Etaamb.openjustice.be
Arrest
gepubliceerd op 12 oktober 2018

Uittreksel uit arrest nr. 49/2018 van 26 april 2018 Rolnummer 6556 In zake : het beroep tot vernietiging van artikel 2, 3°, van de wet van 26 mei 2016 tot wijziging van artikel 194ter van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 betreffen Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters A. Alen en J. Spreutels, de rechters L. (...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2018202381
pub.
12/10/2018
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

Uittreksel uit arrest nr. 49/2018 van 26 april 2018 Rolnummer 6556 In zake : het beroep tot vernietiging van artikel 2, 3°, van de wet van 26 mei 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 26/05/2016 pub. 07/06/2016 numac 2016003181 bron federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van artikel 194ter van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 betreffende het Tax Shelter stelsel ten gunste van audiovisuele werken type wet prom. 26/05/2016 pub. 16/12/2016 numac 2016000754 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van artikel 194ter van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 betreffende het Tax Shelter stelsel ten gunste van audiovisuele werken. - Duitse vertaling sluiten tot wijziging van artikel 194ter van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 betreffende het Tax Shelter stelsel ten gunste van audiovisuele werken, ingesteld door de nv « Woestijnvis ».

Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters A. Alen en J. Spreutels, de rechters L. Lavrysen, J.-P. Snappe, J.-P. Moerman, E. Derycke, T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul, F. Daoût, T. Giet en R. Leysen, en, overeenkomstig artikel 60bis van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, emeritus voorzitter E. De Groot, bijgestaan door de griffier F. Meersschaut, onder voorzitterschap van emeritus voorzitter E. De Groot, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van het beroep en rechtspleging Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 6 december 2016 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 8 december 2016, heeft de nv « Woestijnvis », bijgestaan en vertegenwoordigd door Mr. P. Smet en Mr. I. Panis, advocaten bij de balie te Brussel, beroep tot vernietiging ingesteld van artikel 2, 3°, van de wet van 26 mei 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 26/05/2016 pub. 07/06/2016 numac 2016003181 bron federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van artikel 194ter van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 betreffende het Tax Shelter stelsel ten gunste van audiovisuele werken type wet prom. 26/05/2016 pub. 16/12/2016 numac 2016000754 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van artikel 194ter van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 betreffende het Tax Shelter stelsel ten gunste van audiovisuele werken. - Duitse vertaling sluiten tot wijziging van artikel 194ter van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 betreffende het Tax Shelter stelsel ten gunste van audiovisuele werken (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 7 juni 2016). (...) II. In rechte (...) Ten aanzien van de bestreden bepaling en de context ervan B.1.1. De verzoekende partij, de nv « Woestijnvis », vordert de vernietiging van artikel 2, 3°, van de wet van 26 mei 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 26/05/2016 pub. 07/06/2016 numac 2016003181 bron federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van artikel 194ter van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 betreffende het Tax Shelter stelsel ten gunste van audiovisuele werken type wet prom. 26/05/2016 pub. 16/12/2016 numac 2016000754 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van artikel 194ter van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 betreffende het Tax Shelter stelsel ten gunste van audiovisuele werken. - Duitse vertaling sluiten « tot wijziging van artikel 194ter van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 betreffende het Tax Shelter-stelsel ten gunste van audiovisuele werken ».

Artikel 2, 3°, van de wet van 26 mei 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 26/05/2016 pub. 07/06/2016 numac 2016003181 bron federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van artikel 194ter van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 betreffende het Tax Shelter stelsel ten gunste van audiovisuele werken type wet prom. 26/05/2016 pub. 16/12/2016 numac 2016000754 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van artikel 194ter van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 betreffende het Tax Shelter stelsel ten gunste van audiovisuele werken. - Duitse vertaling sluiten bepaalt : « In artikel 194ter van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, vervangen bij de wet van 12 mei 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht : [...] 3° paragraaf 1, eerste lid, 2°, wordt aangevuld met een lid, luidende : ' Voor de toepassing van dit artikel wordt niet als een met Belgische of buitenlandse televisieomroepen verbonden onderneming beschouwd, de onderneming die verbonden is met een Belgische of buitenlandse televisieomroep, maar die zich ertoe verbindt om geen raamovereenkomst af te sluiten in het kader van het Tax Shelter stelsel voor de productie van een in aanmerking komend werk waarvoor deze televisieomroep voordelen zou verkrijgen die rechtstreeks verbonden zijn met de productie of de exploitatie van het in aanmerking komend werk.Deze voorwaarde wordt geacht te zijn vervuld wanneer de in aanmerking komende productievennootschap zich hiertoe schriftelijk heeft verbonden, zowel ten aanzien van de in aanmerking komende investeerder als ten aanzien van de federale overheid; ' ».

