Etaamb.openjustice.be
Arrest
gepubliceerd op 12 oktober 2010

Uittreksel uit arrest nr. 83/2010 van 8 juli 2010 Rolnummer 4748 In zake : de prejudiciële vragen betreffende artikel 60bis, § 5, van het Wetboek der successierechten, zoals van toepassing in het Vlaamse Gewest vóór de wijziging ervan Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters M. Bossuyt en M. Melchior, en de rechter(...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2010204575
pub.
12/10/2010
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Uittreksel uit arrest nr. 83/2010 van 8 juli 2010 Rolnummer 4748 In zake : de prejudiciële vragen betreffende artikel 60bis, § 5, van het Wetboek der successierechten, zoals van toepassing in het Vlaamse Gewest vóór de wijziging ervan bij het Vlaamse decreet van 21 december 2007Relevante gevonden documenten type decreet prom. 21/12/2007 pub. 31/12/2007 numac 2007037369 bron vlaamse overheid Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2008 sluiten houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2008, gesteld door de Rechtbank van eerste aanleg te Brussel.

Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters M. Bossuyt en M. Melchior, en de rechters R. Henneuse, E. De Groot, L. Lavrysen, A. Alen, J.-P. Snappe, J.-P. Moerman, E. Derycke, J. Spreutels, T. Merckx-Van Goey en P. Nihoul, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter M. Bossuyt, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vragen en rechtspleging Bij vonnis van 29 juni 2009 in zake Jacqueline Van De Perre en anderen tegen het Vlaamse Gewest, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 10 juli 2009, heeft de Rechtbank van eerste aanleg te Brussel de volgende prejudiciële vragen gesteld : « 1. Schendt de bepaling van artikel 60bis, § 5, van het Wetboek der successierechten, zoals van toepassing in het Vlaams Gewest vóór de wijziging door het decreet van 21 december 2007Relevante gevonden documenten type decreet prom. 21/12/2007 pub. 31/12/2007 numac 2007037369 bron vlaamse overheid Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2008 sluiten houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2008, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, doordat een onderscheid wordt gemaakt in deze bepaling tussen enerzijds erfgenamen van activa in familiale ondernemingen of van aandelen in familiale vennootschappen, die in de drie jaar voorafgaand aan het overlijden, minstens vijf werknemers tellen, uitgedrukt in voltijdse eenheden, die in het Vlaams Gewest zijn tewerkgesteld en, anderzijds, erfgenamen van activa in familiale ondernemingen of van aandelen in familiale vennootschappen, die in de drie jaar voorafgaand aan het overlijden, minstens vijf werknemers tellen, uitgedrukt in voltijdse eenheden, die niet in het Vlaams Gewest zijn tewerkgesteld, daarbij rekening houdende met het feit dat het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen in een arrest van 25 oktober 2007 heeft geoordeeld dat ' artikel 43 EG in de weg staat van een belastingregeling van een lidstaat inzake successierechten waarbij de vrijstelling van deze rechten voor familiale ondernemingen niet wordt verleend aan ondernemingen die gedurende de drie jaar vóór het overlijden van de decujus ten minste vijf werknemers in een andere lidstaat tewerkstellen, hoewel deze vrijstelling wel wordt verleend wanneer de werknemers in een regio van eerstgenoemde lidstaat zijn tewerkgesteld ' ? 2. Schendt de bepaling van artikel 60bis, § 5, van het Wetboek der successierechten, zoals van toepassing in het Vlaams Gewest vóór de wijziging door het decreet van 21 december 2007Relevante gevonden documenten type decreet prom. 21/12/2007 pub. 31/12/2007 numac 2007037369 bron vlaamse overheid Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2008 sluiten houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2008, de regels die door of krachtens de Grondwet zijn vastgesteld voor het bepalen van de onderscheiden bevoegdheid van de Staat, de Gemeenschappen en de Gewesten, meer bepaald artikel 6, § 1, VI, 3° en 4°, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten, gewijzigd bij de wet van 8 augustus 1988 en de regelen van de Belgische economische en monetaire unie, doordat de in artikel 60bis, § 5, van het Wetboek der successierechten vervatte regeling, waarbij vrijstelling van successierechten enkel wordt verleend voor familiale ondernemingen of vennootschappen die gedurende de drie jaar vóór het overlijden van de decujus ten minste vijf werknemers tewerkstelden in het Vlaams Gewest, het moeilijker maakt voor familiale ondernemingen en vennootschappen om zich te vestigen in een ander Gewest van de Federale Staat dan het Vlaams Gewest en/of om te investeren in familiale ondernemingen of vennootschappen die zijn gevestigd in een ander Gewest van de Federale Staat dan het Vlaams Gewest ? ». (...) III. In rechte (...) B.1. De prejudiciële vragen betreffen artikel 60bis, § 5, van het Wetboek der successierechten, zoals van toepassing in het Vlaamse Gewest vóór de wijziging ervan bij het Vlaamse decreet van 21 december 2007Relevante gevonden documenten type decreet prom. 21/12/2007 pub. 31/12/2007 numac 2007037369 bron vlaamse overheid Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2008 sluiten houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2008.

