Etaamb.openjustice.be
Arrest
gepubliceerd op 08 mei 2019

Uittreksel uit arrest nr. 166/2018 van 29 november 2018 Rolnummer 6730 In zake : de prejudiciële vragen betreffende artikel 131ter van de wet van 15 mei 1984 houdende maatregelen tot harmonisering in de pensioenregelingen, gesteld door de Arb Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters F. Daoût en A. Alen, en de rechters L. L(...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2019201826
pub.
08/05/2019
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Uittreksel uit arrest nr. 166/2018 van 29 november 2018 Rolnummer 6730 In zake : de prejudiciële vragen betreffende artikel 131ter van de wet van 15 mei 1984Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/05/1984 pub. 21/02/2012 numac 2012201027 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende maatregelen tot harmonisering in de pensioenregelingen sluiten houdende maatregelen tot harmonisering in de pensioenregelingen, gesteld door de Arbeidsrechtbank Henegouwen, afdeling Charleroi.

Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters F. Daoût en A. Alen, en de rechters L. Lavrysen, J.-P. Snappe, J.-P. Moerman, E. Derycke en P. Nihoul, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter F. Daoût, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vragen en rechtspleging Bij vonnis van 20 september 2017 in zake M.-A. C. tegen het Rijksinstituut voor de sociale verzekeringen der zelfstandigen (RSVZ), waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 27 september 2017, heeft de Arbeidsrechtbank Henegouwen, afdeling Charleroi, de volgende prejudiciële vragen gesteld : « Schendt artikel 131ter van de wet van 15 mei 1984Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/05/1984 pub. 21/02/2012 numac 2012201027 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende maatregelen tot harmonisering in de pensioenregelingen sluiten houdende maatregelen tot harmonisering in de pensioenregelingen de artikelen 10 en 11 van de Grondwet in zoverre die bepaling haar toepassingsgebied beperkt tot de werknemers die een gemengde loopbaan als zelfstandige en als werknemer hebben gehad, waardoor zij de werknemers die een gemengde loopbaan als zelfstandige, als werknemer en als ambtenaar hebben gehad uitsluit, in zoverre de gehele beroepsloopbaan van de eerstgenoemden in aanmerking wordt genomen bij de berekening van de vereiste 30 jaar voor de toekenning van het minimumpensioen als zelfstandige, terwijl de beroepsloopbaan van de laatstgenoemden slechts gedeeltelijk in aanmerking wordt genomen ? Indien de eerste vraag ontkennend wordt beantwoord, voert de ontstentenis, in de wet van 15 mei 1984Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/05/1984 pub. 21/02/2012 numac 2012201027 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende maatregelen tot harmonisering in de pensioenregelingen sluiten houdende maatregelen tot harmonisering in de pensioenregelingen, van bepalingen die het mogelijk maken om de loopbaanjaren uitgeoefend in een pensioenregeling van de openbare sector in aanmerking te nemen voor de loopbaanbreuk die moet worden bereikt om het minimumpensioen in de regeling der zelfstandigen te verkrijgen, dan geen discriminatie in tussen de werknemers die een gemengde loopbaan als zelfstandige en als werknemer hebben gehad en de werknemers die een gemengde loopbaan als zelfstandige, als werknemer en als ambtenaar hebben gehad, discriminatie die strijdig is met artikel 14 van het EVRM, waardoor een lacune wordt gecreëerd die niet objectief verantwoord is ? ». (...) III. In rechte (...) Ten aanzien van de eerste prejudiciële vraag B.1.1. De eerste prejudiciële vraag heeft betrekking op de bestaanbaarheid van artikel 131ter van de wet van 15 mei 1984Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/05/1984 pub. 21/02/2012 numac 2012201027 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende maatregelen tot harmonisering in de pensioenregelingen sluiten houdende maatregelen tot harmonisering in de pensioenregelingen met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre het zijn toepassingsgebied beperkt tot de werknemers die een gemengde loopbaan als zelfstandige en als werknemer hebben gehad, waardoor het de werknemers uitsluit die een gemengde loopbaan als zelfstandige, als werknemer en als ambtenaar hebben gehad, in zoverre de gehele beroepsloopbaan van de eerstgenoemden in aanmerking wordt genomen bij de berekening van de vereiste 30 jaar voor de toekenning van het minimumpensioen als zelfstandige, terwijl de beroepsloopbaan van de laatstgenoemden slechts gedeeltelijk in aanmerking wordt genomen.

