Etaamb.openjustice.be
Arrest
gepubliceerd op 17 mei 2005

Uittreksel uit arrest nr. 83/2005 van 27 april 2005 Rolnummer 3282 In zake : het beroep tot vernietiging van de artikelen 66, 68 en 74 van boek I van het Milieuwetboek , inges(...) Het Arbitragehof, samengesteld uit rechter P. Martens, waarnemend voorzitter, en voorzitter A. A(...)

bron
arbitragehof
numac
2005201226
pub.
17/05/2005
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

ARBITRAGEHOF


Uittreksel uit arrest nr. 83/2005 van 27 april 2005 Rolnummer 3282 In zake : het beroep tot vernietiging van de artikelen 66, 68 en 74 van boek I van het Milieuwetboek (artikel 1 van het decreet van het Waalse Gewest van 27 mei 2004), ingesteld door de v.z.w.

Inter-Environnement Wallonie.

Het Arbitragehof, samengesteld uit rechter P. Martens, waarnemend voorzitter, en voorzitter A. Arts, en de rechters R. Henneuse, M. Bossuyt, E. De Groot, J.-P. Snappe en E. Derycke, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van rechter P. Martens, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van het beroep en rechtspleging Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 28 december 2004 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 29 december 2004, is beroep tot vernietiging ingesteld van de artikelen 66, 68 en 74 van boek I van het Milieuwetboek (artikel 1 van het decreet van het Waalse Gewest van 27 mei 2004) (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 9 juli 2004) door de v.z.w.

Inter-Environnement Wallonie, waarvan de maatschappelijke zetel is gevestigd te 5000 Namen, boulevard du Nord 6.

Op 26 januari 2005 hebben de rechters-verslaggevers R. Henneuse en E. Derycke, met toepassing van artikel 72, eerste lid, van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof, het Hof ervan in kennis gesteld dat zij ertoe zouden kunnen worden gebracht voor te stellen een arrest van onmiddellijk antwoord te wijzen. (...) II. In rechte (...) B.1. De in het geding zijnde bepalingen luiden : Artikel 66 : « § 1. Onverminderd de artikelen 42 en 50 van het ' CWATUP ' en ongeacht of het gaat om de evaluatienota inzake milieueffecten of om het effectonderzoek, identificeert, beschrijft en evalueert de effectevaluatie op gepaste wijze en al naar gelang elk specifiek geval de rechtstreekse en onrechtstreekse effecten, op korte, middellange en lange termijn, van de implementering en de tenuitvoerlegging van het project op : 1° de mens, de fauna en de flora;2° de bodem, het water, de lucht, het klimaat en de landschappen;3° de materiële goederen en het culturele patrimonium;4° de wisselwerking tussen de factoren bedoeld in 1°, 2° en 3°, van dit lid. § 2. De Regering bepaalt de lijst van de projecten die vanwege hun aard, omvang of lokalisatie aan een milieueffectonderzoek onderworpen worden.

Bij de bepaling van de aan een milieueffectonderzoek te onderwerpen projecten houdt de Regering rekening met de volgende relevante selectiecriteria : 1° de kenmerken van bovenvermelde projecten worden in overweging genomen met inachtneming van o.a. : - de omvang van het project; - de cumulatie met andere projecten; - het gebruik van de natuurlijke hulpbronnen; - de afvalproductie; - vervuiling en hinder; - ongevallenrisico's, gezien o.a. de gebruikte stoffen of technologieën; 2° de milieugevoeligheid van de geografische gebieden die door het project kunnen worden getroffen, wordt in overweging genomen met inachtneming van : - de bezetting van de bestaande gronden; - de relatieve rijkdom, de kwaliteit en het regeneratievermogen van de natuurlijke hulpbronnen van het gebied; - het belastingsvermogen van de natuurlijke omgeving; 3° de noemenswaardige effecten die een project zou kunnen hebben worden in overweging genomen op grond van de criteria bedoeld onder 1° en 2°, meer bepaald : - de reikwijdte van het effect (geografisch gebied en omvang van de getroffen bevolking); - het grensoverschrijdende karakter van het effect; - de reikwijdte en de complexiteit van het effect; - de kans op een effect; - de duur, de frequentie en de omkeerbaarheid van het effect. § 3. Er wordt een evaluatienota inzake milieueffecten vereist : 1° voor vergunningsaanvragen betreffende projecten die niet in § 2 bedoeld worden;2° de in § 2 bedoelde aanvragen die voldoen aan de voorwaarden vermeld in § 4, eerste lid;3° de vergunningsaanvragen betreffende projecten die in § 2 bedoeld worden en die voldoen aan de voorwaarden bedoeld in artikel 26, § 4, van het decreet van 27 juni 1996 betreffende de afvalstoffen. § 4. Als de vergunningsaanvraag voldoet aan de voorschriften van een plan van aanleg dat het voorwerp heeft uitgemaakt van een effectonderzoek overeenkomstig artikel 42 of 50 van het ' CWATUP ', legt de overheid die nagaat of het aanvraagdossier volledig is, geen effectonderzoek op zoals voorgeschreven in de bepalingen van dit hoofdstuk, voorzover het effectonderzoek dat aan de aanneming van het plan voorafgaat de gezamenlijke gegevens bevat die vereist zouden worden voor het effectonderzoek betreffende de aanvraag.