Uit de prejudiciële vragen blijkt dat zij uitsluitend betrekking hebben op het eerste lid van die bepaling, dat luidde : « De vrijstelling wordt slechts toegestaan op voorwaarde dat de onderneming of de vennootschap in de drie jaar voorafgaand aan het overlijden, minstens vijf in het Vlaamse Gewest tewerkgestelde werknemers telt, uitgedrukt in voltijdse eenheden ».

B.2. Artikel 60bis werd ingevoegd bij artikel 21 van het Vlaamse decreet van 20 december 1996Relevante gevonden documenten type decreet prom. 20/12/1996 pub. 12/09/1997 numac 1997035791 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet houdende de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 1997 sluiten houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1997 (Belgisch Staatsblad , 31 december 1996, derde editie; err. Belgisch Staatsblad , 11 februari 1997) en werd vervangen bij artikel 38 van het Vlaamse decreet van 22 december 1999Relevante gevonden documenten type decreet prom. 22/12/1999 pub. 30/12/1999 numac 1999036566 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2000 sluiten houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2000 (Belgisch Staatsblad , 30 december 1999, tweede editie; err. Belgisch Staatsblad , 11 januari 2000).

De voorwaarde dat de familiale ondernemingen of vennootschappen minstens vijf werknemers, uitgedrukt in voltijdse eenheden, hebben tewerkgesteld in het Vlaamse Gewest in de drie jaar voorafgaand aan het overlijden, werd reeds ingevoerd bij het decreet van 20 december 1996Relevante gevonden documenten type decreet prom. 20/12/1996 pub. 12/09/1997 numac 1997035791 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet houdende de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 1997 sluiten, met dien verstande dat zij aanleiding gaf tot een vermindering - en nog niet tot een vrijstelling - van het successierecht.

De eerste doelstelling van de in artikel 60bis van het Wetboek der successierechten ingevoerde maatregel werd als volgt toegelicht : « De continuïteit van Vlaamse ondernemingen bevorderen en zo een duurzame tewerkstelling realiseren, is een belangrijke doelstelling van de Vlaamse regering. De belangrijkste belasting waarmee de Vlaamse regering dit thans kan bewerkstelligen, is het successierecht. Op dit ogenblik worden investeringen soms geremd, en daarmee de tewerkstelling, omdat de betrokkenen vrezen het successierecht over de waarde van de onderneming te verhogen. Een marginaal tarief van 30 % (en na de hervorming nog altijd 27 % ) is immers vrij drukkend voor activa die weliswaar een belangrijke waarde kunnen vertegenwoordigen, maar per hypothese niet of zeer moeilijk verzilverbaar zijn » (Parl.

St., Vlaams Parlement, 1996-1997, nr. 428/1, p. 7).