B.1.2. Uit de bewoordingen van de prejudiciële vraag blijkt dat deze enkel betrekking heeft op de grondwettigheid van artikel 131ter, § 1, eerste lid, 2°, van de in het geding zijnde wet, in zoverre het zijn toepassingsgebied beperkt tot de werknemers die een gemengde loopbaan als zelfstandige en als werknemer hebben gehad.

Het Hof beperkt zijn onderzoek tot die bepaling.

B.2.1. Artikel 131ter van de wet van 15 mei 1984Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/05/1984 pub. 21/02/2012 numac 2012201027 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende maatregelen tot harmonisering in de pensioenregelingen sluiten houdende maatregelen tot harmonisering in de pensioenregelingen (hierna : de wet van 15 mei 1984) bepaalt : « § 1.Met ingang van 1 januari 2015 : 1° worden de bedragen bedoeld in artikel 131bis, § 1septies, 9°, respectievelijk gebracht op 12.765,99 euro en op 9.648,57 euro; 2° wordt aan de gerechtigde op een rust- of overlevingspensioen als zelfstandige, een minimumpensioen verleend wanneer hij, naargelang van het geval, in zijn hoofde of in hoofde van de overleden echtgenoot, een beroepsloopbaan bewijst die hetzij in de regeling voor zelfstandigen alleen, hetzij in de regeling voor zelfstandigen en werknemers samen, hetzij in de regeling voor zelfstandigen en in een of meerdere regelingen waarop de Europese Verordeningen van toepassing zijn of waarop een door België gesloten overeenkomst inzake sociale zekerheid betreffende de pensioenen van werknemers of zelfstandigen van toepassing is, hetzij in de regeling voor zelfstandigen en werknemers en in een of meerdere regelingen waarop de Europese Verordeningen van toepassing zijn of waarop een door België gesloten overeenkomst inzake sociale zekerheid betreffende de pensioenen van werknemers of zelfstandigen van toepassing is, samen ten minste gelijk is aan twee derde van een volledige loopbaan;het minimumpensioen is gelijk aan een breukgedeelte van één van onder 1° bedoelde bedragen, dat naargelang van het geval gelijk is aan de breuk die nà de toepassing van artikel 19 van het koninklijk besluit nr. 72 in aanmerking genomen werd voor de berekening van het rust- of overlevingspensioen in de regeling voor zelfstandigen; 3° wanneer de gerechtigde op een rustpensioen eveneens aanspraak kan maken op een rustpensioen in de regeling voor werknemers of wanneer de gerechtigde op een overlevingspensioen eveneens aanspraak kan maken op een overlevingspensioen in de regeling voor werknemers, mag de toepassing van de bepalingen van deze titel niet tot gevolg hebben dat het totaal van die voordelen van dezelfde aard, toegekend in de pensioenregelingen voor zelfstandigen en werknemers, hoger is dan : - 12.765,99 EUR wanneer de belanghebbende de voorwaarden vervult beoogd in artikel 9, § 1, 1°, van het koninklijk besluit nr. 72; - 9.648,57 EUR in de andere gevallen.

Wanneer deze grens wordt overschreden, wordt het minimumrustpensioen of het minimumoverlevingspensioen, naargelang van het geval, in de regeling voor zelfstandigen tot het vereiste bedrag verminderd, zonder dat deze vermindering tot gevolg mag hebben dat in deze regeling een pensioen wordt toegekend dat kleiner is dan de uitkering die zou zijn toegekend indien de belanghebbende geen aanspraak had kunnen maken op het minimumpensioen. De Koning kan van deze bepaling afwijken indien de voormelde grens wordt overschreden naar aanleiding van de verhoging van het werknemerspensioen ingevolge de aanpassing aan het algemeen welzijn.

Op 1 april 2015 worden de in het eerste lid, 1° en 3° bedoelde bedragen van 12.765,99 euro en 9.648,57 euro respectievelijk gebracht op : 1° 12.765,99 euro wanneer de belanghebbende de voorwaarden vervult beoogd in artikel 9, § 1, eerste lid, 1°, van het koninklijk besluit nr. 72; 2° 9.739,51 euro wanneer de belanghebbende de voorwaarden vervult beoogd in artikel 9, § 1, eerste lid, 2°, van het koninklijk besluit nr. 72; 3° 9.713,78 euro voor een overlevingspensioen.

