Etaamb.openjustice.be
Arrest
gepubliceerd op 13 september 2018

Uittreksel uit arrest nr. 111/2018 van 19 juli 2018 Rolnummer 6894 In zake : de prejudiciële vragen betreffende de artikelen 46 en 47 van het koninklijk besluit van 22 juli 1977 tot bescherming van kweekproducten, gesteld door de Franstalige Het Grondwettelijk Hof, beperkte kamer, samengesteld uit voorzitter J. Spreutels en de rechters (...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2018204377
pub.
13/09/2018
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

Uittreksel uit arrest nr. 111/2018 van 19 juli 2018 Rolnummer 6894 In zake : de prejudiciële vragen betreffende de artikelen 46 en 47 van het koninklijk besluit van 22 juli 1977 tot bescherming van kweekproducten, gesteld door de Franstalige Rechtbank van Koophandel te Brussel.

Het Grondwettelijk Hof, beperkte kamer, samengesteld uit voorzitter J. Spreutels en de rechters P. Nihoul en T. Merckx-Van Goey, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vragen en rechtspleging Bij vonnis van 14 maart 2018 in zake de vennootschap naar Nederlands recht « BV B. Schaap » tegen de Belgische Staat, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 4 april 2018, heeft de Franstalige Rechtbank van Koophandel te Brussel de volgende prejudiciële vragen gesteld : « Schendt artikel 46 van het koninklijk besluit van 22 juli 1977 tot bescherming van kweekproducten (thans hoofdzakelijk opgenomen in artikel XI.151, § 2, van het Wetboek van economisch recht), in zoverre het voorziet in een bijkomende termijn (respijttermijn genoemd) van twee maanden voor de betaling van het jaarlijks recht voor de instandhouding van een kwekerscertificaat wanneer het niet is betaald binnen de termijn waarin artikel 45 van dat koninklijk besluit voorziet, het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie verankerd in de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, alsook voor zover nodig in artikel 14 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en in de artikelen 2 en 21 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, terwijl artikel 40 van de wet van 28 maart 1984 op de uitvindingsoctrooien (thans opgenomen in artikel XI.48 van het Wetboek van economisch recht) voorziet in een bijkomende termijn (respijttermijn genoemd) van zes maanden voor de betaling van de jaartaks voor de instandhouding van een octrooi wanneer die niet is betaald binnen de termijn waarin artikel 40 van die wet voorziet ? Houdt artikel 47 van het koninklijk besluit van 22 juli 1977 tot bescherming van kweekproducten een onevenredige aantasting in van en schendt het bijgevolg het eigendomsrecht zoals gewaarborgd bij artikel 16 van de Grondwet, alsook voor zover nodig bij artikel 1 van het Aanvullend Protocol van 20 maart 1952 bij het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, in zoverre het, in geval van niet-naleving van de respijttermijn van twee maanden waarin artikel 46 van dat koninklijk besluit voorziet voor de betaling van de taks voor de hernieuwing van een kweekcertificaat, voorziet in de volledige vervallenverklaring van de rechten van de houder van het certificaat, zonder te voorzien in enige mogelijkheid van extra verlenging of herstel, terwijl in voorkomend geval aan de vereisten van het algemeen belang zou kunnen worden tegemoetgekomen door andere maatregelen die het eigendomsrecht niet of in mindere mate aantasten ? ».

Op 26 april 2018 hebben de rechters-verslaggevers P. Nihoul en T. Merckx-Van Goey, met toepassing van artikel 71, eerste lid, van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, de voorzitter ervan in kennis gesteld dat zij ertoe zouden kunnen worden gebracht aan het Hof, zitting houdende in beperkte kamer, voor te stellen een arrest te wijzen waarin wordt vastgesteld dat de prejudiciële vragen klaarblijkelijk niet tot de bevoegdheid van het Hof behoren.

De bepalingen van voormelde bijzondere wet met betrekking tot de rechtspleging en het gebruik van de talen werden toegepast. (...) II. De feiten en de rechtspleging in het bodemgeschil Bij de verwijzende rechter wordt een vordering aanhangig gemaakt die door de « BV B. Schaap », die houder is van een kwekerscertificaat, is ingesteld tegen de Belgische Staat. Het geschil heeft betrekking op de betaling van het in de artikelen 44 tot 47 van het koninklijk besluit van 22 juli 1977 tot bescherming van kweekproducten bedoelde recht. De verwijzende rechter staat stil bij de grondwettigheid van de artikelen 46 en 47 van dat koninklijk besluit en stelt de twee voormelde prejudiciële vragen.

