) II. In rechte (...) B.1. Artikel 2 van de wet van 16 december 2015Relevante gevonden documenten type wet prom. 16/12/2015 pub. 31/12/2015 numac 2015003461 bron federale overheidsdienst financien Wet tot regeling van de mededeling van inlichtingen betreffende financiële rekeningen, door de Belgische financiële instellingen en de FOD Financiën, in het kader van een automatische uitwisseling van inlichtingen op internationaal niveau en voor belastingdoeleinden sluiten tot regeling van de mededeling van inlichtingen betreffende financiële rekeningen, door de Belgische financiële instellingen en de FOD Financiën, in het kader van een automatische uitwisseling van inlichtingen op internationaal niveau en voor belastingdoeleinden bepaalt : « De wet regelt de verplichtingen van de Belgische financiële instellingen en van de FOD Financiën met betrekking tot de inlichtingen die aan een bevoegde autoriteit van een ander rechtsgebied moeten medegedeeld worden in het kader van een automatische uitwisseling van inlichtingen betreffende financiële rekeningen die georganiseerd is overeenkomstig richtlijn 2014/107/EU van de Raad van 9 december 2014 tot wijziging van richtlijn 2011/16/EU betreffende de verplichte automatische uitwisseling van inlichtingen op belastinggebied, de Gezamenlijke overeenkomst tussen de Raad van Europa en de OESO van 25 januari 1988 inzake wederzijdse administratieve bijstand in fiscale aangelegenheden (hierna de multilaterale overeenkomst genoemd), een bilaterale overeenkomst tot het vermijden van dubbele belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen, of een bilateraal verdrag inzake de uitwisseling van fiscale inlichtingen, teneinde de naleving van de internationale fiscale verplichtingen te verbeteren ».

De voormelde wet is aangenomen teneinde de Belgische belastingadministratie in staat te stellen de gegevens te verkrijgen die zij aan een buitenlandse belastingadministratie moet meedelen overeenkomstig onder andere de richtlijn 2014/107/EU van de Raad van 9 december 2014 « tot wijziging van Richtlijn 2011/16/EU wat betreft verplichte automatische uitwisseling van inlichtingen op belastinggebied », de Gezamenlijke overeenkomst tussen de Raad van Europa en de OESO van 25 januari 1988 inzake wederzijdse administratieve bijstand in fiscale aangelegenheden en het bilaterale FATCA-akkoord.

België heeft inderdaad het « Akkoord tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van de Verenigde Staten van Amerika tot verbetering van de internationale naleving van de belastingvoorschriften en tot tenuitvoerlegging van ' FATCA ' » op 23 april 2014 ondertekend en het « Akkoord tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van de Verenigde Staten van Amerika, gedaan te Brussel op 29 en 30 september 2015 ter aanvulling van het Akkoord tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van de Verenigde Staten van Amerika tot verbetering van de internationale naleving van de belastingvoorschriften en tot tenuitvoerlegging van ' FATCA ' » ondertekend. Dat akkoord vermeldt de gegevens die moeten worden verkregen en uitgewisseld, tussen België en de Verenigde Staten alsook het tijdschema en de praktische voorwaarden voor de uitwisseling.

B.2. Uit de uiteenzetting van de middelen blijkt dat het beroep tot vernietiging alleen betrekking heeft op de artikelen 5, 8, §§ 2 en 4, 12, §§ 1, 3 en 4, 15, 16 en 19, en op punt A van deel I van bijlage II van de voormelde wet.

Ten aanzien van de ontvankelijkheid van het beroep B.3. De Grondwet en de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof vereisen dat elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die een beroep tot vernietiging instelt, doet blijken van een belang. Van het vereiste belang doen slechts blijken de personen wier situatie door de bestreden bepalingen rechtstreeks en ongunstig zou kunnen worden geraakt.

B.4.1. De verzoekende partij, die in België verblijft, heeft de dubbele Belgische en Amerikaanse nationaliteit. Zij is in die zin onderworpen aan de fiscale voorschriften van het Belgische recht en aan die van het Amerikaanse recht. Zij voert aan dat twee Belgische bankinstellingen haar erover hebben ingelicht dat zij aan de FOD Financiën de gegevens zouden meedelen met betrekking tot de twee rekeningen die zij er bezit, teneinde zich in overeenstemming te brengen met de bestreden wet van 16 december 2015Relevante gevonden documenten type wet prom. 16/12/2015 pub. 31/12/2015 numac 2015003461 bron federale overheidsdienst financien Wet tot regeling van de mededeling van inlichtingen betreffende financiële rekeningen, door de Belgische financiële instellingen en de FOD Financiën, in het kader van een automatische uitwisseling van inlichtingen op internationaal niveau en voor belastingdoeleinden sluiten. De verzoekende partij preciseert dat die gegevens zullen worden meegedeeld, terwijl die instellingen daartoe niet gehouden zijn met toepassing van punt A.1 in deel I van bijlage II van de voormelde wet, aangezien het bedrag van haar rekeningen niet hoger ligt dan 50 000 USD op 30 juni 2014.