B.1.2. Artikel 194ter, § 1, eerste lid, 2°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (hierna : WIB 1992), bepaalt : « in aanmerking komende productievennootschap : de binnenlandse vennootschap of de Belgische inrichting van een belastingplichtige bedoeld in artikel 227, 2°, die geen televisieomroep is of geen onderneming die in de zin van artikel 11 van het Wetboek van Vennootschappen verbonden is met Belgische of buitenlandse televisieomroepen en die als voornaamste doel de ontwikkeling en de productie van audiovisuele werken heeft en die door de minister bevoegd voor Financiën als dusdanig is erkend volgens een eenvoudige procedure waarvan de Koning de modaliteiten en voorwaarden bepaalt.

Voor de toepassing van dit artikel wordt niet als een met Belgische of buitenlandse televisieomroepen verbonden onderneming beschouwd, de onderneming die verbonden is met een Belgische of buitenlandse televisieomroep, maar die zich ertoe verbindt om geen raamovereenkomst af te sluiten in het kader van het Tax Shelter stelsel voor de productie van een in aanmerking komend werk waarvoor deze televisieomroep voordelen zou verkrijgen die rechtstreeks verbonden zijn met de productie of de exploitatie van het in aanmerking komend werk. Deze voorwaarde wordt geacht te zijn vervuld wanneer de in aanmerking komende productievennootschap zich hiertoe schriftelijk heeft verbonden, zowel ten aanzien van de in aanmerking komende investeerder als ten aanzien van de federale overheid ».

Derhalve worden die productievennootschappen thans beschouwd als productievennootschappen waarin, volgens de principes van het Tax Shelter-stelsel, kan worden geïnvesteerd.

B.2.1. Het Tax Shelter-stelsel is door artikel 128 van de programmawet van 2 augustus 2002Relevante gevonden documenten type programmawet prom. 02/08/2002 pub. 29/08/2002 numac 2002003381 bron ministerie van financien Programmawet sluiten in titel III (« Vennootschapsbelasting »), hoofdstuk II (« Grondslag van de belasting »), afdeling III (« Vrijgestelde inkomsten »), van het WIB 1992 ingevoerd in een onderafdeling IV (« Ondernemingen die investeren in een raamovereenkomst voor de productie van audiovisueel werk »).

Volgens de parlementaire voorbereiding werd door de invoering van het Tax Shelter-stelsel « de bevordering van de Belgische productie van audiovisuele en cinematografische werken en ook de realisatie van het Belgisch creatief potentieel » beoogd (Parl. St., Kamer, 2001-2002, DOC 50-1823/001, p. 57) : « De activiteit van de productie van audiovisuele en cinematografische werken [is] een sector die ontwikkeld moet worden omdat ze werkgelegenheid schept. De ontwikkeling van de sector van de realisatie van audiovisuele en cinematografische werken kan dus concreet een directe positieve weerslag hebben, in termen van het scheppen van werkgelegenheid, in verschillende activiteitensectoren » (ibid.).

Het Tax Shelter-stelsel betreft een stelsel dat de winsten fiscaal vrijstelt van ondernemingen die via een met een erkende productievennootschap gesloten raamovereenkomst investeren in de productie van een audiovisueel werk (ibid.).

B.2.2. Op vraag van de productievennootschappen werd initieel beslist die belastingvrijstelling enkel toe te kennen aan binnenlandse vennootschappen, die geen televisieomroep zijn alsook geen vennootschap zijn verbonden met een televisieomroep. De reden daarvoor was dat « wat de financiering van de productie van audiovisuele werken [betrof], [...] televisieomroepen reeds in ruime mate aan hun trekken [kwamen] op grond van de voor hen op nationaal en op Europees vlak geldende quotaregeling inzake de investering in Europese en zelfstandige producties » (Parl. St., Kamer, 2003-2004, DOC 51-0730/001, p. 5).

Ingevolge artikel 2 van de wet van 17 mei 2004Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/05/2004 pub. 04/06/2004 numac 2004003236 bron federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van artikel 194ter van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 betreffende de tax shelter-regeling ten gunste van de audiovisuele productie sluiten « tot wijziging van artikel 194ter van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 betreffende de tax shelter-regeling ten gunste van de audiovisuele productie » werd artikel 194ter van het WIB 1992 echter gewijzigd, teneinde « de uitsluiting [als investeerder] van de met de televisieomroepen verbonden ondernemingen te schrappen » (ibid.).