Daarnaast beoogde de maatregel evenzeer het - op vrijwillige basis - opnieuw in de officiële sfeer brengen van aandelen en het overbodig maken van allerlei constructies, in binnen- en vooral in het buitenland, louter met het oog op de vermijding van het successierecht (ibid., pp. 7-8).

Met betrekking tot de in paragraaf 5 bepaalde tewerkstellingsvoorwaarde werd nog gesteld : « De voornaamste doelstelling die aan deze maatregel ten grondslag ligt, vormt het behoud van werkgelegenheid door de bevordering van de ondernemingscontinuïteit. De toepassingsvoorwaarden voor het verlaagd tarief reflecteren deze doelstelling doordat een minimale tewerkstellingsvereiste geldt van 5 personeelsleden. Aldus worden ondernemingen geviseerd met een werkgelegenheid waarvan het behoud de verderzetting van de onderneming met gelijkaardige omvang vereist » (ibid., p. 9).

B.3. De in het geding zijnde voorwaarde werd opgeheven ingevolge de vervanging van paragraaf 5 van artikel 60bis van het Wetboek der successierechten bij artikel 20 van het Vlaamse decreet van 21 december 2007Relevante gevonden documenten type decreet prom. 21/12/2007 pub. 31/12/2007 numac 2007037369 bron vlaamse overheid Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2008 sluiten houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2008 (Belgisch Staatsblad , 31 december 2007; err. Belgisch Staatsblad , 9 oktober 2008). Ingevolge die wijziging wordt de vrijstelling van het successierecht slechts toegestaan « op voorwaarde dat de onderneming of de vennootschap in de twaalf kwartalen voorafgaand aan het overlijden, minstens 500.000 euro aan loonlasten heeft uitbetaald aan werknemers die in de Europese Economische Ruimte tewerkgesteld zijn », zodat het criterium van tewerkstelling in het Vlaamse Gewest is vervallen.

Uit de parlementaire voorbereiding van die decretale wijziging blijkt dat zij het gevolg is van een arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie als antwoord op een prejudiciële vraag over de toepassingsvoorwaarden van artikel 60bis van het Wetboek der successierechten, zoals het van toepassing was in het Vlaamse Gewest.

In dat arrest verklaarde het Hof van Justitie voor recht : « Bij gebreke van een geldige rechtvaardiging staat artikel 43 EG in de weg aan een belastingregeling van een lidstaat inzake successierechten waarbij de vrijstelling van deze rechten voor familiale ondernemingen niet wordt verleend aan ondernemingen die gedurende de drie jaar vóór het overlijden van de decujus ten minste vijf werknemers in een andere lidstaat tewerkstellen, hoewel deze vrijstelling wel wordt verleend wanneer de werknemers in een regio van eerstgenoemde lidstaat zijn tewerkgesteld » (HvJ, 25 oktober 2007, C-464/05, Geurts en Vogten, dictum).

In de parlementaire voorbereiding werd verder gesteld : « Het hoeft geen betoog dat het eenvoudig schrappen van de vereiste van lokalisatie van de tewerkstelling in het Vlaamse Gewest, moeilijkheden kan doen rijzen bij de bepaling van wat een werknemer is : dient hiervoor aan de criteria van het Belgische arbeidsrecht dan wel van het arbeidsrecht van de plaats van effectieve tewerkstelling te worden voldaan ? Of van het sociale zekerheidsrecht ? Dit is een vraag van Europees recht, waarvoor uiteindelijk alleen het Europese Hof bevoegd is, en dit heeft zich over de vraag niet uitgesproken.

Daarom wordt geopteerd voor een ander criterium, dat zo nauw mogelijk aansluit bij de oorspronkelijke doelstelling van de vrijstelling. De initiële doelstelling van de vrijstelling was de continuïteit van de ondernemingen en de daaraan gekoppelde tewerkstelling over generaties heen te verzekeren. Bij de keuze van dit ander criterium speelt ook het streven naar administratieve eenvoud en uitvoerbaarheid een rol » (Parl. St., Vlaams Parlement, 2007-2008, nr. 1368/6, p. 5).

