Etaamb.openjustice.be
Arrest
gepubliceerd op 29 maart 2017

Uittreksel uit arrest nr. 19/2017 van 16 februari 2017 Rolnummers 6173, 6181 en 6379 In zake : de beroepen tot gehele of gedeeltelijke vernietiging van : - artikel III.13 van het decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 25 april 2014 betreff - de artikelen 2 en 3 van het decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 19 december 2014 houdende wijz(...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2017201144
pub.
29/03/2017
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Uittreksel uit arrest nr. 19/2017 van 16 februari 2017 Rolnummers 6173, 6181 en 6379 In zake : de beroepen tot gehele of gedeeltelijke vernietiging van : - artikel III.13 van het decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 25 april 2014 betreffende het onderwijs XXIV (wijziging van artikel 110/5 van de Vlaamse Codex Secundair Onderwijs), - de artikelen 2 en 3 van het decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 19 december 2014 houdende wijziging van de Codex Secundair Onderwijs, wat het recht op inschrijving betreft, - de artikelen 2 en 3 van het decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 13 november 2015 houdende wijziging van artikel 110/5 van de Codex Secundair Onderwijs, wat het recht op inschrijving betreft, ingesteld door de vzw « Foyer » en anderen.

Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters E. De Groot en J. Spreutels, en de rechters L. Lavrysen, A. Alen, J.-P. Snappe, J.-P. Moerman, E. Derycke, T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul, F. Daoût, T. Giet en R. Leysen, bijgestaan door de griffier F. Meersschaut, onder voorzitterschap van voorzitter E. De Groot, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de beroepen en rechtspleging a. Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 20 maart 2015 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 23 maart 2015, is beroep tot vernietiging ingesteld van artikel III.13 van het decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 25 april 2014 betreffende het onderwijs XXIV (wijziging van artikel 110/5 van de Vlaamse Codex Secundair Onderwijs), bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 25 september 2014, door de vzw « Foyer », Elena Macaluso en Calogero Caruana, Giuseppina Catalano en Alfonso Scaglione, Paolina Cino en Luigi Caldara, Sibel Celik en Senay Korkmaz, bijgestaan en vertegenwoordigd door Mr. D. Abbeloos, advocaat bij de balie te Dendermonde, en Mr. J. Roets, Mr. E. Cloots en Mr. S. Sottiaux, advocaten bij de balie te Antwerpen. b. Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 3 april 2015 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 7 april 2015, is door dezelfde verzoekers, bijgestaan en vertegenwoordigd door Mr.D. Abbeloos, Mr. J. Roets, Mr. E. Cloots en Mr. S. Sottiaux, beroep tot gedeeltelijke vernietiging ingesteld van de artikelen 2 en 3 van het decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 19 december 2014 houdende wijziging van de Codex Secundair Onderwijs, wat het recht op inschrijving betreft (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 30 december 2014). c. Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 9 maart 2016 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 10 maart 2016, is door dezelfde verzoekers, bijgestaan en vertegenwoordigd door Mr.D. Abbeloos, Mr. J. Roets, Mr. E. Cloots en Mr. S. Sottiaux, beroep tot vernietiging ingesteld van de artikelen 2 en 3 van het decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 13 november 2015 houdende wijziging van artikel 110/5 van de Codex Secundair Onderwijs, wat het recht op inschrijving betreft (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 23 november 2015).

Die zaken, ingeschreven onder de nummers 6173, 6181 en 6379 van de rol van het Hof, werden samengevoegd. (...) II. In rechte (...) Ten aanzien van de bestreden bepalingen B.1.1. De verzoekende partijen in de zaak nr. 6173 vorderen de vernietiging van artikel III.13 van het decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 25 april 2014 betreffende het onderwijs XXIV (hierna : decreet van 25 april 2014Relevante gevonden documenten type decreet prom. 25/04/2014 pub. 25/09/2014 numac 2014035931 bron vlaamse overheid Decreet betreffende het onderwijs XXIV sluiten), dat bepaalt : « In artikel 110/5 van [de Codex Secundair Onderwijs], ingevoegd bij het decreet van 25 november 2011, vervangen bij het decreet van 8 juni 2012 en gewijzigd bij het decreet van 19 juli 2013, worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 2, 3°, wordt het woord ' B1 ' vervangen door het woord ' B2 ';2° aan paragraaf 2 wordt een punt c) toegevoegd, dat luidt als volgt : ' c) door het voorleggen van het bewijs van minstens voldoende kennis van het Nederlands na het afleggen van een taalexamen bij het selectiebureau van de federale overheid;'; 3° in paragraaf 2 wordt het vierde punt opgeheven en wordt het vijfde punt hernummerd tot het vierde punt;4° in paragraaf 3 worden in het derde lid de woorden ' artikel 110/9, § 1 ' vervangen door de woorden ' artikel 110/9 ';5° in paragraaf 3 wordt het vijfde lid vervangen door wat volgt : ' Een reeds ingeschreven leerling of een leerling die tot dezelfde leefentiteit behoort als een reeds ingeschreven leerling die op basis van de op het moment van zijn inschrijving geldende regelgeving werd beschouwd als een leerling met de thuistaal Nederlands mag beschouwd worden als een leerling met minstens één ouder die het Nederlands in voldoende mate machtig is als vermeld in paragraaf 1.Een reeds ingeschreven leerling of een leerling die tot dezelfde leefentiteit behoort als een reeds ingeschreven leerling die op basis van de op het moment van zijn inschrijving geldende regelgeving werd beschouwd als een leerling met minstens één ouder die het Nederlands in voldoende mate machtig is, wordt beschouwd als een leerling met minstens één ouder als vermeld in paragraaf 1. ' ».

B.1.2. Als gevolg van de wijzigingen bij het decreet van 25 april 2014Relevante gevonden documenten type decreet prom. 25/04/2014 pub. 25/09/2014 numac 2014035931 bron vlaamse overheid Decreet betreffende het onderwijs XXIV sluiten bepaalt artikel 110/5 van de Codex Secundair Onderwijs : « § 1. Een schoolbestuur verleent, in voorkomend geval met behoud van de toepassing van artikel 110/3 en 110/4, voor zijn scholen, gelegen in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad, voorrang aan leerlingen met minstens één ouder die het Nederlands in voldoende mate machtig is. § 2. Om van de voorrangsregeling, vermeld in paragraaf 1, gebruik te kunnen maken, toont de ouder op één van volgende wijzen aan dat hij het Nederlands in voldoende mate machtig is : 1° door het voorleggen van minstens het Nederlandstalig diploma van secundair onderwijs of daarmee gelijkwaardig Nederlandstalig studiebewijs;2° door het voorleggen van het Nederlandstalig studiegetuigschrift van het tweede leerjaar van de derde graad van het secundair onderwijs of daarmee gelijkwaardig Nederlandstalig studiebewijs;3° door het voorleggen van het bewijs dat hij het Nederlands beheerst op minstens niveau B2 van het Gemeenschappelijk Europees Referentiekader voor Talen.Dit gebeurt op basis van één van volgende stukken : a) een studiebewijs van door de Vlaamse Gemeenschap erkend, gefinancierd of gesubsidieerd onderwijs of een daarmee gelijkwaardig Nederlandstalig studiebewijs, dat het vereiste niveau van kennis van het Nederlands aantoont;b) een attest van niveaubepaling uitgevoerd door een Huis van het Nederlands dat het vereiste niveau van kennis van het Nederlands aantoont;c) door het voorleggen van het bewijs van minstens voldoende kennis van het Nederlands na het afleggen van een taalexamen bij het selectiebureau van de federale overheid;4° door het voorleggen van het bewijs dat hij negen jaar als regelmatige leerling onderwijs heeft gevolgd in het Nederlandstalige lager en secundair onderwijs.Dit gebeurt op basis van attesten daartoe uitgereikt door de betrokken schoolbesturen. § 3. Een schoolbestuur bepaalt voor zijn scholen gelegen in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad, een aantal leerlingen dat wordt vooropgesteld voor de inschrijving bij voorrang van leerlingen met minstens één ouder die het Nederlands in voldoende mate machtig is.