Op 1 september 2015 worden de in het eerste lid, 1° en 3° bedoelde bedragen van 12.765,99 euro en 9.648,57 euro respectievelijk gebracht op : 1° 13.021,30 euro wanneer de belanghebbende de voorwaarden vervult beoogd in artikel 9, § 1, eerste lid, 1°, van het koninklijk besluit nr. 72; 2° 9.934,31 euro wanneer de belanghebbende de voorwaarden vervult beoogd in artikel 9, § 1, eerste lid, 2°, van het koninklijk besluit nr. 72; 3° 9.908,06 euro voor een overlevingspensioen.

De Koning kan bij besluit, vastgesteld na overleg in de Ministerraad, deze paragraaf wijzigen en aanvullen, om op de data die Hij bepaalt de in dat lid bedoelde bedragen te verhogen. § 1bis. Vanaf 1 augustus 2016 zijn de in § 1, eerste lid, 1° en 3°, bedoelde bedragen van 12 765,99 euro en 9 648,57 euro, gelijk aan de in artikel 152 van de wet van 8 augustus 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de budgettaire voorstellen 1979-1980 bedoelde bedragen, voor wat betreft het rustpensioen, en aan het in artikel 153 van dezelfde wet bedoelde bedrag, voor wat betreft het overlevingspensioen. § 2. De Koning stelt vast wat moet worden verstaan onder een beroepsloopbaan die ten minste gelijk is aan twee derde van een volledige loopbaan, hetzij in de regeling voor zelfstandigen alleen, hetzij in de regeling voor zelfstandigen en werknemers samen, hetzij in de regeling voor zelfstandigen en in regelingen waarop de Europese Verordeningen van toepassing zijn of waarop een door België gesloten overeenkomst inzake sociale zekerheid betreffende de pensioenen van werknemers of zelfstandigen van toepassing is, samen, hetzij in de regeling voor zelfstandigen en werknemers of regelingen waarop de Europese Verordeningen van toepassing zijn of waarop een door België gesloten overeenkomst inzake sociale zekerheid betreffende de pensioenen van werknemers of zelfstandigen van toepassing is, samen.

Hij stelt eveneens de berekeningsmodaliteiten van het minimumpensioen vast, wanneer het pensioen een vermindering heeft ondergaan. § 3. De bedragen vastgesteld in het huidige artikel zijn gekoppeld aan het spilindexcijfer 103,14 (basis 1996 = 100).

Zij variëren volgens de schommelingen van dat indexcijfer, overeenkomstig de bepalingen van artikel 43 van het koninklijk besluit nr. 72, zoals de toegekende pensioenen waarvoor niet aan de toekenningsvoorwaarden van het minimumpensioen is voldaan. § 4. De toepassing van de bepalingen van dit artikel mag niet tot gevolg hebben dat een bedrag wordt toegekend dat lager is dan het bedrag verkregen overeenkomstig de bepalingen die van kracht zijn tijdens de maand voorafgaand aan die waarin de wet in een verhoging van het minimumpensioen voorziet ».

B.2.2. De mogelijkheid om een gemengde loopbaan als zelfstandige en als werknemer in aanmerking te nemen om de drempel van twee derden van een volledige loopbaan te bereiken die toelaat een minimumpensioen als zelfstandige te verkrijgen, werd in de wet van 15 mei 1984Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/05/1984 pub. 21/02/2012 numac 2012201027 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende maatregelen tot harmonisering in de pensioenregelingen sluiten ingevoerd bij artikel 266 van de programmawet van 22 december 1989Relevante gevonden documenten type programmawet prom. 22/12/1989 pub. 14/11/2011 numac 2011000693 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Programmawet sluiten dat, in de wet van 15 mei 1984Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/05/1984 pub. 21/02/2012 numac 2012201027 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende maatregelen tot harmonisering in de pensioenregelingen sluiten, een artikel 131bis heeft ingevoegd. Die bepaling werd nadien opgenomen in het huidige artikel 131ter van de wet van 15 mei 1984Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/05/1984 pub. 21/02/2012 numac 2012201027 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende maatregelen tot harmonisering in de pensioenregelingen sluiten, ingevoegd bij artikel 2 van de wet van 24 april 2014 « tot wijziging van de wet van 15 mei 1984Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/05/1984 pub. 21/02/2012 numac 2012201027 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende maatregelen tot harmonisering in de pensioenregelingen sluiten houdende maatregelen tot harmonisering in de pensioenregelingen, wat het minimumpensioen voor zelfstandigen betreft ».

