Etaamb.openjustice.be
Arrest
gepubliceerd op 30 oktober 2009

Uittreksel uit arrest nr. 143/2009 van 17 september 2009 Rolnummer 4604 In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 90, 9°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, gesteld door de Rechtbank van eerste aanleg te Brugge. samengesteld uit voorzitter M. Bossuyt, rechter M. Melchior, waarnemend voorzitter, en de rechters (...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2009204723
pub.
30/10/2009
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Uittreksel uit arrest nr. 143/2009 van 17 september 2009 Rolnummer 4604 In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 90, 9°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, gesteld door de Rechtbank van eerste aanleg te Brugge.

Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit voorzitter M. Bossuyt, rechter M. Melchior, waarnemend voorzitter, en de rechters R. Henneuse, E. De Groot, L. Lavrysen, A. Alen en J.-P. Snappe, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter M. Bossuyt, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging Bij vonnis van 24 december 2008 in zake Martin Ameye en Vera D'Haene tegen de Belgische Staat, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 8 januari 2009, heeft de Rechtbank van eerste aanleg te Brugge de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 90, 9° WIB 1992 het grondwettelijk gelijkheidsbeginsel en het discriminatieverbod zoals neergeschreven in artikelen 10 en 11 van de Grondwet, doordat dit artikel uitsluitend voorziet in een belastingheffing van de meerwaarde op een overdracht van een belangrijke deelneming aan een buitenlandse rechtspersoon, terwijl dit niet het geval is wanneer een belangrijke deelneming wordt overgedragen aan een Belgische rechtspersoon ? ». (...) III. In rechte (...) B.1. Artikel 90, 9°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (WIB 1992), vóór de wijziging ervan vermeld in B.4, bepaalde : « Diverse inkomsten zijn : [...] 9° meerwaarden op aandelen die rechten in een binnenlandse vennootschap vertegenwoordigen en die naar aanleiding van de overdracht onder bezwarende titel van die aandelen aan een in artikel 227, 2° of 3°, vermelde rechtspersoon buiten het uitoefenen van een beroepswerkzaamheid zijn verwezenlijkt, indien de overdrager, of zijn rechtsvoorganger ingeval de aandelen niet onder bezwarende titel zijn verkregen, op enig tijdstip in de loop van vijf jaar vóór de overdracht, alleen of samen met zijn echtgenoot of zijn afstammelingen, zijn ascendenten, zijn zijverwanten tot en met de tweede graad en die van zijn echtgenoot, middellijk of onmiddellijk meer dan 25 pct.heeft bezeten van de rechten in de vennootschap waarvan de aandelen worden overgedragen ».

De aanslagvoet waaraan de voormelde meerwaarden worden belast bedraagt 16,5 pct. (artikel 171, 4°, e), van hetzelfde Wetboek).

B.2. Artikel 227, 2° en 3°, van hetzelfde Wetboek bepaalt : « Aan de belasting van niet-inwoners zijn onderworpen : [...] 2° buitenlandse vennootschappen, zomede verenigingen, instellingen of lichamen zonder rechtspersoonlijkheid die zijn opgericht in een rechtsvorm die vergelijkbaar is met de rechtsvorm van een vennootschap naar Belgisch recht en die hun maatschappelijke zetel, hun voornaamste inrichting of hun zetel van bestuur of beheer niet in België hebben;3° vreemde Staten, staatkundige onderdelen en plaatselijke gemeenschappen daarvan, alsmede alle rechtspersonen die hun maatschappelijke zetel, hun voornaamste inrichting of hun zetel van bestuur of beheer niet in België hebben en geen onderneming exploiteren of zich niet met het verrichten van winstgevende aard bezighouden of zich zonder winstoogmerk uitsluitend met in artikel 182 vermelde verrichtingen bezighouden ». B.3. Het voormelde artikel 90, 9°, van het WIB 1992 kwalificeert bepaalde meerwaarden op aandelen in een Belgische vennootschap als diverse inkomsten. Het gaat meer bepaald om aandelen die onder bezwarende titel worden overgedragen en die een « belangrijke deelneming » in de voormelde vennootschap vertegenwoordigen. Het artikel heeft echter enkel betrekking op de meerwaarden die worden gerealiseerd bij de overdracht van aandelen aan een buitenlandse rechtspersoon en niet op de meerwaarden die worden gerealiseerd bij de overdracht van aandelen aan een Belgische rechtspersoon. Het verschil in behandeling tussen twee categorieën van belastingplichtigen dat daaruit voortvloeit, maakt het onderwerp uit van de prejudiciële vraag.

Uit het geschil voor de verwijzende rechter blijkt dat de aandelen zijn overgedragen aan een vennootschap uit een Staat die op dat ogenblik geen deel uitmaakte van de Europese Economische Ruimte. Het Hof beperkt zijn onderzoek tot die hypothese.