Het aantal leerlingen, vermeld in het eerste lid, moet gericht zijn op het verwerven of het behoud van 55 % leerlingen in de school met minstens één ouder die het Nederlands in voldoende mate machtig is.

Binnen het LOP van het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad kan afgesproken worden om een hoger percentage dan 55 te hanteren.

Het aantal leerlingen, vermeld in het eerste lid, kan door een schoolbestuur bepaald worden tot op de niveaus vermeld in artikel 110/9.

Het LOP maakt het overeengekomen percentage en de bepaalde aantallen bekend aan alle belanghebbenden.

Een reeds ingeschreven leerling of een leerling die tot dezelfde leefentiteit behoort als een reeds ingeschreven leerling die op basis van de op het moment van zijn inschrijving geldende regelgeving werd beschouwd als een leerling met de thuistaal Nederlands mag beschouwd worden als een leerling met minstens één ouder die het Nederlands in voldoende mate machtig is als vermeld in paragraaf 1. Een reeds ingeschreven leerling of een leerling die tot dezelfde leefentiteit behoort als een reeds ingeschreven leerling die op basis van de op het moment van zijn inschrijving geldende regelgeving werd beschouwd als een leerling met minstens één ouder die het Nederlands in voldoende mate machtig is, wordt beschouwd als een leerling met minstens één ouder als vermeld in paragraaf 1. § 4. Leerlingen die naast de voorwaarde, als vermeld in paragraaf 2, ook beantwoorden aan één of meerdere van de indicatoren, als vermeld in artikel 110/7, § 3, tellen niet mee voor het bereiken van het in paragraaf 3 vermelde aantal. Deze leerlingen worden ingeschreven tot het contingent voor de leerlingen die beantwoorden aan één of meerdere van de indicatoren, vermeld in artikel 110/7, § 3, bereikt is ».

B.1.3. Het decreet van 25 april 2014Relevante gevonden documenten type decreet prom. 25/04/2014 pub. 25/09/2014 numac 2014035931 bron vlaamse overheid Decreet betreffende het onderwijs XXIV sluiten is bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 25 september 2014. Het bestreden artikel III.13 van dat decreet is krachtens artikel III.73 ervan in werking getreden op 1 september 2014.

B.1.4. Uit de grieven die de verzoekende partijen aanvoeren blijkt dat hun beroep enkel strekt tot vernietiging van de vervanging, door artikel III.13, 1°, van het decreet van 25 april 2014Relevante gevonden documenten type decreet prom. 25/04/2014 pub. 25/09/2014 numac 2014035931 bron vlaamse overheid Decreet betreffende het onderwijs XXIV sluiten, van « B1 » door « B2 » in artikel 110/5, § 2, 3°, van de Codex Secundair Onderwijs.

B.2.1. Dezelfde verzoekende partijen vorderen in de zaak nr. 6181 ook de vernietiging van artikel 2 van het decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 19 december 2014 houdende wijziging van de Codex Secundair Onderwijs, wat het recht op inschrijving betreft (hierna : decreet van 19 december 2014Relevante gevonden documenten type decreet prom. 19/12/2014 pub. 29/01/2015 numac 2015035095 bron vlaamse overheid Decreet tot wijziging van de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013 type decreet prom. 19/12/2014 pub. 03/07/2015 numac 2015035711 bron vlaamse overheid Decreet houdende de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2015 type decreet prom. 19/12/2014 pub. 10/06/2015 numac 2015035562 bron vlaamse overheid Decreet houdende de tweede aanpassing van de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2014 type decreet prom. 19/12/2014 pub. 31/12/2014 numac 2014036945 bron vlaamse overheid Decreet houdende de middelenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2015 type decreet prom. 19/12/2014 pub. 27/01/2015 numac 2015035071 bron vlaamse overheid Decreet houdende diverse bepalingen onderwijs sluiten), dat aan het voormelde artikel 110/5, § 2, van de Codex Secundair Onderwijs een 5° toevoegt, dat bepaalt : « 5° voor inschrijvingen voor het schooljaar 2015-2016 door het voorleggen van het bewijs dat hij het Nederlands beheerst op minstens niveau B1 van het Gemeenschappelijk Europees Referentiekader voor Talen. Dit gebeurt op basis van één van volgende stukken : a) een studiebewijs van door de Vlaamse Gemeenschap erkend, gefinancierd of gesubsidieerd onderwijs of een daarmee gelijkwaardig Nederlandstalig studiebewijs, dat het vereiste niveau van kennis van het Nederlands aantoont;b) een attest van niveaubepaling uitgevoerd door een Huis van het Nederlands dat het vereiste niveau van kennis van het Nederlands aantoont;c) door het voorleggen van het bewijs van minstens voldoende kennis van het Nederlands na het afleggen van een taalexamen bij het selectiebureau van de federale overheid ». B.2.2. Het eveneens in de zaak nr. 6181 bestreden artikel 3 van het decreet van 19 december 2014Relevante gevonden documenten type decreet prom. 19/12/2014 pub. 29/01/2015 numac 2015035095 bron vlaamse overheid Decreet tot wijziging van de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013 type decreet prom. 19/12/2014 pub. 03/07/2015 numac 2015035711 bron vlaamse overheid Decreet houdende de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2015 type decreet prom. 19/12/2014 pub. 10/06/2015 numac 2015035562 bron vlaamse overheid Decreet houdende de tweede aanpassing van de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2014 type decreet prom. 19/12/2014 pub. 31/12/2014 numac 2014036945 bron vlaamse overheid Decreet houdende de middelenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2015 type decreet prom. 19/12/2014 pub. 27/01/2015 numac 2015035071 bron vlaamse overheid Decreet houdende diverse bepalingen onderwijs sluiten bepaalt dat dit decreet in werking treedt op 1 januari 2015.

