Etaamb.openjustice.be
Arrest
gepubliceerd op 02 april 2019

Uittreksel uit arrest nr. 141/2018 van 18 oktober 2018 Rolnummer 6690 In zake : de prejudiciële vraag over artikel 39/82, § 1 en § 4, tweede lid, van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verbli Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters A. Alen en F. Daoût, en de rechters L. L(...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2019201023
pub.
02/04/2019
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Uittreksel uit arrest nr. 141/2018 van 18 oktober 2018 Rolnummer 6690 In zake : de prejudiciële vraag over artikel 39/82, § 1 en § 4, tweede lid, van de wet van 15 december 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/12/1980 pub. 12/04/2012 numac 2012000231 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen type wet prom. 15/12/1980 pub. 20/12/2007 numac 2007000992 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, gesteld door de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen.

Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters A. Alen en F. Daoût, en de rechters L. Lavrysen, J.-P. Snappe, J.-P. Moerman, E. Derycke, T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul, T. Giet en R. Leysen, bijgestaan door de griffier F. Meersschaut, onder voorzitterschap van voorzitter A. Alen, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging Bij arrest nr. 188 829 van 23 juni 2017 in zake Melisa Rens tegen de Belgische Staat, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 27 juni 2017, heeft de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 39/82, § 1 en § 4, 2e lid van de Wet van 15 december [1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/12/1980 pub. 12/04/2012 numac 2012000231 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen type wet prom. 15/12/1980 pub. 20/12/2007 numac 2007000992 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten] betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen de artikelen 10, 11 en 13 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met artikel 47 van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie, in de mate dat een vordering tot schorsing in uiterst dringende noodzakelijkheid enkel zou kunnen ingediend worden door vreemdelingen die het voorwerp uitmaken van een verwijderings- of terugdrijvingsmaatregel, waarvan de tenuitvoerlegging imminent is, en niet door vreemdelingen die het voorwerp uitmaken van een andere akte van een administratieve overheid vatbaar voor vernietiging op grond van artikel 39/2, § 2 van de Vreemdelingenwet ? ». (...) III. In rechte (...) Ten aanzien van de in het geding zijnde bepalingen B.1.1. Het Hof wordt ondervraagd over artikel 39/82, § 1 en § 4, tweede lid, van de wet van 15 december 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/12/1980 pub. 12/04/2012 numac 2012000231 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen type wet prom. 15/12/1980 pub. 20/12/2007 numac 2007000992 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen (hierna : de wet van 15 december 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/12/1980 pub. 12/04/2012 numac 2012000231 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen type wet prom. 15/12/1980 pub. 20/12/2007 numac 2007000992 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten).

B.1.2. Artikel 39/82, § 1, van de wet van 15 december 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/12/1980 pub. 12/04/2012 numac 2012000231 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen type wet prom. 15/12/1980 pub. 20/12/2007 numac 2007000992 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten bepaalt : « Wanneer een akte van een administratieve overheid vatbaar is voor vernietiging krachtens artikel 39/2, dan kan de Raad als enige de schorsing van de tenuitvoerlegging ervan bevelen.

Nadat de partijen gehoord zijn of behoorlijk opgeroepen, wordt de schorsing bevolen bij gemotiveerde uitspraak van de voorzitter van de geadieerde kamer of van de rechter in vreemdelingenzaken die hij daartoe aanwijst.

In geval van uiterst dringende noodzakelijkheid kan de schorsing bij voorraad worden bevolen, zonder dat de partijen of sommige van hen zijn gehoord.

De verzoeker dient, wanneer hij de schorsing van de tenuitvoerlegging vordert, te opteren hetzij voor een vordering bij uiterst dringende noodzakelijkheid, hetzij voor een gewone schorsing. Hij kan op straffe van niet-ontvankelijkheid noch gelijktijdig noch opeenvolgend hetzij opnieuw toepassing maken van het derde lid, hetzij in zijn in § 3 bedoeld verzoekschrift andermaal de schorsing vorderen.

