Etaamb.openjustice.be
Arrest
gepubliceerd op 08 februari 2016

Uittreksel uit arrest nr. 175/2015 van 3 december 2015 Rolnummer : 6134 In zake : het beroep tot gehele of gedeeltelijke vernietiging van artikel D.IV.4, eerste lid, 11°, van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkel(...) Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters J. Spreutels en A. Alen, en de rechters (...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2015205877
pub.
08/02/2016
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

Uittreksel uit arrest nr. 175/2015 van 3 december 2015 Rolnummer : 6134 In zake : het beroep tot gehele of gedeeltelijke (het woord « gemeentelijke ») vernietiging van artikel D.IV.4, eerste lid, 11°, van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling (artikel 1, tweede lid, van het decreet van het Waalse Gewest van 24 april 2014 « tot opheffing van de artikelen 1 tot 128 en 129quater tot 184 van het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw, Patrimonium en Energie en tot vorming van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling »), ingesteld door de vzw « Terre wallonne ».

Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters J. Spreutels en A. Alen, en de rechters J.-P. Snappe, E. Derycke, T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul en R. Leysen, bijgestaan door de griffier F. Meersschaut, onder voorzitterschap van voorzitter J. Spreutels, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van het beroep en rechtspleging Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 6 januari 2015 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 7 januari 2015, heeft de vzw « Terre wallonne », bijgestaan en vertegenwoordigd door Mr. A. Lebrun, advocaat bij de balie te Luik, beroep tot gehele of gedeeltelijke (het woord « gemeentelijke ») vernietiging ingesteld van artikel D.IV.4, eerste lid, 11°, van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling (artikel 1, tweede lid, van het decreet van het Waalse Gewest van 24 april 2014 « tot opheffing van de artikelen 1 tot 128 en 129quater tot 184 van het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw, Patrimonium en Energie en tot vorming van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling », bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 15 september 2014). (...) II. In rechte (...) Ten aanzien van de ontvankelijkheid B.1.1. De verzoekende partij is een vzw waarvan het maatschappelijk doel onder meer de bescherming van de al dan niet inheemse bomen in het Waalse Gewest is. De bestreden bepaling, die betrekking heeft op de bescherming van merkwaardige bomen, struiken en hagen in het Waalse Gewest, kan het maatschappelijk doel van de verzoekende vzw raken.

B.1.2. De Waalse Regering merkt op dat de verzoekende partij bij haar verzoekschrift geen afschrift heeft gevoegd van het decreet waartegen het beroep is gericht, in tegenstelling tot hetgeen artikel 7, eerste lid, van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof vereist.

Hoewel de verzoekende partij die verplichting heeft verzuimd, wordt op duidelijke wijze het decreet aangewezen waartegen het beroep is gericht en wordt de bestreden bepaling in het verzoekschrift letterlijk overgenomen, zodat de verwerende partij zich niet heeft kunnen vergissen aangaande het onderwerp ervan.

B.1.3. De Waalse Regering merkt eveneens op dat de verzoekende partij bij haar verzoekschrift geen afschrift van de beslissing van de vzw om in rechte te treden heeft gevoegd.

Artikel 7, derde lid, van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof bepaalt dat het bewijs van de beslissing van het bevoegde orgaan van de rechtspersoon om in rechte te treden « op het eerste verzoek » moet worden voorgelegd. Die formulering laat het Hof toe, zoals het heeft geoordeeld bij zijn arrest nr. 120/2014 van 17 september 2014, af te zien van een dergelijk verzoek, met name wanneer de rechtspersoon door een advocaat wordt vertegenwoordigd, zoals te dezen.

B.1.4. Het beroep is ontvankelijk.