B.3.1. Bij artikel 2 van het in de zaak nr. 6379 door dezelfde verzoekende partijen bestreden decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 13 november 2015 houdende wijziging van artikel 110/5 van de Codex Secundair Onderwijs, wat het recht op inschrijving betreft (hierna : decreet van 13 november 2015Relevante gevonden documenten type decreet prom. 13/11/2015 pub. 23/11/2015 numac 2015036425 bron vlaamse overheid Decreet houdende wijziging van artikel 110/5 van de Codex Secundair Onderwijs, wat het recht op inschrijving betreft type decreet prom. 13/11/2015 pub. 08/12/2015 numac 2015029614 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet houdende wijziging van het decreet van 12 december 2008 betreffende de bestrijding van sommige vormen van discriminatie type decreet prom. 13/11/2015 pub. 23/11/2015 numac 2015036436 bron vlaamse overheid Decreet houdende dringende tijdelijke maatregelen in het kader van een stijgend aantal anderstalige kleuters en inzake flexibilisering van de programmatiemogelijkheden onthaalonderwijs voor anderstalige nieuwkomers in het secundair onderwijs type decreet prom. 13/11/2015 pub. 25/02/2016 numac 2016035202 bron vlaamse overheid Decreet houdende instemming met het Verdrag tussen het Vlaamse Gewest en het Koninkrijk der Nederlanden betreffende de aanleg van de Nieuwe Sluis Terneuzen, ondertekend in Terneuzen op 5 februari 2015. - Addendum type decreet prom. 13/11/2015 pub. 02/12/2015 numac 2015036462 bron vlaamse overheid Decreet houdende instemming met het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Vlaamse Gewest betreffende de aanleg van de Nieuwe Sluis Terneuzen, ondertekend te Terneuzen op 5 februari 2015 sluiten), is in het in B.2.1 vermelde artikel 110/5, § 2, 5°, van die Codex de zinsnede « voor het schooljaar 2015-2016 » vervangen door de zinsnede « die betrekking hebben op het schooljaar 2015-2016 of het schooljaar 2016-2017 ».

B.3.2. Het eveneens in de zaak nr. 6379 bestreden artikel 3 van het decreet van 13 november 2015Relevante gevonden documenten type decreet prom. 13/11/2015 pub. 23/11/2015 numac 2015036425 bron vlaamse overheid Decreet houdende wijziging van artikel 110/5 van de Codex Secundair Onderwijs, wat het recht op inschrijving betreft type decreet prom. 13/11/2015 pub. 08/12/2015 numac 2015029614 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet houdende wijziging van het decreet van 12 december 2008 betreffende de bestrijding van sommige vormen van discriminatie type decreet prom. 13/11/2015 pub. 23/11/2015 numac 2015036436 bron vlaamse overheid Decreet houdende dringende tijdelijke maatregelen in het kader van een stijgend aantal anderstalige kleuters en inzake flexibilisering van de programmatiemogelijkheden onthaalonderwijs voor anderstalige nieuwkomers in het secundair onderwijs type decreet prom. 13/11/2015 pub. 25/02/2016 numac 2016035202 bron vlaamse overheid Decreet houdende instemming met het Verdrag tussen het Vlaamse Gewest en het Koninkrijk der Nederlanden betreffende de aanleg van de Nieuwe Sluis Terneuzen, ondertekend in Terneuzen op 5 februari 2015. - Addendum type decreet prom. 13/11/2015 pub. 02/12/2015 numac 2015036462 bron vlaamse overheid Decreet houdende instemming met het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Vlaamse Gewest betreffende de aanleg van de Nieuwe Sluis Terneuzen, ondertekend te Terneuzen op 5 februari 2015 sluiten bepaalt dat dit decreet in werking treedt op 1 november 2015.

B.3.3. Bij decreet van 25 november 2016Relevante gevonden documenten type decreet prom. 25/11/2016 pub. 22/12/2016 numac 2016036629 bron vlaamse overheid Decreet houdende wijziging van artikel 110/5 van de Codex Secundair Onderwijs, wat het recht op inschrijving betreft sluiten houdende wijziging van artikel 110/5 van de Codex Secundair Onderwijs, wat het recht op inschrijving betreft, werd in artikel 110/5, § 2, van de Codex Secundair Onderwijs in het 5°, toegevoegd bij het decreet van 19 december 2014Relevante gevonden documenten type decreet prom. 19/12/2014 pub. 29/01/2015 numac 2015035095 bron vlaamse overheid Decreet tot wijziging van de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013 type decreet prom. 19/12/2014 pub. 03/07/2015 numac 2015035711 bron vlaamse overheid Decreet houdende de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2015 type decreet prom. 19/12/2014 pub. 10/06/2015 numac 2015035562 bron vlaamse overheid Decreet houdende de tweede aanpassing van de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2014 type decreet prom. 19/12/2014 pub. 31/12/2014 numac 2014036945 bron vlaamse overheid Decreet houdende de middelenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2015 type decreet prom. 19/12/2014 pub. 27/01/2015 numac 2015035071 bron vlaamse overheid Decreet houdende diverse bepalingen onderwijs sluiten en gewijzigd bij het decreet van 13 november 2015Relevante gevonden documenten type decreet prom. 13/11/2015 pub. 23/11/2015 numac 2015036425 bron vlaamse overheid Decreet houdende wijziging van artikel 110/5 van de Codex Secundair Onderwijs, wat het recht op inschrijving betreft type decreet prom. 13/11/2015 pub. 08/12/2015 numac 2015029614 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet houdende wijziging van het decreet van 12 december 2008 betreffende de bestrijding van sommige vormen van discriminatie type decreet prom. 13/11/2015 pub. 23/11/2015 numac 2015036436 bron vlaamse overheid Decreet houdende dringende tijdelijke maatregelen in het kader van een stijgend aantal anderstalige kleuters en inzake flexibilisering van de programmatiemogelijkheden onthaalonderwijs voor anderstalige nieuwkomers in het secundair onderwijs type decreet prom. 13/11/2015 pub. 25/02/2016 numac 2016035202 bron vlaamse overheid Decreet houdende instemming met het Verdrag tussen het Vlaamse Gewest en het Koninkrijk der Nederlanden betreffende de aanleg van de Nieuwe Sluis Terneuzen, ondertekend in Terneuzen op 5 februari 2015. - Addendum type decreet prom. 13/11/2015 pub. 02/12/2015 numac 2015036462 bron vlaamse overheid Decreet houdende instemming met het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Vlaamse Gewest betreffende de aanleg van de Nieuwe Sluis Terneuzen, ondertekend te Terneuzen op 5 februari 2015 sluiten, tussen de zinsnede « of het schooljaar 2016-2017 » en het woord « door » de zinsnede « of het schooljaar 2017-2018 » ingevoegd.

Ten gronde Wat betreft het eerste en het derde middel in de zaak nr. 6173 en het enige middel in de zaken nrs. 6181 en 6379 B.4.1. De bestreden bepalingen maken deel uit van de voorrangsregels die van toepassing zijn op de inschrijvingen in het Nederlandstalige secundair onderwijs in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad.

B.4.2. Bij het bepalen van die voorrangsregels in de artikelen 110/1 en volgende van de Vlaamse Codex Secundair onderwijs heeft de decreetgever met verschillende bekommernissen rekening gehouden, zoals de aanwezigheid in de school van kinderen van dezelfde leefeenheid, van kinderen uit kansarme gezinnen of van kinderen van personeelsleden van de school. De decreetgever heeft eveneens erin voorzien dat een schoolbestuur in voorkomend geval voor zijn scholen gelegen in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad voorrang verleent aan de leerlingen met minstens één ouder die het Nederlands in voldoende mate machtig is.

