Etaamb.openjustice.be
Erratum du 16 février 2009
publié le 15 mars 2012

Décret concernant les services d'aide à domicile et créant un bureau de consultation pour l'aide à domicile, semi-résidentielle et résidentielle. - Erratum

source
ministere de la communaute germanophone
numac
2012201489
pub.
15/03/2012
prom.
16/02/2009
moniteur
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

16 FEVRIER 2009. - Décret concernant les services d'aide à domicile et créant un bureau de consultation pour l'aide à domicile, semi-résidentielle et résidentielle. - Erratum


La traduction néerlandaise du décret précité, publiée au Moniteur belge du 7 mai 2009, pp. 35513-35519, est modifiée comme suit : « In artikel 1, 2°, wordt het woord "verplegers" vervangen door het woord "verpleegkundigen". » Artikel 4 wordt gewijzigd als volgt : « Voorlopige erkenning

Art. 4.Vóór de aanvraag om erkenning dient elke persoon bedoeld in artikel 3 die haar dienstprestaties voor de eerste keer aanbiedt, een aanvraag om voorlopige erkenning in bij de afdeling.

Op basis van een advies van de afdeling kent de Regering een voorlopige erkenning toe, als er voldaan wordt aan de voorwaarden die in voorliggend decreet en in de bepalingen ter uitvoering ervan zijn vastgelegd. In bijzonder gerechtvaardigde gevallen kan de Regering bij de voorlopige erkenning voor een bepaalde duur afwijken van de door haar vastgelegde voorwaarden.

De voorlopige erkenning geldt voor een periode van zes maanden en kan in bijzonder gerechtvaardigde gevallen met hoogstens zes maanden worden verlengd. » Artikel 6 wordt gewijzigd als volgt : « Algemene voorwaarden

Art. 6.Onverminderd andersluidende dwingende wettelijke bepalingen legt de Regering de voorwaarden en de procedure vast voor de toekenning, de weigering, de schorsing en de intrekking van de voorlopige erkenning en van de erkenning alsmede voor de verlenging van de voorlopige erkenning.

De door de Regering vastgelegde voorwaarden voor de voorlopige erkenning en de erkenning hebben onder andere betrekking op : 1. de juridische vorm van de inrichtende macht van de dienst of van het consultatiebureau;2. de eerbiediging van de persoonlijke rechten van de gebruiker, rekening houdend met zijn ideologische, filosofische en religieuze overtuiging;3. de eerbiediging van het privé-leven en van de waardigheid van de gebruiker;4. de inachtneming van de onafhankelijkheid en van de keuzevrijheid van de gebruiker;5. het recht op betrokkenheid van de gebruiker resp.van zijn vertegenwoordiger, met name zijn deelname aan de uitvoering van de hulp thuis; 6. de naleving van de rechten en plichten van de gebruiker resp.van zijn vertegenwoordiger onverminderd andersluidende dwingende bepalingen; 7. de overeenkomst die de dienst en de gebruiker hebben gesloten in de vorm van een begeleidingsovereenkomst;8. het concept inzake hulpverlening, adviesverstrekking en begeleiding;9. de openingstijden, de wachtdiensten en de toegankelijkheid van de diensten voor de burgers;10. de naleving van de minimumnormen inzake personeel;11. het klachtenbeheer;12. de maatregelen met het oog op de kwaliteitsborging;13. het concept inzake contactverzorging;14. de boekhouding.» Artikel 7 wordt gewijzigd als volgt : « Bepalingen inzake personeel

Art. 7.Met het oog op de voorlopige erkenning en de erkenning moeten volgende voorwaarden in verband met personeel vervuld zijn : § 1. voor de dienst : 1. rekening houdend met het goedgekeurde urencontingent de door de Regering vastgelegde minimale personeelsformatie naleven en de opdrachten in acht nemen die door de Regering worden vastgelegd voor het personeel dat in het kader van deze minimale personeelsformatie in dienst moet worden genomen;2. de in artikel 9, eerste lid, 1°, omschreven hulp laten verlenen door personen die houder zijn van een diploma van gezins- en bejaardenhelper of van een desbetreffend hoger diploma.Zij worden in hun werk ondersteund en geadviseerd door personeel dat over een graduaats- of bachelordiploma verpleegkunde of sociale wetenschappen beschikt.