In afwijking van het vierde lid en onverminderd het bepaalde in § 3, belet de verwerping van een vordering tot schorsing bij uiterst dringende noodzakelijkheid niet dat de verzoeker nadien een vordering tot schorsing volgens de gewone procedure instelt indien deze vordering tot schorsing bij uiterst dringende noodzakelijkheid werd verworpen omdat de uiterst dringende noodzakelijkheid niet afdoende werd aangetoond ».

Artikel 39/82, § 4, tweede lid, van de wet van 15 december 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/12/1980 pub. 12/04/2012 numac 2012000231 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen type wet prom. 15/12/1980 pub. 20/12/2007 numac 2007000992 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten bepaalt : « Indien de vreemdeling het voorwerp is van een verwijderings- of terugdrijvingsmaatregel waarvan de tenuitvoerlegging imminent is, in het bijzonder indien hij is vastgehouden in een welbepaalde plaats zoals bedoeld in de artikelen 74/8 en 74/9 of ter beschikking is gesteld van de regering, en hij nog geen gewone vordering tot schorsing heeft ingeleid tegen de bedoelde verwijderings- of terugdrijvingsmaatregel, kan hij binnen de in artikel 39/57, § 1, derde lid, bedoelde termijn de schorsing van de tenuitvoerlegging van deze maatregel vorderen bij uiterst dringende noodzakelijkheid ».

B.2.1. Volgens artikel 39/1 van de wet van 15 december 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/12/1980 pub. 12/04/2012 numac 2012000231 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen type wet prom. 15/12/1980 pub. 20/12/2007 numac 2007000992 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten is de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen als enige bevoegd om kennis te nemen van de beroepen die worden ingesteld tegen individuele beslissingen genomen met toepassing van de wetten betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen.

B.2.2. De Raad doet uitspraak, bij wijze van arresten, op de beroepen die zijn ingesteld tegen de beslissingen van de Commissaris-generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen (artikel 39/2, § 1). De Raad doet uitspraak, bij wijze van arresten, als annulatierechter over de overige beroepen wegens overtreding van hetzij substantiële, hetzij op straffe van nietigheid voorgeschreven vormen, overschrijding of afwending van macht (artikel 39/2, § 2).

B.2.3. Wanneer een akte van een administratieve overheid vatbaar is voor vernietiging kan daartegen tevens een vordering tot schorsing worden ingediend (artikel 39/82, § 1). Tot schorsing kan worden beslist, indien er ernstige middelen worden aangevoerd en op voorwaarde dat de onmiddellijke tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing een moeilijk te herstellen ernstig nadeel kan berokkenen (artikel 39/82, § 2). Over een vordering tot schorsing moet uitspraak worden gedaan binnen dertig dagen na de instelling ervan (artikel 39/82, § 4, eerste lid).

Naast de mogelijkheid om een gewone vordering tot schorsing in te dienen, vermeldt artikel 39/82, § 1, ook de mogelijkheid om een vordering tot schorsing bij uiterst dringende noodzakelijkheid in te dienen.

B.2.4. Het in het geding zijnde artikel 39/82 van de wet van 15 december 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/12/1980 pub. 12/04/2012 numac 2012000231 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen type wet prom. 15/12/1980 pub. 20/12/2007 numac 2007000992 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten werd ingevoegd bij artikel 185 van de wet van 15 september 2006Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/09/2006 pub. 06/10/2006 numac 2006000704 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot hervorming van de Raad van State en tot oprichting van een Raad voor Vreemdelingenbetwistingen sluiten tot hervorming van de Raad van State en tot oprichting van een Raad voor Vreemdelingenbetwistingen, en werd sindsdien meermaals gewijzigd.

De parlementaire voorbereiding van de wet van 15 september 2006Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/09/2006 pub. 06/10/2006 numac 2006000704 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot hervorming van de Raad van State en tot oprichting van een Raad voor Vreemdelingenbetwistingen sluiten vermeldt omtrent het annulatieberoep bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen : « Dit is in principe niet van rechtswege schorsend doch de gewone en in geval van een dreigende gedwongen uitvoering, de schorsing bij dringende noodzakelijkheid kan worden gevraagd » (Parl. St., Kamer, 2005-2006, DOC 51-2479/001, p. 18).