B.4.2. De Ministerraad merkt in hoofdorde op dat de verwarde en onnauwkeurige uiteenzetting van de middelen niet zou voldoen aan de vereisten van artikel 6 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, zodat het beroep onontvankelijk zou moeten worden verklaard. De verzoekende partij zou overigens evenmin belang erbij hebben de vernietiging van de wet van 16 december 2015Relevante gevonden documenten type wet prom. 16/12/2015 pub. 31/12/2015 numac 2015003461 bron federale overheidsdienst financien Wet tot regeling van de mededeling van inlichtingen betreffende financiële rekeningen, door de Belgische financiële instellingen en de FOD Financiën, in het kader van een automatische uitwisseling van inlichtingen op internationaal niveau en voor belastingdoeleinden sluiten te vorderen, in zoverre, indien haar financiële situatie kan worden aangetast zoals zij dat aanvoert, dat alleen mogelijk zou zijn door de uitvoering van het voormelde FATCA-akkoord, waarbij dat laatstgenoemde evenwel nog niet het voorwerp heeft uitgemaakt van een instemmingswet.

B.5. De uiteenzetting van de middelen laat toe de artikelen van de wet van 16 december 2015Relevante gevonden documenten type wet prom. 16/12/2015 pub. 31/12/2015 numac 2015003461 bron federale overheidsdienst financien Wet tot regeling van de mededeling van inlichtingen betreffende financiële rekeningen, door de Belgische financiële instellingen en de FOD Financiën, in het kader van een automatische uitwisseling van inlichtingen op internationaal niveau en voor belastingdoeleinden sluiten te identificeren die in het bijzonder worden beoogd en de middelen, waarop de Ministerraad overigens heeft geantwoord, zijn voldoende duidelijk. Daarnaast laten de beoogde bepalingen de bankinstellingen overigens toe aan de FOD Financiën gegevens mee te delen met betrekking tot de bankrekeningen die de verzoekende partij in België bezit, wegens haar dubbele Belgische en Amerikaanse nationaliteit, hetgeen haar belang verantwoordt om in rechte op te treden.

Het beroep is ontvankelijk.

Ten gronde B.6. In een eerste middel verwijt de verzoekende partij artikel 19 van de bestreden wet erin te voorzien dat de artikelen 458 tot 463 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 van toepassing zijn op de financiële instellingen die de bij de bestreden wet bepaalde wettelijke verplichtingen niet naleven.

B.7. Artikel 19 van de bestreden wet bepaalt : « § 1. Elke in artikel 18 bedoelde inbreuk die gepleegd wordt met bedrieglijk opzet of met het oogmerk om te schaden, zal bestraft worden overeenkomstig artikel 449 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992. § 2. Wie valsheid in openbare geschriften, handelsgeschriften of private geschriften pleegt, of wie van zulk vals geschrift gebruik maakt met het oog op het plegen van een in artikel 18 bedoelde inbreuk, zal bestraft worden overeenkomstig artikel 450, eerste lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992. § 3. Alle bepalingen van het eerste boek van het Strafwetboek, met inbegrip van hoofdstuk VII en van artikel 85, zijn van toepassing op de door dit artikel beoogde inbreuken. De wet van 5 maart 1952Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/03/1952 pub. 13/01/2010 numac 2009000850 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de opdecimes op de strafrechtelijke geldboeten Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de opdeciemen op de strafrechtelijke geldboetes, is eveneens van toepassing op die inbreuken. § 4. De bepalingen van de artikelen 458 tot 463 van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992 zijn van toepassing op de door dit artikel beoogde inbreuken ».

B.8. Het middel is niet ontvankelijk omdat niet wordt gepreciseerd welke grondwettelijke of internationale bepalingen die onder de bevoegdheidssfeer van het Hof vallen, door de voormelde bestreden bepaling zouden zijn geschonden.