Onverminderd andere dwingende wettelijke bepalingen hoeft het personeel voor de in artikel 9, eerste lid, 2° en 3°, omschreven hulp geen bijzondere kwalificatie te bewijzen. Deze medewerkers worden eveneens door de dienst ondersteund en geadviseerd; 3. de leiding toevertrouwen aan een persoon die ten minste houder is van een bachelordiploma en die over een ervaring in informatica, financiën en personeelsbeheer beschikt die door de afdeling als toereikend wordt beschouwd;4. over een administratieve staf beschikken die de directie van de dienst ondersteunt;5. ervoor zorgen dat alle personen die voor de dienst actief zijn, met uitzondering van de personen die in artikel 9, eerste lid, 3°, genoemd worden, een dienovereenkomstige kennis van het Duits hebben;6. een voortgezette opleiding van het personeel garanderen in de domeinen die relevant zijn voor de betrokken activiteit. In afwijking van het eerste lid, 2° en 3°, kan de Regering op verzoek en in individuele gevallen houders van andere diploma's toelaten als zij een voor de beoogde functie buitengewoon nuttige ervaring of een bijzondere opleiding kunnen bewijzen of als er een bewezen gebrek aan personeel met de vereiste kwalificatie is. § 2. voor het consultatiebureau : 1. de door de Regering vastgelegde minimale personeelsformatie naleven en de opdrachten in acht nemen die door de Regering worden vastgelegd voor het personeel dat in het kader van de minimale personeelsformatie in dienst moet worden genomen;2. een zaakvoerder met de leiding belasten die houder van een titel van licentiaat of master in de gerontologie, de sociale wetenschappen, de verplegingswetenschappen of de economische wetenschappen of van een desbetreffend hoger diploma en die over een ervaring in informatica, financiën en personeelsbeheer beschikt die door de afdeling als toereikend wordt beschouwd;3. over een multidisciplinair team met ten minste een verpleegkundige, een paramedicus en een maatschappelijk werker beschikken;4. over administratief personeel beschikken dat houder van een getuigschrift van hoger secundair onderwijs is;5. met inachtneming van de door de Regering vastgelegde voorwaarden bewijzen dat het personeel dat in de bepalingen onder 1° tot 4° bedoeld wordt, een dienovereenkomstige kennis van het Duits heeft;6. een voortgezette opleiding van het personeel garanderen in de domeinen die relevant zijn voor de betrokken activiteit. In afwijking van het eerste lid, 2°, 3° en 4°, kan de Regering op verzoek en in individuele gevallen houders van andere diploma's toelaten als zij een voor de beoogde functie buitengewoon nuttige ervaring of een bijzondere opleiding kunnen bewijzen of als er een bewezen gebrek aan personeel met de vereiste kwalificatie is.

Het personeel dat in het eerste lid onder 2°, 3° en 4°, vermeld is, mag geen andere functie in de transmurale hulp, in de stationaire hulp of in een thuishulpdienst uitoefenen. » Artikel 13 wordt vervangen als volgt : « Opdrachten van het consultatiebureau ten gunste van de bejaarden

Art. 13.§ 1. Tot de opdrachten van het consultatiebureau ten gunste van de bejaarden behoren binnen de door de Regering vastgelegde voorwaarden en modaliteiten onder andere : 1. de persoonlijke voorlichting van de bejaarde resp.van zijn vertegenwoordiger over het in de Duitstalige Gemeenschap bestaande aanbod inzake thuishulp, transmurale en stationaire hulp en andere vormen van hulp; 2. de individuele analyse van de behoeften die samen met de bejaarde resp.zijn vertegenwoordiger wordt uitgevoerd. Het consultatiebureau houdt bij deze analyse rekening met de wensen en noden van de bejaarde en met de vrije keuze van de dienstverlener. Op wens van de bejaarde resp. zijn vertegenwoordiger kunnen andere personen bij de analyse van de behoeften worden betrokken. De analyse van de behoeften verduidelijkt de behoefte aan verpleegkundige, sociale en huishoudelijke hulp, aan hulpmiddelen, aan aanpassingen van de woning en alle andere behoeften van de bejaarde.