Immers, door die uitsluiting van de vennootschappen die verbonden zijn met televisieomroepen, werd een aanzienlijk deel van de investeerders automatisch van het Tax Shelter-stelsel uitgesloten.

B.2.3. Hoewel de met de televisieomroepen verbonden productievennootschappen na de voormelde wetswijziging van 17 mei 2004 in aanmerking konden worden genomen als investeerder, bleven zij evenwel uitgesloten als mogelijk voor de investering in aanmerking komende productievennootschap, waardoor zij geen financiering overeenkomstig het Tax Shelter-stelsel konden genieten.

Ingevolge artikel 2, 3°, van de wet van 26 mei 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 26/05/2016 pub. 07/06/2016 numac 2016003181 bron federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van artikel 194ter van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 betreffende het Tax Shelter stelsel ten gunste van audiovisuele werken type wet prom. 26/05/2016 pub. 16/12/2016 numac 2016000754 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van artikel 194ter van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 betreffende het Tax Shelter stelsel ten gunste van audiovisuele werken. - Duitse vertaling sluiten wordt hieraan een einde gemaakt : « In de evolutie van de audiovisuele sector naar meer professionalisme (dat [...] ten zeerste wordt aangemoedigd door het Tax Shelter stelsel), zijn productievennootschappen gedwongen om in een groep waartoe ook Belgische of buitenlandse televisieomroepen kunnen behoren, te integreren. Handhaving van deze uitsluiting zou daarom in strijd zijn met deze evolutie en zou deze productievennootschappen ertoe aanzetten zich terug te trekken uit deze groepen. Daarom wordt voorgesteld [...] om de productievennootschappen in aanmerking te nemen die zich verbinden om geen raamovereenkomst te ondertekenen in het kader van het Tax Shelter stelsel voor de productie van een in aanmerking komend werk waarvoor met hen verbonden televisieomroepen voordelen rechtstreeks verbonden met de productie of de exploitatie van het in aanmerking komend werk verkrijgen » (Parl. St., Kamer, 2015-2016, DOC 54-1737/001, pp. 5-6).

Derhalve zijn « de productievennootschappen die aan een televisieomroep zijn verbonden, [...] enkel van de maatregel uitgesloten als de televisieomroep rechtstreeks voordelen geniet die afkomstig zijn van de door de productievennootschap gecreëerde werken » (Parl. St., Kamer, 2015-2016, DOC 54-1737/004, pp. 3-4).

Voormeld artikel 194ter van het WIB 1992 is van toepassing op alle raamovereenkomsten getekend vanaf 1 juli 2016.

Ten aanzien van het belang B.3. De tussenkomende partij betwist de ontvankelijkheid van het beroep wegens gebrek aan belang. Aangezien de verzoekende partij, ook vóór de inwerkingtreding van de bestreden wetsbepaling, geen aanspraak kon maken op een toepassing van het Tax Shelter-stelsel, zou een eventuele vernietiging haar geen enkel voordeel kunnen opleveren.

B.4.1. De verzoekende partij is een erkende productievennootschap in de zin van het Tax Shelter-stelsel die in aanmerking zou kunnen komen voor investeringen in het kader van een raamovereenkomst voor de productie van een audiovisueel werk. Zij maakt tevens deel uit van een groep van vennootschappen waartoe ook een televisieomroep behoort, waardoor zij wordt gekwalificeerd als een verbonden productievennootschap.

Vóór de bestreden wetswijziging waren verbonden productievennootschappen, als mogelijke begunstigde van een financiering overeenkomstig het Tax Shelter-stelsel, in alle gevallen uitgesloten.

De bestreden bepaling voert voortaan een fiscaal voordeel in voor investeerders die wensen te investeren in verbonden productievennootschappen die producties realiseren voor een televisieomroep waarmee zij niet verbonden zijn in de zin van artikel 11 van het Wetboek van vennootschappen. Dienvolgens meent de verzoekende partij rechtstreeks en ongunstig te worden geraakt door de bestreden bepaling, aangezien deze een negatieve invloed zou hebben op haar concurrentiepositie.

B.4.2. De verzoekende partij is een verbonden productievennootschap die wordt uitgesloten als een in aanmerking komende productievennootschap voor de toepassing van het Tax Shelter-stelsel wanneer zij een productie realiseert voor een televisieomroep waarmee zij verbonden is in de zin van artikel 11 van het Wetboek van vennootschappen.

