Etaamb.openjustice.be
Arrest
gepubliceerd op 24 september 2013

Uittreksel uit arrest nr. 88/2013 van 13 juni 2013 Rolnummer : 5410 In zake : de prejudiciële vraag over artikel 7, achtste lid, van het koninklijk besluit nr. 50 van 24 oktober 1967 betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemer Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters R. Henneuse en M. Bossuyt, en de rechter(...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2013204195
pub.
24/09/2013
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Uittreksel uit arrest nr. 88/2013 van 13 juni 2013 Rolnummer : 5410 In zake : de prejudiciële vraag over artikel 7, achtste lid, van het koninklijk besluit nr. 50 van 24 oktober 1967 betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers, gesteld door het Arbeidshof te Brussel.

Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters R. Henneuse en M. Bossuyt, en de rechters A. Alen, J.-P. Snappe, J. Spreutels, T. Merckx-Van Goey en F. Daoût, bijgestaan door de griffier F. Meersschaut, onder voorzitterschap van voorzitter R. Henneuse, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging Bij arrest van 23 mei 2012 in zake Alain Martin tegen de Rijksdienst voor Pensioenen, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 30 mei 2012, heeft het Arbeidshof te Brussel de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 7, achtste lid, van het koninklijk besluit nr. 50 van 24 oktober 1967 betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 1 van het Eerste Aanvullend Protocol bij het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en artikel 14 van dat Verdrag, in zoverre het tot gevolg heeft dat het jaar waarin het rustpensioen ingaat niet in aanmerking wordt genomen voor de berekening van het pensioen van een werknemer, terwijl voor de berekening van een rustpensioen in de overheidssector het jaar waarin het pensioen ingaat volledig wordt meegerekend als dienstperiode ? ». (...) III. In rechte (...) B.1.1. Aan het Hof wordt een vraag gesteld over de bestaanbaarheid van artikel 7, achtste lid, van het koninklijk besluit nr. 50 van 24 oktober 1967 betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers, met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 1 van het Eerste Aanvullend Protocol bij het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en met artikel 14 van dat Verdrag.

B.1.2. De in het geding zijnde bepaling luidt als volgt : « Het loon van het jaar tijdens hetwelk de uitkering ingaat, uitgezonderd in het geval beoogd in het negende lid, en het loon van het jaar tijdens hetwelk betrokkene een rustpensioen krachtens dit besluit of krachtens de pensioenwetgeving voor arbeiders, bedienden, mijnwerkers of zeevarenden onder Belgische vlag geniet, worden niet in aanmerking genomen voor de berekening van het pensioen ».

B.2. De verwijzende rechter verzoekt het Hof zich uit te spreken over het verschil in behandeling dat uit de voormelde bepaling voortvloeit, tussen, enerzijds, de werknemers voor wie het jaar waarin het rustpensioen ingaat niet in aanmerking wordt genomen voor de berekening van het pensioen en, anderzijds, het overheidspersoneel, voor wie het jaar waarin het pensioen ingaat volledig wordt meegerekend als dienstperiode.

B.3. De Ministerraad voert voorafgaandelijk, in zijn memorie, aan dat de prejudiciële vraag niet kan worden beantwoord omdat zij geen rekening houdt, in de categorie van personeelsleden van de overheidsdiensten, met het onderscheid dat moet worden gemaakt tussen de personeelsleden die hun ambt in statutair verband uitoefenen en de personeelsleden die door een arbeidsovereenkomst zijn gebonden.

B.4.1. In tegenstelling tot hetgeen de Ministerraad beweert, blijkt uit de beslissing van de verwijzende rechter voldoende dat deze de werknemers heeft willen vergelijken met de categorie van de personeelsleden die hun ambt in statutair verband uitoefenen.

B.4.2. De exceptie wordt verworpen.

B.5.1. Het rustpensioen is bestemd om de werknemer na het beëindigen van zijn functie een inkomen te verzekeren. Het wordt met name berekend op basis van de loopbaan van de werknemer en van de tijdens die loopbaan verdiende bezoldigingen. Het wordt, in de particuliere sector, gefinancierd uit door de werkgevers en de werknemers afgedragen bijdragen.

In de overheidssector staat het rustpensioen gelijk met een uitgestelde wedde. Het wordt niet gefinancierd door inhoudingen op de wedde van de ambtenaar.

B.5.2. Zoals het Hof in verschillende arresten heeft vastgesteld (zie meer bepaald de arresten nrs. 17/91, 54/92, 88/93, 48/95, 112/2001, 4/2006 en 73/2006), verschillen de pensioenstelsels van de werknemers en van de statutaire vastbenoemde personeelsleden van de overheidssector naar doelstelling, financieringswijze en toekenningsvoorwaarden.

B.6. Rekening houdend met de fundamentele verschillen die beantwoorden aan de logica van elk van de systemen, waarbij het privaat recht de rechtssituatie van de werknemers beheerst terwijl de rechtssituatie van de statutaire personeelsleden door het publiek recht wordt beheerst, kunnen die twee categorieën van personen niet worden vergeleken.

B.7. De in het geding zijnde bepaling is bestaanbaar met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet.

Een gecombineerde lezing van die grondwetsbepalingen met artikel 1 van het Eerste Aanvullend Protocol bij het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en met artikel 14 van dat Verdrag, kan niet tot een andere conclusie leiden.

B.8. De prejudiciële vraag dient ontkennend te worden beantwoord.

Om die redenen, het Hof zegt voor recht : Artikel 7, achtste lid, van het koninklijk besluit nr. 50 van 24 oktober 1967 betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers schendt niet de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met artikel 1 van het Eerste Aanvullend Protocol bij het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en met artikel 14 van dat Verdrag.

Aldus uitgesproken in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, op de openbare terechtzitting van 13 juni 2013.

De griffier, F. Meersschaut De voorzitter, R. Henneuse

^