Etaamb.openjustice.be
Arrest
gepubliceerd op 24 november 2003

Uittreksel uit arrest nr. 101/2003 van 17 juli 2003 Rolnummer 2685 In zake : de prejudiciële vraag over artikel 53, § 2, van het decreet van het Vlaamse Gewest van 22 oktober 1996 betreffende de ruimtelijke ordening, gesteld door de R Het Arbitragehof, samengesteld uit de voorzitters A. Arts en M. Melchior, en de rechters P. Mart(...)

bron
arbitragehof
numac
2003201531
pub.
24/11/2003
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

ARBITRAGEHOF


Uittreksel uit arrest nr. 101/2003 van 17 juli 2003 Rolnummer 2685 In zake : de prejudiciële vraag over artikel 53, § 2, van het decreet van het Vlaamse Gewest van 22 oktober 1996 betreffende de ruimtelijke ordening, gesteld door de Raad van State.

Het Arbitragehof, samengesteld uit de voorzitters A. Arts en M. Melchior, en de rechters P. Martens, M. Bossuyt, E. De Groot, A. Alen en J.-P. Moerman, bijgestaan door de griffier L. Potoms, onder voorzitterschap van voorzitter A. Arts, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging Bij arrest nr. 117.664 van 28 maart 2003 in zake de b.v.b.a. Lean tegen het Vlaamse Gewest, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op 8 april 2003, heeft de Raad van State de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 53 § 2 van het Decreet betreffende de ruimtelijke ordening, gecoördineerd op 22 oktober 1996, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet doordat een afschrift van het beroepsschrift van de Gemachtigde Ambtenaar met alle bijlagen (administratief dossier) aan de aanvrager moet worden overgemaakt gelijk aan dit aan de Minister, terwijl de Gemachtigde Ambtenaar niet gehouden is een afschrift van de (zelfde) stukken van het administratief dossier aan de aanvrager over te maken in het geval het beroep uitgaat van de aanvrager of zelfs van het College van Burgemeester en Schepenen ? » Op 30 april 2003 hebben de rechters-verslaggevers E. De Groot en J.-P. Moerman, met toepassing van artikel 72, eerste lid, van de organieke wet, het Hof ervan in kennis gesteld dat zij ertoe zouden kunnen worden gebracht voor te stellen een arrest van onmiddellijk antwoord te wijzen. (...) II. In rechte (...) B.1. De verwijzende rechter vraagt : « Schendt artikel 53 § 2 van het Decreet betreffende de ruimtelijke ordening, gecoördineerd op 22 oktober 1996, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet doordat een afschrift van het beroepsschrift van de Gemachtigde Ambtenaar met alle bijlagen (administratief dossier) aan de aanvrager moet worden overgemaakt gelijk aan dit aan de Minister, terwijl de Gemachtigde Ambtenaar niet gehouden is een afschrift van de (zelfde) stukken van het administratief dossier aan de aanvrager over te maken in het geval het beroep uitgaat van de aanvrager of zelfs van het College van Burgemeester en Schepenen ? » B.2.1. Uit de feiten in het geding en uit de verwijzing door de Raad van State naar artikel 53, § 2, van het decreet van het Vlaamse Gewest betreffende de ruimtelijke ordening, gecoördineerd op 22 oktober 1996, moet worden afgeleid dat te dezen artikel 53, § 2, eerste en tweede lid, van dat decreet van toepassing is, in de versie vóór de wijziging ervan bij artikel 60 van het decreet van 26 april 2000 (Belgisch Staatsblad van 29 april 2000). Die bepaling luidt : « Het college van burgemeester en schepenen alsook de gemachtigde ambtenaar kunnen bij de Vlaamse Regering in beroep komen binnen dertig dagen na de ontvangst van de beslissing van de bestendige deputatie tot verlening van een vergunning. Dit beroep, evenals de termijn voor instelling van het beroep, schorst de vergunning. Het wordt terzelfder tijd ter kennis van de aanvrager en van de Vlaamse Regering gebracht.