Het is niet vereist dat een eventuele vernietiging haar een onmiddellijk voordeel oplevert. De omstandigheid dat de verzoekende partij als gevolg van de vernietiging van de bestreden bepaling een kans zou krijgen dat haar situatie in een gunstigere zin wordt geregeld, volstaat om haar belang bij het bestrijden van die bepaling te verantwoorden.

B.4.3. Het beroep is derhalve ontvankelijk.

Ten aanzien van het eerste middel B.5. Als eerste middel voert de verzoekende partij een schending aan door artikel 2, 3°, van de wet van 26 mei 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 26/05/2016 pub. 07/06/2016 numac 2016003181 bron federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van artikel 194ter van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 betreffende het Tax Shelter stelsel ten gunste van audiovisuele werken type wet prom. 26/05/2016 pub. 16/12/2016 numac 2016000754 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van artikel 194ter van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 betreffende het Tax Shelter stelsel ten gunste van audiovisuele werken. - Duitse vertaling sluiten, van de artikelen 10, 11 en 172 van de Grondwet, doordat een verschil in behandeling op fiscaal vlak zou worden ingevoerd tussen productievennootschappen naargelang het door hen gecreëerde audiovisuele werk zou worden uitgezonden door een met hen verbonden televisieomroep, dan wel door een niet met hen verbonden televisieomroep, waardoor de productievennootschap in de eerste situatie als een verbonden productievennootschap wordt beschouwd en in de tweede situatie als een niet-verbonden productievennootschap. Het verschil in behandeling, gebaseerd op het al dan niet verbonden zijn met een televisieomroep, zou niet redelijk te verantwoorden zijn, gelet op het doel van de wetgever en de beoogde gevolgen van de maatregel.

B.6.1. De Ministerraad en de tussenkomende partij werpen op dat de rechtspositie van de verbonden productievennootschap in die onderscheiden situaties niet vergelijkbaar is.

B.6.2. Een productievennootschap die in de zin van artikel 11 van het Wetboek van vennootschappen « verbonden » is met een televisieomroep, vormt daarmee economisch een onlosmakelijk geheel en bevindt zich in een andere economische realiteit dan een onafhankelijke productievennootschap.

De redenen van de wetgever waarom de Tax Shelter geen toepassing kan vinden op investeringen gedaan ten voordele van televisieomroepen en de met hen verbonden productievennootschappen vloeien voort uit het feit dat zij zich in een andere economische realiteit bevinden en dat de regels inzake staatssteun in het Europese Unierecht verschillend zijn.

B.6.3. Verschil en niet-vergelijkbaarheid mogen echter niet worden verward. De verschillende economische realiteit die eigen is aan een verbonden productievennootschap en aan een niet-verbonden productievennootschap, kan weliswaar een element zijn in de beoordeling van de redelijkheid en evenredigheid van het verschil in behandeling, maar zij kan niet volstaan om tot de niet-vergelijkbaarheid ervan te besluiten.

De verschillende economische realiteit sluit niet uit dat de verbonden productievennootschap en de niet-verbonden productievennootschap met elkaar in concurrentie komen en derhalve met elkaar kunnen worden vergeleken, wat betreft de mogelijkheid om het Tax Shelter-stelsel te genieten.

B.7. De artikelen 10 en 11 van de Grondwet waarborgen het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie. Artikel 172 van de Grondwet is een bijzondere toepassing van dat beginsel in fiscale aangelegenheden.

Het gelijkheidsbeginsel in fiscale zaken verbiedt de wetgever niet een fiscaal voordeel toe te kennen aan sommige belastingplichtigen, op voorwaarde dat het aldus ingevoerde verschil in behandeling redelijk kan worden verantwoord.

B.8. Artikel 194ter van het WIB 1992 maakt deel uit van de bepalingen in de vennootschapsbelasting die betrekking hebben op de vrijgestelde inkomsten. Het komt de wetgever toe de vrijstellingen te bepalen van de belastbare inkomsten. Hij beschikt ter zake over een ruime beoordelingsmarge. Bovendien komt het de wetgever toe te oordelen of een stelsel van fiscale vrijstellingen dat hij heeft ingevoerd al dan niet moet worden gewijzigd en daarbij te bepalen voor welke periode, in welke omstandigheden en volgens welke modaliteiten die wijziging van toepassing is.

De maatschappelijke keuzen die bij het inzamelen en het inzetten van middelen worden gemaakt, behoren derhalve tot de beoordelingsbevoegdheid van de wetgever. Wanneer bij die keuzen een verschil in behandeling blijkt, en te dezen meer bepaald wat de modaliteiten voor een vrijstelling van de belastbare inkomsten betreft, dient het Hof evenwel na te gaan of dat verschil berust op een redelijke verantwoording.

