Etaamb.openjustice.be
Arrest
gepubliceerd op 27 januari 2009

Uittreksel uit arrest nr. 158/2008 van 6 november 2008 Rolnummer 4507 In zake : de vordering tot schorsing van het decreet van de Franse Gemeenschap van 25 april 2008 tot vaststelling van de voorwaarden om te kunnen voldoen aan de leerplich Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters M. Melchior en M. Bossuyt, en de rechter(...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2008204739
pub.
27/01/2009
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Uittreksel uit arrest nr. 158/2008 van 6 november 2008 Rolnummer 4507 In zake : de vordering tot schorsing van het decreet van de Franse Gemeenschap van 25 april 2008 tot vaststelling van de voorwaarden om te kunnen voldoen aan de leerplicht buiten het onderwijs georganiseerd of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap, ingesteld door de vzw « Ecole Notre-Dame de la Sainte-Espérance » en anderen.

Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters M. Melchior en M. Bossuyt, en de rechters R. Henneuse, E. De Groot, L. Lavrysen, A. Alen, J.-P. Snappe, J.-P. Moerman, E. Derycke en J. Spreutels, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter M. Melchior, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de vordering en rechtspleging Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 29 augustus 2008 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 1 september 2008, is een vordering tot schorsing ingesteld van het decreet van de Franse Gemeenschap van 25 april 2008 tot vaststelling van de voorwaarden om te kunnen voldoen aan de leerplicht buiten het onderwijs georganiseerd of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 12 juni 2008), door de vzw « Ecole Notre-Dame de la Sainte-Espérance », met maatschappelijke zetel te 1050 Brussel, Eendrachtsstraat 37, de vzw « Schola Nova », met maatschappelijke zetel te 1315 Incourt, rue de Brombais 11, Serge Bya en Ysabel Martinez Ovando, wonende te 1348 Louvain-la-Neuve, Cour de la Ciboulette 17/102, François Croonen en Marie Brabant, wonende te 1160 Brussel, Guillaume Dekelverstraat 49, Clothilde Coppieters de Gibson, wonende te 7911 Oeudeghien, Chaussée de Brunehaut 48, Alain Mossay en Catherine Frankart, wonende te 6900 Marche-en-Famenne, rue Hubert Gouverneur 17, Etienne Cassart en Sophie Adam, wonende te 6690 Vielsalm, Cahay 96, Jean-Claude Verduyckt en Yolande Garcia Palacios, wonende te 6470 Sautin, Les Bruyères 1, Jérémie Detournay en Sophie Calonne, wonende te 7880 Vloesberg, Potterée 9, Luc Lejoly en Vinciane Devuyst, wonende te 5020 Malonne, Basses-Calenges 3, Blair Bonin en Dina Gautreaux, wonende te 1348 Louvain-la-Neuve, rue du Bassinia 22, Pierre Wathelet en Ingrid Van den Perreboom, wonende te 4020 Luik, rue de Porto 51, en Dominique Buffet en Mélanie Ducamp, wonende te 5600 Roly, place Saint-Denis 3.

Bij hetzelfde verzoekschrift vorderen de verzoekende partijen eveneens de vernietiging van hetzelfde decreet. (...) II. In rechte (...) Ten aanzien van de bestreden bepalingen B.1.1. De vordering tot schorsing is gericht tegen het decreet van de Franse Gemeenschap van 25 april 2008 tot vaststelling van de voorwaarden om te kunnen voldoen aan de leerplicht buiten het onderwijs georganiseerd of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap (hierna : decreet van 25 april 2008).

B.1.2. Dat decreet voert voor dat type van onderwijs een regeling in die ertoe strekt « het mogelijk te maken de minderjarigen hun recht op kwalitatief onderwijs te waarborgen, hetgeen de invoering veronderstelt van doeltreffende procedures om de leerplicht te controleren, alsook van referentienormen » (Parl. St., Parlement van de Franse Gemeenschap, 2007-2008, nr. 521/1, p. 3), en « het beginsel van de vrijheid van onderwijs verankerd in artikel 24 van de Grondwet, in acht te nemen » (ibid. ).