B.4. Bij wet van 11 december 2008 werd artikel 90, 9°, van het WIB 1992 vervangen door de volgende bepaling : « Diverse inkomsten zijn : [...] 9° meerwaarden op aandelen die : - ofwel, zijn verwezenlijkt naar aanleiding van de overdracht onder bezwarende titel van die aandelen buiten het uitoefenen van een beroepswerkzaamheid, daaronder niet begrepen normale verrichtingen van beheer van een privévermogen; - ofwel, rechten in een binnenlandse vennootschap vertegenwoordigen en die naar aanleiding van de overdracht onder bezwarende titel van die aandelen aan een in artikel 227, 2° of 3°, vermelde rechtspersoon waarvan de maatschappelijke zetel, de voornaamste inrichting of de zetel van bestuur of beheer niet in een Lidstaat van de Europese Economische Ruimte is gevestigd, buiten het uitoefenen van een beroepswerkzaamheid zijn verwezenlijkt, indien de overdrager, of zijn rechtsvoorganger ingeval de aandelen niet onder bezwarende titel zijn verkregen, op enig tijdstip in de loop van vijf jaar vóór de overdracht, alleen of samen met zijn echtgenoot of zijn afstammelingen, zijn ascendenten, zijn zijverwanten tot en met de tweede graad en die van zijn echtgenoot, middellijk of onmiddellijk meer dan 25 pct. heeft bezeten van de rechten in de vennootschap waarvan de aandelen worden overgedragen ».

Die wijziging van de in het geding zijnde bepaling beïnvloedt evenwel niet het antwoord op de prejudiciële vraag.

B.5. Het komt de wetgever toe de grondslag van de personenbelasting vast te stellen. Hij beschikt ter zake over een ruime beoordelingsmarge.

Fiscale maatregelen maken immers een wezenlijk onderdeel uit van het sociaaleconomische beleid. Zij zorgen niet alleen voor een substantieel deel van de inkomsten die de verwezenlijking van dat beleid mogelijk moeten maken; zij laten de wetgever ook toe om sturend en corrigerend op te treden en op die manier het sociale en economische beleid vorm te geven.

De maatschappelijke keuzen die bij het inzamelen en het inzetten van middelen moeten worden gemaakt, behoren derhalve tot de beoordelingsvrijheid van de wetgever. Het Hof vermag een dergelijke beleidskeuze, alsook de motieven die daaraan ten grondslag liggen, slechts af te keuren indien zij op een manifeste vergissing zouden berusten of indien zij kennelijk onredelijk zouden zijn.

B.6. De belastbaarheid van bepaalde meerwaarden op aandelen in een Belgische vennootschap die worden gerealiseerd bij de overdracht van die aandelen aan een Belgische vennootschap, werd ingevoerd bij een wet van 3 november 1976. De belastbaarheid werd vervolgens, bij een wet van 22 december 1977, uitgebreid tot de meerwaarden die worden gerealiseerd bij de overdracht van aandelen aan een buitenlandse rechtspersoon en ten slotte, bij een wet van 31 juli 1984, beperkt tot de laatstgenoemde meerwaarden.

B.7. Het fiscale voordeel waarin de wetgever heeft voorzien bij de overdracht van aandelen in een Belgische vennootschap en dat neerkomt op een vrijstelling van de personenbelasting, is afhankelijk van de voorwaarde dat de aandelen aan een Belgische rechtspersoon worden overgedragen. De maatregel past in het kader van een beleid van de overheid dat ertoe strekt de industriële innovatie aan te moedigen en met name de toegang tot de kapitaalmarkt voor de ondernemingen te vergemakkelijken (Parl. St., Kamer, 1983-1984, nr. 927/1, p. 29, en nr. 927/27, pp. 418-419).

B.8. Volgens de eisende partijen voor de verwijzende rechter kan die doelstelling het verschil in behandeling niet verantwoorden, aangezien de belasting op de meerwaarden die worden gerealiseerd bij de overdracht van een « belangrijke deelneming » aan een buitenlandse rechtspersoon in vergelijkbare mate de toegang tot de kapitaalmarkt belemmert als de belasting op de meerwaarden die worden gerealiseerd bij de overdracht van een « belangrijke deelneming » aan een Belgische rechtspersoon.

B.9. Anders dan de eisende partijen voor de verwijzende rechter beweren, sluit het feit dat de parlementaire voorbereiding bepaalde redenen vermeldt voor het invoeren van een fiscale maatregel niet uit dat nog andere doelstellingen van algemeen belang bestaan die de maatregel zouden kunnen verantwoorden.

B.10. Wanneer de wetgever in een fiscale stimulans voor de overdracht van aandelen voorziet, vermag hij die gunstmaatregel, rekening houdend met de budgettaire beperkingen en binnen de grenzen van de Europese regelgeving, te beperken tot een categorie van overdrachten die de juridische en feitelijke verankering van de Belgische vennootschap waarvan de aandelen worden overgedragen, niet op wezenlijke wijze in het gedrang dreigt te brengen.

Door het in het geding zijnde verschil in behandeling in te voeren, heeft de wetgever geen manifest onjuiste of onredelijke beleidskeuze gemaakt.

B.11. De prejudiciële vraag dient ontkennend te worden beantwoord.

Om die redenen, het Hof zegt voor recht : Artikel 90, 9°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 schendt de artikelen 10 en 11 van de Grondwet niet.

Aldus uitgesproken in het Nederlands en het Frans, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989, op de openbare terechtzitting van 17 september 2009.

De griffier, P.-Y. Dutilleux.

De voorzitter, M. Bossuyt.

^