B.9.1. Een tweede middel is afgeleid uit de schending, door artikel 8, § 2, van de bestreden wet, van de artikelen 3 en 4 van het Verdrag inzake de strafrechtelijke bestrijding van corruptie en van artikel 17 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens. De verzoekende partij verwijt de bestreden bepaling, enerzijds, niet te hebben voorzien in een toereikende termijn opdat de burgers met de dubbele nationaliteit hun fiscale verplichtingen correct kunnen nakomen en, anderzijds, niet erin te hebben voorzien dat de Verenigde Staten voldoen aan hun verplichtingen inzake een wederzijdse uitwisseling van gegevens.

B.9.2. Artikel 8, § 2, van de bestreden wet bepaalt : « Voor de jaren die vernoemd zijn in de artikelen 9 en 10, wat respectievelijk de Verenigde Staten en de andere lidstaten van de Europese Unie betreft, en voor de bij koninklijk besluit gespecificeerde jaren voor wat elk ander aan rapportering onderworpen rechtsgebied betreft, en voor alle daaropvolgende jaren, worden de door de wet beoogde inlichtingen medegedeeld binnen de zes maanden na het einde van het kalenderjaar waarop ze betrekking hebben. In afwijking op deze regel moeten, wat de Verenigde Staten betreft, de inlichtingen die betrekking hebben op de periode van 1 juli 2014 tot 31 december 2014 medegedeeld worden 10 dagen na de bekendmaking van deze wet in het Belgisch Staatsblad ».

B.10. Het Hof is niet bevoegd om rechtstreeks toe te zien op de verenigbaarheid van een wetsbepaling met bepalingen van internationaal recht, zoals de artikelen 3 en 4 van het Verdrag inzake de strafrechtelijke bestrijding van corruptie en artikel 17 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens.

B.11.1. Een derde middel is afgeleid uit het feit dat België niet heeft ingestemd met het FATCA-akkoord. De verzoekende partij is van mening dat die instemming vereist is, aangezien de bestreden wet van 16 december 2015Relevante gevonden documenten type wet prom. 16/12/2015 pub. 31/12/2015 numac 2015003461 bron federale overheidsdienst financien Wet tot regeling van de mededeling van inlichtingen betreffende financiële rekeningen, door de Belgische financiële instellingen en de FOD Financiën, in het kader van een automatische uitwisseling van inlichtingen op internationaal niveau en voor belastingdoeleinden sluiten een verschil in behandeling invoert tussen twee categorieën van personen : enerzijds, de houders van rekeningen bij Belgische financiële instellingen die hun fiscale woonplaats in België hebben en, anderzijds, de houders van rekeningen bij Belgische financiële instellingen die hun fiscale woonplaats niet in België hebben.

B.11.2. In navolging van het advies van de afdeling wetgeving van de Raad van State over het voorontwerp van wet (Parl. St., Kamer, 2015-2016, DOC 54-1448/001, pp. 179-180) werd een wetsontwerp houdende instemming met het FATCA-akkoord neergelegd bij de Kamer van volksvertegenwoordigers (Parl. St., Kamer, 2016-2017, DOC 54-2174/001). Tijdens de bespreking van dat wetsontwerp is verduidelijkt dat in afwachting van de ratificatie er nog geen uitwisseling van informatie met de Verenigde Staten plaatsvindt (Parl.

St., Kamer, 2016-2017, DOC 54-2174/002, p. 6). De Ministerraad onderstreept zulks ook in zijn memorie.

De wet van 22 december 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/12/2016 pub. 09/01/2017 numac 2016015151 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met de volgende internationale akten type wet prom. 22/12/2016 pub. 23/05/2017 numac 2017020170 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met het Protocol voor de toetreding van Montenegro tot de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie, gedaan te Brussel op 19 mei 2016 (2) sluiten « houdende instemming met de volgende internationale akten : het Akkoord tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van de Verenigde Staten van Amerika tot verbetering van de internationale naleving van de belastingvoorschriften en tot tenuitvoerlegging van ' FATCA ', gedaan te Brussel op 23 april 2014; het Akkoord tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van de Verenigde Staten van Amerika, gedaan te Brussel op 29 en 30 september 2015, ter aanvulling van het Akkoord tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van de Verenigde Staten van Amerika tot verbetering van de internationale naleving van de belastingvoorschriften en tot tenuitvoerlegging van ' FATCA ', ondertekend te Brussel op 23 april 2014 », werd bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 9 januari 2017.