B.4.3. Het bewijs dat de ouder het Nederlands voldoende machtig is, kan op verschillende manieren worden geleverd. Vóór de totstandkoming van de bestreden bepalingen kon dat onder meer door het voorleggen van het bewijs dat de ouder het Nederlands beheerst op minstens niveau B1 van het Gemeenschappelijk Europees Referentiekader voor Talen. Door de bestreden bepalingen wordt voortaan het taalniveau B2 vereist.

Overeenkomstig artikel 110/5, § 2, 5°, van de Vlaamse Codex Secundair Onderwijs, toegevoegd bij het decreet van 19 december 2014Relevante gevonden documenten type decreet prom. 19/12/2014 pub. 29/01/2015 numac 2015035095 bron vlaamse overheid Decreet tot wijziging van de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013 type decreet prom. 19/12/2014 pub. 03/07/2015 numac 2015035711 bron vlaamse overheid Decreet houdende de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2015 type decreet prom. 19/12/2014 pub. 10/06/2015 numac 2015035562 bron vlaamse overheid Decreet houdende de tweede aanpassing van de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2014 type decreet prom. 19/12/2014 pub. 31/12/2014 numac 2014036945 bron vlaamse overheid Decreet houdende de middelenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2015 type decreet prom. 19/12/2014 pub. 27/01/2015 numac 2015035071 bron vlaamse overheid Decreet houdende diverse bepalingen onderwijs sluiten en gewijzigd bij de decreten van 13 november 2015 en 25 november 2016, gelden de nieuwe voorwaarden niet voor het schooljaar 2015-2016, voor het schooljaar 2016-2017 en voor het schooljaar 2017-2018.

B.4.4. Het niveau B1 van het Gemeenschappelijk Europees Referentiekader voor Talen is dat wat wordt bereikt door de onafhankelijke gebruiker wanneer hij de belangrijkste punten kan begrijpen uit duidelijke standaardteksten over vertrouwde zaken die regelmatig voorkomen op het werk, op school en in de vrije tijd, wanneer hij zich kan redden in de meeste situaties die kunnen optreden tijdens reizen in gebieden waar de taal wordt gesproken, wanneer hij een eenvoudige lopende tekst kan produceren over onderwerpen die vertrouwd of die van persoonlijk belang zijn, en ten slotte wanneer hij een beschrijving kan geven van ervaringen en gebeurtenissen, dromen, verwachtingen en ambities en kort redenen en verklaringen kan geven voor meningen en plannen (Raad van Europa, Gemeenschappelijk Europees Referentiekader voor Moderne Vreemde Talen : Leren, Onderwijzen, Beoordelen, Nederlandse Taalunie, Den Haag, 2008, http://taalunieversum.org/onderwijs/gemeenschappelijk_europees_referentiekader/3/3/, p. 26). De onafhankelijke gebruiker bereikt daarentegen het niveau B2 wanneer hij de hoofdgedachte van een ingewikkelde tekst kan begrijpen, zowel over concrete als over abstracte onderwerpen, met inbegrip van technische besprekingen in het eigen vakgebied, wanneer hij zo vloeiend en spontaan kan reageren dat een normale uitwisseling met moedertaalsprekers mogelijk is zonder dat dit voor een van de partijen inspanning met zich meebrengt, en ten slotte wanneer hij duidelijke, gedetailleerde tekst kan produceren over een breed scala van onderwerpen, een standpunt over een actuele kwestie kan uiteenzetten en daarbij kan ingaan op de voor- en nadelen van diverse opties (ibid.).

B.5.1. In het eerste onderdeel van het eerste middel in de zaak nr. 6173 betogen de verzoekende partijen dat artikel 110/5, § 2, 3°, van de Vlaamse Codex Secundair Onderwijs - dat van minstens één van de ouders die de voorrangsregeling willen genieten bij de inschrijving van hun kind(eren) in het Nederlandstalige secundair onderwijs in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad voortaan een taalkennis van het niveau B2 van het Gemeenschappelijk Europees Referentiekader voor Talen vereist - een discriminerend verschil in behandeling zou invoeren inzake het recht op onderwijs, tussen kinderen die dankzij hun vorige schoolloopbaan weliswaar het Nederlands machtig zijn maar van wie geen van de ouders het Nederlands machtig is op het niveau B2 en kinderen die - ongeacht hun kennis van het Nederlands - wel minstens één ouder hebben die het Nederlands op dat niveau machtig is.

Aldus zou die bepaling een schending inhouden van het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie, zoals vervat in de artikelen 10, 11, 24, § 4, en 191 van de Grondwet en in artikel 2, lid 2, van het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten, al dan niet in samenhang gelezen met het recht op onderwijs zoals gewaarborgd in artikel 24 van de Grondwet, in artikel 2 van het Eerste Aanvullend Protocol bij het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en in artikel 13 van het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten.

B.5.2. In het tweede onderdeel van het middel voeren de verzoekende partijen aan dat de bestreden bepaling om dezelfde reden een schending zou inhouden van de artikelen 10, 11, 24, § 4, en 191 van de Grondwet, in samenhang gelezen met het standstill-beginsel vervat in artikel 13, leden 1 en 2, b), van het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten.

B.5.3. In het derde middel in de zaak nr. 6173 betogen de verzoekende partijen dat de bestreden bepaling een schending zou inhouden van de artikelen 10, 11, 24, § 4, en 191 van de Grondwet, in samenhang gelezen met het rechtszekerheidsbeginsel, doordat het de voorwaarden die aan de ouders worden gesteld, wijzigt tijdens het studietraject van het kind, dat mogelijk al gedurende negen jaar Nederlandstalig onderwijs heeft gevolgd vóór de ouders het wensen in te schrijven in het Nederlandstalige secundair onderwijs.

B.5.4. In het enige middel in de zaak nr. 6181 voeren de verzoekende partijen aan dat de overgangstermijn die door de artikelen 2 en 3 van het decreet van 19 december 2014Relevante gevonden documenten type decreet prom. 19/12/2014 pub. 29/01/2015 numac 2015035095 bron vlaamse overheid Decreet tot wijziging van de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013 type decreet prom. 19/12/2014 pub. 03/07/2015 numac 2015035711 bron vlaamse overheid Decreet houdende de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2015 type decreet prom. 19/12/2014 pub. 10/06/2015 numac 2015035562 bron vlaamse overheid Decreet houdende de tweede aanpassing van de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2014 type decreet prom. 19/12/2014 pub. 31/12/2014 numac 2014036945 bron vlaamse overheid Decreet houdende de middelenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2015 type decreet prom. 19/12/2014 pub. 27/01/2015 numac 2015035071 bron vlaamse overheid Decreet houdende diverse bepalingen onderwijs sluiten wordt gelaten aan de ouders om het vereiste niveau B2 te halen, onvoldoende lang is en zodoende een schending zou inhouden van de artikelen 10, 11, 24, § 4, en 191 van de Grondwet, in samenhang gelezen met het rechtszekerheidsbeginsel en het vertrouwensbeginsel.

