Etaamb.openjustice.be
Arrest
gepubliceerd op 25 oktober 2007

Uittreksel uit arrest nr. 127/2007 van 4 oktober 2007 Rolnummer 4264 In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel L4131-5 van het Waalse Wetboek van de plaatselijke democratie en de decentralisatie, gesteld door de Raad van State.

bron
grondwettelijk hof
numac
2007203213
pub.
25/10/2007
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Uittreksel uit arrest nr. 127/2007 van 4 oktober 2007 Rolnummer 4264 In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel L4131-5 van het Waalse Wetboek van de plaatselijke democratie en de decentralisatie, gesteld door de Raad van State.

Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters M. Melchior en A. Arts, en de rechters P. Martens, R. Henneuse, M. Bossuyt, E. De Groot en A. Alen, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter M. Melchior, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging Bij arrest nr. 173.259 van 5 juli 2007 in zake Christian Gelay (Gemeenteraadsverkiezingen te La Louvière - Verkiezingsuitgaven), waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 12 juli 2007, heeft de Raad van State de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel L4131-5 van het Waalse Wetboek van de plaatselijke democratie en de decentralisatie de artikelen 10 en 11 van de Grondwet door een verschil in behandeling onder de politieke mandatarissen in te voeren naargelang zij deelnemen aan de parlementsverkiezingen of aan de gemeenteraadsverkiezingen, in zoverre het voorziet in de mogelijkheid om het mandaat vervallen te verklaren van een kandidaat voor de gemeenteraadsverkiezingen die de bepalingen van de artikelen 3, § 2, of 7 van de wet van 7 juli 1994 betreffende de beperking en de controle van de verkiezingsuitgaven voor de verkiezing van de provincieraden, de gemeenteraden en de districtsraden en voor de rechtstreekse verkiezing van de raden voor maatschappelijk welzijn of van artikel L4131-4 van het voormelde Wetboek niet zou hebben nageleefd, terwijl een dergelijke mogelijkheid om het mandaat vervallen te verklaren, niet bestaat ten aanzien van de kandidaten voor de parlementsverkiezingen, vermits de wet van 4 juli 1989 betreffende de beperking en de controle van de verkiezingsuitgaven voor de verkiezingen van de federale kamers, de financiering en de open boekhouding van de politieke partijen niet in die specifieke sanctie voorziet ? ».

Op 19 juli 2007 hebben de rechters-verslaggevers P. Martens en M. Bossuyt, met toepassing van artikel 72, eerste lid, van de bijzondere wet van 6 januari 1989, het Hof ervan in kennis gesteld dat zij ertoe zouden kunnen worden gebracht voor te stellen een arrest van onmiddellijk antwoord te wijzen. (...) III. In rechte (...) B.1. Het Hof wordt ondervraagd over artikel L4131-5 van het Waalse Wetboek van de plaatselijke democratie en de decentralisatie, dat bepaalt : « Een verkozen kandidaat kan van zijn mandaat vervallen worden verklaard indien hij de bepalingen van de artikelen L4131-4 of de artikelen 3, § 2, en 7 van de wet van 7 juli 1994 betreffende de beperking en de controle van de verkiezingsuitgaven voor de verkiezing van de provincieraden en de gemeenteraden, de districtsraden en voor de rechtstreekse verkiezing van de raden voor maatschappelijk welzijn niet naleeft.

Een lijstaanvoerder kan van zijn mandaat vervallen worden verklaard indien hij de bepalingen van artikel L4131-4 of de artikelen 3, § 1, en 7 van de wet van 7 juli 1994 betreffende de beperking en de controle van de verkiezingsuitgaven voor de verkiezing van de provincieraden en de gemeenteraden, de districtsraden en voor de rechtstreekse verkiezing van de raden voor maatschappelijk welzijn niet naleeft ».

B.2. De Raad van State vraagt of dat artikel de artikelen 10 en 11 van de Grondwet schendt, in zoverre het in de mogelijkheid voorziet om een verkozen kandidaat van zijn mandaat vervallen te verklaren wanneer die niet de bepalingen in verband met de beperking en de controle van de verkiezingsuitgaven in acht zou hebben genomen, terwijl een dergelijke mogelijkheid van sanctie niet bestaat ten aanzien van de verkozenen voor de parlementsverkiezingen.