In de parlementaire voorbereiding van de bestreden wet wordt voorts aangegeven : « De regering is van oordeel dat het aangewezen is om de voorwaarden en de toepassingswijze waarin voor de automatische uitwisseling van inlichtingen met betrekking tot financiële rekeningen is voorzien, in eenzelfde wet op te nemen, ongeacht de instrumenten op grond waarvan die uitwisseling geregeld wordt (Richtlijn 2014/107/EU, de multilaterale Overeenkomst of een bilaterale Overeenkomst), zelfs al zullen het FATCA-akkoord, het multilateraal Akkoord inzake de NCD-CRS-standaard en de mogelijke andere akkoorden inzake de automatische uitwisseling van inlichtingen inzake financiële rekeningen aan de parlementaire instemming onderworpen worden. [...] Daardoor krijgt men een beter zicht op de regels die de Belgische financiële instellingen moeten toepassen, respectievelijk met de Verenigde Staten en met de andere rechtsgebieden » (ibid., pp. 15 tot 17).

De wetgever vermocht, omwille van de samenhang en de duidelijkheid, in de bestreden wet bepalingen op te nemen die in de interne rechtsorde pas toepassing kunnen vinden nadat de akkoorden die zij beogen ten uitvoer te leggen, het voorwerp zullen hebben uitgemaakt van de vereiste parlementaire instemming en ratificatie.

B.12. Het middel is niet gegrond.

B.13.1. Een vierde middel is afgeleid uit de schending van het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie gewaarborgd bij de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met artikel 14 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, alsook van de wet van 10 mei 2007Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/05/2007 pub. 30/05/2007 numac 2007002097 bron programmatorische federale overheidsdienst maatschappelijke integratie, armoedebestrijding en sociale economie Wet tot wijziging van de wet van 30 juli 1981 tot bestraffing van bepaalde door racisme of xenofobie ingegeven daden type wet prom. 10/05/2007 pub. 30/05/2007 numac 2007002099 bron programmatorische federale overheidsdienst maatschappelijke integratie, armoedebestrijding en sociale economie Wet ter bestrijding van bepaalde vormen van discriminatie sluiten tot wijziging van de wet van 30 juli 1981 tot bestraffing van bepaalde door racisme of xenofobie ingegeven daden. Volgens de verzoekende partij zou de bestreden wet verschillen in behandeling invoeren, met name tussen de houders van bankrekeningen die Belg zijn, enerzijds, en diegenen die de dubbele nationaliteit hebben, anderzijds, waarbij dat verschil in behandeling enkel steunt op de nationaliteit.

B.13.2. Noch artikel 142 van de Grondwet, noch de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof verlenen het Hof de bevoegdheid om wettelijke bepalingen te toetsen aan andere wettelijke bepalingen die geen bevoegdheidverdelende regels zijn.

Het Hof is derhalve niet bevoegd om het middel te onderzoeken in zoverre daarin de schending van de voormelde wet van 10 mei 2007Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/05/2007 pub. 30/05/2007 numac 2007002097 bron programmatorische federale overheidsdienst maatschappelijke integratie, armoedebestrijding en sociale economie Wet tot wijziging van de wet van 30 juli 1981 tot bestraffing van bepaalde door racisme of xenofobie ingegeven daden type wet prom. 10/05/2007 pub. 30/05/2007 numac 2007002099 bron programmatorische federale overheidsdienst maatschappelijke integratie, armoedebestrijding en sociale economie Wet ter bestrijding van bepaalde vormen van discriminatie sluiten wordt aangevoerd.

B.13.3. De verzoekende partij maakt gewag van een discriminerende praktijk vanwege de banken te haren aanzien, alsook ten aanzien van andere personen die, net als zij, de dubbele Belgische en Amerikaanse nationaliteit zouden hebben. Dat verschil in behandeling zou volgens haar voortvloeien uit de bestreden wet.

Uit de door de verzoekende partij uiteengezette elementen lijkt te kunnen worden opgemaakt dat zij bepaalde bankinstellingen waarvan zij klant is, verwijt dat zij niet langer overeenkomsten met haar willen sluiten wegens haar Amerikaanse nationaliteit.

De door de verzoekende partij aangeklaagde ongelijke behandeling zou niet uit de bestreden wet, maar in voorkomend geval uit een praktijk van de banken kunnen voortvloeien.

Het staat niet aan het Hof zich uit te spreken over de toepassing van een wetskrachtige norm.

B.14. Het middel is niet gegrond.

B.15.1. Een vijfde middel is afgeleid uit de schending, door artikel 12 van de bestreden wet, van artikel 8 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, van de artikelen 7, 8 en 52, lid 1, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, alsook van artikel 4, derde lid, van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens.