B.9. Zoals is vermeld in B.2.3, voorziet artikel 194ter, § 1, eerste lid, 2°, van het WIB 1992, zoals ingevoegd bij het bestreden artikel 2, 3°, van de wet van 26 mei 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 26/05/2016 pub. 07/06/2016 numac 2016003181 bron federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van artikel 194ter van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 betreffende het Tax Shelter stelsel ten gunste van audiovisuele werken type wet prom. 26/05/2016 pub. 16/12/2016 numac 2016000754 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van artikel 194ter van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 betreffende het Tax Shelter stelsel ten gunste van audiovisuele werken. - Duitse vertaling sluiten, in een uitbreiding van het toepassingsgebied van het Tax Shelter-stelsel voor de verbonden productievennootschappen die zich ertoe verbinden geen raamovereenkomst af te sluiten in het kader van het Tax Shelter-stelsel voor de productie van een in aanmerking komend werk waarvoor de televisieomroep waarmee zij verbonden zijn, voordelen zou verkrijgen die rechtstreeks verbonden zijn met de productie of de exploitatie van het in aanmerking komend werk. Producties die bestemd zijn om te worden uitgezonden of geëxploiteerd door een televisieomroep die met de productievennootschap verbonden is in de zin van artikel 11 van het Wetboek van vennootschappen, blijven uitgesloten van het Tax Shelter-stelsel : « Mochten [de televisieomroepen die tot dezelfde groep behoren als de productievennootschap] geen link hebben met het betrokken productiehuis of de betrokken productie, dan zou het niet eerlijk zijn geweest om ten aanzien van het productiehuis een verbod op inaanmerkingneming voor de taxshelterregeling te handhaven » (Parl.

St., Kamer, 2015-2016, DOC 54-1737/004, p. 8).

B.10. Dat verschil in behandeling berust op een objectief criterium, meer bepaald de vaststelling of de productie van het audiovisueel werk door de productievennootschap gebeurt voor een televisieomroep waarmee zij verbonden is of voor een andere televisieomroep.

B.11.1. Uit de in B.2.2 aangehaalde parlementaire voorbereiding blijkt dat de uitsluiting van de verbonden productievennootschappen steunt op het feit dat de televisieomroepen waarmee zij verbonden zijn, reeds in ruime mate gefinancierd worden door de voor hen op nationaal en Europees vlak geldende quotaregeling inzake de investering in Europese en zelfstandige producties.

Bovendien dient te worden vastgesteld dat verbonden productievennootschappen en niet-verbonden productievennootschappen zich in een andere economische realiteit bevinden, ten gevolge waarvan enkel de tweede categorie van productievennootschappen onderworpen is aan de economische spelregels van vraag en aanbod.

B.11.2. Het gehanteerde onderscheidingscriterium is pertinent in het licht van het doel van de wetgever. Doordat de in een vennootschapsgroep geïntegreerde productievennootschappen onder bepaalde voorwaarden toch het Tax Shelter-stelsel kunnen genieten, wordt de groep van productievennootschappen die hun werk kunnen laten ondersteunen met behulp van de Tax Shelter zo groot mogelijk gemaakt, zonder evenwel de televisieomroepen, die reeds voldoende andere steun krijgen, daarbij ook toe te laten.

B.11.3. De vrijstelling van bepaalde ondernemingswinsten van de vennootschapsbelasting is niet de regel, maar de uitzondering. De bedoeling van de wetgever is om de categorie van verbonden productievennootschappen die geld kunnen ophalen via het Tax Shelter-stelsel uit te breiden wanneer zij een productie maken die niet bestemd is voor de televisieomroep van dezelfde vennootschapsgroep.

Het staat de verbonden productievennootschappen immers vrij om producties te maken die niet bestemd zijn voor de televisieomroep van hun eigen vennootschapsgroep; in dat geval hebben ook zij de mogelijkheid om investeringen aan te trekken door middel van het Tax Shelter-stelsel.

Ten slotte wordt niet op onevenredige wijze afbreuk gedaan aan de rechten van de betrokken productievennootschappen, aangezien het voordeel dat hun al dan niet wordt geboden, het gevolg is van de keuze die zij maken. De wetgever heeft redelijkerwijze kunnen oordelen dat de productievennootschappen die ervoor kiezen producties te maken voor de met hen verbonden televisieomroepen, de voor- en nadelen kennen en de juridische gevolgen van hun keuze aanvaarden.

B.12. Het eerste middel is niet gegrond.

