Etaamb.openjustice.be
Arrest
gepubliceerd op 29 oktober 2018

Uittreksel uit arrest nr. 121/2018 van 4 oktober 2018 Rolnummers 6650 en 6687 In zake : de beroepen tot vernietiging van het Vlaamse decreet van 2 december 2016 tot wijziging van het decreet van 5 juli 2002 tot vaststelling van de regels inza Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters A. Alen en F. Daoût, en de rechters L. L(...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2018205222
pub.
29/10/2018
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Uittreksel uit arrest nr. 121/2018 van 4 oktober 2018 Rolnummers 6650 en 6687 In zake : de beroepen tot vernietiging van het Vlaamse decreet van 2 december 2016Relevante gevonden documenten type decreet prom. 02/12/2016 pub. 30/12/2016 numac 2016036689 bron vlaamse overheid Decreet tot wijziging van het decreet van 5 juli 2002 tot vaststelling van de regels inzake de dotatie en de verdeling van het Vlaams Gemeentefonds en tot opheffing van het decreet van 13 december 2002 tot vaststelling van de regels inzake de dotatie en de verdeling van het Vlaams Stedenfonds sluiten tot wijziging van het decreet van 5 juli 2002Relevante gevonden documenten type decreet prom. 05/07/2002 pub. 31/08/2002 numac 2002036103 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet tot vaststelling van de regels inzake de dotatie en de verdeling van het Vlaams Gemeentefonds sluiten tot vaststelling van de regels inzake de dotatie en de verdeling van het Vlaams Gemeentefonds en tot opheffing van het decreet van 13 december 2002Relevante gevonden documenten type decreet prom. 13/12/2002 pub. 29/01/2003 numac 2003035124 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet tot vaststelling van de regels inzake de werking en de verdeling van het Vlaams Stedenfonds sluiten tot vaststelling van de regels inzake de dotatie en de verdeling van het Vlaams Stedenfonds, ingesteld door de stad Geraardsbergen en anderen en door de stad Vilvoorde.

Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters A. Alen en F. Daoût, en de rechters L. Lavrysen, J.-P. Snappe, J.-P. Moerman, E. Derycke, T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul, T. Giet en R. Leysen, bijgestaan door de griffier F. Meersschaut, onder voorzitterschap van voorzitter A. Alen, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de beroepen en rechtspleging a. Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 19 april 2017 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 20 april 2017, is beroep tot vernietiging ingesteld van het Vlaamse decreet van 2 december 2016Relevante gevonden documenten type decreet prom. 02/12/2016 pub. 30/12/2016 numac 2016036689 bron vlaamse overheid Decreet tot wijziging van het decreet van 5 juli 2002 tot vaststelling van de regels inzake de dotatie en de verdeling van het Vlaams Gemeentefonds en tot opheffing van het decreet van 13 december 2002 tot vaststelling van de regels inzake de dotatie en de verdeling van het Vlaams Stedenfonds sluiten tot wijziging van het decreet van 5 juli 2002Relevante gevonden documenten type decreet prom. 05/07/2002 pub. 31/08/2002 numac 2002036103 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet tot vaststelling van de regels inzake de dotatie en de verdeling van het Vlaams Gemeentefonds sluiten tot vaststelling van de regels inzake de dotatie en de verdeling van het Vlaams Gemeentefonds en tot opheffing van het decreet van 13 december 2002Relevante gevonden documenten type decreet prom. 13/12/2002 pub. 29/01/2003 numac 2003035124 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet tot vaststelling van de regels inzake de werking en de verdeling van het Vlaams Stedenfonds sluiten tot vaststelling van de regels inzake de dotatie en de verdeling van het Vlaams Stedenfonds (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 30 december 2016) door de stad Geraardsbergen, de stad Ninove, de gemeente Denderleeuw, de stad Lommel, de gemeenten Wetteren, Heusden-Zolder, Maasmechelen, Houthalen-Helchteren, Beveren, Destelbergen, Herk-de-Stad, Lochristi, Zonhoven en Tessenderlo, de stad Halen en de gemeenten Alken, Lummen, Wichelen en Nazareth, bijgestaan en vertegenwoordigd door Mr.J. Vanpraet, advocaat bij de balie te Brugge. b. Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 23 juni 2017 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 26 juni 2017, heeft de stad Vilvoorde, bijgestaan en vertegenwoordigd door Mr.J. Roggen en Mr. L. Sallaerts, advocaten bij de balie te Hasselt, beroep tot vernietiging ingesteld van hetzelfde decreet.