In dat perspectief onderscheidt het ontwerp twee onderwijstypes naast datgene dat door de Gemeenschap wordt ingericht of gesubsidieerd : « In de eerste plaats wordt erin voorzien dat de minderjarigen die onderwijs volgen in een inrichting die een diploma kan uitreiken dat gelijkwaardig is aan die welke in de Franse Gemeenschap worden uitgereikt, voldoen aan de leerplicht wanneer zij de administratie hebben ingelicht over hun inschrijving in die inrichting. Dat is het geval voor de inrichtingen die ressorteren onder een van de andere gemeenschappen of die waarvan de gelijkwaardigheid is erkend. Een andere hypothese beoogt de inrichtingen die, zonder die gelijkwaardigheid te genieten, kunnen leiden tot de uitreiking van een buitenlands diploma. In dat geval zal de Regering moeten erkennen dat hun schoolbezoek toelaat aan de leerplicht te voldoen.

Alle andere vormen van onderwijs, zelfs collectief, vallen onder het huisonderwijs en zijn in die zin onderworpen aan specifieke bepalingen : verplichting om zich te onderwerpen aan de controle van het studieniveau en deel te nemen aan de door de Franse Gemeenschap georganiseerde proeven voor het behalen van een getuigschrift » (ibid. ).

B.2.1. Om te voldoen aan de vereisten van artikel 6 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 moeten de middelen van het verzoekschrift te kennen geven welke van de regels waarvan het Hof de naleving waarborgt, zouden zijn geschonden, alsook welke de bepalingen zijn die deze regels zouden schenden, en uiteenzetten in welk opzicht die regels door de bedoelde bepalingen zouden zijn geschonden.

Die bepaling vereist derhalve dat de verzoekende partijen zelf aangeven welke de artikelen zijn die volgens hen een schending uitmaken van de in de middelen uiteengezette normen waarvan het Hof de naleving verzekert.

B.2.2. Hoewel de verzoekende partijen de schorsing en volledige vernietiging van het decreet van 25 april 2008 vorderen, lijkt uit de uiteenzetting van de middelen van het verzoekschrift evenwel te kunnen worden afgeleid dat die alleen zijn gericht tegen sommige bepalingen van het decreet, namelijk de artikelen 3, eerste lid, 3°, en het tweede tot het vierde lid, 5, 11, 13 tot 15 en 17 tot 21 van het decreet van 25 april 2008.

Het Hof beperkt zijn onderzoek derhalve tot die bepalingen.

B.3.1. Artikel 3 van het decreet van 25 april 2008 bepaalt : « Geacht worden aan de leerplicht te voldoen de minderjarige leerlingen die ingeschreven zijn in een schoolinrichting : 1° ingericht, gesubsidieerd of erkend door een andere gemeenschap;2° waarvan het onderwijs tot het behalen van een bekwaamheidsbewijs kan leiden dat gelijkwaardig kan worden verklaard bij wijze van algemene bepaling met toepassing van de wet van 19 maart 1971 betreffende de gelijkwaardigheid van de buitenlandse diploma's en studiegetuigschriften;3° waarvan het onderwijs tot het behalen van een diploma of een getuigschrift bekomen onder een buitenlands stelsel kan leiden en waarvan het onderwijs erkend is door de Regering, op aanvraag van de inrichting of de personen die verantwoordelijk is/zijn voor de minderjarige leerling onderworpen aan de leerplicht, dat het mogelijk maakt om de leerplicht te voldoen. Voor de toepassing van het 3° van het vorige lid, controleert de Regering dat het verstrekte onderwijs van gelijkwaardig niveau is aan dat verstrekt in de Franse Gemeenschap, dat het in overeenstemming is met titel II van de Grondwet en in geen enkel opzicht waarden vooropstelt die klaarblijkelijk onverenigbaar zijn met het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, getekend te Rome, op 4 november 1950.