Komt de gemachtigde ambtenaar in beroep, dan geeft deze daarvan bovendien kennis aan het college.

De aanvrager kan bij de Vlaamse Regering in beroep komen binnen dertig dagen na de ontvangst van de beslissing van de bestendige deputatie, of, bij gebreke van die ontvangst, na afloop van de termijn waarbinnen deze plaats moest hebben. Dit beroep wordt bij een ter post aangetekende brief gezonden aan de Vlaamse Regering, die een afschrift ervan aan het college stuurt binnen vijf dagen na ontvangst. » B.2.2. Die bepaling maakt deel uit van de regeling van de administratieve beroepen inzake ruimtelijke ordening.

Tegen de beslissing van het college van burgemeester en schepenen of van de gemachtigde ambtenaar houdende weigering van een bouwvergunning kan de aanvrager beroep instellen bij de bestendige deputatie. Tegen de beslissing van de bestendige deputatie houdende verlening of weigering van de vergunning kunnen zowel de aanvrager als het college van burgemeester en schepenen en de gemachtigde ambtenaar beroep instellen bij de Vlaamse Regering.

B.3. Volgens artikel 53, § 2, eerste lid, van voormeld decreet moeten het college van burgemeester en schepenen en de gemachtigde ambtenaar die bij de Vlaamse Regering tegen de beslissing van de bestendige deputatie beroep instellen, dat beroep tegelijk ter kennis brengen van de aanvrager van de vergunning. Die kennisgeving houdt naar het oordeel van de Raad van State in dat ook aan de aanvrager de integrale tekst van het beroep rechtstreeks wordt meegedeeld, zodat die kan nagaan of het beroep regelmatig is ingesteld en kan kennis nemen van de redenen waarop het is gebaseerd. Het beroep dat niet volledig ter kennis van de aanvrager van de vergunning is gebracht, zou om die reden onontvankelijk zijn.

Volgens artikel 53, § 2, tweede lid, van hetzelfde decreet moet de aanvrager die tegen de beslissing van de bestendige deputatie beroep instelt, dat beroep enkel aan de Vlaamse Regering doen toekomen.

Laatstgenoemde stuurt binnen vijf dagen na ontvangst een afschrift van het beroep naar het college van burgemeester en schepenen. Het beroep dat door de aanvrager van de vergunning niet ter kennis van het college van burgemeester en schepenen is gebracht kan dus niet om die reden onontvankelijk zijn.

B.4.1. Uit de prejudiciële vraag blijkt dat aan het Hof het verschil in behandeling wordt voorgelegd wat betreft de situatie van de gemachtigde ambtenaar naargelang het beroep bij de Vlaamse Regering wordt ingesteld door de gemachtigde ambtenaar zelf dan wel door de aanvrager van een vergunning of door het college van burgemeester en schepenen. Enkel in het eerste geval zou de gemachtigde ambtenaar bij de kennisgeving van zijn beroep aan de aanvrager de integrale tekst van het beroep met inbegrip van alle bijlagen (het administratief dossier) aan de aanvrager van de vergunning moeten bezorgen. De gemachtigde ambtenaar zou daarentegen niet ertoe verplicht zijn de stukken van het administratief dossier zoals overgezonden aan de bevoegde beroepsinstantie over te zenden aan de aanvrager wanneer het beroep uitgaat van de aanvrager zelf dan wel van het college van burgemeester en schepenen.

B.4.2. In haar memorie met verantwoording klaagt de Vlaamse Regering dienaangaande de onderscheiden behandeling aan naargelang de stukken van het administratief dossier samen met het beroepsschrift dan wel met een afzonderlijke zending aan de Vlaamse Regering worden overgezonden. Enkel in het eerste geval zou de gemachtigde ambtenaar verplicht zijn om bij de kennisgeving van zijn beroep aan de aanvrager ook alle bijlagen van dat beroep aan de aanvrager over te zenden, terwijl in het tweede geval de stukken van het administratief dossier niet aan de aanvrager ter kennis moeten worden gebracht. De Vlaamse Regering betreurt tevens dat in de rechtspraak van de Raad van State dienaangaande geen onderscheid wordt gemaakt naargelang de bijlagen enkel betrekking hebben op het bestaande administratief dossier dan wel nieuwe stukken bevatten.