Uit de parlementaire voorbereiding van de programmawet van 22 december 1989Relevante gevonden documenten type programmawet prom. 22/12/1989 pub. 14/11/2011 numac 2011000693 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Programmawet sluiten blijkt dat de wetgever « de derde fase [wilde uitvoeren] van het vijfjarenplan tot verhoging van het minimumpensioen voor zelfstandigen tot het peil van het gewaarborgd inkomen voor de bejaarden » (Parl.

St., Kamer, 1989-1990, nr. 975/11, p. 9).

Voor de Commissie voor de Landbouw en de Middenstand van de Senaat, preciseerde de staatssecretaris : « a) Artikel 266 is een technisch vrij ingewikkeld artikel omdat wij het regeerakkoord letterlijk hebben willen uitvoeren : 1° de uitvoering van de derde fase in de gelijkschakeling van het pensioen van de zelfstandigen met het gewaarborgd inkomen voor bejaarden, waarbij rekening wordt gehouden met alle jaren die in aanmerking komen voor de pensioenregeling voor werknemers en de pensioenregeling voor zelfstandigen; 2° de beperking van de toekenning van het minimumpensioen wanneer het totaal van de voordelen van de regeling voor werknemers en van de regeling voor zelfstandigen gelijk is aan het bedrag van het op 1 januari 1990 gewaarborgd inkomen, d.w.z. 271 419 frank voor een gezin en 203 565 frank voor een alleenstaande » (Parl. St., Senaat, 1989-1990, nr. 849-4, p. 5).

B.2.3. Artikel 33 van de herstel wet van 10 februari 1981Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/02/1981 pub. 30/01/2014 numac 2014000049 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Herstelwet inzake de pensioenen van de sociale sector. - Officieuze coördinatie in het Duits van uittreksels sluiten inzake de pensioenen van de sociale sector bepaalt : « Voor de werknemers die het bewijs leveren van een dusdanige beroepsloopbaan die tenminste gelijk is aan twee derden van een volledige beroepsloopbaan maar die niet voldoet aan de voorwaarde bedoeld in het derde lid, mag het bedrag van het rustpensioen ten laste van de pensioenregeling voor werknemers niet kleiner zijn dan een breuk van 13.242,67 euro wanneer het een rustpensioen betreft berekend op basis van artikel 5, § 1, eerste lid, a, van het koninklijk besluit van 23 december 1996Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 23/12/1996 pub. 04/02/2014 numac 2014000075 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot uitvoering van de artikelen 15, 16 en 17 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen type koninklijk besluit prom. 23/12/1996 pub. 17/11/2015 numac 2015000648 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot uitvoering van de artikelen 15, 16 en 17 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten tot uitvoering van de artikelen 15, 16 en 17 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenen en 10 597,48 euro wanneer het een rustpensioen betreft berekend op basis van het artikel 5, § 1, eerste lid, b, van het voormelde koninklijk besluit van 23 december 1996Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 23/12/1996 pub. 04/02/2014 numac 2014000075 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot uitvoering van de artikelen 15, 16 en 17 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen type koninklijk besluit prom. 23/12/1996 pub. 17/11/2015 numac 2015000648 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot uitvoering van de artikelen 15, 16 en 17 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten.

De Koning bepaalt : 1° wat dient verstaan te worden onder twee derden van een volledige loopbaan en de modaliteiten volgens dewelke deze loopbaan bewezen wordt;2° de modaliteiten voor de berekening van het gewaarborgd minimum wanneer het pensioen een vermindering heeft ondergaan;3° de wijze waarop de breuk waarvan sprake in het vorig lid wordt vastgesteld;4° welke perioden, tijdens dewelke belanghebbende zijn beroepsloopbaan heeft onderbroken, in aanmerking worden genomen voor de opening van het recht bedoeld bij dit artikel. In uitvoering van dit lid mag de Koning hierbij telkens een onderscheid maken naargelang de duur van de tewerkstelling.