De Regering baseert haar beslissing op de studieprogramma's gevolgd binnen de inrichting.

Wanneer de Regering acht dat het verstrekte onderwijs niet toelaat aan de leerplicht te voldoen, wordt van de beslissing kennisgegeven aan de natuurlijke of rechtspersoon die verantwoordelijk is voor de inrichting alsook aan de verantwoordelijke personen die de leerplichtige minderjarige ingeschreven hebben in deze inrichting ».

B.3.2. Artikel 5 van het decreet van 25 april 2008 bepaalt : « Ressorteren onder het huisonderwijs, de minderjarigen die onderworpen zijn aan de leerplicht die noch ingeschreven zijn in een schoolinrichting ingericht of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap noch ingeschreven in een inrichting bedoeld bij artikel 3 ».

B.3.3. Artikel 11 van het decreet van 25 april 2008 bepaalt : « De Algemene Inspectiedienst wordt belast met de controle van het studieniveau in het kader van het huisonderwijs. Hij zorgt ervoor dat het verstrekte onderwijs de leerplichtige minderjarige de mogelijkheid biedt een studieniveau te verwerven dat gelijkwaardig is aan het referentiesysteem voor de basisvaardigheden, de eindvaardigheden, de vereiste gemeenschappelijke kennis en de minimale vaardigheden bedoeld, respectief, bij de artikelen 16 en 25 of 35 van het decreet van 24 juli 1997 dat de prioritaire taken bepaalt van het basisonderwijs en van het secundair onderwijs en de structuren organiseert die het mogelijk maken ze uit te voeren.

De Algemene Inspectiedienst zorgt eveneens ervoor dat het verstrekte onderwijs de doelstellingen nastreeft die zijn bepaald in artikel 6 van het decreet van 24 juli 1997 dat de prioritaire taken bepaalt van het basisonderwijs en van het secondair onderwijs en de structuren organiseert die het mogelijk maken ze uit te voeren, dat het in overeenstemming is met titel II van de Grondwet en in geen enkel opzicht waarden vooropstelt die klaarblijkelijk onverenigbaar zijn met het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, getekend te Rome, op 4 november 1950 ».

B.3.4. Artikel 13 van het decreet van 25 april 2008 bepaalt : « De verantwoordelijke personen bezorgen de Algemene Inspectiedienst de documenten waarop het huisonderwijs steunt. In de zin van dit artikel, wordt onder ' documenten ' onder meer verstaan de gebruikte schoolboeken, het opgebouwde en gebruikte pedagogisch materiaal, de fardes en schoolboeken, de geschreven producties van de leerplichtige minderjarige, een individueel opleidingsplan ».

B.3.5. Artikel 14 van het decreet van 25 april 2008 bepaalt : « De Algemene Inspectiedienst kan elk ogenblik overgaan tot de controle van het studieniveau, op eigen initiatief of op aanvraag van de Regering of van de Commissie, en baseert zijn controle op de vernomen feiten namelijk via de ontleding van de documenten bedoeld bij artikel 13 en op de ondervraging van de leerlingen.

Er gebeuren, nochtans, controles minstens gedurende de jaren waarin de leerplichtige minderjarige de leeftijd van acht en tien jaar bereikt.

De Algemene Inspectiedienst bepaalt de datum voor de controle en geeft er kennis van aan de verantwoordelijke personen minstens een maand op voorhand ».

B.3.6. Artikel 15 van het decreet van 25 april 2008 bepaalt : « De Algemene Inspectiedienst organiseert de controle van het studieniveau op individuele basis of voor het geheel van de leerplichtige minderjarigen die thuis les volgen, gedomicilieerd in eenzelfde zone in de zin van artikel 13 van het decreet van 14 maart 1995 tot bevordering van het welslagen in de basisscholen en artikel 1 van het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 15 maart 1993 tot vaststelling van de verplichtingen tot overleg tussen gelijkaardige inrichtingen in het secundair onderwijs met volledig leerplan ».