Als de voorwaarden van het eerste lid niet vervuld zijn, kan het effectonderzoek betreffende de vergunningsaanvraag uitgaan van de nuttige gegevens die ingezameld werden tijdens het (de) effectonderzoek(en) of bij het opstellen van het milieueffectrapport vóór de aanneming van een plan van aanleg, een gemeentelijk plan van aanleg, een gewestelijk ruimtelijk ontwikkelingsplan of een gemeentelijk structuurplan ».

Artikel 68 : « Als een vergunningsaanvraag het voorwerp uitmaakt van een evaluatienota inzake milieueffecten, onderzoekt de overheid die nagaat of het aanvraagdossier volledig is, op grond van die evaluatie en rekening houdende met de relevante selectiecriteria bedoeld in artikel 66, § 2, of het project aanzienlijke milieueffecten kan hebben. Als ze vaststelt dat zulks het geval is, geeft ze de aanvrager kennis daarvan wanneer ze hem meedeelt dat het dossier volledig is.

Tegelijkertijd geeft ze de ' CWEDD ' kennis daarvan en laat ze hem weten dat hij inzage kan nemen van het aanvraagdossier en dat zijn advies geacht wordt gunstig te zijn als het niet binnen dertig dagen na ontvangst van de kennisgeving bij ter post aangetekend schrijven of tegen ontvangbewijs toegezonden wordt ».

Artikel 74 : « § 1. De vergunningsaanvragen die het voorwerp van een effectonderzoek uitmaken, worden aan een openbaar onderzoek onderworpen. § 2. De vergunningsaanvragen die het voorwerp zijn van een evaluatienota inzake milieueffecten, worden aan een openbaar onderzoek onderworpen : 1° als de overheid die nagaat of het aanvraagdossier volledig is, overeenkomstig artikel 68 vaststelt dat het project aanzienlijke milieueffecten kan hebben;2° in de andere gevallen, als de desbetreffende wetgeving het oplegt. § 3. De openbare onderzoeken bedoeld in de §§ 1 en 2 nemen hoe dan ook de volgende beginselen in acht : 1° het dossier van de vergunningsaanvraag, de niet-technische samenvatting, de evaluatienota inzake milieu-effecten of het effectonderzoek wordt bekendgemaakt;2° het openbaar onderzoek duurt vijftien dagen voor projecten onderworpen aan een korte uiteenzetting van de evaluatie en dertig dagen voor projecten onderworpen aan een effectonderzoek;3° het openbaar onderzoek wordt opgeschort tussen 16 juli en 15 augustus. Voor de aan een effectevaluatie onderworpen projecten kan de Regering bijkomende regels opleggen naast die waarin andere wetten, decreten of besluiten voorzien voor een openbaar onderzoek.

De Regering kan regels voor de organisatie van het openbaar onderzoek opleggen als de overheid die voor de organisatie instaat haar verplichtingen niet nakomt ».

B.2. De verzoekende partij voert een enig middel aan dat is afgeleid uit, enerzijds, de schending van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met artikel 23 ervan en met de artikelen 1 tot 6 van de Richtlijn 85/337/EEG betreffende de milieueffectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten, en, anderzijds, de schending van artikel 23 van de Grondwet.

B.3. In hun conclusies die werden opgesteld met toepassing van artikel 72 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof, hebben de rechters-verslaggevers geoordeeld dat zij ertoe zouden kunnen worden gebracht het Hof voor te stellen op het bovenvermelde beroep tot vernietiging te antwoorden met een arrest van onmiddellijk antwoord.

Hoewel het gaat om verschillende normen, komen zowel de bestreden bepalingen van het decreet van 27 mei 2004 als het middel dat de verzoekende partij tegen die bepalingen heeft aangevoerd, immers overeen met de aangevochten bepalingen van het decreet van 15 mei 2003 en de middelen die zijn aangevoerd in de zaak nr. 2871, die aanleiding heeft gegeven tot het vernietigingsarrest nr. 11/2005 van 19 januari 2005.

B.4. In dat arrest heeft het Hof als volgt geoordeeld : « B.5.3. Het systeem voor de beoordeling van de milieueffecten van projecten is beschreven in titel II van het decreet van 11 september 1985 tot organisatie van de milieueffectbeoordeling in het Waalse Gewest, gewijzigd bij het decreet van 15 mei 2003.

Bij artikel 9, §§ 1 en 2, van het decreet wordt de Regering gemachtigd de vorm en de minimale inhoud te bepalen van de evaluatienota en van het milieueffectrapport. Een voor beide procedures gemeenschappelijke minimuminhoud ligt vast in § 3 van de voormelde bepaling.

