Etaamb.openjustice.be
Arrest
gepubliceerd op 09 oktober 2018

Uittreksel uit arrest nr. 97/2018 van 19 juli 2018 Rolnummer 6616 In zake : de prejudiciële vraag over de artikelen 19 tot 75 van de wet van 5 mei 2014 betreffende de internering, gesteld door de Franstalige Strafuitvoeringsrechtbank te Bruss Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters J. Spreutels en A. Alen, en de rechters (...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2018204375
pub.
09/10/2018
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Uittreksel uit arrest nr. 97/2018 van 19 juli 2018 Rolnummer 6616 In zake : de prejudiciële vraag over de artikelen 19 tot 75 van de wet van 5 mei 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/05/2014 pub. 09/07/2014 numac 2014009316 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de internering van personen sluiten betreffende de internering, gesteld door de Franstalige Strafuitvoeringsrechtbank te Brussel, kamer voor de bescherming van de maatschappij.

Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters J. Spreutels en A. Alen, en de rechters J.-P. Snappe, E. Derycke, T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul en R. Leysen, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter J. Spreutels, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging Bij vonnis van 15 februari 2017 in zake R.C., waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 17 februari 2017, heeft de Franstalige Strafuitvoeringsrechtbank te Brussel, kamer voor de bescherming van de maatschappij, de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schenden de artikelen 19 tot 75 van de wet van 5 mei 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/05/2014 pub. 09/07/2014 numac 2014009316 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de internering van personen sluiten betreffende de internering de artikelen 10 en 11 van de Grondwet in zoverre zij geen enkele verjaringsregeling voor de tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen tot internering inhouden, terwijl voor de tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen waarbij tot straffen wordt veroordeeld, in een verjaringsregeling wordt voorzien bij de artikelen 91 tot 99 van het Strafwetboek ? ». (...) III. In rechte (...) B.1.1. De verwijzende rechter stelt het Hof een vraag over de bestaanbaarheid, met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, van de artikelen 19 tot 75 van de wet van 5 mei 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/05/2014 pub. 09/07/2014 numac 2014009316 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de internering van personen sluiten betreffende de internering (hierna : de wet van 5 mei 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/05/2014 pub. 09/07/2014 numac 2014009316 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de internering van personen sluiten) in zoverre zij in geen enkele verjaringsregeling voor de tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen tot internering voorzien, terwijl de artikelen 91 tot 99 van het Strafwetboek voorzien in een verjaringsregeling voor de tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen waarbij tot straffen wordt veroordeeld.

B.1.2. Hoewel de artikelen 91 tot 99 van het Strafwetboek voorzien in de voorwaarden waaronder de straffen verjaren, wordt in de wet van 5 mei 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/05/2014 pub. 09/07/2014 numac 2014009316 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de internering van personen sluiten met betrekking tot de internering in niets dergelijks voorzien. Er bestaat dan ook een verschil in behandeling tussen de veroordeelden, die de verjaring van de te hunnen aanzien uitgesproken straf kunnen genieten, en de geïnterneerden, die die mogelijkheid niet genieten met betrekking tot de te hunnen aanzien uitgesproken internering.

B.2.1. Er bestaat een verschil tussen de beslissing om een verdachte te interneren en de beslissing waarbij ten gronde uitspraak wordt gedaan over de schuld van die verdachte.

B.2.2. Volgens artikel 2 van de wet van 5 mei 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/05/2014 pub. 09/07/2014 numac 2014009316 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de internering van personen sluiten is de internering van personen met een geestesstoornis geen straf maar een veiligheidsmaatregel « die er tegelijkertijd toe strekt de maatschappij te beschermen en ervoor te zorgen dat aan de geïnterneerde persoon de zorg wordt verstrekt die zijn toestand vereist met het oog op zijn re-integratie in de maatschappij. Rekening houdend met het veiligheidsrisico en de gezondheid van de geïnterneerde persoon zal hem de nodige zorg aangeboden worden om een menswaardig leven te leiden. Die zorg is gericht op een maximaal haalbare vorm van maatschappelijke re-integratie en verloopt waar aangewezen en mogelijk via een zorgtraject waarin aan de geïnterneerde persoon telkens zorg op maat aangeboden wordt ».

Met die bepaling heeft de wetgever van 2014 de veiligheid van de maatschappij maar ook de kwaliteit van de zorg die wordt verstrekt aan personen met een geestesstoornis centraal geplaatst in de wet op de internering (Parl. St., Senaat, 2012-2013, nr. 5-2001/1, p. 2).