Voor de werknemers bedoeld in het eerste lid wordt het bedrag van het rustpensioen toegekend ten laste van de pensioenregeling van werknemers vastgesteld op basis van de bedragen bedoeld in artikel 152 van de voormelde wet van 8 augustus 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten verhoogd met 1,4 %, voor zover de breuk gebruikt voor de berekening van het gewaarborgd minimumpensioen ten laste van de pensioenregeling van werknemers, desgevallend opgeteld met de breuk van het rustpensioen toegekend in het zelfstandigenstelsel, op dezelfde noemer gebracht, de eenheid bereikt.

De Koning kan : 1° de breuk vereist voor de toepassing van het derde lid verlagen zonder dat deze lager kan zijn dan 43/45 of een gelijkwaardige breuk;2° het in het derde lid bedoelde percentage verhogen zonder dat dit percentage 10 % kan overschrijden. De bedragen bedoeld in het eerste lid zijn gekoppeld aan de spilindex 103,14 (basis 1996 = 100) en evolueren overeenkomstig de bepalingen van de wet van 2 augustus 1971Relevante gevonden documenten type wet prom. 02/08/1971 pub. 20/02/2009 numac 2009000070 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende inrichting van een stelsel waarbij de wedden, lonen, pensioenen, toelagen en tegemoetkomingen ten laste van de openbare schatkist, sommige sociale uitkeringen, de bezoldigingsgrenzen waarmee rekening dient gehouden bij de berekening van sommige bijdragen van de sociale zekerheid der arbeiders, alsmede de verplichtingen op sociaal gebied opgelegd aan de zelfstandigen, aan het indexcijfer van de consumptieprijzen worden gekoppeld. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten houdende inrichting van een stelsel waarbij de wedden, lonen, pensioenen, toelagen en tegemoetkomingen ten laste van de openbare schatkist, sommige sociale uitkeringen, de bezoldigingsgrenzen waarmee rekening dient gehouden bij de berekening van sommige bijdragen van de sociale zekerheid der arbeiders, alsmede de verplichtingen op sociaal gebied opgelegd aan de zelfstandigen, aan het indexcijfer van de consumptieprijzen worden gekoppeld ».

Artikel 33bis van die wet bepaalt : « Voor de werknemers die het bewijs leveren van gelijktijdige of afwisselende prestaties als werknemer en als zelfstandige waarvan de loopbaan tenminste gelijk is aan twee derden van een volledige beroepsloopbaan, bepaalt de Koning : 1° wat dient verstaan te worden onder twee derden van een volledige loopbaan en de modaliteiten volgens dewelke deze loopbaan bewezen wordt;2° het bedrag op basis waarvan het rustpensioen berekend wordt in functie van de ten laste van de pensioenregeling voor werknemers erkende loopbaanbreuk en de modaliteiten voor de berekening van dat bedrag wanneer het pensioen een vermindering heeft ondergaan. In de uitvoering van het eerste lid mag de Koning hierbij telkens een onderscheid maken naargelang de duur van de tewerkstelling.

Voor de werknemers bedoeld in het eerste lid wordt het bedrag van het rustpensioen toegekend ten laste van de pensioenregeling van werknemers vastgesteld op basis van de bedragen bedoeld in artikel 152 van de voormelde wet van 8 augustus 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten verhoogd met 1,4 %, voor zover de breuk gebruikt voor de berekening van het gewaarborgd minimumpensioen ten laste van de pensioenregeling van werknemers, desgevallend opgeteld met de breuk van het rustpensioen toegekend in het zelfstandigenstelsel, op dezelfde noemer gebracht, de eenheid bereikt.

De Koning kan : 1° de breuk vereist voor de toepassing van het derde lid verlagen zonder dat deze lager kan zijn dan 43/45 of een gelijkwaardige breuk;2° het in het derde lid bedoelde percentage verhogen zonder dat dit percentage 10 % kan overschrijden ». De mogelijkheid om de loopbaanjaren die als zelfstandige werden gepresteerd in aanmerking te nemen wat betreft het verkrijgen van een minimumpensioen in de pensioenregeling voor werknemers werd neergelegd bij artikel 190 van de programmawet van 27 december 2004Relevante gevonden documenten type programmawet prom. 27/12/2004 pub. 31/12/2004 numac 2004021170 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Programmawet sluiten dat het voormelde artikel 33bis, eerste lid, heeft ingevoegd in de herstel wet van 10 februari 1981Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/02/1981 pub. 30/01/2014 numac 2014000049 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Herstelwet inzake de pensioenen van de sociale sector. - Officieuze coördinatie in het Duits van uittreksels sluiten inzake de pensioenen van de sociale sector.