Ten aanzien van de bestreden bepaling B.2.1. Het beroep heeft betrekking op artikel D.IV.4, eerste lid, 11°, van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling, vastgesteld bij het decreet van 24 april 2014Relevante gevonden documenten type decreet prom. 24/04/2014 pub. 15/09/2014 numac 2014205556 bron waalse overheidsdienst Decreet tot opheffing van de artikelen 1 tot 128 en 129quater tot 184 van het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw, Patrimonium en Energie en tot vorming van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling sluiten « tot opheffing van de artikelen 1 tot 128 en 129quater tot 184 van het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw, Patrimonium en Energie en tot vorming van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling », dat bepaalt : « De volgende handelingen en werken worden onderworpen aan een voorafgaandelijke schriftelijke en uitdrukkelijke vergunning van de bevoegde overheid : [...] 11° een merkwaardige boom, struik of haag vellen, nadelig zijn voor hun stelsel van wortels of het aspect ervan wijzigen wanneer ze worden opgenomen op een gemeentelijke lijst bepaald volgens de modaliteiten vastgesteld door de Regering;de Regering kan een lijst van werken bepalen die nadelig zijn voor het stelsel van wortels of die het aspect van de merkwaardige bomen, struiken en hagen wijzigen; [...] ».

B.2.2. Krachtens artikel 1 van het decreet van 19 juni 2015Relevante gevonden documenten type decreet prom. 19/06/2015 pub. 30/06/2015 numac 2015202987 bron waalse overheidsdienst Decreet met het oog op de wijziging van artikel 68 van het decreet van 24 april 2014 tot opheffing van de artikelen 1 tot 128 en 129quater tot 184 van het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw, Patrimonium en Energie en tot vorming van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling, gewijzigd bij het decreet van 11 december 2014 houdende de algemene uitgavenbegroting van het Waalse Gewest voor het begrotingsjaar 2015 en bij het programmadecreet van 12 december 2014 houdende verschillende maatregelen betreffende de begroting inzake natuurrampen, verkeersveiligheid, openbare werken, energie, huisvesting, leefmilieu, ruimtelijke ordening, dierenwelzijn, landbouw en fiscaliteit sluiten « met het oog op de wijziging van artikel 68 van het decreet van 24 april 2014Relevante gevonden documenten type decreet prom. 24/04/2014 pub. 15/09/2014 numac 2014205556 bron waalse overheidsdienst Decreet tot opheffing van de artikelen 1 tot 128 en 129quater tot 184 van het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw, Patrimonium en Energie en tot vorming van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling sluiten tot opheffing van de artikelen 1 tot 128 en 129quater tot 184 van het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw, Patrimonium en Energie en tot vorming van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling, gewijzigd bij het decreet van 11 december 2014 houdende de algemene uitgavenbegroting van het Waalse Gewest voor het begrotingsjaar 2015 en bij het programmadecreet van 12 december 2014 houdende verschillende maatregelen betreffende de begroting inzake natuurrampen, verkeersveiligheid, openbare werken, energie, huisvesting, leefmilieu, ruimtelijke ordening, dierenwelzijn, landbouw en fiscaliteit », zal het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling in werking treden op een datum bepaald door de Waalse Regering.

B.2.3. Artikel 84, § 1, 11°, van het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw, Patrimonium en Energie (WWROSPE), dat door de bestreden bepaling zal worden vervangen bij de inwerkingtreding ervan, bepaalt : « Zonder voorafgaande, schriftelijke en uitdrukkelijke stedebouwkundige vergunning van het gemeentecollege, de gemachtigde ambtenaar of de Regering, is het verboden : [...] 11° één of meer bijzondere bomen of hagen te vellen of hun aspect te wijzigen, voor zover deze bomen en hagen voorkomen op een door de Regering opgemaakte lijst; [...] ».

B.2.4. Ter uitvoering van dat artikel bepalen de artikelen 266 en 267 van het WWROSPE : «

Artikel 266.Voor de toepassing van artikel [84, § 1, 11°,] van dit Wetboek worden beschouwd als merkwaardige bomen : 1° de merkwaardige bomen wegens hun esthetische of landschapachtige waarde, namelijk de alleenstaande hoogstammige bomen of struiken die ten minste dertig jaar oud zijn in de open ruimten en de hoek- en grensbomen;2° de bomen die voorwerp zijn van een studie of van een geschrift en waarvan melding is gemaakt bij wege van een bericht bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad;3° de in het boek van Jean Chalon, getiteld ' 1134 arbres remarquables de la Belgique ' (Namen, 1902) ingeschreven bomen en waarvan melding is gemaakt bij wege van een bericht bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad;4° de in het boek van het Bestuur van Waters en Bossen, getiteld ' Arbres remarquables de la Belgique ' (Brussel, 1978) ingeschreven bomen en waarvan melding is gemaakt bij wege van een bericht bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad;5° de bomen die gerangschikt zijn of het voorwerp zijn van een rangschikkingsprocedure, overeenkomstig de wet van 7 augustus 1931 op het behoud van monumenten en landschappen, gewijzigd door het decreet van 28 juni 1976 van de Raad van de Franse Gemeenschap;6° de bomen die afzonderlijk of in groep zijn opgenomen in de lijsten welke jaarlijks worden opgemaakt door de gemeenten op initiatief van de gemachtigde ambtenaren.