Met het oog op de inschatting van de behoefte aan gezins- en bejaardenhulp en aan huishoudelijke hulp bepaalt de Regering evaluatie-instrumenten. De analyse van de behoeften gebeurt in principe bij de gebruiker thuis; 3. de uitwerking van een individueel, op de leefwereld georiënteerd hulpplan in overleg met de bejaarde resp.zijn vertegenwoordiger. In dit plan wordt de hulp opgenomen die op basis van de analyse van de behoeften is aanbevolen, rekening houdend met alle optredende dienstverleners. Het hulpplan houdt rekening met de beschikbare capaciteit van de dienstverleners en wordt in afspraak met hen opgesteld. Het hulpplan dient als aanbeveling voor de door de bejaarde resp. zijn vertegenwoordiger gevraagde prestaties.

Als de bejaarde resp. zijn vertegenwoordiger akkoord gaat met het uitgewerkte hulpplan, neemt het consultatiebureau contact op met alle betrokken dienstverleners met het oog op de verwezenlijking van het hulpplan. 4. Indien nodig helpt het consultatiebureau bij de aanschaffing van de nodige hulpmiddelen en verwijst het door naar de respectieve diensten en instellingen.In het kader van zijn adviserende functie doet het consultatiebureau een beroep op de bevoegde diensten en instellingen, vooral voor aanpassingen aan woningen.

Indien nodig worden aan de bejaarde resp. zijn vertegenwoordiger alternatieven voor zijn huidige woonsituatie voorgesteld; 5. de berekening van de persoonlijke bijdrage van de gebruiker voor de in het hulpplan opgenomen dienstprestaties krachtens artikel 17 en de voorlichting van de bejaarde over mogelijke financiële steun;6. de regelmatige evaluatie van het hulpplan nadat de gebruiker een beroep heeft gedaan op de aanbevolen hulp. Om te beoordelen of de hulp nog steeds adequaat is, wordt het hulpplan minstens alle zes maanden beoordeeld samen met de bejaarde resp. zijn vertegenwoordiger en de respectieve dienstverleners. Deze worden ook bij een verandering van de begeleidings- en verzorgingssituatie geïnformeerd; 7. de medewerker van het consultatiebureau begeleidt de bejaarde professioneel en persoonlijk gedurende de hele periode waarin hulp wordt verstrekt, en hij coördineert het aanbod aan diensten uitgaand van de noden en behoeften en rekening houdend met de individuele leefwereld van de gebruiker. In nauwe samenwerking met de dienstverlener kan de verantwoordelijkheid voor het organiseren van het dagelijkse leven bij de gebruiker aan deze dienstverlener worden gedelegeerd. Hierbij gaat het vooral om precaire en met risico verbonden situaties waarin dan ook snel gehandeld en bijgestuurd moet worden; 8. de adviesverstrekking op het vlak van de hulpverlening bij geweld tegen bejaarden. § 2. Bejaarden die een beroep wensen te doen op de in artikel 9, eerste lid, 1°, bepaalde hulp en op de stationaire hulp van de bejaardentehuizen en rust- en verzorgingstehuizen, vragen de hulp van het consultatiebureau om krachtens § 1, 2° en 3°, de analyse van de behoeften uit te voeren en een hulpplan op te stellen.

Indien er geen hulpplan bestaat, laten de thuishulpdiensten, de bejaardentehuizen en de rust- en verzorgingstehuizen dit hulpplan door het consultatiebureau opstellen voordat zij optreden.

Weigert de bejaarde het opgemaakte hulpplan of wordt er van het voorgestelde hulpplan afgeweken, dan moeten de dienst, het bejaardentehuis of het rust- en verzorgingstehuis aan het consultatiebureau een met redenen omkleed verslag bezorgen. De Regering legt daarvoor criteria vast. Deze verslagen worden bij het consultatiebureau gearchiveerd.

