Etaamb.openjustice.be
Arrest
gepubliceerd op 14 januari 2008

Uittreksel uit arrest nr. 155/2007 van 19 december 2007 Rolnummer 4065 In zake : het beroep tot vernietiging van het decreet van het Waalse Gewest van 27 april 2006 tot wijziging van artikel 52 van het Wetboek der registratie-, hypotheek- e Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters M. Melchior en M. Bossuyt, en de rechter(...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2007203636
pub.
14/01/2008
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Uittreksel uit arrest nr. 155/2007 van 19 december 2007 Rolnummer 4065 In zake : het beroep tot vernietiging van het decreet van het Waalse Gewest van 27 april 2006 tot wijziging van artikel 52 van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten, ingesteld door de « Beroepsverening van de Vastgoedsector ».

Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters M. Melchior en M. Bossuyt, en de rechters E. De Groot, L. Lavrysen, J.-P. Snappe, E. Derycke en J. Spreutels, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter M. Melchior, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van het beroep en rechtspleging Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 6 november 2006 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 7 november 2006, heeft de « Beroepsverening van de Vastgoedsector », met zetel te 1000 Brussel, Violetstraat 43, beroep tot vernietiging ingesteld van het decreet van het Waalse Gewest van 27 april 2006 tot wijziging van artikel 52 van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 15 mei 2006). (...) II. In rechte (...) B.1. Het in het verzoekschrift uiteengezette middel is niet gericht tegen artikel 2 van het decreet van 27 april 2006 « tot wijziging van artikel 52 van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten ».

Het Hof beperkt bijgevolg zijn onderzoek tot artikel 1 van dat decreet.

Ten aanzien van de bestreden bepaling B.2.1. De verkoop van een in het Waalse Gewest gelegen onroerend goed is in principe onderworpen aan de betaling van een proportioneel registratierecht dat is vastgesteld op twaalf en een half procent (artikel 44 van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten, zoals het werd gewijzigd bij artikel 15, 2°, van het koninklijk besluit nr. 12 van 18 april 1967 « tot wijziging van het Wetboek der successierechten, van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten en van het Wetboek der zegelrechten » en bij artikel 40 van de wet van 30 maart 1994 « tot uitvoering van het globaal plan op het stuk van de fiscaliteit »).

Artikel 52 van het voormelde Wetboek - zoals het was geformuleerd na de opeenvolgende wijzigingen ervan bij artikel 3 van de wet van 30 mei 1949 « houdende wijzigingen van sommige bepalingen van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten », bij artikel 2 van het koninklijk besluit van 12 september 1957 « waardoor het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten, het Wetboek der successierechten, het Wetboek der zegelrechten, het Wetboek der met het zegel gelijkgestelde taksen en de door het besluit van de Regent van 15 januari 1948 samengeordende wetten betreffende de inkomstenbelastingen, in overeenstemming worden gebracht met de bepalingen van de wet van 27 juni 1956 tot wijziging en aanvulling van de wetgeving betreffende de huisvesting », bij artikel 55, tweede lid, van de wet van 22 juli 1970 « op de ruilverkaveling van landeigendommen uit kracht van de wet » en bij artikel 146 van de wet van 22 december 1989 « houdende fiscale bepalingen » - bepaalde : « Het recht wordt tot 1,50 t.h. verlaagd voor de verkopingen van woningen toegestaan door de Nationale Maatschappij voor de Huisvesting, de Nationale Landmaatschappij, de door hen of door de Gewestelijke Maatschappijen opgericht in uitvoering van de wet van 28 december 1984 tot afschaffing of herstructurering van sommige instellingen van openbaar nut erkende maatschappijen, de openbare besturen of de openbare instellingen, aan personen wie de door de Staat verleende aankooppremie ten goede komt.

Het gebeurlijk intrekken van die premie brengt voor den verkrijger de verplichting mede het verschuldigde recht tot het bij artikel 44 vastgesteld percentage te zuiveren ».

B.2.2. Artikel 1 van het decreet van 27 april 2006 vervangt het eerste lid van artikel 52 van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten door wat volgt : « Het recht wordt teruggebracht tot 0 % voor de verkopen van woningen toegestaan door een publiekrechtelijke rechtspersoon aan een natuurlijke persoon die in aanmerking komt voor de aankooppremie bedoeld in de Waalse Huisvestingscode ».

De premie waarvan sprake is in die bepaling is de « premie voor natuurlijke personen die voor hun rekening een woning kopen die is gebouwd of moet worden gebouwd en die toebehoort aan een publiekrechtelijk persoon », een premie die in het leven is geroepen bij artikel 2, § 1, van het besluit van de Waalse Regering van 21 januari 1999 « tot invoering van een premie voor de aankoop van een woning », dat zelf inzonderheid is gebaseerd op artikel 14, 1°, van de Waalse Huisvestingscode (Parl. St., Waals Parlement, 2005-2006, nr. 337/1, p. 2).

