Etaamb.openjustice.be
Arrest
gepubliceerd op 06 augustus 2009

Uittreksel uit arrest nr. 85/2009 van 14 mei 2009 Rolnummer 4550 In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 23 van het Wetboek van de Belgische nationaliteit, gesteld door het Hof van Beroep te Brussel. Het Grondwettelijk Hof, I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging

bron
grondwettelijk hof
numac
2009203594
pub.
06/08/2009
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Uittreksel uit arrest nr. 85/2009 van 14 mei 2009 Rolnummer 4550 In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 23 van het Wetboek van de Belgische nationaliteit, gesteld door het Hof van Beroep te Brussel.

Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters M. Melchior en M. Bossuyt, en de rechters P. Martens, R. Henneuse, E. De Groot, L. Lavrysen, A. Alen, J.-P. Snappe, E. Derycke en J. Spreutels, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter M. Melchior, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging Bij arrest van 3 november 2008 in zake de procureur-generaal tegen A. E.-H., waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 6 november 2008, heeft het Hof van Beroep te Brussel de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 23 van het Wetboek van de Belgische nationaliteit de artikelen 10 en 11 van de Grondwet in zoverre het enkel de Belgen die hun nationaliteit hebben verkregen van een ouder die Belg was op de dag van hun geboorte en de Belgen wier nationaliteit werd toegekend op grond van artikel 11, en niet de Belgen die op basis van artikel 12bis, § 1, 1°, van het Wetboek van de Belgische nationaliteit de Belgische nationaliteit hebben verkregen, die dus in België zijn geboren en er sedert hun geboorte hun hoofdverblijf hebben gehad, uitsluit van de mogelijkheid van de Belgische nationaliteit vervallen te worden verklaard, indien zij ernstig tekortschieten in hun verplichtingen als Belgische burger ? ». (...) III. In rechte (...) B.1.1. Het Hof wordt ondervraagd over artikel 23 van het Wetboek van de Belgische nationaliteit, dat bepaalt : « § 1. De Belgen die hun nationaliteit niet hebben verkregen van een ouder die Belg was op de dag van hun geboorte en de Belgen wier nationaliteit niet werd toegekend op grond van artikel 11, kunnen van de Belgische nationaliteit vervallen worden verklaard : 1° indien zij de Belgische nationaliteit hebben verkregen op grond van feiten die zij op een verdraaide manier hebben voorgesteld of die ze hebben achtergehouden, of op grond van valse verklaringen of valse of vervalste documenten die van doorslaggevend belang zijn geweest bij de beslissing tot toekenning van de nationaliteit;2° indien zij ernstig tekortkomen aan hun verplichtingen als Belgische burger. § 2. De vervallenverklaring wordt gevorderd door het openbaar ministerie. De ten laste gelegde tekortkomingen worden in het dagvaardingsexploot nauwkeurig omschreven. § 3. De vordering tot vervallenverklaring wordt vervolgd voor het hof van beroep van de hoofdverblijfplaats in België van de verweerder of, bij gebreke daarvan, voor het hof van beroep te Brussel. [...] ».

B.1.2. Uit het arrest waarin het Hof wordt ondervraagd, blijkt dat de voor het verwijzende rechtscollege hangende vordering tot vervallenverklaring betrekking heeft op een Belg die tevens een andere nationaliteit heeft en is gebaseerd op het tweede geval vervat in paragraaf 1 van artikel 23. Het Hof beperkt zijn onderzoek tot dat geval.

B.2.1. De prejudiciële vraag heeft betrekking op het verschil in behandeling dat bij de voormelde bepaling tussen twee categorieën van Belgen wordt gecreëerd : enerzijds, diegenen die hun nationaliteit hebben verkregen van een ouder die Belg was op de dag van hun geboorte, alsook diegenen aan wie de Belgische nationaliteit is toegekend met toepassing van artikel 11 van het Wetboek, die niet van de nationaliteit vervallen kunnen worden verklaard; anderzijds, diegenen die de Belgische nationaliteit met toepassing van artikel 12bis, § 1, 1°, van het Wetboek hebben verkregen, die van de nationaliteit vervallen kunnen worden verklaard.

B.2.2. Aan de Belgen die hun nationaliteit hebben verkregen van een ouder die Belg was op de dag van hun geboorte, is de Belgische nationaliteit toegekend met toepassing van artikel 8 of artikel 9 van het Wetboek die voorzien in de toekenning van de nationaliteit aan de kinderen die uit een Belgische ouder zijn geboren of door een Belg zijn geadopteerd.

B.2.3. Krachtens artikel 11 van het Wetboek wordt de Belgische nationaliteit automatisch toegekend aan de kinderen die in België zijn geboren uit buitenlandse ouders indien een van hen eveneens in België is geboren en er gedurende vijf jaar in de loop van de tien jaren voorafgaand aan de geboorte zijn hoofdverblijfplaats heeft gehad.