B.4. Het onderzoek van de overeenstemming van een wetskrachtige bepaling met de bevoegdheidverdelende regels, waartoe het Hof in de tweede prejudiciële vraag wordt uitgenodigd, moet in beginsel het onderzoek van de bestaanbaarheid met de bepalingen van titel II van de Grondwet, dat het voorwerp vormt van de eerste prejudiciële vraag, voorafgaan.

Het Hof beantwoordt derhalve eerst de tweede prejudiciële vraag.

B.5. Met de tweede prejudiciële vraag wenst het verwijzende rechtscollege van het Hof te vernemen of de in het geding zijnde bepaling in overeenstemming is met artikel 6, § 1, VI, derde lid, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot hervorming der instellingen en met de regelen van de Belgische economische en monetaire unie, doordat de bij die bepaling ingevoerde regeling, waarbij vrijstelling van successierechten enkel wordt verleend voor familiale ondernemingen of vennootschappen die gedurende de drie jaar vóór het overlijden van de erflater minstens vijf werknemers tewerkstelden in het Vlaamse Gewest, het moeilijker maakt voor familiale ondernemingen en vennootschappen om zich te vestigen in een ander gewest dan het Vlaamse Gewest of om te investeren in familiale ondernemingen of vennootschappen die zijn gevestigd in een ander gewest dan het Vlaamse Gewest.

B.6. De in het geding zijnde bepaling is het gevolg van de aanwending van de belastingbevoegdheid van het Vlaamse Gewest ter bevordering, in hoofdorde, van de tewerkstelling in het Vlaamse Gewest. De bijzondere wet van 16 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 16/01/1989 pub. 06/11/2008 numac 2008000907 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de financiering van de gemeenschappen en de gewesten (hierna : de Bijzondere Financierings wet van 16 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 16/01/1989 pub. 06/11/2008 numac 2008000907 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten) bepaalt de middelen waarover de gemeenschappen en de gewesten beschikken om hun bevoegdheden uit te oefenen.

Naar luid van artikel 3, eerste lid, 4°, van de Bijzondere Financierings wet van 16 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 16/01/1989 pub. 06/11/2008 numac 2008000907 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten zijn het successierecht en het recht van overgang bij overlijden een gewestelijke belasting.

Krachtens artikel 4, § 1, van dezelfde bijzondere wet zijn de gewesten bevoegd om de aanslagvoet, de heffingsgrondslag en de vrijstellingen van het successierecht en het recht van overgang bij overlijden te wijzigen. Het wijzigen van vrijstellingen impliceert dat die kunnen worden afgeschaft en ingesteld, zodat de gewesten, op basis van de hen toegekende bevoegdheden, ook een vrijstelling kunnen verlenen aan erfgenamen van activa in familiale ondernemingen en van aandelen in familiale vennootschappen.

B.7. De uitoefening door een gewest van zijn fiscale bevoegdheid mag geen afbreuk doen aan de algehele staatsopvatting zoals die tot uiting komt in de opeenvolgende staatshervormingen en in de respectieve bijzondere en gewone wetten tot bepaling van de onderscheiden bevoegdheden van de Staat, de gemeenschappen en de gewesten. Uit het geheel van die bepalingen, inzonderheid uit artikel 6, § 1, VI, derde lid, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten - ingevoegd bij artikel 4, § 8, van de bijzondere wet van 8 augustus 1988 - en uit artikel 49, § 6, derde lid, van de Bijzondere Financierings wet van 16 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 16/01/1989 pub. 06/11/2008 numac 2008000907 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten blijkt dat het Belgische staatsbestel berust op een economische en monetaire unie, die wordt gekenmerkt door een geïntegreerde markt en door de eenheid van de munt. Naar luid van artikel 6, § 1, VI, derde lid, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten, oefenen de gewesten immers in economische aangelegenheden hun bevoegdheden uit met inachtneming van de beginselen van het vrije verkeer van personen, goederen, diensten en kapitalen en van de vrijheid van handel en nijverheid, alsook met inachtneming van het algemeen normatief kader van de economische unie en de monetaire eenheid, zoals vastgesteld door of krachtens de wet, en door of krachtens de internationale verdragen.