De partijen voor het Hof vermogen niet de inhoud van de prejudiciële vragen te wijzigen of te doen wijzigen. Het Hof kan zijn toetsing niet uitbreiden tot verschillen in behandeling waarover de verwijzende rechter het Hof niet heeft ondervraagd. Bijgevolg beperkt het Hof zijn toetsing tot het verschil in behandeling dat in de prejudiciële vraag is aangebracht.

B.5. De in de prejudiciële vraag gemaakte vergelijking berust op een objectief criterium : in het eerste geval stelt de gemachtigde ambtenaar zelf het beroep in bij de Vlaamse Regering, terwijl in het tweede geval de aanvrager van een vergunning het beroep bij de Vlaamse Regering instelt.

Het kan objectief en redelijkerwijze worden verantwoord dat de gemachtigde ambtenaar enkel verplicht is de aanvrager in kennis te stellen van zijn beroep, hieronder begrepen zijnde de integrale tekst van zijn beroepsschrift met alle bijlagen ervan wanneer het beroep uitgaat van de gemachtigde ambtenaar zelf, opdat de aanvrager kan nagaan of het beroep regelmatig is samengesteld, kennis kan nemen van de motieven ervan en kan beoordelen of er reden is om aan de Vlaamse Regering te vragen te worden gehoord en zijn verweer voor te bereiden, en dat zulks niet wordt opgelegd wanneer het beroep uitgaat van de aanvrager zelf. In dit laatste geval komt het aan de aanvrager van de vergunning toe zijn beroepsschrift op te stellen en zijn dossier te motiveren en de nodige stukken toe te voegen. Hetzelfde geldt indien het beroep uitgaat van het college van burgemeester en schepenen.

B.6. Indien de prejudiciële vraag evenwel aldus moet worden begrepen dat zij in werkelijkheid het verschil in behandeling aanklaagt, bij het instellen van het beroep bij de Vlaamse Regering, tussen de gemachtigde ambtenaar, enerzijds, en de aanvrager van een vergunning, anderzijds, voor wat de plicht tot kennisgeving van het beroepschrift en de bijlagen betreft, dan dient het Hof te wijzen op het arrest nr. 99/98 van 24 september 1998, waarin werd geoordeeld dat artikel 53 van het decreet van het Vlaamse Gewest betreffende de ruimtelijke ordening, gecoördineerd op 22 oktober 1996, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet niet schendt doordat aan het college van burgemeester en schepenen en aan de gemachtigde ambtenaar de verplichting wordt opgelegd om het administratief beroep bij de Vlaamse Regering terzelfder tijd integraal ter kennis van de aanvrager te brengen, terwijl in die verplichting niet is voorzien voor de aanvrager die een administratief beroep instelt.

B.7. De prejudiciële vraag dient ontkennend te worden beantwoord.

Om die redenen, het Hof zegt voor recht : Artikel 53, § 2, van het decreet van het Vlaamse Gewest betreffende de ruimtelijke ordening, gecoördineerd op 22 oktober 1996, zoals van toepassing vóór de wijziging ervan bij artikel 60 van het decreet van 26 april 2000, schendt de artikelen 10 en 11 van de Grondwet niet doordat de gemachtigde ambtenaar die bij de Vlaamse Regering beroep instelt tegen de beslissing van de bestendige deputatie tot verlening van een vergunning, bij de kennisgeving van zijn beroep aan de aanvrager van de vergunning de integrale tekst van het beroep met inbegrip van alle bijlagen aan die aanvrager moet bezorgen terwijl hij daartoe niet verplicht is wanneer het beroep uitgaat van de aanvrager zelf of van het college van burgemeester en schepenen.

Aldus uitgesproken in het Nederlands en het Frans, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof, op de openbare terechtzitting van 17 juli 2003.

De griffier, L. Potoms.

De voorzitter, A. Arts.

^