Ten aanzien van het tweede middel B.13. Als tweede middel voert de verzoekende partij de schending aan door artikel 2, 3°, van de wet van 26 mei 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 26/05/2016 pub. 07/06/2016 numac 2016003181 bron federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van artikel 194ter van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 betreffende het Tax Shelter stelsel ten gunste van audiovisuele werken type wet prom. 26/05/2016 pub. 16/12/2016 numac 2016000754 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van artikel 194ter van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 betreffende het Tax Shelter stelsel ten gunste van audiovisuele werken. - Duitse vertaling sluiten, van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met de artikelen 107, lid 1, en 108, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (hierna : VWEU), doordat de bestreden bepaling de uitvoering vormt van een staatssteun die niet vooraf zou zijn aangemeld bij de Europese Commissie en dienvolgens als onwettig zou moeten worden aangemerkt.

B.14. De artikelen 107, lid 1, en 108, lid 3, van het VWEU bepalen : «

Art. 107.1. Behoudens de afwijkingen waarin de Verdragen voorzien, zijn steunmaatregelen van de staten of in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd, die de mededinging door begunstiging van bepaalde ondernemingen of bepaalde producties vervalsen of dreigen te vervalsen, onverenigbaar met de interne markt, voor zover deze steun het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig beïnvloedt ». «

Art. 108.3. De Commissie wordt van elk voornemen tot invoering of wijziging van steunmaatregelen tijdig op de hoogte gebracht, om haar opmerkingen te kunnen maken. Indien zij meent dat zulk een voornemen volgens artikel 107 onverenigbaar is met de interne markt, vangt zij onverwijld de in het vorige lid bedoelde procedure aan. De betrokken lidstaat kan de voorgenomen maatregelen niet tot uitvoering brengen voordat die procedure tot een eindbeslissing heeft geleid ».

B.15.1. In de voormelde artikelen 107 en 108 van het VWEU worden de regels uiteengezet die moeten worden gevolgd bij het toekennen van staatssteun. De inachtneming van die regels waarborgt dat geen enkele staatssteun de mededinging vervalst of dreigt te vervalsen door begunstiging van bepaalde ondernemingen of bepaalde producties. In zijn onderzoek naar de verenigbaarheid van de bestreden bepaling met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet kan het Hof bijgevolg ertoe worden gebracht na te gaan of op discriminerende wijze afbreuk wordt gedaan aan die waarborg.

In zoverre het tweede middel betrekking heeft op de ontstentenis van aanmelding van de bestreden bepaling aan de Europese Commissie met schending van artikel 108, lid 3, van het VWEU, dient het Hof na te gaan of de wijziging in het Tax Shelter-stelsel als een « wijziging in bestaande steun » (artikel 1, c), van de verordening (EU) 2015/1589 van 13 juli 2015 van de Raad tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie) moet worden aangemerkt en of, indien dat het geval is, ze bij de Europese Commissie moest worden aangemeld alvorens uitvoering te krijgen.

B.15.2. Artikel 107, lid 1, van het VWEU verbiedt, in beginsel, staatssteun toegekend aan ondernemingen die de mededinging door begunstiging van bepaalde ondernemingen of bepaalde producties vervalst of dreigt te vervalsen, voor zover die steun het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig beïnvloedt.

B.15.3. Opdat een maatregel als staatssteun kan worden gekwalificeerd, moeten vier cumulatieve voorwaarden zijn vervuld. Ten eerste gaat de maatregel uit van de Staat of is hij met staatsmiddelen bekostigd. Ten tweede beïnvloedt hij het handelsverkeer tussen de lidstaten. Ten derde verschaft hij de begunstigde ervan een selectief voordeel. Ten vierde vervalst de maatregel de mededinging of dreigt hij die te vervalsen (HvJ, 4 juni 2015, C-15/14, MOL Magyar Loaj - és Gàzipari Nyrt., punt 47).

In dat verband heeft, volgens vaste rechtspraak van het Hof van Justitie, « het begrip ' steun ' een algemenere strekking dan het begrip ' subsidie ', daar het niet alleen positieve prestaties zoals de subsidies zelf omvat, maar ook overheidsmaatregelen die, in verschillende vormen, de lasten verlichten die normaliter op het budget van een onderneming drukken en daardoor - zonder subsidies in de strikte zin van het woord te zijn - van dezelfde aard zijn en identieke gevolgen hebben » (HvJ, 18 mei 2017, C-150/16, Fondul Proprietatea SA, punt 15; 4 juni 2015, C-5/14, Kernkraftwerke Lippe-Ems GmbH t. Hauptzollamt Osnabrück, punt 71).