B.3.7. Artikel 17 van het decreet van 25 april 2008 bepaalt : « Na de controle van het studieniveau, stelt de Algemene Inspectiedienst een verslag op en brengt een advies uit over de overeenstemming met artikel 11 van het ten huize verstrekte onderwijs.

Aan de verantwoordelijke personen wordt kennisgegeven van het verslag en het advies. Ze kunnen, binnen de tien dagen van de kennisgeving, schriftelijk hun opmerkingen aan de Commissie mededelen.

Het advies van de Algemene Inspectiedienst wordt ten laatste gedurende de maand die volgt op de datum van de controle aan de Commissie overgezonden.

In geval van een negatieve beslissing, wordt een nieuwe controle uitgeoefend, volgens dezelfde nadere regels, minimum twee maanden en maximum vier maanden na de kennisgeving van de beslissing. Indien de Algemene Inspectiedienst acht dat het ten huize verstrekte onderwijs nog steeds niet in overeenstemming is met artikel 11, besluit hij zijn verslag met een advies over de nadere regels voor de integratie van de leerplichtige minderjarige in een schoolinrichting ingericht of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap. De verantwoordelijke personen kunnen hun opmerkingen laten gelden overeenkomstig het eerste lid.

Indien, na de tweede controle, de Commissie beslist dat het studieniveau niet in overeenstemming is met artikel 11, schrijven de verantwoordelijke personen de leerplichtige minderjarige in een schoolinrichting ingericht of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap of in een inrichting bedoeld bij artikel 3.

De Commissie bepaalt, voor het gewoon onderwijs, en met inachtneming van het zesde lid, voor het bijzonder secundair onderwijs van vorm 4, de vorm, de afdeling en het studiejaar waarvoor de leerplichtige minderjarige ingeschreven moet worden.

Wanneer het advies van de Algemene Inspectiedienst tot de integratie besluit van de leerplichtige minderjarige in het bijzonder onderwijs, wordt van dit advies kennisgegeven aan de verantwoordelijke personen die bezwaar kunnen indienen tegen deze integratie bij de Commissie binnen de vijftien dagen van de kennisgeving van het advies. In geval van instemming of gebrek aan bezwaar binnen de termijn, laten de verantwoordelijke personen het medisch onderzoek, het psychologisch onderzoek, het pedagogisch examen en de sociale studie bedoeld bij artikel 12, § 1, van het decreet van 3 maart 2004 houdende organisatie van het bijzonder onderwijs uitvoeren. Het verslag van deze wordt aan de Commissie overgezonden, die daarna een beslissing neemt.

De Commissie bepaalt, voor het [bijzonder] onderwijs, het type en, desnoods, de vorm alsook de maturiteitsgraad of de fase waarvoor de leerplichtige minderjarige ingeschreven moet worden.

Voor de toepassing van de vijfde en zevende leden, kan de Commissie afwijken van de toelatingsvoorwaarden. Haar beslissing rust op de leeftijd alsook de vaardigheden en de verworven kennis van de leerplichtige minderjarige ».

B.3.8. Artikel 18 van het decreet van 25 april 2008 bepaalt : « Ten laatste gedurende het schooljaar waarin hij de leeftijd van twaalf jaar zal bereiken, schrijven de verantwoordelijke personen de leerplichtige minderjarige die thuis les volgt, in voor de gemeenschappelijke externe proef ingericht voor het behalen van het getuigschrift van basisonderwijs krachtens het decreet van 2 juni 2006 betreffende de externe evaluatie van de verworven kennis van leerlingen van het leerplichtonderwijs en het getuigschrift van basisonderwijs na het lager onderwijs ».

B.3.9. Artikel 19 van het decreet van 25 april 2008 bepaalt : « Ten laatste gedurende het schooljaar waarin hij de leeftijd van veertien jaar zal bereiken, schrijven de verantwoordelijke personen de leerplichtige minderjarige die thuis les volgt, in voor de examens ingericht voor het behalen van de oriëntatieattesten voor de eerste graad krachtens het decreet van 12 mei 2004 houdende de organisatie van de examencommissie van de Franse Gemeenschap voor het secundair onderwijs ».