B.5.5. In de zaak nr. 6379 wordt hetzelfde middel aangevoerd tegen de artikelen 2 en 3 van het decreet van 13 november 2015Relevante gevonden documenten type decreet prom. 13/11/2015 pub. 23/11/2015 numac 2015036425 bron vlaamse overheid Decreet houdende wijziging van artikel 110/5 van de Codex Secundair Onderwijs, wat het recht op inschrijving betreft type decreet prom. 13/11/2015 pub. 08/12/2015 numac 2015029614 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet houdende wijziging van het decreet van 12 december 2008 betreffende de bestrijding van sommige vormen van discriminatie type decreet prom. 13/11/2015 pub. 23/11/2015 numac 2015036436 bron vlaamse overheid Decreet houdende dringende tijdelijke maatregelen in het kader van een stijgend aantal anderstalige kleuters en inzake flexibilisering van de programmatiemogelijkheden onthaalonderwijs voor anderstalige nieuwkomers in het secundair onderwijs type decreet prom. 13/11/2015 pub. 25/02/2016 numac 2016035202 bron vlaamse overheid Decreet houdende instemming met het Verdrag tussen het Vlaamse Gewest en het Koninkrijk der Nederlanden betreffende de aanleg van de Nieuwe Sluis Terneuzen, ondertekend in Terneuzen op 5 februari 2015. - Addendum type decreet prom. 13/11/2015 pub. 02/12/2015 numac 2015036462 bron vlaamse overheid Decreet houdende instemming met het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Vlaamse Gewest betreffende de aanleg van de Nieuwe Sluis Terneuzen, ondertekend te Terneuzen op 5 februari 2015 sluiten.

Aangezien het belang van de overige verzoekende partijen bij het beroep niet wordt betwist, noch betwistbaar is, is er geen aanleiding om in te gaan op de exceptie van de Vlaamse Regering dat de derde verzoekende partijen geen belang zouden hebben bij hun beroep tegen die overgangsregeling.

B.6.1. Uit de uiteenzetting van de middelen blijkt dat de kritiek van de verzoekende partijen in de eerste plaats gericht is tegen de keuze van de decreetgever om bij de voorrangsregeling voor de inschrijvingen in het Nederlandstalige secundair onderwijs in Brussel-Hoofdstad een voldoende kennis van het Nederlands van één van de ouders in aanmerking te nemen, doch bij die voorrangsregels geen rekening te houden met de kennis van het Nederlands van het kind.

B.6.2. Hiermee stellen de verzoekende partijen evenwel een beleidskeuze ter discussie die niet werd gemaakt door de bestreden bepalingen, maar die wel reeds is vervat in het decreet van 28 juni 2002Relevante gevonden documenten type decreet prom. 28/06/2002 pub. 14/09/2002 numac 2002036137 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet betreffende gelijke onderwijskansen-I sluiten « betreffende gelijke onderwijskansen - I », gewijzigd bij decreet van 15 juli 2005. In zoverre de verzoekende partijen die keuze bekritiseren, is hun beroep niet ontvankelijk.

Het Hof kan in het kader van de huidige beroepen tot vernietiging enkel onderzoeken of het recht op onderwijs op discriminatoire wijze wordt aangetast in zoverre bij artikel 110/5, § 2, 3°, van de Vlaamse Codex Secundair Onderwijs het niveau van de taalkennis dat van één ouder wordt vereist, werd verhoogd tot niveau B2 van het Gemeenschappelijk Europees Referentiekader voor Talen.

B.7. Bij zijn arrest nr. 7/2012 van 18 januari 2012 heeft het Hof zich uitgesproken over de regeling die vervat was in artikel VIII.11 van het decreet van 9 juli 2010Relevante gevonden documenten type decreet prom. 09/07/2010 pub. 31/08/2010 numac 2010035634 bron vlaamse overheid Decreet betreffende het onderwijs XX sluiten betreffende het onderwijs XX, dat bepaalde dat de inrichtende machten voor een of meer van hun scholen gelegen in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad, in het gewoon basisonderwijs en in de eerste graad van het gewoon secundair onderwijs een voorrang konden verlenen aan leerlingen die in het gezin met minstens één van de twee ouders het Nederlands spraken, op voorwaarde dat de thuistaal Nederlands met name werd aangetoond door het voorleggen van het bewijs dat vader of moeder het Nederlands beheerste minstens op niveau B1 van het Gemeenschappelijk Europees Referentiekader voor Talen, waarbij het bewijs van niveau B1 onder meer wordt geleverd op basis van een attest van niveaubepaling uitgevoerd door een Huis van het Nederlands, dat het vereiste niveau van kennis van het Nederlands aantoont.

Bij dat arrest oordeelde het Hof : « B.14.3. Te dezen strekt de bestreden bepaling, zoals wordt aangegeven in de verantwoording voor het amendement waaruit zij voortvloeit, weergegeven in B.3, ertoe het daadwerkelijke bewijs van het gebruik van het Nederlands in het gezin te waarborgen; de decreetgever heeft geoordeeld dat de vroegere regeling van de verklaring op eer niet volstond om de doelstellingen te waarborgen waarvoor die was ingevoerd, namelijk, zoals in dezelfde verantwoording wordt aangegeven, de Nederlandstalige Brusselse kinderen toelaten een Nederlandstalige school te vinden in de nabijheid van hun huis en een goede verhouding te verkrijgen tussen de leerlingen die thuis het Nederlands gebruiken en de anderstalige leerlingen.

B.14.4. De bestreden bepaling is op zich niet van dien aard dat zij kan waarborgen dat die doelstellingen worden bereikt; er kan evenwel worden aangenomen dat het gebruik van het Nederlands in het gezin ertoe kan leiden dat die taal ook wordt gebruikt op school, dat aldus homogener wordt. De bestreden bepaling maakt het weliswaar niet mogelijk te voorkomen dat leerlingen die, om de ene of de andere reden - die bijvoorbeeld te maken heeft met hun vroegere schooltijd -, het Nederlands zouden kennen, geen prioritaire inschrijving kunnen verkrijgen wanneer geen van hun beide ouders kan voldoen aan de daarin gestelde eisen, noch voorkomen dat ouders die, om de ene of de andere reden, zouden voldoen aan die eisen maar het Nederlands niet in het gezin zouden gebruiken, hun kind bij prioriteit kunnen inschrijven in een door het decreet beoogde school, terwijl dat kind een onvoldoende kennis zou hebben van het Nederlands. De decreetgever, die tegelijk wordt geconfronteerd met de wensen van ouders die voor hun kinderen een onderwijsinrichting willen vinden waar de onderwijstaal de taal is die zij in het gezin gebruiken, met een grote verscheidenheid van situaties in de schoolbevolking en met de wens van de scholen over objectieve maatstaven te beschikken waardoor zij kunnen vermijden dat zij zelf over die situaties moeten oordelen (Parl. St., Vlaams Parlement, 2009-2010, nr. 526/4, p. 37), vermocht, gelet op de ruime beoordelingsbevoegdheid waarover hij beschikt, zoals aangegeven in B.14.2, ervan uit te gaan dat de bestreden bepaling adequaat is.

De maatregel zou niet evenredig zijn indien de van de ouders geëiste bewijzen overdreven moeilijk voor te leggen zouden zijn; uit de verklaringen van de minister van Onderwijs tijdens de parlementaire voorbereiding (ibid., p. 37) blijkt evenwel dat zulks niet het geval is, zodat, onder dat voorbehoud, de bestreden bepaling niet kan worden geacht op discriminerende wijze afbreuk te doen aan de rechten van de betrokkenen ».