Het staat niet aan het Hof om in het kader van deze prejudiciële vraag de proportionaliteit van de in het geding zijnde maatregel te toetsen aan andere grondwetsbepalingen.

B.3.1. Artikel 6, § 1, VIII, eerste lid, 4°, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, ingevoegd bij artikel 4 van de bijzondere wet van 13 juli 2001 « houdende overdracht van diverse bevoegdheden aan de gewesten en de gemeenschappen », vervolgens gewijzigd bij artikel 2 van de bijzondere wet van 25 april 2004, kent aan het Vlaamse en het Waalse Gewest de volgende bevoegdheid toe : « VIII. Wat de ondergeschikte besturen betreft : [...] 4° de verkiezing van de provinciale, gemeentelijke en binnengemeentelijke organen, alsook van de organen van de agglomeraties en federaties van gemeenten, met inbegrip van de controle op de hierop betrekking hebbende verkiezingsuitgaven en de herkomst van de geldmiddelen die daaraan zijn besteed : a) met uitzondering van de regelingen die krachtens de wet van 9 augustus 1988 tot wijziging van de gemeentewet, de gemeentekieswet, de organieke wet betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, de provinciewet, het Kieswetboek, de wet tot regeling van de provincieraadsverkiezingen en de wet tot regeling van de gelijktijdige parlements- en provincieraadsverkiezingen opgenomen zijn in de gemeentewet, de gemeentekieswet, de organieke wet betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, de provinciewet, het Kieswetboek, de wet tot regeling van de provincieraadsverkiezingen en de wet tot regeling van de gelijktijdige parlements- en provincieraadsverkiezingen, en b) met uitzondering van de exclusieve bevoegdheid van de Raad van State om bij wijze van arresten op de beroepen in hoogste aanleg uitspraak te doen in kiesrechtzaken;c) met dien verstande dat decreten en ordonnanties die als gevolg hebben dat de evenredigheid van de zetelverdeling in verhouding tot de verdeling der stemmen vermindert, moeten worden aangenomen met de in artikel 35, § 3, bedoelde meerderheid. De gewesten oefenen deze bevoegdheid uit, onverminderd de artikelen 5, tweede en derde lid, 23bis en 30bis van de gemeentekieswet, gecoördineerd op 4 augustus 1932, en de artikelen 2, § 2, vierde lid, 3bis, tweede lid, 3novies, tweede lid, en 5, derde lid, van de wet tot regeling van de provincieraadsverkiezingen; [...] ».

B.3.2. Op grond van die bepaling valt de controle van de verkiezingsuitgaven in verband met de verkiezing van de gemeentelijke organen onder de bevoegdheid van de gewesten.

B.4. Daaruit volgt dat, bij een vergelijking van de situatie van de gemeenteraadsleden met die van de federale parlementsleden, in de prejudiciële vraag een verschil in behandeling wordt bekritiseerd dat zijn oorsprong vindt in de toepassing van normen van verschillende wetgevers op personen die verschillende functies uitoefenen. Een zodanig verschil kan op zich niet worden geacht strijdig te zijn met het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie. Onverminderd de mogelijke toepassing van het evenredigheidsbeginsel bij de bevoegdheidsuitoefening, zou de autonomie die bij artikel 6, § 1, VIII, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 aan de gewesten is toegekend, geen betekenis hebben indien in analoge aangelegenheden een verschil in behandeling tussen adressaten van, enerzijds, federale regels en, anderzijds, gewestelijke regels als zodanig strijdig zou worden geacht met het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie.

B.5. De prejudiciële vraag dient ontkennend te worden beantwoord.

Om die redenen, het Hof zegt voor recht : Artikel L4131-5 van het Waalse Wetboek van de plaatselijke democratie en de decentralisatie schendt de artikelen 10 en 11 van de Grondwet niet.

Aldus uitgesproken in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989, op de openbare terechtzitting van 4 oktober 2007.

De griffier, P.-Y. Dutilleux.

De voorzitter, M. Melchior.

^