Wat de eigenlijke procedure betreft, blijkt uit de combinatie van artikel 1, 6°, en artikel 11 van het decreet dat de natuurlijke personen of rechtspersonen die belast zijn met het opstellen van de milieueffectrapporten, een wetenschappelijk onderzoek uitvoeren en door de Regering moeten worden erkend, volgens de criteria en een procedure die zij vaststelt. De nota wordt opgesteld door de auteur van het project zelf, zoals blijkt uit de definitie ervan in artikel 1, 5°, van het decreet van 11 september 1985 en uit de bijlage bij het besluit van de Waalse Regering van 4 juli 2002 houdende organisatie van de milieueffectbeoordeling in het Waalse Gewest.

B.5.4. Twee andere elementen onderscheiden de procedure van het milieueffectrapport van die van de evaluatienota.

Terwijl, voor de projecten die aan een milieueffectrapport onderworpen zijn, de bevolking wordt geraadpleegd vóór de indiening van de vergunningsaanvraag, ' om te wijzen op specifieke punten die zouden kunnen worden aangesneden in het effectonderzoek, en om alternatieven voor te leggen die de auteur van het project redelijkerwijs in overweging zou kunnen nemen bij de uitvoering van het effectonderzoek ' (artikel 12 van het decreet), ontbreekt zulk een raadpleging in de procedure van de evaluatienota.

Indien ten slotte de vergunningsaanvragen aan een openbaar onderzoek moeten worden onderworpen, ongeacht of dat ambtshalve gebeurt wanneer het gaat om een project dat is opgenomen in de gesloten lijst van de Regering, dan wel op verzoek van de administratieve overheid wanneer die van mening is dat het project dat niet in de lijst is opgenomen aanzienlijke milieueffecten kan hebben, verschilt de duur van het openbaar onderzoek naar gelang van de procedure. Artikel 14, § 3, 2°, van het decreet bepaalt immers dat het openbaar onderzoek vijftien dagen duurt voor projecten onderworpen aan een evaluatienota en dertig dagen voor projecten onderworpen aan een milieueffectrapport.

B.5.5. Ook al heeft de Waalse decreetgever zich willen conformeren aan het Europees recht door alle projecten die aanzienlijke milieueffecten kunnen hebben aan een openbaar onderzoek te onderwerpen, toch heeft hij geen reden aangevoerd ter verantwoording van het feit dat, wanneer wordt vastgesteld dat die milieueffecten aanzienlijk zijn, de projecten aan dermate verschillende beoordelingsprocedures worden onderworpen naargelang zij al dan niet zijn opgenomen in de lijst die de Regering heeft vastgesteld in haar besluit van 4 juli 2002.

Hoewel in principe kan worden aangenomen dat het onmogelijk is een exhaustieve lijst op te stellen van de projecten die ambtshalve aan een milieueffectrapport moeten worden onderworpen (Parl. St., Waals Parlement, 2002-2003, nrs. 435/2 en 469/5, p. 5, en Hand. 2002-2003, nr. 28, p. 88), heeft de decreetgever het gelijkheidsbeginsel geschonden door twee categorieën van procedures vast te stellen waarvan één onvoldoende waarborgen biedt op het vlak van raadpleging en onpartijdigheid.

B.6. Het eerste onderdeel van het middel is gegrond.

B.7. Aangezien het tweede onderdeel van het middel niet tot een ruimere vernietiging kan leiden, dient het niet door het Hof te worden onderzocht.

B.8. Om de rechtsonzekerheid die kan voortvloeien uit de terugwerking van de vernietiging, te vermijden, meer bepaald voor de personen die op grond van de bekritiseerde reglementering een vergunningsaanvraag hebben ingediend, en om de decreetgever in staat te stellen een nieuwe reglementering aan te nemen, dienen, met toepassing van artikel 8, tweede lid, van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof, de gevolgen van de vernietigde bepalingen te worden gehandhaafd tot 31 december 2005 ».

B.5. Om dezelfde redenen dient het eerste onderdeel van het enige middel gegrond te worden verklaard.

B.6. Artikel 4 van het bestreden decreet bepaalt evenwel dat « dit decreet [...] in werking [treedt] op de door de Regering bepaalde datum. De Regering kan een afzonderlijke datum van inwerkingtreding vastleggen per artikel of per bepaling van een artikel ».

Door het ontbreken van een besluit van de Waalse Regering waarbij de modaliteiten voor de inwerkingtreding van het bestreden decreet worden vastgelegd, kon dat decreet geen rechtsgevolgen hebben en kan bijgevolg te dezen niet worden verantwoord dat de gevolgen van de vernietigde bepalingen worden gehandhaafd.

Om die redenen, het Hof vernietigt in boek I van het Milieuwetboek, dat het voorwerp uitmaakt van het decreet van het Waalse Gewest van 27 mei 2004, artikel 66, § § 2, 3 en 4, alsook de artikelen 68 en 74.

Aldus uitgesproken in het Frans, het Nederlands en het Duits, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof, op de openbare terechtzitting van 27 april 2005.

De griffier, P.-Y. Dutilleux.

De wnd. voorzitter, P. Martens.

^