B.8.1. De verhoging, door de bestreden bepaling, van het vereiste minimumniveau van taalkennis van minstens één ouder van niveau B1 van het Gemeenschappelijk Europees Referentiekader voor Talen naar niveau B2, is het resultaat van de aanneming van een amendement van een aantal parlementsleden dat als volgt werd verantwoord : « Scholen ervaren de operationalisering van ' minstens één ouder is het Nederlands voldoende machtig ' - aangetoond aan de hand van documenten - om twee redenen als een positief element : het is een objectiever instrument dan de vroeger bestaande verklaring op eer en het geeft een duidelijk signaal aan ouders die hun kind inschrijven in het Nederlandstalig onderwijs dat een positief engagement ten aanzien van de Nederlandse taal verwacht wordt. Scholen geven echter ook aan dat ze het vroegere niveau B1 als onvoldoende ervaren om de communicatie met de ouders vlot te laten verlopen en om te spreken van een versterking van het Nederlandstalige karakter van het onderwijs in Brussel-Hoofdstad.

De bestaande voorrangsperiode voor kinderen van wie minstens één ouder het Nederlands in voldoende mate machtig is (van minstens 55 procent) blijft dan ook behouden. Ook de manier waarop ouders kunnen aantonen tot de voorrangsgroep te behoren, blijft grotendeels behouden. Enkel het niveau van het bewijs van de Nederlandse taalbeheersing wordt opgetrokken van niveau B1 naar niveau B2 » (Parl. St., Vlaams Parlement, 2013-2014, nr. 2422/4, pp. 9-10 en 39).

B.8.2. Tijdens de bespreking in de Commissie voor Onderwijs en Gelijke Kansen verklaarde de minister van Onderwijs : « De wijzigingen komen er ook op vraag van het Brusselse onderwijs. Om de voorrangsgroep van personen die Nederlandstalig zijn in de enge zin van het woord, te detecteren is niveau B1 te laag en dus wordt de norm niveau B2. Hoewel de doelstelling is 55 % voorrang voor Nederlandstaligen, heeft slechts 8 % van de kinderen twee ouders die Nederlands spreken. De groep waarvan één van beide ouders Nederlands spreekt, is 25 %. Bij zijn 21 bezoeken aan Brusselse scholen heeft de minister van alle ouders gehoord dat zelfs mensen die amper Nederlands spreken, toch niveau B1 halen. De regeling wordt niet complexer, alleen het niveau wordt aangepast » (Parl. St., Vlaams Parlement, 2013-2014, nr. 2422/12, p. 32).

B.8.3. In de plenaire vergadering verklaarde de minister van Onderwijs : « Ik heb van mensen op het terrein vernomen dat er een probleem is met het niveau B1. Er passeren mensen met een B1-attest van het Huis van het Nederlands die eigenlijk geen Nederlands spreken of niet Nederlandstalig zijn. Het klopt niet dat die mensen gebruikmaken van een voorrangsregel voor Nederlandstaligen. Ik heb dan ook besloten dat niveau te verhogen. [...] [...] Nu we vaststellen dat het niveau B1 te laag is om echt als Nederlandstalige te worden beschouwd, verhogen we dit niveau. We hebben steeds gesteld dat het decreet betreffende het inschrijvingsrecht een evolutief decreet is. Dit betekent dat we het steeds aan de praktijk moeten aanpassen » (Hand., Vlaams Parlement, 23 april 2014, Plen., nr. 33, p. 68).

B.9.1. Om het aangeklaagde verschil in behandeling te verantwoorden in het licht van het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie, in samenhang gelezen met de in het middel beoogde verdragsbepalingen en algemene beginselen, moet vaststaan dat het door de decreetgever nagestreefde doel legitiem is. Bovendien volstaat het niet dat dat verschil in behandeling zoals te dezen berust op objectieve criteria; er moet worden aangetoond dat, ten aanzien van de geregelde aangelegenheid, dat onderscheid relevant is in het licht van het door de bestreden bepalingen nagestreefde doel en dat het niet op onevenredige wijze afbreuk doet aan de rechten van de betrokkenen.

B.9.2. Onder die rechten bevindt zich het recht op onderwijs, gewaarborgd bij artikel 24, § 3, van de Grondwet. Het recht op onderwijs houdt evenwel niet een onvoorwaardelijk recht in voor de ouders om hun kinderen te doen inschrijven in de onderwijsinstelling van hun eerste keuze.

De overheid dient rekening te houden met tal van omstandigheden om het onderwijs in te richten of te subsidiëren op de wijze die het meest aangewezen voorkomt. De decreetgever beschikt daarbij over een ruime beoordelingsbevoegdheid, zonder afbreuk te kunnen doen aan het recht op kosteloos onderwijs tot het einde van de leerplicht, gewaarborgd bij artikel 24, § 3, van de Grondwet. Het Hof dient evenwel erop toe te zien dat de keuzes die de decreetgever maakt in het kader van zijn onderwijsbeleid, geen onevenredige aantasting van de rechten van bepaalde categorieën van ouders en hun kinderen teweegbrengen.

B.10. Initieel was de decreetgever van oordeel dat een bewijs van de kennis van het Nederlands op niveau B1 van het Gemeenschappelijk Europees Referentiekader voor Talen kon volstaan om aan te tonen dat de ouder die taal voldoende machtig is. Zoals blijkt uit de parlementaire voorbereiding van de bestreden bepaling, geven « scholen [...] echter ook aan dat ze het vroegere niveau B1 als onvoldoende ervaren om de communicatie met de ouders vlot te laten verlopen en om te spreken van een versterking van het Nederlandstalige karakter van het onderwijs in Brussel-Hoofdstad » (Parl. St., Vlaams Parlement, 2013-2014, nr. 2422/4, p. 9).

Zonder dat de draagwijdte dient te worden onderzocht van andere doelstellingen die in de in B.8 aangehaalde parlementaire voorbereiding worden vermeld, zoals die bestaande in het beperken van de voorrangsgroep tot de « personen die Nederlandstalig zijn in de enge zin van het woord », volstaat het vast te stellen dat die twee doelstellingen legitiem zijn.

B.11.1. Volgens het decreet zijn er twee soorten mogelijkheden om het bewijs te leveren dat een ouder het Nederlands voldoende machtig is : hetzij op grond van de schoolloopbaan van die ouder in het Nederlandstalig onderwijs (artikel 110/5, § 2, 1°, 2° en 4°, van de Vlaamse Codex Secundair Onderwijs), hetzij via een taaltest die het bewijs levert dat men het Nederlands beheerst op niveau B2 van het Gemeenschappelijk Europees Referentiekader voor Talen (artikel 110/5, § 2, 3°, van dezelfde Codex).

B.11.2. Wanneer de decreetgever, na een evaluatie van de voorheen bestaande regelgeving, vaststelt dat de taalkennis van minstens één ouder, die beantwoordt aan het niveau B1 van het Gemeenschappelijk Europees Referentiekader voor Talen, en die onder meer kan worden bewezen aan de hand van een taaltest in het Huis van het Nederlands, niet volstaat om de voormelde doelstellingen te bereiken, neemt hij een pertinente maatregel door dat niveau te verhogen.

B.12.1. De bestreden voorrangsregeling ontzegt jongeren niet het recht op onderwijs. Ze regelt enkel de voorrang bij de inschrijvingen in secundaire scholen waar meer gegadigden dan vrije plaatsen zijn.