Hetzelfde geldt voor de kinderen die in België zijn geboren en geadopteerd door een vreemdeling die zelf in België is geboren en aan dezelfde verblijfsvoorwaarde voldoet.

B.2.4. Met toepassing van artikel 12bis, § 1, 1°, van het Wetboek kunnen de vreemdelingen die ouder zijn dan achttien jaar, die in België zijn geboren en er sedert de geboorte hun hoofdverblijfplaats hebben, de Belgische nationaliteit verkrijgen door verklaring. De verklaring wordt door de aanvrager afgelegd bij de ambtenaar van de burgerlijke stand van de verblijfplaats van de aanvrager. Die ambtenaar zendt daarvan een afschrift over aan de procureur des Konings, die een advies dient uit te brengen. Het advies is negatief, hetzij wanneer er een beletsel is wegens gewichtige feiten, eigen aan de persoon, die in de motivering van het advies zijn omschreven, hetzij wanneer de in paragraaf 1 bedoelde grondvoorwaarden die in het advies zijn vermeld, niet zijn vervuld. Bij een positief advies of bij ontstentenis van een negatief advies bij het verstrijken van de termijn van vier maanden waarover de procureur des Konings beschikt, wordt de verklaring ingeschreven en vermeld in de registers door de ambtenaar van de burgerlijke stand en de betrokkene verkrijgt op dat ogenblik de Belgische nationaliteit. Indien het advies van de procureur des Konings negatief is, wordt de procedure voortgezet, naar keuze van de betrokkene, hetzij voor de Rechtbank van eerste aanleg, hetzij voor de Kamer van volksvertegenwoordigers, die zich zullen uitspreken over de toekenning van de Belgische nationaliteit aan de persoon die de verklaring heeft afgelegd.

B.3. Met uitzondering van de vroegere tijdelijke en gelegenheidsregelingen is de vervallenverklaring van de nationaliteit in 1934 in het Belgische recht ingevoerd, en in het huidige Wetboek van de nationaliteit opgenomen vanaf de aanneming ervan, in 1984. Op dat ogenblik waren enkel de Belgen die hun nationaliteit hadden verkregen van een ouder die Belg was op de dag van hun geboorte, uitgesloten van de mogelijkheid tot vervallenverklaring.

B.4.1. Op het ogenblik dat de wetgever, bij de wet van 13 juni 1991, artikel 11 van het Wetboek wijzigde om de Belgische nationaliteit automatisch toe te kennen aan de kinderen die in België zijn geboren uit een buitenlandse ouder die zelf in België is geboren, bepaalde hij eveneens dat die Belgen niet het voorwerp van een vervallenverklaring van de nationaliteit konden uitmaken, en wijzigde hij bijgevolg artikel 23 van het Wetboek.

B.4.2. De wet van 13 juni 1991 had « tot doel de verwerving van de Belgische nationaliteit te vereenvoudigen voor migrantenkinderen van de tweede en derde generatie om zo hun kans op integratie in de Belgische samenleving te vergroten » (Parl. St., Kamer, 1990-1991, nr. 1314/1, p. 1). Bij die wet werd artikel 11 van het Wetboek gewijzigd, dat de Belgische nationaliteit voortaan automatisch toekent aan de kinderen « van de derde generatie », en werd een artikel 11bis ingevoegd, dat het mogelijk maakt de nationaliteit toe te kennen aan de kinderen « van de tweede generatie », die in België zijn geboren uit ouders die niet zelf in België zijn geboren maar die er gedurende een bepaald aantal jaren hun verblijfplaats hebben gevestigd, op voorwaarde dat een verklaring in die zin door de ouders wordt afgelegd. Bij dezelfde wet werd in het Wetboek een artikel 12bis ingevoegd, dat later het voormelde artikel 12bis, § 1, 1°, is geworden, dat eveneens betrekking heeft op de « kinderen van de tweede generatie », wanneer zij de leeftijd van achttien jaar hebben bereikt.

B.4.3. De wijziging van artikel 23 van het Wetboek bij de wet van 13 juni 1991 vloeit voort uit een amendement dat tijdens de besprekingen in de Kamercommissie is ingediend. Uit de parlementaire voorbereiding blijkt dat de wetgever enkel diegenen die krachtens artikel 11 Belg zijn, van de mogelijkheid tot vervallenverklaring heeft willen uitsluiten, waarbij hij van oordeel was dat er « een objectief verschil bestaat tussen artikel 11 eensdeels, en de artikelen 11bis en 12bis anderdeels », aangezien dat verschil voortvloeit uit het feit dat « artikel 11 [...] de automatische toekenning van de Belgische nationaliteit [behelst], terwijl beide laatstgenoemde artikelen betrekking hebben op de verkrijging daarvan » (Parl. St., Kamer, 1990-1991, nr. 1314/7, p. 41). Tijdens de besprekingen werd eveneens door meerdere sprekers verduidelijkt dat die keuze niet verhinderde dat de vervallenverklaring van diegenen die Belg zijn met toepassing van de artikelen 11bis en 12bis, later zou worden besproken (ibid. ).