Aangezien de Grondwetgever een hoge mate van concordantie beoogde tussen artikel 22 van de Grondwet en artikel 8 van het voormelde Verdrag, vormen de waarborgen die beide bepalingen bieden een onlosmakelijk geheel zodat te dezen kan aangenomen worden dat de schending van die grondwetsbepaling wordt aangevoerd.

Volgens de verzoekende partij zou de bestreden bepaling toelaten bankgegevens te bewaren op een wijze die verder gaat dan hetgeen noodzakelijk is, en zulks met schending van de voormelde verdrags- en wetsbepalingen.

B.15.2. Artikel 12 van de bestreden wet bepaalt : « § 1. De rapporterende financiële instellingen mogen een beroep doen op derde dienstverleners om de in de wet bepaalde rapporterings- en zorgvuldigheidsverplichtingen na te komen maar de rapporterende financiële instellingen blijven desalniettemin verantwoordelijk voor die verplichtingen. § 2. De rapporterende financiële instellingen verifiëren de identiteit van de rekeninghouder door middel van een bewijskrachtig document, waarvan een kopie wordt genomen op papier of op een elektronische drager. De kopieën van de identificatiegegevens en de registraties, borderellen en documenten van de transacties die op de te rapporteren rekening zijn verricht, moeten minstens zeven jaar bewaard worden, te rekenen vanaf 1 januari van het kalenderjaar dat volgt op het jaar waarin de rekening wordt afgesloten. § 3. Voor natuurlijke personen hebben de identificatie en de identiteitsverificatie betrekking op hun naam, voornaam, geboortedatum en geboorteplaats. Daarnaast moet tevens, in de mate van het mogelijke, relevante informatie worden ingewonnen over het adres van de geïdentificeerde personen. Voor rechtspersonen, trusts, fiducieën en soortgelijke juridische constructies hebben de identificatie en de identiteitsverificatie betrekking op de maatschappelijke naam, de maatschappelijke zetel, de bestuurders en de bepalingen die de bevoegdheid regelen om de rechtspersoon, trust, fiducie of soortgelijke juridische constructie te verbinden. § 4. De rapporterende financiële instellingen bewaren de elektronische gegevensbestanden die zij aan de Belgische bevoegde autoriteit hebben meegedeeld gedurende zeven jaar, te rekenen vanaf 1 januari van het kalenderjaar dat volgt op het kalenderjaar waarin zij die gegevensbestanden aan die autoriteit hebben meegedeeld. Na afloop van die termijn worden de gegevensbestanden gewist. § 5. De Belgische financiële instellingen moeten de belastingadministratie, zonder verplaatsing en voor nazicht alle boeken en documenten bezorgen die nodig zijn om te bepalen of zij voldoen aan de door de wet bepaalde rapporterings- en zorgvuldigheidsverplichtingen. Zij moeten tevens de dossiers inzake de analyse, programma's en exploitatie van het gebruikte systeem overleggen, alsmede de gegevensdragers en alle gegevens die zij bevatten. Ongeacht de bevoegdheden die door enige andere wetgeving aan de administratie worden toegekend, mogen bovenvermelde onderzoeken zonder voorafgaande kennisgeving uitgevoerd worden tijdens het kalenderjaar in de loop waarvan de Belgische financiële instellingen de inlichtingen aan de Belgische bevoegde autoriteit moeten mededelen en binnen een termijn van drie jaar, te rekenen vanaf 1 januari van het kalenderjaar dat volgt op het kalenderjaar waarin de voornoemde inlichtingen moeten medegedeeld worden. § 6. Niettegenstaande § 5 mag onderzoek worden verricht binnen een bijkomende termijn van vier jaar wanneer de belastingadministratie over aanwijzingen beschikt dat een Belgische financiële instelling de door de wet bepaalde rapporterings- en zorgvuldigheidsverplichtingen niet heeft nageleefd met bedrieglijk opzet of met het oogmerk te schaden, of wanneer de bevoegde autoriteit van een ander rechtsgebied de Belgische bevoegde autoriteit ervan in kennis heeft gesteld dat zij redenen heeft om aan te nemen dat onjuiste of onvolledige inlichtingen werden meegedeeld of dat een Belgische financiële instelling niet voldoet aan de verplichtingen die op haar rusten in het kader van een automatische uitwisseling van inlichtingen met betrekking tot financiële rekeningen. Voorafgaand aan het onderzoek moet de belastingadministratie de betrokken financiële instelling schriftelijk en gedetailleerd op de hoogte brengen van de bestaande aanwijzingen van fraude of van de kennisgeving die zij van de bevoegde autoriteiten van een ander rechtsgebied ontvangen heeft, naargelang het geval ».