B.3.10. Artikel 20 van het decreet van 25 april 2008 bepaalt : « Ten laatste gedurende het schooljaar waarin hij de leeftijd van zestien jaar zal bereiken, schrijven de verantwoordelijke personen de leerplichtige minderjarige die thuis les volgt, in voor de examens ingericht voor het behalen van de oriëntatieattesten voor de tweede graad krachtens het decreet van 12 mei 2004 houdende de organisatie van de examencommissie van de Franse Gemeenschap voor het secundair onderwijs ».

B.3.11. Artikel 21 van het decreet van 25 april 2008 bepaalt : « De verantwoordelijke personen schrijven de leerplichtige minderjarige die onder het ten huize verstrekte onderwijs ressorteert, in in een schoolinrichting ingericht of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap of in een inrichting bedoeld bij artikel 3, indien hij het getuigschrift of de attesten niet verkregen heeft met inachtneming van de voorwaarden bedoeld bij de artikelen 18 tot 20.

Voor het gewoon onderwijs en voor het [bijzonder] secundair onderwijs van vorm 4, bepaalt de Commissie de vorm, de afdeling en het studiejaar waarvoor de leerplichtige minderjarige ingeschreven moet worden.

De Commissie bepaalt, voor het [bijzonder] onderwijs, het type en, desnoods, de vorm alsook de maturiteitsgraad of de fase waarvoor de leerplichtige minderjarige ingeschreven moet worden.

Voor de toepassing van de tweede en derde leden, kan de Commissie afwijken van de toelatingsvoorwaarden volgens dezelfde nadere regels als deze bepaald bij artikel 17, laatste lid.

Indien de Commissie acht onvoldoende ingelicht te zijn, kan ze de Algemene Inspectiedienst verzoeken om een verslag op te stellen zoals bedoeld bij artikel 17, derde lid. Wanneer dit verslag tot de integratie in het bijzonder onderwijs besluit, zijn de formaliteiten bedoeld bij artikel 17, zesde lid, van toepassing.

Indien de verantwoordelijke personen zich een inschrijving van de leerplichtige minderjarige in het [bijzonder] onderwijs voornemen, brengen ze er de Commissie op de hoogte van binnen de vijftien dagen die volgen op de proclamatie van de resultaten of de beslissing tot niet-toekenning van het getuigschrift van basisonderwijs en laten de examens bedoeld bij artikel 12, § 1, van het decreet van 3 maart 2004 houdende organisatie van het bijzonder onderwijs geschieden. Het verslag over deze examens wordt aan de Commissie overgezonden.

In geval van beroep tegen de beslissing tot niet-uitreiking van het getuigschrift van basisonderwijs, neemt de termijn voor de berichtgeving aan de Commissie bedoeld in het vorige lid een aanvang de dag van de kennisgeving van de beslissing van de Raad van beroep ».

Ten aanzien van het belang B.4.1. Aangezien de vordering tot schorsing ondergeschikt is aan het beroep tot vernietiging, dient de ontvankelijkheid van het beroep, inzonderheid het voorhanden zijn van het vereiste belang bij het instellen ervan, reeds bij het onderzoek van de vordering tot schorsing te worden betrokken.

B.4.2. De Grondwet en de bijzondere wet van 6 januari 1989 vereisen dat elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die een beroep tot vernietiging instelt, doet blijken van een belang. Van het vereiste belang doen slechts blijken de personen wier situatie door de bestreden norm rechtstreeks en ongunstig zou kunnen worden geraakt.

B.5.1. De verzoekende partijen zijn, enerzijds, twee verenigingen zonder winstoogmerk, namelijk onderwijsinrichtingen die niet door de overheid worden gesubsidieerd en, anderzijds, de ouders van een kind dat onderwijs volgt in een dergelijke inrichting, de ouder van kinderen die in Frankrijk onderwijs volgen in vrije scholen buiten overeenkomst en ouders die aan hun kind huisonderwijs verstrekken.