Indien het hulpplan in de loop van de uitvoering moet worden aangepast, verzoekt de dienst, het bejaardentehuis of het rust- en verzorgingstehuis het consultatiebureau om herziening van het bestaande hulpplan.

De in het eerste lid bepaalde adviesverstrekking door het consultatiebureau is niet vereist, als de hulp minder dan één maand wordt verleend of als de bejaarde een palliatieve patiënt is. Wordt een hulp dringend verleend waarvan de vermoedelijke duur meer dan één maand bedraagt, dan wordt de behoefte aan dienstprestaties, binnen de maand na de hulpverlening, door het consultatiebureau nagezien. De dienst informeert onmiddellijk het consultatiebureau over het verzoek om spoedbehandeling. § 3. In het kader van de door de Regering vastgelegde modaliteiten sluit het consultatiebureau een overeenkomst af met alle thuishulpdiensten, bejaardentehuizen en rust- en verzorgingstehuizen in de Duitstalige Gemeenschap; daarin worden de modaliteiten van de samenwerking vastgelegd met inachtneming van de in voorliggend artikel bepaalde opdrachten van het consultatiebureau. » Artikel 15, § 2, 9°, wordt gewijzigd als volgt : « 9. een zelfstandige verpleegkundige; » Hoofdstuk V wordt vervangen als volgt : « HOOFDSTUK V. - Proefprojecten Ondersteuning

Art. 16.§ 1. In het kader van een met een inrichtende macht afgesloten overeenkomst kan de Regering onder de daarin vastgelegde voorwaarden een proefproject voor een beperkte duur van hoogstens drie jaar ondersteunen.

Deze proefprojecten zijn een innovatief aanbod aan thuishulp.

Drie maanden voor het verstrijken van de overeenkomst dient de inrichtende macht bij de afdeling een evaluatie in.

De Regering beslist over de verdere ondersteuning van het project op basis van de evaluatie en van het advies van de afdeling en na een hoorzitting met de inrichtende macht. § 2. De aanvraag om ondersteuning van een proefproject moet ter goedkeuring bij de afdeling ingediend worden en moet volgende gegevens bevatten : 1. de identiteit en het statuut van de dienst;2. het bewijs dat er rekening houdend met de geografische, demografische en socio-economische factoren behoefte is aan het proefproject;3. de gedetailleerde beschrijving van het project;4. de timing van de verwezenlijking van het project;5. de evaluatiecriteria met betrekking tot het project;6. de kostenraming en het financieringsplan. De Regering beslist binnen drie maanden na de indiening van de volledige aanvraag over de ondersteuning van het project of over het weigeren van de aanvraag. » Hoofdstuk VII wordt vervangen als volgt : « HOOFDSTUK VII. - Klachten Klachtendienst

Art. 18.De Regering belast een natuurlijke persoon of een rechtspersoon met de behandeling van klachten over de diensten of over het consultatiebureau die niet tussen de dienst of het consultatiebureau zelf en de gebruiker of diens vertegenwoordiger kunnen worden opgelost.

De Regering bepaalt de verdere modaliteiten. » Artikel 19, § 3, wordt vervangen als volgt : « § 3. Het gebruik van de toegekende subsidies wordt gecontroleerd met toepassing van de artikelen 55 tot 58 van de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991. » Artikel 20 wordt vervangen als volgt : « Niet-naleving

Art. 20.Indien bepalingen of uitvoeringsbepalingen van het decreet niet worden nageleefd, brengt de afdeling de dienst of het consultatiebureau hiervan op de hoogte en verzoekt ze de dienst of het consultatiebureau om binnen een termijn van dertig dagen een standpunt ter zake in te nemen en de bepalingen, als dat nog niet het geval was, na te leven.

De bevoegde minister wordt door de afdeling van het Ministerie over de niet-naleving geïnformeerd.

Indien het standpunt van de dienst of van het consultatiebureau niet gemotiveerd is en de bepalingen nog altijd niet worden nageleefd, worden de in artikel 21 bepaalde administratieve sancties toegepast. » .

^