B.15.4. Artikel 108, lid 3, van het VWEU stelt preventief toezicht op voorgenomen nieuwe steun in. Volgens het Hof van Justitie van de Europese Unie is « de aldus bij wege van voorzorg vastgestelde regeling [...] bedoeld om ervoor te zorgen dat enkel verenigbare steunmaatregelen tot uitvoering worden gebracht. Teneinde deze doelstelling te bereiken, wordt de uitvoering van een voorgenomen steunmaatregel opgeschort totdat de twijfel omtrent de verenigbaarheid ervan is weggenomen door de eindbeslissing van de Commissie » (HvJ, 18 mei 2017, C-150/16, Fondul Proprietatea SA, punt 40).

B.15.5. Terwijl de beoordeling van de verenigbaarheid van steunmaatregelen met de interne markt onder de exclusieve bevoegdheid van de Europese Commissie valt, die daarbij onder toezicht staat van het Gerecht en het Hof van Justitie van de Europese Unie, zien de nationale rechterlijke instanties, totdat de Europese Commissie haar eindbeslissing heeft vastgesteld, toe op de vrijwaring van de rechten van de rechtsonderhorigen indien de in artikel 108, lid 3, van het VWEU vastgestelde verplichting tot voorafgaande aanmelding bij de Europese Commissie niet is nagekomen (HvJ, 18 mei 2017, C-150/16, Fondul Proprietatea SA, punt 42; 26 oktober 2016, C-590/14 P, Dimosia Epicheirisi Ilektrismou AE (DEI), punt 97). « 98. Met het oog daarop kunnen bij de nationale rechterlijke instanties gedingen aanhangig worden gemaakt waarin deze het begrip ' staatssteun ' in de zin van artikel 107, lid 1, VWEU moeten uitleggen en toepassen, met name om vast te stellen of een maatregel die zonder inachtneming van de voorafgaande controleprocedure van artikel 108, lid 3, VWEU is getroffen, daaraan al dan niet had moeten worden onderworpen [...]. 99. Indien de nationale rechterlijke instanties vaststellen dat de betrokken maatregel daadwerkelijk bij de Commissie had moeten worden aangemeld, moeten zij nagaan of de betrokken lidstaat die verplichting is nagekomen en, zo niet, deze maatregel onrechtmatig verklaren » (HvJ, 26 oktober 2016, C-590/14 P, Dimosia Epicheirisi Ilektrismou AE (DEI)). B.15.6. Het komt derhalve aan het Hof toe te onderzoeken of de bestreden wetsbepaling al dan niet een vorm van staatssteun, in de zin van artikel 107, lid 1, van het VWEU, betreft.

B.16.1. Het Tax Shelter-stelsel is een bestaande steunregeling, te weten een steunregeling die reeds werd goedgekeurd door de Europese Commissie en het voorwerp uitmaakt van een wetswijziging, waardoor een wijziging in het Tax Shelter-stelsel wordt doorgevoerd.

Ingevolge artikel 108, lid 3, juncto artikel 2 van de verordening (EU) 2015/1589 dient elk voornemen om nieuwe steun te verlenen tijdig door de betrokken lidstaat bij de Europese Commissie te worden aangemeld, waarbij onder « nieuwe steun » moet worden verstaan « alle steun, [...], die geen bestaande steun is, met inbegrip van wijzigingen in bestaande steun » (artikel 1, c), van de verordening (EU) 2015/1589).

Derhalve worden, in principe, ook wijzigingen van bestaande steunmaatregelen aan een preventieve controle onderworpen, met de bedoeling ervoor te zorgen dat enkel verenigbare steunmaatregelen tot uitvoering worden gebracht (HvJ, 19 juli 2016, C-526/14, Tadej Kotnik e.a., punt 36).

Artikel 4, lid 1, van de verordening (EG) nr. 794/2004 van de Commissie van 21 april 2004 « tot uitvoering van Verordening (EU) 2015/1589 van de Raad tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie » bepaalt echter dat « voor de toepassing van artikel 1, onder c), van Verordening (EG) nr. 659/1999 [...] onder een wijziging in bestaande steun iedere wijziging [wordt] verstaan, met uitzondering van aanpassingen van louter formele of administratieve aard die de beoordeling van de verenigbaarheid van de steunmaatregel met de gemeenschappelijke markt niet kunnen beïnvloeden » (HvJ, C-590/14 P, 26 oktober 2016, Dimosia Epicheirisi Ilektrismou AE (DEI), punt 47). Indien de wijziging derhalve een aanpassing van louter formele of administratieve aard betreft, dient geen aanmelding bij de Europese Commissie te geschieden.