De verzoekende partijen kunnen derhalve rechtstreeks en ongunstig in hun situatie worden geraakt door de in B.3 vermelde bepalingen van het decreet van 25 april 2008 waarin de voorwaarden worden vastgelegd waaronder het onderwijs buiten het door de Gemeenschap ingerichte of gesubsidieerde onderwijs kan worden ingericht, met name door dat onderwijs te onderwerpen aan een controle en de kinderen die dat type van onderwijs volgen, te laten evalueren.

B.5.2. De Ministerraad betwist de ontvankelijkheid van het beroep tot vernietiging en bijgevolg van de vordering tot schorsing ten aanzien van de vzw « Schola Nova » in zoverre de beslissing om het beroep in te stellen, zou zijn genomen door een « buitengewone algemene vergadering » en niet door de raad van bestuur, die als enige bevoegd is om het beroep in te stellen.

Uit de bijlagen van het verzoekschrift blijkt dat, hoewel een buitengewone algemene vergadering op 13 juni 2008 de beslissing heeft genomen om het beroep in te dienen, die beslissing evenwel is bevestigd op 25 augustus 2008 door de raad van bestuur, binnen de termijn voor het indienen van de vordering tot schorsing, vooraleer het beroep tot vernietiging en de vordering tot schorsing bij het Hof zijn ingediend.

B.5.3. Uit het beperkte onderzoek van de ontvankelijkheid van het beroep tot vernietiging waartoe het Hof in het kader van de vordering tot schorsing is kunnen overgaan, blijkt in het huidige stadium van de rechtspleging niet dat het beroep tot vernietiging - en dus de vordering tot schorsing - onontvankelijk moet worden geacht.

Ten aanzien van de grondvoorwaarden van de vordering tot schorsing B.6. Naar luid van artikel 20, 1°, van de bijzondere wet van 6 januari 1989 dient aan twee grondvoorwaarden te zijn voldaan opdat tot schorsing kan worden besloten : - de middelen die worden aangevoerd, moeten ernstig zijn; - de onmiddellijke uitvoering van de bestreden maatregel moet een moeilijk te herstellen ernstig nadeel kunnen berokkenen.

Daar de twee voorwaarden cumulatief zijn, leidt de vaststelling dat één van die voorwaarden niet is vervuld tot verwerping van de vordering tot schorsing.

Ten aanzien van het moeilijk te herstellen ernstig nadeel B.7. Een schorsing door het Hof moet het mogelijk maken om te vermijden dat de verzoekers een ernstig nadeel lijden door de onmiddellijke toepassing van de bestreden normen, een nadeel dat in geval van een eventuele vernietiging niet of moeilijk zou kunnen worden hersteld.

B.8. Als moeilijk te herstellen ernstig nadeel voeren de verzoekende partijen de nadelige gevolgen aan van de verplichte inschrijving van de kinderen in een door de Gemeenschap ingerichte of gesubsidieerde inrichting naar aanleiding van twee opeenvolgende controles die op elk ogenblik kunnen plaatshebben en elkaar opvolgen binnen een termijn van twee tot vier maanden, met negatieve adviezen, of in geval van niet-slagen voor de proeven voor het behalen van een getuigschrift.

De verzoekende partijen zijn van mening dat die verplichte verandering van onderwijstype zou leiden tot verstoringen op het vlak van de onderwezen materies, alsook op pedagogisch vlak, en tot een verstoring van het school- en gezinsleven, zonder dat rekening wordt gehouden met de specifieke kenmerken van het in een private of gesubsidieerde inrichting verstrekte onderwijs ten opzichte van het eigenlijke huisonderwijs. Wanneer de kinderen de lessen volledig of gedeeltelijk in een andere taal dan het Frans volgen, zouden zij ten slotte niet alleen van studieprogramma moeten veranderen, maar tevens van taal waarin het onderwijs wordt verstrekt, wat voor hen ernstige verstoringen met zich zou kunnen meebrengen.