Die zaken, ingeschreven onder de nummers 6650 en 6687 van de rol van het Hof, werden samengevoegd. (...) II. In rechte (...) Ten aanzien van de bestreden bepalingen B.1. Het decreet van 2 december 2016Relevante gevonden documenten type decreet prom. 02/12/2016 pub. 30/12/2016 numac 2016036689 bron vlaamse overheid Decreet tot wijziging van het decreet van 5 juli 2002 tot vaststelling van de regels inzake de dotatie en de verdeling van het Vlaams Gemeentefonds en tot opheffing van het decreet van 13 december 2002 tot vaststelling van de regels inzake de dotatie en de verdeling van het Vlaams Stedenfonds sluiten tot wijziging van het decreet van 5 juli 2002Relevante gevonden documenten type decreet prom. 05/07/2002 pub. 31/08/2002 numac 2002036103 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet tot vaststelling van de regels inzake de dotatie en de verdeling van het Vlaams Gemeentefonds sluiten tot vaststelling van de regels inzake de dotatie en de verdeling van het Vlaams Gemeentefonds en tot opheffing van het decreet van 13 december 2002Relevante gevonden documenten type decreet prom. 13/12/2002 pub. 29/01/2003 numac 2003035124 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet tot vaststelling van de regels inzake de werking en de verdeling van het Vlaams Stedenfonds sluiten tot vaststelling van de regels inzake de dotatie en de verdeling van het Vlaams Stedenfonds (hierna : het bestreden decreet) heeft betrekking op de middelen van het Gemeentefonds en het Stedenfonds, die in de financiering van de steden en gemeenten voorzien.

B.2. Het bestreden artikel 2 vervangt artikel 6, § 1, van het decreet van 5 juli 2002Relevante gevonden documenten type decreet prom. 05/07/2002 pub. 31/08/2002 numac 2002036103 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet tot vaststelling van de regels inzake de dotatie en de verdeling van het Vlaams Gemeentefonds sluiten tot vaststelling van de regels inzake de dotatie en de verdeling van het Vlaams Gemeentefonds (hierna : het Gemeentefondsdecreet) als volgt : « Het Gemeentefonds wordt op grond van de volgende maatstaven onder de gemeenten verdeeld : 1° 40,9641 % voor de bijzondere financiering van de centrumsteden en de kustgemeenten : a) 29,9168 % volgens het aantal inwoners in de steden Antwerpen en Gent;b) 1,5956 % voor de stad Brugge;c) 1,1167 % voor de stad Leuven;d) 5,3433 % volgens het aantal inwoners in de volgende steden : Turnhout, Roeselare, Genk, Oostende, Hasselt, Sint-Niklaas, Kortrijk, Mechelen en Aalst;e) 1,9945 % volgens het aantal inwoners in de volgende steden : Aarschot, Deinze, Dendermonde, Diest, Eeklo, Geel, Halle, Herentals, leper, Knokke-Heist, Lier, Lokeren, Mol, Oudenaarde, Ronse, Sint-Truiden, Tielt, Tienen, Tongeren, Vilvoorde en Waregem;f) 0,9972 % volgens het aantal inwoners in de gemeenten waarvan het grondgebied grenst aan de zee;2° 7,9778 % voor de centrumfunctie : a) 3,9889 % volgens de actieve bevolking, tewerkgesteld in de gemeente;b) 3,9889 % volgens het aantal leerlingen en studenten dat onderwijs volgt op het grondgebied van de gemeente;3° 30,1163 % voor de fiscale armoede : a) 18,9474 % op de omgekeerde evenredigheid van de totale opbrengst van de personenbelasting van de inwoners in de gemeente, exclusief de aanvullende belasting op de personenbelasting;b) 11,1689 % op de omgekeerde evenredigheid van het totale belastbare kadastrale inkomen op het grondgebied van de gemeente;4° 5,9834 % voor open ruimten op basis van de oppervlakte bos, tuinen en parken, woeste gronden, gekadastreerde wateren, akkerland, grasland, recreatiegebieden en boomgaarden;5° 14,9584 % voor sociale maatstaven : a) 0,9972 % volgens het aantal personen met een voorkeursregeling in de ziekteverzekering, exclusief leefloners;b) 3,9889 % volgens het aantal kortgeschoolde werkzoekenden met een werkloosheidsuitkeringsaanvraag;c) 2,9917 % volgens het gemiddelde aantal geboorten in een kansarm gezin over drie jaar;d) 2,9917 % volgens het aantal sociale huurappartementen;e) 3,9889 % volgens het gemiddelde aantal personen dat recht heeft op een leefloon over drie jaar ». Het Gemeentefonds omvat allereerst de middelen (40,9641 pct. van het fonds) voor de bijzondere financiering van de centrumsteden en kustgemeenten (artikel 6, § 1, 1°) Het omvat ook de middelen (59,0359 pct. van het fonds) voor de algemene financiering van alle steden en gemeenten die verdeeld worden op grond van een reeks nader omschreven criteria (artikel 6, § 1, 2° tot 5°).