Volgens de gegevens die de Vlaamse Regering aan het Hof heeft verstrekt, zijn er thans in het Nederlandstalige secundair onderwijs in Brussel-Hoofdstad in zijn geheel genomen voldoende plaatsen beschikbaar. Aldus brengt de voorrangsregeling de toegang zelf tot het Nederlandstalige secundair onderwijs niet in gevaar. Wie als gevolg van de bestreden voorrangsregeling niet kan worden ingeschreven in een bepaalde Nederlandstalige school die de voorkeur van zijn ouder(s) geniet, zal met behulp van het lokaal overlegplatform worden doorverwezen naar een andere Nederlandstalige school.

B.12.2. De bestreden bepaling legt geen verplichte kennis van de Nederlandse taal op aan de ouders die hun kind willen inschrijven in het Nederlandstalig onderwijs, doch wil enkel voorrang verlenen aan de kinderen uit gezinnen waarvan ten minste één ouder het Nederlands in voldoende mate machtig is.

B.12.3. De voorrangsregeling voor de kinderen van ouders die de vereiste kennis van het Nederlands kunnen aantonen, is in beginsel begrensd tot 55 pct. van de beschikbare plaatsen zodat diegenen die niet aan die voorwaarde voldoen, in aanmerking komen voor de 45 pct. resterende plaatsen en, wanneer minder dan 55 pct. van de beschikbare plaatsen wordt ingenomen door kinderen van ouders die aan de in artikel 110/5, § 2, van de Vlaamse Codex Secundair Onderwijs gestelde vereisten voldoen, voor de aldus vrijgekomen plaatsen.

In dat opzicht heeft het Hof in B.21.5 van zijn voormelde arrest nr. 7/2012 geoordeeld : « Het lokaal overlegplatform Brussel kan de beslissing om een voorrangspercentage vast te stellen dat hoger is dan 55 percent enkel nemen in uitzonderlijke omstandigheden op grond van objectieve en gemotiveerde gegevens die die noodzaak aantonen. Gelet op het feit dat in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad schoolplichtige kinderen woonachtig zijn waarvan de ouders noch het Nederlands, noch het Frans als thuistaal hebben, dient het lokaal overlegplatform er ook over te waken dit percentage niet op een zodanig hoog niveau te bepalen dat de scholen die afhangen van de Vlaamse Gemeenschap niet zouden zijn gehouden een billijk deel van die kinderen op te vangen ».

Bovendien dient in elke school, ter uitvoering van artikel 110/7 van de Vlaamse Codex Secundair Onderwijs, ook 25 pct. van de plaatsen gereserveerd te worden voor kinderen uit kansarme gezinnen.

B.12.4. Voorts geldt de bestreden bepaling volgens artikel 110/5, § 3, laatste lid, van de Vlaamse Codex Secundair Onderwijs niet voor een reeds ingeschreven leerling of een leerling die tot dezelfde leefentiteit behoort als een reeds ingeschreven leerling en van wie één van de ouders op het ogenblik van de inschrijving de kennis van het Nederlands op niveau B1 van het Gemeenschappelijk Europees Referentiekader voor Talen kon aantonen.

B.12.5. Bovendien geldt ingevolge de wijzigingen bij de decreten van 19 december 2014, 13 november 2015 en 25 november 2016 de nieuwe taalvereiste in elk geval niet voor de inschrijvingen voor de schooljaren 2015-2016, 2016-2017 en 2017-2018, zodat drie jaren de tijd wordt gelaten aan de ouders die het vereiste attest wensen te behalen.

B.12.6. Ten slotte doet de voorrangsregeling evenmin afbreuk aan het recht op toegang tot het middelbaar onderwijs en gaat zij niet in tegen het doel van geleidelijke invoering van de kosteloosheid van dat onderwijs, gewaarborgd bij de artikelen 2 en 13, leden 1 en 2, b), van het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten.

B.12.7. De maatregel zou evenwel onevenredig zijn indien hij zou vereisen dat minstens een van de ouders het bewijs voorlegt dat hij het Nederlands machtig is op een minimumniveau dat hoger is dan niveau B2. Hij zou eveneens onevenredig zijn indien dat bewijs overdreven moeilijk voor te leggen zou zijn, hetgeen in voorkomend geval door de bevoegde rechter moet worden gecontroleerd. Onder dat voorbehoud doen de bestreden bepalingen, ten aanzien van de ouders en de leerlingen die niet behoren tot de bestreden voorrangscategorie, niet op onevenredige wijze afbreuk aan de rechten die zijn gewaarborgd bij de in B.5 vermelde grondwets- en verdragsbepalingen.

B.13. Onder voorbehoud van wat in B.12.7 is vermeld, zijn het eerste en het derde middel in de zaak nr. 6173 en het enige middel in de zaken nrs. 6181 en 6379 niet gegrond.

Wat betreft het tweede middel in de zaak nr. 6173 B.14. De verzoekende partijen voeren een middel aan afgeleid uit de schending van het beginsel van gelijkheid en niet discriminatie zoals vervat in de artikelen 10, 11, 24, § 4, en 191 van de Grondwet, in samenhang gelezen met, enerzijds, de bepalingen van het recht van de Europese Unie inzake het vrij verkeer van personen en het burgerschap van de Europese Unie (artikelen 18, 20 en 21 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (hierna : VWEU)) en, anderzijds, de artikelen 45 en 49 van het VWEU, alsook de artikelen 22 en 24 van de richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 « betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden, tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1612/68 en tot intrekking van Richtlijnen 64/221/EEG, 68/360/EEG, 72/194/EEG, 73/148/EEG, 75/34/EEG, 75/35/EEG, 90/364/EEG, 90/365/EEG en 93/96/EEG », alsook met het recht op onderwijs, de vrijheid om een beroep uit te oefenen en het recht om te werken, het recht om niet te worden gediscrimineerd, het beginsel van respect voor culturele en taalkundige verscheidenheid, en de vrijheid van verkeer en van verblijf, gewaarborgd bij de artikelen 14, 15, 21, 22 en 45 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en de algemene beginselen van het Unierecht.

Volgens de verzoekende partijen belemmert de bestreden bepaling in aanzienlijke mate de toegang tot het Nederlandstalige secundair onderwijs te Brussel voor kinderen van personen die niet over het vereiste niveau van kennis van het Nederlands beschikken, zelfs indien die kinderen zelf het Nederlands voldoende beheersen en reeds basisonderwijs hebben genoten in die taal. Kinderen van Nederlandstalige burgers van de Europese Unie en kinderen van anderstalige burgers van de Europese Unie zouden bijgevolg geen gelijke toegang hebben tot het Nederlandstalige secundair onderwijs te Brussel, ongeacht de taalkennis waarover het kind zelf beschikt.

B.15. Aangezien het belang van de overige verzoekende partijen - behoudens de derde - niet wordt betwist, noch betwistbaar is, dient niet te worden ingegaan op de exceptie van de Vlaamse Regering ten aanzien van de vijfde en de zesde verzoekende partij wat het tweede middel betreft.