B.9. De verplichte inschrijving in een onderwijsinrichting komt alleen voor, enerzijds, in geval van twee opeenvolgende negatieve controles van het studieniveau (artikel 17, vierde lid, van het decreet van 25 april 2008) of, anderzijds, wanneer het kind niet slaagt voor de proeven of examens bedoeld in de artikelen 18 tot 20 van het decreet (artikel 21, eerste lid, van het decreet van 25 april 2008).

In de veronderstelling dat het aangevoerde nadeel vaststaat, zou een eventuele schorsing bijgevolg alleen betrekking kunnen hebben op de artikelen 17, vierde lid, en 21, eerste lid, van het decreet van 25 april 2008, waartoe het Hof zijn onderzoek in dit stadium van de rechtspleging beperkt.

B.10.1. Wat de controle van het studieniveau betreft, dient te worden vastgesteld dat de Algemene Inspectie minstens één maand vóór de datum van de controle hiervan kennis dient te geven aan de verantwoordelijke personen (artikel 14, derde lid, van het decreet van 25 april 2008).

Na de controle van het studieniveau, stelt de Algemene Inspectiedienst binnen de maand een verslag op en brengt een advies uit over de overeenstemming met artikel 11 van het ten huize verstrekte onderwijs.

Van het controleverslag en het advies over de overeenstemming met artikel 11 van het decreet wordt kennisgegeven aan de verantwoordelijke personen die, binnen tien dagen na de kennisgeving, hun opmerkingen schriftelijk kunnen meedelen aan de Commissie voor het huisonderwijs, die zich hierover uitspreekt (artikel 17, eerste en tweede lid, van het decreet van 25 april 2008).

In geval van een negatieve beslissing heeft een nieuwe controle plaats, volgens dezelfde regels, minstens twee maanden en hoogstens vier maanden na de kennisgeving van die beslissing; indien de beslissing opnieuw negatief is, beschikken de verantwoordelijke personen opnieuw over de mogelijkheid hun opmerkingen schriftelijk mee te delen binnen tien dagen na de kennisgeving (artikel 17, derde lid, van het decreet van 25 april 2008).

In geval van een tweede negatieve beslissing van de Commissie beschikken de verantwoordelijke personen over vijftien dagen vanaf de kennisgeving van de beslissing van de Commissie om beroep in te stellen bij de Regering. De Regering beschikt over één maand om zich uit te spreken over het beroep (artikelen 23 en 24 van het decreet van 25 april 2008).

Alleen wanneer de Regering het beroep tegen een tweede negatieve beslissing van de Commissie verwerpt, moeten de verantwoordelijke personen de leerplichtige minderjarige inschrijven in een door de Gemeenschap ingerichte of gesubsidieerde inrichting of in een inrichting bedoeld in artikel 3 van het decreet (artikel 17, vierde lid, van het decreet van 25 april 2008), om een einde te maken aan een situatie van « ontoereikende scholing » (Parl. St., Parlement van de Franse Gemeenschap, 2007-2008, nr. 521/1, p. 6).

B.10.2. Uit hetgeen voorafgaat, vloeit voort dat de procedure ten minste acht maanden in beslag neemt.

B.10.3. Uit het antwoord op de door het Hof gestelde vraag blijkt dat geen van de verzoekende partijen - natuurlijke personen - die aan hun kind huisonderwijs verstrekken of laten verstrekken, met toepassing van artikel 14, derde lid, van het decreet van 25 april 2008, van de Algemene Inspectiedienst kennis heeft gekregen van de datum van een controle van het studieniveau.

B.10.4. Overeenkomstig artikel 109 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 dient het Hof uitspraak te doen binnen maximaal twaalf maanden na de indiening van het beroep tot vernietiging.

Uit wat voorafgaat vloeit voort dat het arrest van het Hof op het beroep tot vernietiging zal worden uitgesproken vooraleer een eventuele procedure jegens de verzoekende partijen ertoe zou kunnen leiden dat zij, met toepassing van artikel 17, vierde lid, van het decreet van 25 april 2008, als verantwoordelijke personen hun kinderen zouden moeten inschrijven in een door de Gemeenschap ingerichte of gesubsidieerde inrichting of in een inrichting bedoeld in artikel 3 van het decreet van 25 april 2008.