Bij de voormelde bijzondere financiering wordt in wezen een indeling van steden en gemeenten in zes categorieën van gemeenten gehanteerd.

De verdeling van die middelen gebeurt op basis van vaste wegingscoëfficiënten of voorafnames voor een categorie van één of meerdere steden. Het respectievelijke aandeel van de steden en gemeenten in het fonds is afhankelijk van de categorie waarin zij worden ingedeeld. De overige middelen worden over alle 308 Vlaamse steden en gemeenten verdeeld zonder indeling in categorieën.

B.3. De artikelen 3 tot 8 van het bestreden decreet strekken ertoe het Stedenfonds op te heffen en die financieringsstroom te integreren in het Gemeentefonds. Naast de hiervoor vermelde basisfinanciering van de gemeenten (artikel 6, § 1, van het Gemeentefondsdecreet) heeft de decreetgever voorzien in een aanvullende dotatie voor de centrumsteden binnen het Gemeentefonds (artikel 19terdecies van het Gemeentefondsdecreet, ingevoegd bij het bestreden artikel 4).

Die integratie van het Stedenfonds in het Gemeentefonds gaat gepaard met de vervanging van de voorheen voorziene voorwaardelijke financiering van de centrumsteden door een voorwaardenvrije financiering, waarbij de bestaande verhoudingen tussen die steden gerespecteerd worden en waardoor de beleidsvrijheid van de steden en gemeenten wordt verhoogd (Parl. St., Vlaams Parlement, 2016-2017, nr. 898/1, pp. 3-4).

De voormelde aanvullende dotatie wordt tussen die centrumsteden niet volgens de wegingscriteria van artikel 6, § 1, 1°, van het Gemeentefondsdecreet, maar volgens specifieke regels verdeeld (artikel 19sexiesdecies van het Gemeentefondsdecreet, ingevoegd bij het bestreden artikel 7). Drie vierden van die aanvullende dotatie wordt voorbehouden aan Antwerpen en Gent terwijl de rest van de dotatie bestemd is voor de andere centrumsteden, waarbij de respectieve middelen telkens proportioneel worden verdeeld op basis van de recentste bevolkingsaantallen (artikel 19quaterdecies van het Gemeentefondsdecreet, ingevoegd bij het bestreden artikel 5). De aandelen in de aanvullende dotatie worden telkens op het einde van de eerste maand van elk kwartaal betaald (artikel 19quinquiesdecies van het Gemeentefondsdecreet, ingevoegd bij het bestreden artikel 6).