Artikel 267.Voor de toepassing van artikel [84, § 1, 11°,] van dit Wetboek worden beschouwd als merkwaardige hagen : 1° de op het openbare domein geplante hagen;2° de hagen waarvan de fotografie of de grafische uitbeelding - wegens het esthetisch, landschaps- of botanisch belang ervan - afzonderlijk of in publikaties wordt afgedrukt en waarvan melding is gemaakt bij wege van een bericht bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad;3° de hagen die specifiek voorwerp zijn van een studie of van een geschrift en waarvan melding is gemaakt bij wege van een bericht bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad;4° de hagen die gerangschikt of het voorwerp zijn van een rangschikkingsprocedure, overeenkomstig de wet van 7 augustus 1931 op het behoud van monumenten en landschappen, gewijzigd door het decreet van de Raad van de Franse Gemeenschap;5° de hagen die zijn opgenomen in de lijsten welke jaarlijks worden opgemaakt door de gemeenten op initiatief van de gemachtigde ambtenaren ». Ten aanzien van het enige middel B.3. De verzoekende partij leidt een enig middel af uit de schending van artikel 23 van de Grondwet. Zij voert aan dat de bestreden bepaling, in zoverre de gemeenten daarin worden aangewezen als bevoegde overheden om de lijsten met merkwaardige bomen, struiken en hagen op te stellen, terwijl die bevoegdheid, tot de inwerkingtreding ervan, door de Waalse Regering wordt uitgeoefend, een aanzienlijke achteruitgang van de bescherming van het recht op een gezond leefmilieu veroorzaakt.

B.4.1. Artikel 23 van de Grondwet bepaalt : « Ieder heeft het recht een menswaardig leven te leiden.

Daartoe waarborgen de wet, het decreet of de in artikel 134 bedoelde regel, rekening houdend met de overeenkomstige plichten, de economische, sociale en culturele rechten, waarvan ze de voorwaarden voor de uitoefening bepalen.

Die rechten omvatten inzonderheid : [...] 4° het recht op de bescherming van een gezond leefmilieu; [...] ».

B.4.2. Artikel 23 van de Grondwet impliceert inzake de bescherming van het leefmilieu een standstill-verplichting, die eraan in de weg staat dat de bevoegde wetgever het beschermingsniveau dat wordt geboden door de van toepassing zijnde wetgeving in aanzienlijke mate vermindert, zonder dat daarvoor redenen zijn die verband houden met het algemeen belang.

B.5.1. In de verantwoording van het amendement dat tot het aannemen van de bestreden bepaling heeft geleid, wordt vermeld : « De in de huidige bepalingen van het WWROSPE bedoelde beschermingsregeling van bomen, struiken en hagen is ingewikkeld. Dat wordt met name verklaard door historische redenen, aangezien er aanvankelijk geen officiële lijst met te beschermen bomen of hagen bestond en aangezien de gezamenlijke wil van de wetgever en van de regelgevende macht erin bestond een snelle bescherming ervan in te voeren.

Nu gemeentelijke lijsten bestaan en periodiek worden bijgewerkt, rijst de vraag of het niet opportuun is de bestaande regels te vereenvoudigen, die tal van interpretatiemoeilijkheden veroorzaken en zekere risico's van ontsporing doen ontstaan » (Parl. St., Waals Parlement, 2013-2014, nr. 942/155).