B.5. Er bestaan objectieve verschillen tussen de situatie van de Belgen die zijn uitgesloten van de mogelijkheid om hen van de nationaliteit vervallen te verklaren en de situatie van diegenen die de nationaliteit met toepassing van artikel 12bis, § 1, 1°, van het Wetboek hebben verkregen en die vervallenverklaring kunnen ondergaan.

Aan de eerstgenoemden is de Belgische nationaliteit automatisch tijdens hun minderjarigheid toegekend, enkel door de omstandigheid van hun geboorte en door het gevolg dat daaraan bij de wet is verbonden, zonder dat een aanvraag moest worden ingediend met het oog op de toekenning van de nationaliteit, noch door hun ouders, noch door henzelf. De laatstgenoemden hebben de Belgische nationaliteit daarentegen pas na de leeftijd van achttien jaar verkregen, zij hebben daartoe een aanvraag moeten indienen, en de nationaliteit is hun pas toegekend aan het einde van een procedure die een onderzoek omvat naar het eventuele bestaan van gewichtige feiten, eigen aan de persoon, te hunnen laste, ingesteld door de procureur des Konings.

B.6. De vervallenverklaring van de nationaliteit maakt het mogelijk te verzekeren dat de verplichtingen die iedere Belgische burger heeft, in acht worden genomen door de Belgen die hun nationaliteit noch door een ouder die Belg was op het ogenblik van hun geboorte, noch door de toepassing van artikel 11 van het Wetboek hebben verkregen, en maakt het mogelijk die Belgen, wanneer zij door hun gedrag tonen dat zij de fundamentele regels van het samenleven niet aanvaarden en ernstig afbreuk doen aan de rechten en vrijheden van hun medeburgers, van de nationale gemeenschap uit te sluiten.

B.7. Onder voorbehoud van een kennelijk onredelijke beoordeling, behoort het tot de beoordelingsbevoegdheid van de wetgever te beslissen welke categorieën van Belgen het voorwerp van een maatregel tot vervallenverklaring kunnen uitmaken en welke categorieën van die mogelijkheid moeten worden uitgesloten.

B.8. De in B.5 vermelde verschillen verantwoorden dat de mogelijkheid tot vervallenverklaring enkel wordt uitgesloten voor de Belgen bedoeld in de in het geding zijnde bepaling, aan wie de Belgische nationaliteit automatisch is toegekend wegens bijzonder sterke banden die hen met de nationale gemeenschap verbinden, en daarentegen kan worden toegepast op de Belgen die de nationaliteit na achttien jaar hebben verkregen en die geen even hechte en oude banden met België kunnen aantonen.

B.9. Daarenboven vermocht de wetgever te oordelen, zoals hij heeft bepaald dat het bestaan van gewichtige feiten, eigen aan de persoon, ten laste van de aanvrager een beletsel vormt voor de verkrijging van de nationaliteit door de in artikel 12bis, § 1, 1°, van het Wetboek bedoelde vreemdelingen, dat hij het mogelijk moest maken dat diegene die krachtens die bepaling Belg is geworden, het voorwerp uitmaakt van een procedure tot vervallenverklaring van de nationaliteit indien hij ernstig tekortschiet in zijn verplichtingen als burger.

B.10. Ten slotte is de vervallenverklaring van de nationaliteit een uitzonderingsmaatregel waartoe enkel kan worden beslist door een rechtscollege bij een ernstige tekortkoming aan de verplichtingen die iedere burger heeft. Bijgevolg is de in het geding zijnde maatregel niet zonder redelijke verantwoording.

B.11. De prejudiciële vraag dient ontkennend te worden beantwoord.

Om die redenen, het Hof zegt voor recht : Artikel 23 van het Wetboek van de Belgische nationaliteit, in zoverre het de Belgen die de nationaliteit met toepassing van artikel 12bis, § 1, 1°, van hetzelfde Wetboek hebben verkregen, niet uitsluit van de mogelijkheid tot vervallenverklaring, schendt de artikelen 10 en 11 van de Grondwet niet.

Aldus uitgesproken in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989, op de openbare terechtzitting van 14 mei 2009.

De griffier, P.-Y. Dutilleux.

De voorzitter, M. Melchior.

^