Uit de parlementaire voorbereiding blijkt dat die aanvullende dotatie gelijk is aan de som van de geïndexeerde trekkingsrechten die die centrumsteden ontvingen uit het Stedenfonds voor 2016 (Parl. St., Vlaams Parlement, 2016-2017, nr. 898/1, p. 7). Vanaf het begrotingsjaar 2018 wordt de aanvullende dotatie jaarlijks geïndexeerd met een evolutiepercentage van 3,5 % (artikel 19terdecies van het Gemeentefondsdecreet, ingevoegd bij het bestreden artikel 4), zoals dat ook geldt voor de dotatie van het Gemeentefonds zelf (artikel 3, § 2, van het Gemeentefondsdecreet).

Ten aanzien van het enige middel in de zaak nr. 6650 en het enige middel in de zaak nr. 6687 B.4. De verzoekende partijen en de tussenkomende partij in de zaak nr. 6650 zijn twintig steden en gemeenten die geen aanspraak kunnen maken op de bijzondere financiering voor de centrumsteden en de kustgemeenten (bestreden artikel 2), noch op een aanvullende dotatie voor centrumsteden (bestreden artikelen 3 tot 7). De verzoekende partij in de zaak nr. 6687 is een stad die geen aanspraak kan maken op een dergelijke aanvullende dotatie (bestreden artikelen 3 tot 7).

Het enige middel in de zaak nr. 6650 is afgeleid uit een schending van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met het beginsel van de lokale autonomie zoals gewaarborgd door de artikelen 41 en 162 van de Grondwet en artikel 6, § 1, VIII, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot hervorming der instellingen, door de artikelen 2 tot 7 van het bestreden decreet.

Het enige middel in de zaak nr. 6687 is afgeleid uit een schending van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet door de artikelen 3 tot 7 van het bestreden decreet.

De verzoekende partijen voeren aan dat er geen redelijke verantwoording bestaat voor het verschil in behandeling tussen de centrumsteden en kustgemeenten, enerzijds, en de overige gemeenten, anderzijds, bij de verdeling van de middelen van het Gemeentefonds (eerste onderdeel van het enige middel in de zaak nr. 6650), en voor het verschil in behandeling tussen de centrumsteden en de overige gemeenten bij de verdeling van de aanvullende dotatie van het Gemeentefonds (tweede onderdeel van het enige middel in de zaak nr. 6650 en het enige middel in de zaak nr. 6687).

Gelet op hun nauwe samenhang worden de middelen gezamenlijk onderzocht.

B.5. Om hun taken efficiënt te kunnen opnemen hebben gemeenten financiële middelen nodig, rekening houdend met de specifieke omstandigheden van de afzonderlijke gemeenten zoals hun mogelijkheden om zelf inkomsten te verwerven, hun sociaaleconomische omgeving, hun ontwikkelingsmogelijkheden, de centrumfunctie die zij vervullen en de landelijke omgeving (Parl. St., Vlaams Parlement, 2001-2002, nr. 1148/1, p. 5). De algemene financiering van de steden en de gemeenten gebeurt in beginsel via het Gemeentefonds, zijnde een « algemeen financieringsfonds waarvan de middelen toegekend worden aan de gemeenten als algemene ondersteuning van hun beleid en zonder dat zij daarvoor specifieke procedures moeten volgen » (ibid., p. 3). De verdeling van die middelen gebeurt aan de hand van objectieve parameters met betrekking tot de kenmerken en de uitdagingen van de gemeenten (ibid., pp. 8-9). Naast dat fonds bestonden er evenwel nog andere fondsen die in een specifieke financiering van de gemeenten voorzagen.

B.6. De decreetgever beoogde bij het bestreden decreet de financiering van de steden en de gemeenten te herleiden tot twee financieringsstromen: het Gemeentefonds en het Investeringsfonds (Parl. St., Vlaams Parlement, 2016-2017, nr. 898/1, p. 3).