De schorsing van de aangevochten norm is, wat artikel 17, vierde lid, van het decreet betreft, niet noodzakelijk om het in B.8 bedoelde nadeel voor de verzoekende partijen te vermijden.

B.11.1. Wat de vereiste inzake het behalen van een getuigschrift betreft, voorzien de artikelen 18 tot 20 van het decreet van 25 april 2008 erin dat het kind dat huisonderwijs volgt, wordt ingeschreven voor verschillende proeven; indien het kind niet slaagt voor die proeven, zal het moeten worden ingeschreven in een door de Gemeenschap ingerichte of gesubsidieerde inrichting of in een inrichting bedoeld in artikel 3 van het decreet (artikel 21, eerste lid, van het decreet van 25 april 2008).

B.11.2. Artikel 18 van het decreet van 25 april 2008 bepaalt dat het kind dat huisonderwijs volgt uiterlijk het schooljaar waarin het de leeftijd van twaalf jaar bereikt, zal moeten worden ingeschreven voor de gemeenschappelijke externe proef ingericht voor het behalen van het getuigschrift van basisonderwijs krachtens het decreet van 2 juni 2006 betreffende de externe evaluatie van de verworven kennis van leerlingen van het leerplichtonderwijs en het getuigschrift van basisonderwijs na het lager onderwijs.

Krachtens artikel 4 van het besluit van de Franse Gemeenschapsregering van 15 september 2006 houdende bepaling van de nadere regels voor de inschrijving voor, het afleggen van en de verbetering van de gemeenschappelijke externe proef tot toekenning van het getuigschrift van basisonderwijs en van de vorm van het getuigschrift van basisonderwijs heeft die proef plaats vanaf 15 juni of vanaf de eerste maandag die volgt op 15 juni.

B.11.3. Artikel 19 van het bestreden decreet bepaalt dat het kind dat huisonderwijs volgt uiterlijk gedurende het schooljaar waarin het de leeftijd van veertien jaar bereikt, moet worden ingeschreven voor de examens ingericht voor het behalen van oriëntatieattesten voor de eerste graad krachtens het decreet van 12 mei 2004 houdende de organisatie van de examencommissie van de Franse Gemeenschap voor het Secundair Onderwijs.

Artikel 20 van het bestreden decreet bepaalt dat het kind dat huisonderwijs volgt uiterlijk gedurende het schooljaar waarin het de leeftijd van zestien jaar bereikt, moet worden ingeschreven voor de examens ingericht voor het behalen van de oriëntatieattesten voor de tweede graad krachtens het voormelde decreet van 12 mei 2004.

Krachtens artikel 8 van het voormelde decreet van 12 mei 2004 worden die proeven in twee zittijden georganiseerd, waarvan de tweede eindigt op 30 juni.

B.11.4. Zonder dat het nodig is zich uit te spreken over de vraag of het aangevoerde nadeel wanneer het kind niet slaagt voor die proeven, een moeilijk te herstellen ernstig nadeel is in de zin van artikel 20, 1°, van de bijzondere wet van 6 januari 1989, vertoont het alleszins niet het dringende karakter dat een schorsing zou kunnen verantwoorden, aangezien de in de artikelen 18 tot 20 van het decreet bedoelde proeven pas op het einde van het schooljaar plaatshebben, zodat het Hof uitspraak zal kunnen doen over het beroep tot vernietiging nog vóór het eventuele niet-slagen van het kind gevolgen heeft.

B.12. Uit wat voorafgaat volgt dat de vordering tot schorsing dient te worden verworpen.

Om die redenen, het Hof verwerpt de vordering tot schorsing.

Aldus uitgesproken in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989, op de openbare terechtzitting van 6 november 2008.

De griffier, P.-Y. Dutilleux.

De voorzitter, M. Melchior.

^