B.3. Uit de motivering van de verwijzingsbeslissing blijkt dat de eisende partij voor de verwijzende rechter een beslissing van het RSVZ betwist volgens welke het pensioen waarop zij recht heeft als zelfstandige niet kan worden berekend op basis van het forfaitaire bedrag van het minimumpensioen omdat het geheel van haar loopbaan in de regeling voor zelfstandigen en in de regeling voor werknemers niet gelijk is aan twee derden van een volledige loopbaan. De eisende partij voor de verwijzende rechter heeft het beroep van kinesitherapeut uitgeoefend als werkneemster, als zelfstandige en als ambtenaar in de openbare sector. Haar beroepsloopbaan als ambtenaar, waarvoor zij een rustpensioen geniet ten laste van de openbare sector, wordt echter niet in aanmerking genomen bij de berekening van de twee derden van een volledige loopbaan, met toepassing van de in het geding zijnde bepaling. Dat is het onderwerp van de eerste prejudiciële vraag.

B.4. In zoverre het de loopbaanjaren die werden gepresteerd in de regeling voor zelfstandigen en in de regeling voor werknemers, maar niet de loopbaanjaren die werden gepresteerd in de regeling voor ambtenaren, in aanmerking neemt bij de berekening van de drempel van twee derden van een volledige loopbaan die toelaat een minimumpensioen van zelfstandige te verkrijgen, creëert artikel 131ter, § 1, eerste lid, 2°, een verschil in behandeling tussen de gerechtigden van een rustpensioen in de regeling voor zelfstandigen, naargelang zij een gemengde loopbaan hebben in de regeling voor zelfstandigen en in de regeling voor werknemers, enerzijds, of in de regeling voor zelfstandigen, in de regeling voor werknemers en in de regeling voor ambtenaren, anderzijds. Die twee categorieën van gerechtigden van een rustpensioen zijn vergelijkbaar.

B.5. Het criterium dat het in B.4 gepreciseerde verschil in behandeling invoert, is objectief.

Het Hof dient nog te onderzoeken of dat criterium redelijk verantwoord is. In dat verband moet het de specifieke kenmerken van de drie pensioenregelingen in aanmerking nemen.

De bepalingen die de minimumpensioenregeling voor werknemers en voor zelfstandigen regelen zijn zeer gelijkend. Zij stellen de toekenning van een minimumpensioen afhankelijk van het feit dat de gerechtigde het bewijs levert van een beroepsloopbaan die minstens gelijk is aan twee derden van een volledige loopbaan. Het bedrag van het minimumpensioen is overigens identiek geworden in beide pensioenregelingen, aangezien artikel 131ter van de wet van 15 mei 1984Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/05/1984 pub. 21/02/2012 numac 2012201027 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende maatregelen tot harmonisering in de pensioenregelingen sluiten in paragraaf 1bis bepaalt dat « vanaf 1 augustus 2016 [...] de in § 1, eerste lid, 1° en 3°, bedoelde bedragen van 12 765,99 euro en 9 648,57 euro, gelijk [zijn] aan de in artikel 152 van de wet van 8 augustus 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de budgettaire voorstellen 1979-1980 bedoelde bedragen, voor wat betreft het rustpensioen ». Overigens preciseert dat artikel 131ter in paragraaf 1, eerste lid, 3°, dat, wanneer de gerechtigde van een rustpensioen eveneens aanspraak kan maken op een rustpensioen in de regeling voor werknemers, de bedragen van 12.765,99 euro en 9.648,57 euro niet mogen worden overschreden.

Wanneer die grens wordt overschreden, wordt het minimumpensioen tot het vereiste bedrag verminderd zonder dat evenwel een bedrag mag worden toegekend dat minder bedraagt dan hetwelk dat zou zijn toegekend bij ontstentenis van een minimumpensioen.

De regels betreffende het minimumpensioen in de regeling voor ambtenaren zijn daarentegen, zoals de Ministerraad opmerkt, specifiek.