B.2.5. De in het geding zijnde bepaling werd laatst gewijzigd bij artikel 5 van de wet van 10 april 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/04/2014 pub. 21/05/2014 numac 2014000394 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende diverse bepalingen met betrekking tot de procedure voor de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen en voor de Raad van State sluiten houdende diverse bepalingen met betrekking tot de procedure voor de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen en voor de Raad van State. De parlementaire voorbereiding vermeldt omtrent de vordering tot schorsing bij uiterst dringende noodzakelijkheid : « Deze wetswijziging stroomlijnt de procedure van uiterst dringende noodzakelijkheid bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen.

De manieren om aan deze grote werklast te remediëren zonder te raken aan de efficiëntie van de rechtspraak ter zake zijn, in het licht van de vereisten van de daadwerkelijke rechtsbescherming zoals onder meer voorzien in artikel 13 van het EVRM en de rechtspraak die over deze bepaling werd gecreëerd door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, niet ongelimiteerd.

Het uitgangspunt is dat de instroom in wezen niet kan worden verminderd. Een optimaal terugkeerbeleid betekent dat de vreemdeling zich geconfronteerd ziet met een procedure van gedwongen terugkeer wanneer een terugkeer met zijn instemming zonder resultaat bleef. Dit brengt veelal een beroep van de laatste kans met zich, een uiterst dringend beroep. In die optiek is het nuttig en nodig om de werklast die deze uiterst dringende procedures met zich brengen, te herleiden tot een aanvaardbaar niveau zonder dat de fundamentele rechten van de betrokken vreemdeling in het gedrang komen. Duidelijkheid over de rechtsgang voor alle partijen wordt daarbij vooropgesteld » (Parl.

St., Kamer, 2013-2014, DOC 53-3445/001, p. 4). « Artikel 39/82, § 4, van de wet regelt de behandelingstermijnen voor de Raad van een uiterst dringende vordering.

Deze bepaling definieert ook duidelijk wanneer de indiening van een vordering tot schorsing bij uiterste dringende noodzakelijkheid aangewezen is. In de praktijk wordt vastgesteld dat in dit geval soms een procedurele ' omweg ' bewandeld wordt. Met name, de indiening van een annulatieberoep met een gewone vordering tot schorsing wordt onmiddellijk daarna gevolgd door een procedure waarbij bij wege van voorlopige maatregel gevraagd wordt om het zopas ingediend schorsingsverzoek zo snel mogelijk te behandelen.

Thans wordt duidelijk bepaald dat een uiterst dringende procedure enkel mogelijk is wanneer de vreemdeling het voorwerp uitmaakt van een verwijderings- of terugdrijvingsmaatregel waarvan de tenuitvoerlegging imminent is, in het bijzonder omdat hij vastgehouden wordt in een gesloten centrum, verblijft in een terugkeerwoning of ter beschikking gesteld is van de Regering met het oog op de uitvoering van deze verwijderings- of terugdrijvingsmaatregel.

Ter verduidelijking wordt de beroepstermijn herhaald voor het instellen van een uiterst dringende procedure, zoals bepaald in artikel 39/57 van de wet.

De voorwaarden voor de indiening van het verzoek tot schorsing worden bij deze duidelijk bepaald en desgevallend vertaald in ontvankelijkheidsvereisten.

Indien de vordering manifest laattijdig is, beslist de Raad binnen korte termijn of er kan worden overgegaan tot de gedwongen tenuitvoerlegging van de verwijderings- of terugdrijvingsmaatregel waarvan de vreemdeling het voorwerp uitmaakt.

De procedure bij uiterst dringende noodzakelijkheid moet tot slot uitzonderlijk blijven en heeft slechts specifiek nut indien zij, beter nog dan de gewone schorsing, kan verhinderen dat de bestreden beslissing ten uitvoer wordt gelegd. In het kader van een migratiebeleid, dat tot complexe afwegingen noopt en waarbij rekening dient te worden gehouden met de vereisten die voortvloeien uit het recht van de Europese Unie, beschikt de wetgever over een beoordelingsbevoegdheid » (ibid., pp. 10-11).