B.16.1. Om de reden die in B.13.2 is aangegeven, is het Hof niet bevoegd om het middel te onderzoeken in zoverre daarin de schending wordt aangevoerd van artikel 4, derde lid, van de voormelde wet van 8 december 1992 door het voormelde artikel 12.

B.16.2. Door het mogelijk te maken financiële gegevens in te zamelen teneinde die aan de belastingadministratie van de Verenigde Staten mee te delen, staat het bestreden wetsartikel een inmenging toe in het privéleven van de personen op wie die inzameling en die mededeling betrekking heeft.

De inzameling van die gegevens en de mededeling ervan passen in het kader van het doel van de wet dat moet toelaten de automatische uitwisseling van financiële gegevens tussen België en een partnerstaat uit te voeren teneinde internationale fiscale fraude en belastingontwijking te bestrijden.

In de parlementaire voorbereiding staat in dat verband te lezen : « De wereldwijde automatische uitwisseling van financiële inlichtingen wordt aanzien als een bijzonder doeltreffend middel in de strijd tegen de internationale fiscale fraude en belastingontwijking en is bestemd om algemeen gebruikt te worden. Het algemeen doel van het voorontwerp van wet is bijgevolg de tenuitvoerlegging van iedere automatische uitwisseling van financiële inlichtingen tussen België en een deelnemend rechtsgebied.

Het voorontwerp van wet strekt er hoofdzakelijk toe de Belgische bevoegde autoriteit de mogelijkheid te bieden om van Belgische financiële instellingen inlichtingen te verkrijgen die zij zal moeten verstrekken aan de bevoegde autoriteit van de betrokken buitenlandse rechtsgebieden » (Parl. St., Kamer, 2015-2016, DOC 54-1448/003, p. 3).

Door de inzameling te regelen van de gegevens die zullen moeten worden meegedeeld aan de belastingadministraties van de deelnemende Staten, maakt het bestreden artikel 12 het mogelijk dat doel op een relevante manier te bereiken.

De inzameling van de gegevens is evenredig in zoverre de wet in de bijlagen ervan de criteria definieert waarmee rekening wordt gehouden om te bepalen welke gegevens moeten worden meegedeeld, alsook procedures inzake zorgvuldigheid. In punt A van deel I van bijlage II wordt gepreciseerd dat de rekeningen met een geringe waarde, in casu minder dan 50 000 USD, niet zijn onderworpen aan de rapporteringsprocedures, tenzij de rapporterende financiële instelling daar anders over beslist.

Ten slotte bevat de wet een hoofdstuk IV (« Vertrouwelijkheid en bescherming van de persoonlijke levenssfeer »), waarin waarborgen zijn verankerd teneinde de vertrouwelijkheid en de bescherming van persoonsgegevens te verzekeren, met name het feit dat de procedures vallen onder de wet van 8 december 1992 (artikel 13, § 1), de verplichting voor elke financiële instelling om de klanten in te lichten (artikel 14) en de toepassing van de wet van 3 augustus 2012 houdende bepalingen betreffende de verwerking van persoonsgegevens door de Federale Overheidsdienst Financiën in het kader van zijn opdrachten (artikel 15, § 2).

B.17. Het middel is niet gegrond.

B.18. Het zesde middel is afgeleid uit de schending, door de bestreden wet, van de richtlijn 88/361/EEG van de Raad van 24 juni 1988 « voor de uitvoering van artikel 67 van het Verdrag », alsook van de artikelen 63 tot 66 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. De verzoekende partij verwijt de bestreden wet het beginsel van vertrouwelijkheid niet na te leven, aangezien de tegoeden die Belgen in een lidstaat bezitten, zullen worden onderworpen aan een rapporteringsverplichting, hetgeen niet het geval zou zijn wanneer de tegoeden zich in Belgische banken bevinden.

B.19. Om de reden die in B.10 is vermeld, is het Hof niet bevoegd om rechtstreeks toe te zien op de verenigbaarheid van een wet met bepalingen van het recht van de Europese Unie.

Om die redenen, het Hof verwerpt het beroep.

Aldus gewezen in het Frans, het Nederlands en het Duits, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, op 9 maart 2017.

De griffier, P.-Y. Dutilleux De voorzitter, J. Spreutels

^