B.2.3. Om te oordelen over de schuld moet de rechter nagaan of de feiten die de verdachte worden verweten, beantwoorden aan de materiële en morele voorwaarden van een misdrijf dat het karakter van een misdaad of van een wanbedrijf vertoont, of de persoon die naar hem is verwezen wel degelijk de dader ervan is en of hij bijgevolg hiervan de sancties moet ondergaan waarin de wet voorziet.

B.3.1. Het Hof moet oordelen of het in het geding zijnde verschil in behandeling redelijk verantwoord is.

B.3.2. Aangezien de internering geen straf is maar een maatregel die ertoe strekt de maatschappij te beschermen en aan de geïnterneerde de zorg te verstrekken die zijn toestand vereist, is het verantwoord dat een interneringsmaatregel het voorwerp van een regelmatige rechterlijke controle op basis van de huidige gezondheidstoestand van de betrokkene uitmaakt.

B.3.3. De vrijheidsberoving van een persoon met een geestesstoornis is slechts in overeenstemming met artikel 5.1, e), van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, indien voldaan wordt aan drie minimumvoorwaarden. Ten eerste dient afdoende te worden aangetoond, op basis van een objectieve, medische expertise, dat de persoon lijdt aan een reële en voortdurende geestesstoornis. Ten tweede moet die stoornis van dien aard of omvang zijn om een opsluiting te rechtvaardigen. Ten derde is de rechtmatigheid van een voortdurende vrijheidsberoving afhankelijk van het aanhouden van een dergelijke stoornis, in die zin dat de geïnterneerde de mogelijkheid moet krijgen om vrij te komen wanneer zijn gezondheidstoestand voldoende is gestabiliseerd (EHRM, 24 oktober 1979, Winterwerp t. Nederland, § 39; 2 oktober 2012, L.B. t. België, § 92; 10 januari 2013, Claes t.

België, § 113; 10 januari 2013, Dufoort t. België, § 77; 10 januari 2013, Swennen t. België, § 70).

B.3.4. Een rechterlijke controle van de rechtmatigheid van de voortdurende vrijheidsberoving van een persoon met een geestesstoornis moet plaatsvinden op basis van de huidige gezondheidstoestand van de betrokkene, met inbegrip van het gevaar dat hij vormt voor de fysieke of psychische integriteit van derden of van zichzelf, zoals het is bewezen door actuele medische evaluaties, en niet op basis van gebeurtenissen in het verleden die aan de oorsprong liggen van de initiële beslissing tot vrijheidsberoving (EHRM, beslissing, 17 september 2013, Juncal t. het Verenigd Koninkrijk, § 30; 18 februari 2014, Ruiz Rivera t. Zwitserland, § 60).

B.3.5. Op grond van artikel 5.4 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens heeft eenieder die door arrestatie of detentie van zijn vrijheid is beroofd, het recht een voorziening te vragen bij de rechter opdat deze op korte termijn beslist over de wettigheid van zijn detentie en zijn invrijheidstelling beveelt, indien de detentie onrechtmatig is. Artikel 5.4 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens vormt een lex specialis ten opzichte van de meer algemene vereisten van artikel 13 van dat Verdrag (EHRM, grote kamer, 19 februari 2009, A. en anderen t. het Verenigd Koninkrijk, § 202; 10 januari 2013, Dufoort t. België, § 92; 6 september 2016, W.D. t.

België, § 144).

B.4. Rekening houdend met de aard ervan, kan een interneringsmaatregel niet verjaren op een bepaald ogenblik, dat door de wetgever is vastgesteld zoals dat het geval is voor een strafrechtelijke veroordeling. De verjaring beoogt zowel de veroordeelde persoon te beschermen tegen de uitvoering van zijn straf na een zekere termijn als de maatschappelijke orde te vrijwaren door het ogenblik te bepalen waarop moet worden geopteerd voor de rechtszekerheid en de sociale rust veeleer dan voor de uitvoering van een straf. Die doelstellingen zijn niet noodzakelijk verenigbaar met de doelstellingen van een interneringsmaatregel. Het verstrijken van de tijd op zich alleen waarborgt onvoldoende dat de geestesstoornis die de internering heeft verantwoord, is verdwenen.

B.5. Het in het geding zijnde verschil in behandeling is bijgevolg redelijk verantwoord en de prejudiciële vraag dient ontkennend te worden beantwoord.

Om die redenen, het Hof zegt voor recht : In zoverre zij niet in een verjaringsregeling voor de tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen tot internering voorzien, schenden de artikelen 19 tot 75 van de wet van 5 mei 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/05/2014 pub. 09/07/2014 numac 2014009316 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de internering van personen sluiten betreffende de internering de artikelen 10 en 11 van de Grondwet niet.

Aldus gewezen in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, op 19 juli 2018.

De griffier, P.-Y. Dutilleux De voorzitter, J. Spreutels

^