Door de bijzondere financiering van de centrumsteden en kustgemeenten verder nominatim te maken, door het Stedenfonds op te heffen en de middelen van dat fonds als een bijkomende, doch onvoorwaardelijke, financieringsstroom aan het Gemeentefonds toe te voegen, streefde de decreetgever ernaar (1) de financiering van de steden en de gemeenten verder te vereenvoudigen en transparant te maken; (2) de steden en gemeenten financiële stabiliteit en rechtszekerheid te bieden en (3) maximaal de lokale autonomie te waarborgen (Parl. St., Vlaams Parlement, 2016-2017, nr. 898/3, pp. 3-4; ibid., nr. 898/1, pp. 3-4).

Met die vereenvoudigingsoperatie beoogde de decreetgever geen grote verschuivingen of schrappingen in de verdeling van middelen voor de bijzondere financiering van de centrumsteden teneinde de bestaande financiële verhoudingen niet te ontwrichten (Parl. St., Vlaams Parlement, 2016-2017, nr. 898/3, pp. 3-4). Er werd enkel rekening gehouden met het feit dat naar verwachting het inwonersaantal van Leuven het aantal van 100 000 inwoners vanaf 2017 zou overschrijden en dat door de overgang van die stad naar de categorie waartoe tot dan toe Brugge als enige behoorde, de financiering van Brugge niet negatief mocht beïnvloed worden. Bijgevolg werd Leuven opgenomen in een aparte categorie, werd de dotatie van het Gemeentefonds overeenkomstig verhoogd en werden ten gevolge daarvan de wegingspercentages van alle verdelingscriteria licht aangepast zodat geen enkele gemeente verlies zou leiden (Parl. St., Vlaams Parlement, 2016-2017, nr. 898/3, pp. 3-4). Die wijziging treedt in werking vanaf het ogenblik dat de stad Leuven 100 000 inwoners of meer telt (artikel 10 van het bestreden decreet).

B.7. De artikelen 10 en 11 van de Grondwet waarborgen het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie. Dat beginsel geldt ook ten aanzien van de steden en gemeenten (zie arrest nr. 13/91 van 28 mei 1991).

B.8. Wat de financiering en subsidiëring van de steden en gemeenten betreft, beschikt de decreetgever over een ruime beoordelingsvrijheid.

Het Hof zou de beleidskeuze van de decreetgever slechts kunnen afkeuren indien daaruit een verschil in behandeling voortvloeit dat kennelijk onredelijk is.

Bij de beoordeling van die redelijke verantwoording dient het Hof niet alleen rekening te houden met de globale evenwichten in de gehele financieringsregeling, maar dient het Hof na te gaan of de verdeling van de middelen onder de steden en gemeenten niet steunt op kennelijk onredelijke criteria.

In dat opzicht dient rekening te worden gehouden met het feit dat bepaalde verdelingscriteria die door de verzoekende gemeenten als discriminerend worden ervaren, een onderdeel vormen van een algehele regeling. In een zodanig geval kan het voorkomen dat de concrete toepassing van bepaalde criteria, afzonderlijk beschouwd, minder gunstig is voor bepaalde gemeenten. De eventuele vernietiging van één onderdeel van een algehele regeling zou alsdan tot een verstoring kunnen leiden van het evenwicht dat mogelijk uit een ruimere benadering zou blijken.

B.9.1. De bekritiseerde verschillen in behandeling bij de verdeling van de middelen tussen, enerzijds, de centrumsteden en de kustgemeenten die aanspraak kunnen maken op een bijzondere financiering, en, anderzijds, de overige gemeenten, en bij de verdeling van de aanvullende dotatie, tussen, enerzijds, de centrumsteden die een aandeel hebben in die dotatie, en, anderzijds, de overige gemeenten, steunt op de indeling van de gemeenten in bepaalde categorieën.