Ten gronde B.3. Het verwijzende rechtscollege wenst van het Hof te vernemen of de in het geding zijnde bepaling bestaanbaar is met de artikelen 10, 11 en 13 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, in de interpretatie dat een vordering tot schorsing bij uiterst dringende noodzakelijkheid enkel zou kunnen worden ingesteld tegen een verwijderings- of terugdrijvingsmaatregel waarvan de tenuitvoerlegging imminent is, en niet tegen een andere akte van een administratieve overheid die vatbaar is voor vernietiging op grond van artikel 39/2, § 2, van de wet van 15 december 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/12/1980 pub. 12/04/2012 numac 2012000231 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen type wet prom. 15/12/1980 pub. 20/12/2007 numac 2007000992 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten.

B.4.1. Het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie sluit niet uit dat een verschil in behandeling tussen categorieën van personen wordt ingesteld, voor zover dat verschil op een objectief criterium berust en het redelijk verantwoord is.

Het bestaan van een dergelijke verantwoording moet worden beoordeeld rekening houdend met het doel en de gevolgen van de betwiste maatregel en met de aard van de ter zake geldende beginselen; het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie is geschonden wanneer vaststaat dat er geen redelijk verband van evenredigheid bestaat tussen de aangewende middelen en het beoogde doel.

B.4.2. Artikel 13 van de Grondwet bepaalt : « Niemand kan tegen zijn wil worden afgetrokken van de rechter die de wet hem toekent ».

Die bepaling houdt een recht in op toegang tot de bevoegde rechter.

B.4.3. Artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie bepaalt : « Eenieder wiens door het recht van de Unie gewaarborgde rechten en vrijheden zijn geschonden, heeft recht op een doeltreffende voorziening in rechte, met inachtneming van de in dit artikel gestelde voorwaarden.

Eenieder heeft recht op een eerlijke en openbare behandeling van zijn zaak, binnen een redelijke termijn, door een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat vooraf bij wet is ingesteld. Eenieder heeft de mogelijkheid zich te laten adviseren, verdedigen en vertegenwoordigen.

Rechtsbijstand wordt verleend aan diegenen die niet over toereikende financiële middelen beschikken, voor zover die bijstand noodzakelijk is om de daadwerkelijke toegang tot de rechter te waarborgen ».

B.4.4. De bestaanbaarheid van wetskrachtige bepalingen met artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, in samenhang gelezen met de artikelen 10, 11 en 13 van de Grondwet, kan slechts door het Hof worden onderzocht in zoverre de in het geding zijnde bepalingen het Unierecht ten uitvoer brengen. In de mate dat de onderscheiden Europese richtlijnen in vreemdelingenzaken de lidstaten ertoe verplichten het recht op een daadwerkelijk rechtsmiddel te waarborgen, moeten de in het geding zijnde bepalingen, die de toegang regelen tot de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen, geacht worden binnen het toepassingsgebied van het Unierecht te vallen.

B.4.5. Het recht op een daadwerkelijk beroep zoals gewaarborgd in artikel 47, eerste lid, van het Handvest moet, met toepassing van artikel 52, lid 3, ervan worden gedefinieerd met verwijzing naar de betekenis en de draagwijdte die het Europees Verdrag voor de rechten van de mens eraan geeft.

Uit de toelichting bij artikel 47 van het Handvest blijkt dat de eerste alinea ervan gebaseerd is op artikel 13 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, dat bepaalt : « Eenieder wiens rechten en vrijheden, welke in dit Verdrag zijn vermeld, zijn geschonden, heeft recht op daadwerkelijk rechtshulp voor een nationale instantie, zelfs indien deze schending zou zijn begaan door personen in de uitoefening van hun ambtelijke functie ».