Met toepassing van artikel 118, § 2, 2°, van de wet van 26 juni 1992Relevante gevonden documenten type wet prom. 26/06/1992 pub. 31/03/2011 numac 2011000187 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende sociale en diverse bepalingen Officieuze coördinatie in het Duits van uittreksels sluiten houdende sociale en diverse bepalingen, kan het gewaarborgd minimumpensioenbedrag worden toegekend aan de ambtenaren die hun ambt gedurende twintig jaar hebben uitgeoefend. De loopbaanjaren die werden gepresteerd in de regeling voor zelfstandigen en voor werknemers worden daarbij niet in aanmerking genomen. Die verschillen rechtvaardigen dat de loopbaanjaren die werden gepresteerd in de regeling voor ambtenaren niet in aanmerking worden genomen voor de toekenning van een minimumpensioen in de regeling voor zelfstandigen.

De verschillen die worden vastgesteld in de toekenningsvoorwaarden met betrekking tot de regelingen inzake minimumpensioen van de zelfstandigen en de werknemers, enerzijds, en van de ambtenaren, anderzijds, vinden met name hun verklaring in de verschillen die de wetgever, rekening houdende met de verscheidenheid van de beroepssituaties, heeft ingesteld wat de toegekende bedragen, hun financieringswijze en de lasten ervan betreft.

Het is niet geboden dat het minimumpensioen van zelfstandige en van werknemer en het minimumpensioen van ambtenaar onder dezelfde voorwaarden worden verkregen, nu die systemen voortvloeien uit verschillende beleidsvisies, die door feitelijke gegevens kunnen worden gerechtvaardigd.

B.6. Het Hof dient nog na te gaan of de in het geding zijnde bepaling niet op onevenredige wijze afbreuk doet aan de rechten van de gerechtigden van een rustpensioen in de regeling voor zelfstandigen die een gemengde loopbaan hebben in de regeling voor zelfstandigen, de regeling voor werknemers en de regeling voor ambtenaren. Dienaangaande dient te worden onderstreept dat de loopbaanjaren die werden gepresteerd in de regeling voor ambtenaren recht geven op een ambtenarenpensioen, waardoor een zelfstandige die een ambtenarenloopbaan heeft gehad, zoals de eisende partij voor de verwijzende rechter, een rustpensioen kan verkrijgen dat hij binnen de wettelijk bepaalde grenzen kan cumuleren met zijn zelfstandigenpensioen. Indien hij een ambtenarenloopbaan van minstens twintig jaar heeft gehad, zal hij overigens recht hebben op het minimumpensioen in die regeling. Het niet in aanmerking nemen van de jaren die als ambtenaar werden gepresteerd voor de toekenning van het minimumpensioen in de regeling voor zelfstandigen wordt dus gecompenseerd door de toekenning van een pensioen in de pensioenregeling voor ambtenaren.

De eerste prejudiciële vraag dient ontkennend te worden beantwoord.

Ten aanzien van de tweede prejudiciële vraag B.7. Noch artikel 26, § 1, van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, noch enige andere grondwets- of wetsbepaling verlenen aan het Hof de bevoegdheid om rechtstreeks, bij wijze van een prejudiciële beslissing, uitspraak te doen over de vraag of een wet strijdig is met een bepaling van een internationaal verdrag. In zoverre zij het Hof verzoekt de bestaanbaarheid van een lacune in de wetgeving met artikel 14 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens rechtstreeks te toetsen, is de tweede prejudiciële vraag niet ontvankelijk. Bovendien kan artikel 14 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens enkel worden aangevoerd in samenhang met een in het Verdrag vermeld recht of een daarin vermelde vrijheid, wat niet het geval is in de prejudiciële vraag.

In zoverre de prejudiciële vraag het Hof zou uitnodigen over te gaan tot de toetsing van de in het geding zijnde bepaling aan de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 14 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, verschilt het antwoord niet van het antwoord op de eerste prejudiciële vraag, nu het verbod van discriminatie opgenomen in die bepaling niet verschilt van het grondwettelijk beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie.

Om die redenen, het Hof zegt voor recht : Artikel 131ter, § 1, eerste lid, 2°, van de wet van 15 mei 1984Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/05/1984 pub. 21/02/2012 numac 2012201027 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende maatregelen tot harmonisering in de pensioenregelingen sluiten houdende maatregelen tot harmonisering in de pensioenregelingen schendt de artikelen 10 en 11 van de Grondwet niet.

Aldus gewezen in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, op 29 november 2018.

De griffier, P.-Y. Dutilleux De voorzitter, F. Daoût

^