B.9.2. De decreetgever vermag per categorie (met name centrumsteden, kustgemeenten en overige gemeenten) op te treden om de verscheidenheid van financieringsbehoeften van de lokale besturen met een zekere graad van benadering op te vangen.

B.9.3. De decreetgever oordeelde, zoals hij reeds oordeelde naar aanleiding van de totstandkoming van het oorspronkelijke Gemeentefondsdecreet, dat de uitdagingen die uit de centrumfunctie van een stad of gemeente voortvloeien, met name de belangrijke specifieke opdrachten zoals het uitbouwen en exploiteren van een bepaalde minimale infrastructuur inzake administratie, politie, cultuur en ontspanning (Parl. St., Vlaams Parlement, 2001-2002, nr. 1148/1, p. 29), aanleiding geven tot aanzienlijke bijkomende uitgaven (Parl. St., Vlaams Parlement, 2001-2002, nr. 1148/1, p. 8; Parl. St., Vlaams Parlement, 2016-2017, nr. 898/3, p. 3) die nopen tot een bijzondere financiering zonder welke de financiële situatie van die steden of gemeenten grondig zou worden ontwricht (Parl. St., Vlaams Parlement, 2001-2002, nr. 1148/5, pp. 8-9). De decreetgever oordeelde dat de specifieke uitdagingen om de stadsvlucht te stoppen en het democratisch draagvlak te verhogen door een beleid te voeren dat is gericht op leefbaarheid, het tegengaan van dualisering en het verhogen van de bestuurskwaliteit, nopen tot bijkomende financiering van steden (Parl. St., Vlaams Parlement, 2002-2003, 1367/1, pp. 5-6; Parl. St., Vlaams Parlement, 2016-2017, nr. 898/1, p. 4).

De categorieën centrumsteden en kustgemeenten houden dus verband met de uitdagingen of kenmerken die deze gemeenten delen, en met de financieringsbehoeften die ze met zich meebrengen.

B.9.4. Antwerpen, Gent, de zogenaamde grootsteden, Brugge, Leuven, Turnhout, Roeselare, Genk, Oostende, Hasselt, Sint-Niklaas, Kortrijk, Mechelen en Aalst, de zogenaamde andere centrumsteden, Aarschot, Deinze, Dendermonde, Diest, Eeklo, Geel, Halle, Herentals, Ieper, Knokke-Heist, Lier, Lokeren, Mol, Oudenaarde, Ronse, Sint-Truiden, Tielt, Tienen, Tongeren, Vilvoorde en Waregem, de zogenaamde provinciale steden, worden nominatim vermeld in de categorie van gemeenten die aanspraak maken op de bijzondere financiering van de centrumsteden en de kustgemeenten (artikel 2).

Antwerpen, Gent, Aalst, Brugge, Genk, Hasselt, Kortrijk, Leuven, Mechelen, Oostende, Roeselare, Sint-Niklaas en Turnhout worden wat de aanvullende dotatie betreft, nominatim als centrumsteden aangeduid (artikel 4).

B.9.5. De verzoekende partijen voeren een aantal studies aan om te betogen dat de door de decreetgever nominatim vastgestelde indeling van de gemeenten per categorie achterhaald zou zijn.

B.9.6. Uit de wordingsgeschiedenis van de categorieën van gemeenten die in de artikelen 6, § 1, 1°, en 19terdecies van het Gemeentefondsdecreet worden beoogd, blijkt dat de decreetgever met het oog op rechtszekerheid gekozen heeft voor gesloten categorieën door de centrumsteden nominatim te vermelden. Hij heeft voor wat de bijzondere financiering en de aanvullende dotatie betreft, de centrumsteden nominatim aangeduid zonder tot een nieuwe studie over te gaan. Hij beoogde meer bepaald om « alle steden en gemeenten die binnen het Gemeentefonds van een bijzondere financiering genieten, eenduidig onder te brengen in een welbepaalde categorie van het criterium van de bijzondere financiering, zodat duidelijkheid en rechtszekerheid ontstaat over het individuele aandeel van elk van de betrokken gemeenten in de bijzondere financiering en zodat de nodige waarborgen inzake financieringsplanning worden geboden » (Parl. St., Vlaams Parlement, 2016-2017, nr. 898/3, p. 3).