B.5.2. Tijdens de bespreking over de bestreden bepaling heeft de minister gepreciseerd : « De methode wordt in het regelgevend deel uitvoerig beschreven. Die methode werd sterk gerationaliseerd om niet meer enkel naar de door de gemeenten opgestelde lijsten te verwijzen » (Parl. St., Waals Parlement, 2013-2014, nr. 942/327quater, p. 464).

B.6. De bestreden bepaling strekt niet ertoe de bescherming van merkwaardige bomen, struiken en hagen in het Waalse Gewest te wijzigen of te verminderen. Integendeel, zij versterkt die bescherming in zoverre zij ook betrekking heeft op struiken en in zoverre zij, ten opzichte van de bestaande regelgeving, de vereiste toevoegt dat een stedenbouwkundige vergunning moet worden verkregen voor de handelingen en werken die nadelig zijn voor het stelsel van wortels van beschermde bomen, struiken en hagen.

B.7.1. In zoverre zij de gemeentelijke overheden belast met het opmaken van de lijst met merkwaardige bomen, struiken en hagen die de bescherming genieten die erin wordt geregeld, terwijl de beschermde bomen en hagen, tot de inwerkingtreding ervan, die zijn welke voorkomen op een lijst die door de Waalse Regering moet worden opgesteld, veroorzaakt de bestreden bepaling geen aanzienlijke achteruitgang van het recht op de bescherming van een gezond leefmilieu.

B.7.2. Niets maakt het immers mogelijk a priori te oordelen dat de gemeentelijke overheden die taak niet met evenveel zorg en spoed als de gewestelijke overheid zullen vervullen. Bij het opstellen van de lijst met merkwaardige bomen, struiken en hagen op hun grondgebied zijn de gemeentelijke overheden eveneens gehouden tot het in acht nemen van artikel 23 van de Grondwet en van het standstill-beginsel met betrekking tot het recht op de bescherming van een gezond leefmilieu dat het bevat.

Bij de inwerkingstelling van die bevoegdheid door de gemeenten kan een toezichthoudende controle worden uitgeoefend. Die controle kan in voorkomend geval ertoe leiden dat een bijzondere commissaris wordt aangewezen krachtens artikel L3116-1 van het Wetboek van de plaatselijke democratie en de decentralisatie.

B.7.3. Ten slotte kan tegen de handeling waarbij de gemeente de lijst met op haar grondgebied voorkomende merkwaardige bomen, struiken en hagen opmaakt, een beroep bij de Raad van State worden ingesteld door elke persoon die doet blijken van een belang. In dat verband verschillen de ontvankelijkheidsvereisten en de rechtspleging niet naargelang het beroep wordt ingesteld tegen de door een gemeentelijke overheid opgestelde lijst of tegen de door de Waalse Regering opgestelde lijst, zodat de bestreden bepaling evenmin een achteruitgang van het recht op de bescherming van een gezond leefmilieu met zich meebrengt.

B.7.4. Voor het overige zouden de vereenvoudiging en de rationalisering die met het aannemen van de bestreden maatregel door de decreetgever zijn nagestreefd, de bescherming van merkwaardige bomen, struiken en hagen in de hand moeten werken en geen afbreuk eraan mogen doen. In dat verband toont de verzoekende partij niet aan in welk opzicht die maatregel, voor de milieuverenigingen, extra financiële lasten zou teweegbrengen die onbestaanbaar zijn met artikel 9, leden 3 en 4, van het Verdrag van Aarhus.

B.8. Het enige middel is niet gegrond.

B.9. In haar memorie van antwoord klaagt de verzoekende partij aan dat de bestreden bepaling de Waalse Regering ertoe machtigt een lijst met werken op te stellen die nadelig zijn voor het stelsel van wortels van merkwaardige bomen, struiken of hagen of die het aspect ervan wijzigen. Die grief komt niet voor in het verzoekschrift, waarvan de draagwijdte zich beperkt tot het vorderen van de vernietiging van het woord « gemeentelijke » in de bestreden bepaling. Het gaat bijgevolg om een nieuw middel dat om die reden niet ontvankelijk is.

Om die redenen, het Hof verwerpt het beroep.

Aldus gewezen in het Frans, het Nederlands en het Duits, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, op 3 december 2015.

De griffier, F. Meersschaut De voorzitter, J. Spreutels

^