B.16.2. Aangezien de bestreden bepaling het Tax Shelter-stelsel wijzigt, in die zin dat thans ook bepaalde verbonden productievennootschappen de voordelen van de Tax Shelter kunnen genieten, dient te worden nagegaan of die wijziging als een « wijziging in bestaande steun » dient te worden beschouwd, waardoor die bestreden wetswijziging wel vooraf diende te worden aangemeld en goedgekeurd.

Immers, een wijziging in een bestaande steunmaatregel, in de zin van artikel 107, lid 1, van het VWEU, die tot uitvoering wordt gebracht zonder nakoming van de verplichtingen die voortvloeien uit artikel 108, lid 3, van het VWEU, die met andere woorden is toegekend zonder vooraf bij de Europese Commissie te zijn aangemeld of die, indien hij is aangemeld, is toegekend vooraleer de Europese Commissie binnen de gestelde termijnen uitspraak heeft gedaan, is onwettig (zie met name, HvJ, 5 oktober 2006, C-368/04, Transalpine Ölleitung in Österreich GmbH, punt 40; Gerecht, 1 juli 2010, T-62/08, ThyssenKrupp Acciai Speciali Terni SpA t. Commissie, punt 231).

B.16.3. Bij beschikking van 13 december 2017 heeft het Hof beslist dat de zaak in staat van wijzen was, maar heeft het tevens de Ministerraad uitgenodigd om in een uiterlijk op 10 januari 2018 in te dienen aanvullende memorie, waarvan hij een kopie moesten laten toekomen aan de andere partijen binnen dezelfde termijn, alle correspondentie betreffende de formele, dan wel informele aanmelding van de wijziging in de bestaande staatssteun, mee te delen.

De Ministerraad heeft binnen de gestelde termijn een aanvullende memorie ingediend ter griffie, waarbij werd verduidelijkt dat de Europese Commissie informeel, per e-mail, aan de Ministerraad bevestigd had dat de bestreden bepaling een « louter technische » aanpassing betrof die de beoordeling van de Europese Commissie over de verenigbaarheid van het Tax Shelter-stelsel niet veranderde.

B.16.4. De omstandigheid dat de Europese Commissie dit enkel per e-mail van 9 december 2015 heeft meegedeeld, doet geen afbreuk aan de conclusies die daaruit kunnen worden getrokken. Immers, overeenkomstig de Gedragscode van de Europese Commissie voor een goed verloop van de staatssteunprocedures, wordt de Europese Commissie eerst via « pre-notificatiegesprekken » informeel benaderd voordat de Europese Commissie formeel wordt gevraagd om een beslissing te nemen.

Daarnaast werd op de vraag van de afdeling wetgeving van de Raad van State (advies nr. 58.438/3 van 4 december 2015) of de bestreden bepaling was aangemeld bij de Europese Commissie overeenkomstig artikel 108, lid 3, van het VWEU, door de gemachtigde van de Regering geantwoord : « Met de Europese Commissie was een eerste contact gelegd en het leek erop dat onze aanpassingen hun goedkeuring niet op de helling zouden zetten. Wij hebben het ontwerp dat zij aan het onderzoeken zijn, vervolgens informeel overgezonden, en thans hebben zij ons gezegd geen formele aanmelding te doen. Indien het onderzoek verloopt zoals gepland, zullen wij het ontwerp enkel ter informatie moeten aanmelden zodra het door de Kamer is aangenomen. Indien bepaalde punten daarentegen het minste probleem zouden opleveren, zullen wij onmiddellijk en officieel bij de Europese Commissie een aanmelding doen » (Parl. St., Kamer, 2015-2016, DOC 54-1737/001, pp. 35-36, eigen vertaling).

B.16.5. Te dezen, rekening houdend met het feit dat de Europese Commissie reeds, via e-mail van 9 december 2015, heeft bevestigd dat de wetswijziging een louter technische aanpassing betreft, is, ingevolge artikel 108, lid 3, juncto artikel 4, lid 1, van de verordening (EG) nr. 794/2004 van de Commissie van 21 april 2004, geen aanmelding noodzakelijk, en is derhalve het gewijzigde Tax Shelter-stelsel een wettige steunmaatregel.

B.17. Het tweede middel is niet gegrond.

Om die redenen, het Hof verwerpt het beroep.

Aldus gewezen in het Nederlands, het Frans en het Duits, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, op 26 april 2018.

De griffier, F. Meersschaut De voorzitter, E. De Groot

^