Daarbij handhaven de bestreden bepalingen in wezen de status quo.

B.9.7. De bestreden nominatim aanduiding van de centrumsteden vloeit in grote mate voort uit, enerzijds, het decreet van 13 december 2002Relevante gevonden documenten type decreet prom. 13/12/2002 pub. 29/01/2003 numac 2003035124 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet tot vaststelling van de regels inzake de werking en de verdeling van het Vlaams Stedenfonds sluiten tot vaststelling van de regels inzake de werking en de verdeling van het Vlaams Stedenfonds (hierna : Stedenfondsdecreet), en anderzijds, het Gemeentefondsdecreet. De parlementaire voorbereiding van het Stedenfondsdecreet bevat de volgende toelichting over de selectie van de gemeenten : « Voor de selectie van de steden werden volgende bronnen gebruikt : - het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen; - de indeling volgens de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen in ' De stedelijke problematiek : een analyse tot op het gemeentelijk niveau ', daterend van januari 1995; - de Socio-economische typologie van de gemeenten zoals gepubliceerd in het derde kwartaalnummer 1998 van het Driemaandelijks Tijdschrift van het Gemeentekrediet van België.

De geselecteerde steden zijn sslle steden, die volgens het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen centrumgemeente zijn in een grootstedelijk gebied of in een regionaalstedelijk gebied. Ook zijn het sslle steden die volgens de studie van de SERV een centrumfunctie hebben.

Bovendien behoren de geselecteerde steden ook tot de cluster 9 of de cluster 10 in de sociaal economische typologie van de gemeenten van het Gemeentekrediet. Cluster 9 zijn uitsluitend ' centrumsteden '.

Deze gemeenten onderscheiden zich door vrij hoge scores voor de factoren betreffende verstedelijking, de economische activiteit en de ' aantrekkingskracht-externaliteiten '. Cluster 10 bestaat uit de twee ' grote steden ' en drie belangrijke regionale steden. De kenmerken zijn identiek aan die van cluster 9 met dien verstande dat de factor ' aantrekkingskracht-externaliteiten ' nog meer uitgesproken is.

Steden die in de drie typologieën aan de selectiecriteria voldoen zijn : Aalst, Antwerpen, Brugge, Hasselt, Genk, Gent, Kortrijk, Leuven, Mechelen, Oostende, Roeselare, Sint-Niklaas en Turnhout » (Parl. St., Vlaams Parlement, 2002-2003, nr. 1367/1, p. 4).

De parlementaire voorbereiding bij het Gemeentefondsdecreet licht de selectie en de indeling van de gemeenten toe als volgt : « (1) gemeenten met 200.000 inwoners of meer In de groep van gemeenten met 200.000 inwoners of meer bevinden zich slechts 2 gemeenten : de steden Antwerpen en Gent. Een vast bedrag per inwoner, waarbij 30 % van het gemeentefonds voor deze maatstaf gereserveerd wordt, betekent voor beide steden 77 % van hun aandeel.