B.16. Zoals reeds naar aanleiding van het eerste en het derde middel in de zaak nr. 6173 en het enige middel in de zaken nrs. 6181 en 6379 is vermeld, kan het Hof in het kader van de huidige beroepen tot vernietiging enkel onderzoeken of de in het middel aangehaalde rechten en vrijheden op discriminatoire wijze worden aangetast in zoverre bij artikel 110/5, § 2, 3°, van de Vlaamse Codex Secundair Onderwijs het niveau van de taalkennis dat van één ouder wordt vereist, werd verhoogd tot niveau B2 van het Gemeenschappelijk Europees Referentiekader voor Talen.

Ook in het tweede middel blijkt de kritiek van de verzoekende partijen in de eerste plaats gericht te zijn tegen de keuze van de decreetgever om bij de voorrangsregeling voor de inschrijvingen in het Nederlandstalige secundair onderwijs in Brussel-Hoofdstad een voldoende kennis van het Nederlands van één van de ouders in aanmerking te nemen, doch bij die voorrangsregels geen rekening te houden met de kennis van het Nederlands van het kind.

Hiermee stellen de verzoekende partijen evenwel een beleidskeuze ter discussie die niet werd gemaakt door de bestreden bepalingen, maar die wel reeds is vervat in het decreet van 28 juni 2002Relevante gevonden documenten type decreet prom. 28/06/2002 pub. 14/09/2002 numac 2002036137 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet betreffende gelijke onderwijskansen-I sluiten « betreffende gelijke onderwijskansen - I » en die sindsdien bij de opeenvolgende onderwijsdecreten werd behouden. In zoverre de verzoekende partijen die keuze bekritiseren, is hun beroep niet ontvankelijk.

B.17. Bovendien doet de bestreden regeling geen afbreuk aan de in het middel aangehaalde rechten en vrijheden en houdt zij enkel een voorrangsregeling in voor een bepaald percentage van de inschrijvingen voor de Nederlandstalige secundaire scholen in Brussel-Hoofdstad, mits een overgangsperiode voor de schooljaren 2015-2016, 2016-2017 en 2017-2018.

Die regeling geldt immers ongeacht of de betrokken personen de Belgische of enige andere nationaliteit hebben en heeft noch rechtstreeks, noch onrechtstreeks tot doel of tot gevolg enige discriminerende belemmering in te voeren ten aanzien van de in het middel aangevoerde Europeesrechtelijke rechten en vrijheden. Die rechten en vrijheden gaan niet zover dat daaruit een onbeperkt recht zou voortvloeien om kinderen in te schrijven in een school van de eerste keuze, recht dat overigens evenmin is gewaarborgd aan de Belgische ouders en hun kinderen die zouden opteren voor het secundair onderwijs in Brussel-Hoofdstad dat wordt ingericht of gesubsidieerd door de Vlaamse Gemeenschap.

Voorts is onderwijs een beleidsmaterie die volgens artikel 165, lid 1, eerste alinea, van het VWEU is voorbehouden aan de lidstaten, die verantwoordelijk zijn voor de inhoud van het onderwijs en de opzet van het onderwijsstelsel en van hun culturele en taalkundige verscheidenheid. Aldus beschikken de lidstaten ter zake over een ruime beoordelingsvrijheid.

B.18. In ondergeschikte orde wensen de verzoekende partijen dat aan het Hof van Justitie van de Europese Unie prejudiciële vragen zouden worden gesteld.

Wanneer een vraag die betrekking heeft op de uitlegging van het Unierecht wordt opgeworpen in een zaak aanhangig bij een nationale rechterlijke instantie waarvan de beslissingen volgens het nationale recht niet vatbaar zijn voor hoger beroep, is die instantie, overeenkomstig artikel 267, derde alinea, van het VWEU, gehouden die vraag te stellen aan het Hof van Justitie. Die verwijzing is evenwel niet nodig wanneer die rechterlijke instantie heeft vastgesteld « dat de opgeworpen vraag niet relevant is of dat de betrokken gemeenschapsbepaling reeds door het Hof is uitgelegd of dat de juiste toepassing van het gemeenschapsrecht zo evident is, dat redelijkerwijze geen ruimte voor twijfel kan bestaan » (HvJ, 6 oktober 1982, C-283/81, CILFIT, punt 21).

Nu aan die laatste voorwaarde is voldaan, is er geen noodzaak de door de verzoekende partijen gesuggereerde prejudiciële vragen te stellen aan het Hof van Justitie.

B.19. Het tweede middel is niet gegrond.

Wat betreft het vierde middel in de zaak nr. 6173 B.20. De verzoekende partijen voeren een middel aan afgeleid uit de schending aan van artikel 24, § 2, van de Grondwet. Zij betogen dat de bestreden bepaling, in zoverre die het gemeenschapsonderwijs betreft, raakt aan de essentiële regels inzake de werking van dat onderwijs en dat die bepaling derhalve met een meerderheid van twee derden van de uitgebrachte stemmen had moeten worden aangenomen.

B.21. Artikel 24, § 2, van de Grondwet bepaalt : « Zo een gemeenschap als inrichtende macht bevoegdheden wil opdragen aan een of meer autonome organen, kan dit slechts bij decreet, aangenomen met een meerderheid van twee derden van de uitgebrachte stemmen ».

De bestreden bepaling stelt het niveau van taalkennis vast dat de ouders moeten kunnen aantonen wanneer zij hun kinderen bij voorrang willen laten inschrijven in een Nederlandstalige secundaire school van hun keuze in Brussel-Hoofdstad, zowel wat het door de Vlaamse Gemeenschap gesubsidieerde onderwijs betreft als wat het door die Gemeenschap zelf ingerichte onderwijs betreft.

Die bepaling draagt geen bevoegdheden met betrekking tot het door de Gemeenschap ingerichte onderwijs op aan een of meer autonome organen en diende derhalve niet met een meerderheid van twee derden van de uitgebrachte stemmen te worden aangenomen.

B.22. Het vierde middel is niet gegrond.

Wat betreft het in de zaak nr. 6379 door de Franse Gemeenschapsregering afgeleide middel B.23. De Franse Gemeenschapsregering voert een middel aan afgeleid uit de schending aan van de artikelen 4, eerste lid, 30, 127 en 129 van de Grondwet, doordat de bestreden bepalingen de inschrijving van een leerling voor de schooljaren 2015-2016 en 2016-2017 afhankelijk maken van het bewijs dat een van de ouders het Nederlands machtig is op minstens het niveau B1 van het Gemeenschappelijk Europees Referentiekader voor Talen, terwijl die vereiste in strijd zou zijn met de vrijheid van taalgebruik.

B.24. De bestreden bepalingen doen geen afbreuk aan de vrijheid van taalgebruik doch houden enkel in dat het niveau van taalkennis « B1 » van het Gemeenschappelijk Europees Referentiekader voor Talen voor de ouders die hun kinderen bij voorrang willen laten inschrijven in een Nederlandstalige secundaire school van hun keuze in Brussel-Hoofdstad behouden blijft voor inschrijvingen voor de schooljaren 2015-2016 en 2016-2017.

B.25. Het middel is niet gegrond.

Om die redenen, het Hof, onder voorbehoud van wat in B.12.7 is vermeld, verwerpt de beroepen.

Aldus gewezen in het Nederlands, het Frans en het Duits, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, op 16 februari 2017.

De griffier, F. Meersschaut De voorzitter, E. De Groot

^