III. In rechte (...) B.1. De artikelen 44 tot 47 van het koninklijk besluit van 22 juli 1977 tot bescherming van kweekproducten bepalen : «

Art. 44.Het jaarlijkse recht bedoeld in artikel 44, 2, van de wet van 20 mei 1975 is verschuldigd vanaf de afgifte van het kwekerscertificaat over perioden van twaalf maanden.

Art. 45.Het jaarlijkse recht voor het eerste jaar wordt betaald voor het einde van de tweede maand volgende op die tijdens welke het kwekerscertificaat is afgegeven. Voor het tweede en de volgende jaren is het jaarlijkse recht te betalen uiterlijk op de volgende jaarlijkse vervaldag.

Art. 46.Indien de betaling niet plaatsheeft op de in artikel 45 bepaalde dag, beschikt de houder over een bijkomende termijn van twee maanden om, mits hij een bijkomend recht betaalt dat gelijk is aan 20 pct. van het jaarlijkse recht van de in aanmerking komende periode, de betaling te doen.

Art. 47.De houder wordt door de Dienst van zijn recht vervallen verklaard wanneer hij in gebreke blijft het jaarlijkse recht te betalen. Van de vervallenverklaring wordt hem kennis gegeven ».

Dat koninklijk besluit is opgeheven op 1 juli 2015 bij artikel 50, 3°, van het koninklijk besluit van 12 mei 2015Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 12/05/2015 pub. 01/06/2015 numac 2015011211 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Koninklijk besluit ter uitvoering van de bepalingen betreffende het kwekersrecht van de wet van 19 april 2014 houdende invoeging van boek XI, "Intellectuele eigendom" in het Wetboek van economisch recht en houdende invoeging van bepalingen eigen aan boek XI in de boeken I, XV en XVII van hetzelfde Wetboek type koninklijk besluit prom. 12/05/2015 pub. 29/06/2020 numac 2020031006 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Koninklijk besluit ter uitvoering van de bepalingen betreffende het kwekersrecht van de wet van 19 april 2014 houdende invoeging van boek XI, "Intellectuele eigendom" in het Wetboek van economisch recht en houdende invoeging van bepalingen eigen aan boek XI in de boeken I, XV en XVII van hetzelfde Wetboek. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten « ter uitvoering van de bepalingen betreffende het kwekersrecht van de wet van 19 april 2014 houdende invoeging van boek XI, ' Intellectuele eigendom ' in het Wetboek van economisch recht en houdende invoeging van bepalingen eigen aan boek XI in de boeken I, XV en XVII van hetzelfde Wetboek ».

B.2. Met de eerste prejudiciële vraag wordt het Hof verzocht de bestaanbaarheid, met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen, voor zover als nodig, met artikel 14 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en met de artikelen 2 en 21 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, na te gaan van artikel 46 van het koninklijk besluit van 22 juli 1977.

Met de tweede prejudiciële vraag wordt het Hof verzocht de bestaanbaarheid, met artikel 16 van de Grondwet in samenhang gelezen, voor zover als nodig, met artikel 1 van het Eerste Aanvullend Protocol bij het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, na te gaan van artikel 47 van het koninklijk besluit van 22 juli 1977.

B.3. Uit de motieven van de verwijzingsbeslissing blijkt dat het betwiste recht diende te worden betaald vóór 1 juli 2015, datum waarop het voormelde koninklijk besluit van 22 juli 1977 is opgeheven.

B.4. Krachtens artikel 142 van de Grondwet en artikel 26, § 1, van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten is het Hof bevoegd om de overeenstemming te toetsen van wetskrachtige akten met de regels die de bevoegdheden verdelen tussen de federale Staat, de gemeenschappen en de gewesten, alsmede de bestaanbaarheid ervan met de artikelen van titel II « De Belgen en hun rechten » en de artikelen 143, § 1, 170, 172 en 191 van de Grondwet.

Noch artikel 26, § 1, van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten, genomen ter uitvoering van artikel 142 van de Grondwet, noch enige andere grondwets- of wetsbepaling verlenen aan het Hof de bevoegdheid om, bij wijze van prejudiciële beslissing, uitspraak te doen over de bestaanbaarheid van de bepalingen van een koninklijk besluit met de artikelen van titel II « De Belgen en hun rechten ».

B.5. De prejudiciële vragen behoren dus klaarblijkelijk niet tot de bevoegdheid van het Hof.

Om die redenen, het Hof, beperkte kamer, met eenparigheid van stemmen uitspraak doende, stelt vast dat het Hof onbevoegd is om te antwoorden op de gestelde prejudiciële vragen.

Aldus gewezen in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, op 19 juli 2018.

De griffier, P.-Y. Dutilleux De voorzitter, J. Spreutels

^