B.5.1. Het verwijzende rechtscollege legt het Hof een vergelijking voor tussen, enerzijds, vreemdelingen die een rechtsmiddel willen aanwenden tegen een verwijderings- of terugdrijvingsmaatregel waarvan de tenuitvoerlegging imminent is, en, anderzijds, vreemdelingen die een rechtsmiddel willen aanwenden tegen een andere bestuurshandeling die vatbaar is voor vernietiging op grond van artikel 39/2, § 2, van de wet van 15 december 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/12/1980 pub. 12/04/2012 numac 2012000231 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen type wet prom. 15/12/1980 pub. 20/12/2007 numac 2007000992 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten.

B.5.2. Met betrekking tot die laatste categorie van bestuurshandelingen dient te worden vastgesteld dat zij bijzonder ruim is en dat het kan gaan om beslissingen van zeer uiteenlopende aard.

B.5.3. In de zaak voor het verwijzende rechtscollege werd aan de betrokken vreemdeling een bevel om het grondgebied te verlaten gegeven dat gepaard ging met een inreisverbod.

Tegen beide beslissingen werd bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen een afzonderlijke vordering tot schorsing bij uiterst dringende noodzakelijkheid ingeleid. De vordering tegen de verwijderingsmaatregel werd onderzocht en verworpen bij het arrest nr. 188 691 van 21 juni 2017. In het kader van de vordering die is ingesteld tegen de tweede beslissing werd de prejudiciële vraag gesteld.

B.5.4. Het antwoord op een prejudiciële vraag dient nuttig te zijn voor de oplossing van het bodemgeschil.

Het Hof beperkt zijn onderzoek bijgevolg tot het verschil in behandeling tussen vreemdelingen naargelang zij een vordering tot schorsing bij uiterst dringende noodzakelijkheid willen instellen tegen een verwijderings- of terugdrijvingsmaatregel dan wel tegen een inreisverbod.

B.6.1. In de interpretatie van de in het geding zijnde bepalingen die aan het Hof wordt voorgelegd, kan enkel tegen een verwijderings- en terugdrijvingsmaatregel waarvan de tenuitvoerlegging imminent is een vordering tot schorsing bij uiterst dringende noodzakelijkheid worden ingesteld, en niet tegen een inreisverbod.

B.6.2. Ten aanzien van de mogelijkheid om rechtsmiddelen aan te wenden voor de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen, zijn de voormelde categorieën van personen voldoende vergelijkbaar. Het Hof dient bijgevolg te onderzoeken of het verschil in behandeling redelijk verantwoord is.

B.7.1. Bij de wet van 10 april 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/04/2014 pub. 21/05/2014 numac 2014000394 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende diverse bepalingen met betrekking tot de procedure voor de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen en voor de Raad van State sluiten « houdende diverse bepalingen met betrekking tot de procedure voor de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen en voor de Raad van State » beoogde de wetgever tegemoet te komen aan tekortkomingen in de procedure tot schorsing bij uiterst dringende noodzakelijkheid die door het Hof waren vastgesteld bij zijn arrest nr. 1/2014 van 16 januari 2014 en die eerder ook waren vastgesteld door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM, grote kamer, 1 januari 2011, M.S.S. t. België en Griekenland).

B.7.2. Uit de rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens blijkt dat bijzonder strenge eisen worden gesteld aan de rechtsmiddelen die openstaan tegen verwijderings- en terugdrijvingsmaatregelen die imminent zijn, gezien het risico op onomkeerbare schade die een dergelijke maatregel voor de betrokken vreemdeling kan hebben, wanneer hij ingevolge de verwijdering kan worden blootgesteld aan behandelingen die strijdig zijn met de artikelen 2 en 3 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens.

Aan het in artikel 13 van dat Verdrag gestelde vereiste van een daadwerkelijk rechtsmiddel is in een dergelijk geval slechts voldaan wanneer de betrokkene tegen de uitvoering van een dergelijke verwijderings- of terugdrijvingsmaatregel een beroep met van rechtswege schorsende werking kan instellen bij een nationale instantie die de aangevoerde grieven onafhankelijk en grondig onderzoekt en zich met bijzondere snelheid uitspreekt (EHRM, grote kamer, 21 januari 2011, M.S.S. t. België en Griekenland, § 293; 13 december 2012, De Souza Ribeiro t. Frankrijk, § 82; grote kamer, 15 december 2016, Khlaifia t. Italië, § 275).