Hoewel artikel 6, § 1, VI, derde lid, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten past in het kader van de toewijzing van bevoegdheden aan de gewesten wat de economie betreft, geldt die bepaling als de uiting van de wil van de bijzondere wetgever om een eenvormige basisregeling van de organisatie van de economie in een geïntegreerde markt te handhaven.

B.8. Zoals is vermeld in B.6, is de in het geding zijnde bepaling gebaseerd op artikel 4, § 1, van de Bijzondere Financierings wet van 16 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 16/01/1989 pub. 06/11/2008 numac 2008000907 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten, op grond waarvan de gewesten bevoegd zijn om de aanslagvoet, de heffingsgrondslag en de vrijstellingen van het successierecht en het recht van overgang bij overlijden te wijzigen, die krachtens artikel 3, eerste lid, 4°, van dezelfde bijzondere wet een gewestelijke belasting zijn.

Aangezien de bijzondere wetgever de gewesten uitdrukkelijk heeft toegestaan de vrijstellingen van het successierecht te wijzigen, kan daaruit voortvloeien dat het bedrag van dat recht van gewest tot gewest verschilt. Zulk een verschil houdt op zichzelf geen schending van de economische en monetaire unie in. Het feit dat de vrijstelling het gedragspatroon van een belastingplichtige kan beïnvloeden, is bovendien een mogelijk neveneffect van elke belasting of van de modaliteiten ervan.

B.9. De invoering van de specifieke vrijstelling voor erfgenamen van activa in familiale ondernemingen of van aandelen in familiale vennootschappen is van dien aard dat de investering in bedrijven die niet minstens vijf werknemers tewerkstellen in het Vlaamse Gewest, wordt bemoeilijkt of verhinderd. De maatregel belemmert derhalve de vrijheid van vestiging en beperkt bijgevolg het vrije verkeer van kapitaal (zie ook HvJ, 25 oktober 2007, C-464/05, punten 16 en 17). De gevolgen van een fiscale decretale regeling inzake erfopvolging behoren immers tot de overwegingen die een persoon in aanmerking kan nemen bij zijn beslissing om al dan niet te investeren in een bedrijf dat minstens vijf werknemers tewerkstelt in een bepaald gewest.

Ofschoon het voortbestaan van familiale ondernemingen en het waarborgen van tewerkstelling in die ondernemingen, in bepaalde gevallen en onder bepaalde omstandigheden, een aanvaardbare rechtvaardiging kunnen vormen voor een gewestelijke regeling die een belastingvoordeel toekent, is niet aangetoond dat die rechtvaardiging te dezen voorhanden is (ibid., punt 26). De bevordering van de ondernemingscontinuïteit met behoud van werkgelegenheid kan immers voldoende worden gewaarborgd door de vereiste minimale tewerkstelling, ongeacht het gewest waarin die tewerkstelling geschiedt.

B.10. De tweede prejudiciële vraag dient bevestigend te worden beantwoord.

De eerste prejudiciële vraag dient bijgevolg niet meer te worden onderzocht.

Om die redenen, het Hof zegt voor recht : Artikel 60bis, § 5, eerste lid, van het Wetboek der successierechten, zoals van toepassing in het Vlaamse Gewest vóór de wijziging ervan bij het Vlaamse decreet van 21 december 2007Relevante gevonden documenten type decreet prom. 21/12/2007 pub. 31/12/2007 numac 2007037369 bron vlaamse overheid Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2008 sluiten houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2008, schendt artikel 6, § 1, VI, derde lid, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot hervorming der instellingen.

Aldus uitgesproken in het Nederlands en het Frans, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, op de openbare terechtzitting van 8 juli 2010.

De griffier, P.-Y. Dutilleux.

De voorzitter, M. Bossuyt.

^