Ten aanzien van het belang B.3. De Grondwet en de bijzondere wet van 6 januari 1989 vereisen dat elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die een beroep tot vernietiging instelt, doet blijken van een belang. Van het vereiste belang doen slechts blijken de personen wier situatie door de bestreden norm rechtstreeks en ongunstig zou kunnen worden geraakt.

B.4.1. De verzoekende partij is een erkende Beroepsverening wier leden, volgens artikel 8 van haar statuten, in twee categorieën zijn onderverdeeld.

De « werkende leden » zijn handelsvennootschappen en natuurlijke personen waarvan de beroepsactiviteit bestaat in de ontwikkeling en verwezenlijking van urbanisatieplannen van gronden en plannen voor het optrekken van gebouwen en gedeelten van gebouwen of het investeren in zulke programma's of gebouwen. De « steunende leden, of ereleden » zijn handelsvennootschappen en natuurlijke personen die een beroepsactiviteit uitoefenen die verwant is met die van de werkende leden.

B.4.2. Een erkende beroepsvereniging heeft, krachtens artikel 10 van de wet van 31 maart 1898 op de beroepsverenigingen, de vereiste hoedanigheid om bepalingen aan te vechten die de collectieve belangen van haar leden rechtstreeks en ongunstig kunnen raken.

B.4.3. De verzoekende partij doet dus blijken van het vereiste belang om de vernietiging te vorderen van artikel 1 van het decreet van 27 april 2006, doordat de beroepsactiviteit en de financiële situatie van haar leden rechtstreeks en ongunstig kunnen worden geraakt door die bepaling, in zoverre ze de toekenning van een fiscaal voordeel uitsluit in geval van verkoop van een woning waarvan de bouw deel uitmaakt van de beroepsactiviteit van die leden, wanneer die verkoop geschiedt door een privaatrechtelijk rechtspersoon.

Ten gronde B.5. Uit de uiteenzetting van het enig middel blijkt dat het Hof wordt verzocht uitspraak te doen over de bestaanbaarheid met de artikelen 10, 11 en 172, eerste lid, van de Grondwet, van artikel 1 van het decreet van 27 april 2006, in zoverre het een verschil in behandeling zou invoeren tussen twee categorieën van rechtspersonen die een woning verkopen aan een natuurlijk persoon die de premie voor aankoop van een woning kan genieten bedoeld in artikel 2, § 1, van het besluit van de Waalse Regering van 21 januari 1999.

Elke publiekrechtelijke rechtspersoon zou een dergelijke verkoop kunnen sluiten, zonder dat die aanleiding geeft tot de inning van een proportioneel registratierecht, terwijl een privaatrechtelijk rechtspersoon een dergelijke verkoop niet tegen die voorwaarden zou kunnen sluiten.

B.6. Op het vlak van het huisvestingsbeleid, dat een centrale rol speelt in de welvaart en het economisch beleid van de moderne samenleving, dient het Hof, daarbij rekening houdend met de verplichting die op grond van artikel 23, derde lid, 3°, van de Grondwet voor de gewestwetgevers geldt om het recht op een behoorlijke huisvesting te waarborgen, het oordeel van die wetgevers betreffende het algemeen belang te eerbiedigen, tenzij dat oordeel kennelijk onredelijk is.

B.7. Het fiscale voordeel waarin de bestreden bepaling voorziet bij de verkoop van bepaalde woningen en dat neerkomt op een vrijstelling van het registratierecht, is afhankelijk van de voorwaarde dat de koper in aanmerking komt voor de aankooppremie bedoeld in het besluit van de Waalse Regering van 21 januari 1999. De bestreden maatregel streeft derhalve dezelfde doelstelling na als die premie, die in essentie erin bestaat de kans op het verwerven van een eigen woning te verhogen, met name voor de personen met een bescheiden inkomen en inzonderheid wanneer zij reeds huurder zijn van die woning. Enkel natuurlijke personen, met een inkomen dat een bepaald bedrag niet overschrijdt en die in de regel nog niet over een eigen woning beschikken, komen immers voor de aankooppremie, en bijgevolg ook voor de fiscale vrijstelling, in aanmerking.

De decreetgever vermocht te oordelen dat, om zijn doelstelling inzake huisvestingsbeleid te kunnen verwezenlijken, aan de financiële ondersteuning bestaande uit een aankooppremie een fiscale stimulans door middel van een vrijstelling van het registratierecht diende te worden toegevoegd.

Het behoort trouwens tot de beoordelingsbevoegdheid van de decreetgever om die financiële en fiscale stimuli op alle onroerende transacties toepasselijk te maken dan wel, zoals te dezen, ze tot een bepaald segment van de vastgoedmarkt, dat van de verkopen door een publiekrechtelijke rechtspersoon, te beperken.

B.8. Het enig middel is niet gegrond.

Om die redenen, het Hof verwerpt het beroep.

Aldus uitgesproken in het Frans, het Nederlands en het Duits, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989, op de openbare terechtzitting van 19 december 2007.

De griffier, P.-Y. Dutilleux.

De voorzitter, M. Melchior.

^