B.7.3. Uit de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie, over het recht op een daadwerkelijk beroep zoals gewaarborgd bij artikel 47, lid 1, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, blijkt eveneens dat, wanneer een Staat beslist een aanvrager van internationale bescherming terug te wijzen naar een land waar ernstige redenen bestaan om aan te nemen dat hij zou worden blootgesteld aan een werkelijk risico van behandelingen die strijdig zijn met artikel 18 van het Handvest, in samenhang gelezen met artikel 33 van het Verdrag van Geneve, of strijdig zijn met artikel 19, lid 2, van het Handvest, het recht op een daadwerkelijke jurisdictionele bescherming, vervat in artikel 47 ervan, vereist dat die aanvrager beschikt over een van rechtswege schorsend beroep tegen de tenuitvoerlegging van de maatregel die zijn terugwijzing mogelijk maakt (zie, in die zin, HvJ van 18 december 2014, Abdida, C-562/13, punt 52; van 17 december 2015, Tall, C-239/14, punt 54 en van 19 juni 2018, Sadikou Gnandi, C-181/16, punt 54).

B.8.1. Uit de totstandkoming van de wet van 10 april 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/04/2014 pub. 21/05/2014 numac 2014000394 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende diverse bepalingen met betrekking tot de procedure voor de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen en voor de Raad van State sluiten blijkt dat de wetgever de procedure bij uiterst dringende noodzakelijkheid heeft gewijzigd teneinde de betrokkenen een daadwerkelijk rechtsmiddel te waarborgen.

B.8.2. De wetgever heeft daarbij beklemtoond dat de vordering tot schorsing bij uiterst dringende noodzakelijkheid uitzonderlijk moet blijven. Die procedure wijkt af van de gewone schorsingsprocedure voor de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen. Niet alleen kan ze op elk ogenblik van de dag en de nacht worden ingesteld, alsook op zon- en feestdagen, bovendien dient de vordering in beginsel te worden behandeld binnen de achtenveertig uur (artikel 39/82, § 4, vijfde lid). De schorsing kan bovendien worden bevolen zonder dat de partijen of sommigen van hen zijn gehoord.

Artikel 39/83 van de wet van 15 december 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/12/1980 pub. 12/04/2012 numac 2012000231 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen type wet prom. 15/12/1980 pub. 20/12/2007 numac 2007000992 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten bepaalt : « Behoudens toestemming van de betrokkene, zal ten aanzien van een vreemdeling die het voorwerp uitmaakt van een verwijderings- of terugdrijvingsmaatregel, slechts tot gedwongen tenuitvoerlegging van deze maatregel worden overgegaan na het verstrijken van de in artikel 39/57, § 1, derde lid, bedoelde beroepstermijn of, wanneer de vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging van deze maatregel bij uiterst dringende noodzakelijkheid werd ingeleid binnen deze termijn, nadat de Raad deze vordering heeft verworpen ».

B.9.1. In de interpretatie van de in het geding zijnde bepalingen die aan het Hof wordt voorgelegd, kan een vordering tot schorsing bij uiterst dringende noodzakelijkheid worden ingesteld tegen een terugdrijvings- of verwijderingsmaatregel waarvan de tenuitvoerlegging imminent is doch niet tegen een inreisverbod.

B.9.2. Volgens artikel 1, 8°, van de wet van 15 december 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/12/1980 pub. 12/04/2012 numac 2012000231 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen type wet prom. 15/12/1980 pub. 20/12/2007 numac 2007000992 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten is een inreisverbod « de beslissing die kan samengaan met een beslissing tot verwijdering en waarbij de toegang tot en het verblijf op het grondgebied van het Rijk of het grondgebied van alle lidstaten, met inbegrip van het grondgebied van het Rijk, voor een bepaalde termijn verboden wordt ». Artikel 74/11 van die wet bepaalt de nadere regels van het inreisverbod.