De overige 23 % wordt bepaald door de andere maatstaven die ook voor de overige gemeenten gelden. Daarmee wordt afgestapt van een vast globaal gedeelte van het Gemeentefonds dat aan de twee grootsteden toegekend wordt in een vaste onderlinge verhouding. In de nieuwe regeling spelen de beide steden in de verdeelsleutel gewoon mee, zij het met een sterke invloed van het aantal inwoners. (2) gemeenten tussen 100.000 en 200.000 inwoners In de groep van gemeenten tussen 100.000 en 200.000 inwoners bevindt zich slechts 1 gemeente m.n. Brugge. In het vorige gemeentefonds maakte Brugge deel uit van de centrumsteden. Wel werd toen ook reeds in een extra regeling voorzien. Het niet opnemen van het aspect zeehaven in de criteria zou meebrengen dat het aandeel van Brugge proportioneel drastisch lager zou liggen. Brugge haalt uit de basisfinanciering 63 % van haar aandeel. (3) centrumsteden De groep centrumsteden bevat de steden die geselecteerd werden in het kader van het versterkt stedelijk beleid van de Vlaamse regering, met uitzondering van Gent, Antwerpen en Brugge waarvoor een afzonderlijke regeling is voorzien.Ter vergelijking met het vroegere Gemeentefonds : het betreft dezelfde steden met uitzondering van Brugge en mits toevoeging van Turnhout. Deze steden werden geselecteerd op basis van 3 typologieën : - het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (groep regionaalstedelijke gebieden) - een analyse van de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (groep centrumsteden) - de economische typologie van de gemeenten volgens Dexia (cluster V9 of V10) Alleen de steden die in de drie criteria ' scoorden ' werden in deze groep opgenomen.

Net zoals voor Antwerpen, Gent en Brugge, zij het in mindere mate, vormt deze bijzondere financiering een belangrijk deel van de totale aandelen voor deze steden : tussen 42 en 52 % van hun aandeel. (4) provinciale steden De groep van de provinciale steden bevat de centrumgemeenten van de structuurondersteunende kleinstedelijke gebieden zoals geselecteerd in het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen.Het zijn Aarschot, Deinze, Dendermonde, Diest, Eeklo, Geel, Halle, Herentals, Ieper, Knokke-Heist, Lier, Lokeren, Mol, Oudenaarde, Ronse, Sint-Truiden, Tielt, Tienen, Tongeren, Vilvoorde en Waregem (21) » (Parl. St., Vlaams Parlement, 2001-2002, nr. 1148/1, pp. 18-19).

B.9.8. De bestendiging van die bestaande verdeelsleutel, welke het Hof als bestaanbaar met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet heeft beoordeeld bij zijn arrest nr. 21/2004 van 4 februari 2004 (B.8.2), waarborgt dat de beoogde vereenvoudiging van de financieringsmiddelen op een voor de gemeenten budgetneutrale wijze verloopt en vrijwaart de financiële zekerheid van de gemeenten.

De verzoekende partijen tonen niet aan dat de feitelijke situatie waarin zij zich bevinden op het vlak van de financieringsbehoeften dermate zou gewijzigd zijn ten opzichte van de studies die de decreetgever in acht genomen heeft om het geheel van de gemeenten in de diverse categorieën in te delen, dat geoordeeld zou kunnen worden dat de uit het bestreden decreet voortvloeiende verdeling van middelen financiële gevolgen zou hebben die kennelijk onevenredig zouden zijn, temeer nu de decreetgever erover heeft gewaakt dat geen enkele gemeente door de bestreden regeling middelen verliest. Het wijzen op de evolutie van bevolkingscijfers volstaat op dit punt uiteraard niet om wezenlijk verschillende evoluties in financieringsbehoeften aan te tonen. De door de verzoekende partijen aangehaalde studies zijn overigens niet eenduidig wat de raming van de financieringsbehoeften betreft.

B.9.9. In zoverre het enige middel in de zaak nr. 6650 de schending van het beginsel van de lokale autonomie aanvoert, dient te worden vastgesteld dat het voorwaardenvrij maken van het deel van de financiering door het Gewest dat voorheen aan voorwaarden was verbonden, precies bijdraagt tot die autonomie.

B.10. Het voorgaande ontslaat de decreetgever niet van de verplichting om, bij een toekomstige verdeling van financiële middelen onder de gemeenten, rekening te houden met de actualiteitswaarde van de door hem in aanmerking genomen gegevens.

B.11. De middelen zijn niet gegrond.

Om die redenen, het Hof verwerpt de beroepen.

Aldus gewezen in het Nederlands, het Frans en het Duits, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, op 4 oktober 2018.

De griffier, F. Meersschaut De voorzitter, A. Alen

^