Een inreisverbod is niet mogelijk zonder beslissing tot verwijdering.

Een inreisverbod heeft slechts betekenis indien het vergezeld gaat van een verwijderingsmaatregel.

B.9.3. De vreemdeling die het voorwerp uitmaakt van een inreisverbod, beschikt op grond van de in het geding zijnde bepalingen over de mogelijkheid om een vordering tot schorsing bij uiterst dringende noodzakelijkheid in te stellen tegen de verwijderingsmaatregel.

Indien die vordering wordt ingewilligd, kan de vreemdeling voorlopig niet van het grondgebied worden verwijderd en kan het inreisverbod voorlopig evenmin gelden (Raad voor Vreemdelingenbetwistingen, nr. 189 847 van 18 juli 2017). In die omstandigheden is dan ook niet aangetoond dat de uiterst dringende behandeling van de vordering tegen dat inreisverbod noodzakelijk is. Indien het door de vreemdeling ingestelde beroep wordt ingewilligd en de verwijderingsmaatregel wordt vernietigd, zal het inreisverbod definitief geen rechtsgrond meer hebben (Raad voor Vreemdelingenbetwistingen, nr. 200 476 van 28 februari 2018).

B.9.4. Indien daarentegen de vordering tegen de verwijderingsmaatregel wordt verworpen, blijft ook het inreisverbod zijn uitwerking behouden.

In dat geval heeft de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen kunnen vaststellen dat er geen redenen zijn om te geloven dat de uitvoering van de verwijderingsmaatregel de verzoeker zou blootstellen aan het risico te worden onderworpen aan de schending van de grondrechten van de mens ten aanzien waarvan geen afwijking mogelijk is overeenkomstig artikel 15, tweede lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (artikel 39/82, § 4, vierde lid).

B.9.5. De rechtzoekenden die wensen op te komen tegen het inreisverbod kunnen tegen die bestuurshandeling bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen een annulatieberoep indienen en tevens de schorsing ervan vorderen via een gewone vordering tot schorsing, waarover binnen dertig dagen uitspraak moet worden gedaan.

Voorts kunnen de betrokken vreemdelingen de Raad ook verzoeken om voorlopige maatregelen te nemen overeenkomstig artikel 39/84 van de wet van 15 december 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/12/1980 pub. 12/04/2012 numac 2012000231 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen type wet prom. 15/12/1980 pub. 20/12/2007 numac 2007000992 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten. De Raad kan hierbij alle nodige maatregelen bevelen om de belangen veilig te stellen van de partijen of van de personen die belang hebben bij de oplossing van de zaak, met uitzondering van de maatregelen die betrekking hebben op de burgerlijke rechten.

B.10. Rekening houdend met het bovenstaande is het niet zonder redelijke verantwoording dat tegen het inreisverbod als dusdanig geen vordering tot schorsing bij uiterst dringende noodzakelijkheid kan worden ingesteld, aangezien een dergelijk verbod, indien het wordt opgelegd, steeds gepaard gaat met een beslissing tot verwijdering, waartegen een dergelijke vordering kan worden ingesteld wanneer de tenuitvoerlegging daarvan imminent is.

B.11. De prejudiciële vraag dient bijgevolg ontkennend te worden beantwoord.

Om die redenen, het Hof zegt voor recht : Artikel 39/82, § 1 en § 4, tweede lid, van de wet van 15 december 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/12/1980 pub. 12/04/2012 numac 2012000231 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen type wet prom. 15/12/1980 pub. 20/12/2007 numac 2007000992 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen schendt niet de artikelen 10, 11 en 13 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie in de interpretatie dat een vordering tot schorsing bij uiterst dringende noodzakelijkheid niet kan worden ingesteld tegen een inreisverbod.

Aldus gewezen in het Nederlands en het Frans, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, op 18 oktober 2018.

De griffier, F. Meersschaut De voorzitter, A. Alen

^