Etaamb.openjustice.be
Arrest
gepubliceerd op 17 april 2020

Uittreksel uit arrest nr. 140/2019 van 17 oktober 2019 Rolnummer 6889 In zake : de prejudiciële vragen betreffende de artikelen 1, 2, 1°, a), b) en c), en 4 van het decreet van het Waalse Gewest van 19 november 1998 « tot invoering van een be Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters F. Daoût en A. Alen, en de rechters T. M(...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2020201123
pub.
17/04/2020
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Uittreksel uit arrest nr. 140/2019 van 17 oktober 2019 Rolnummer 6889 In zake : de prejudiciële vragen betreffende de artikelen 1, 2, 1°, a), b) en c), en 4 van het decreet van het Waalse Gewest van 19 november 1998 « tot invoering van een belasting op de automaten in het Waalse Gewest », gesteld door de Rechtbank van eerste aanleg Namen, afdeling Namen.

Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters F. Daoût en A. Alen, en de rechters T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul, T. Giet, J. Moerman en M. Pâques, bijgestaan door de griffier F. Meersschaut, onder voorzitterschap van voorzitter F. Daoût, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vragen en rechtspleging Bij vonnis van 14 maart 2018, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 30 maart 2018, heeft de Rechtbank van eerste aanleg Namen, afdeling Namen, de volgende prejudiciële vragen gesteld : « 1. Schenden de artikelen 1 van het Waalse decreet van 19 november 1998Relevante gevonden documenten type decreet prom. 19/11/1998 pub. 27/11/1998 numac 1998027644 bron ministerie van het waalse gewest Decreet tot invoering van een belasting op afgedankte bedrijfsruimten in het Waalse Gewest type decreet prom. 19/11/1998 pub. 27/11/1998 numac 1998027643 bron ministerie van het waalse gewest Decreet tot invoering van een belasting op de automaten in het Waalse Gewest type decreet prom. 19/11/1998 pub. 27/11/1998 numac 1998027645 bron ministerie van het waalse gewest Decreet tot invoering van een belasting op de verlaten woningen in het Waalse Gewest sluiten tot invoering van een belasting op de automaten in het Waalse Gewest, en 2, 1°, a), b), en c), en 4 van hetzelfde decreet de artikelen 10, 11 en 172 van de Grondwet in zoverre zij een belasting invoeren die op dezelfde manier van toepassing is op, enerzijds, de ondernemingen, zoals de nv YOURCASH, die geldautomaten uitbaten die in handelszaken geïnstalleerd zijn en, anderzijds, bankinstellingen, terwijl die personen zich niet in eenzelfde situatie zouden bevinden ? 2. Schenden de artikelen 1 van het Waalse decreet van 19 november 1998Relevante gevonden documenten type decreet prom. 19/11/1998 pub. 27/11/1998 numac 1998027644 bron ministerie van het waalse gewest Decreet tot invoering van een belasting op afgedankte bedrijfsruimten in het Waalse Gewest type decreet prom. 19/11/1998 pub. 27/11/1998 numac 1998027643 bron ministerie van het waalse gewest Decreet tot invoering van een belasting op de automaten in het Waalse Gewest type decreet prom. 19/11/1998 pub. 27/11/1998 numac 1998027645 bron ministerie van het waalse gewest Decreet tot invoering van een belasting op de verlaten woningen in het Waalse Gewest sluiten tot invoering van een belasting op de automaten in het Waalse Gewest, en 2, 1°, a), en 4 van hetzelfde decreet de artikelen 10, 11 en 172 van de Grondwet in zoverre zij een jaarlijkse belasting op de geldautomaten invoeren, terwijl de distributie van bankbiljetten via een ander kanaal dan dat van de geldautomaten niet door die belasting wordt beoogd ? 3.Schenden de artikelen 1 van het Waalse decreet van 19 november 1998Relevante gevonden documenten type decreet prom. 19/11/1998 pub. 27/11/1998 numac 1998027644 bron ministerie van het waalse gewest Decreet tot invoering van een belasting op afgedankte bedrijfsruimten in het Waalse Gewest type decreet prom. 19/11/1998 pub. 27/11/1998 numac 1998027643 bron ministerie van het waalse gewest Decreet tot invoering van een belasting op de automaten in het Waalse Gewest type decreet prom. 19/11/1998 pub. 27/11/1998 numac 1998027645 bron ministerie van het waalse gewest Decreet tot invoering van een belasting op de verlaten woningen in het Waalse Gewest sluiten tot invoering van een belasting op de automaten in het Waalse Gewest, en 2, 1°, a), en 4 van hetzelfde decreet de artikelen 10, 11 en 172 van de Grondwet in zoverre zij een jaarlijkse belasting op de geldautomaten invoeren die forfaitair is vastgesteld op 3 578,93 euro per automaat, voor het aanslagjaar 2013, op 3 635,90 euro per automaat, voor het aanslagjaar 2014, en op 3 645,71 euro per automaat, voor het aanslagjaar 2015, zonder rekening te houden met (i) het via die automaten gerealiseerde omzetcijfer en/of (ii) de exploitatieduur van de automaten tijdens het jaar (aanslagjaar) waarvoor de belasting verschuldigd is ? 4. Schenden de artikelen 1 van het Waalse decreet van 19 november 1998Relevante gevonden documenten type decreet prom. 19/11/1998 pub. 27/11/1998 numac 1998027644 bron ministerie van het waalse gewest Decreet tot invoering van een belasting op afgedankte bedrijfsruimten in het Waalse Gewest type decreet prom. 19/11/1998 pub. 27/11/1998 numac 1998027643 bron ministerie van het waalse gewest Decreet tot invoering van een belasting op de automaten in het Waalse Gewest type decreet prom. 19/11/1998 pub. 27/11/1998 numac 1998027645 bron ministerie van het waalse gewest Decreet tot invoering van een belasting op de verlaten woningen in het Waalse Gewest sluiten tot invoering van een belasting op de automaten in het Waalse Gewest, en 2, 1°, a), en 4 van hetzelfde decreet de artikelen 10, 11 en 172 van de Grondwet, in samenhang gelezen met de vrijheid van handel en nijverheid, in zoverre zij een jaarlijkse belasting op de geldautomaten invoeren die forfaitair is vastgesteld op 3 578,93 euro per automaat, voor het aanslagjaar 2013, op 3 635,90 euro per automaat, voor het aanslagjaar 2014, en op 3 645,71 euro per automaat, voor het aanslagjaar 2015, zelfs wanneer de verschuldigde belasting de rendabiliteit van de exploitatie van de automaten wezenlijk aantast ? 5.Schenden de artikelen 1 van het Waalse decreet van 19 november 1998Relevante gevonden documenten type decreet prom. 19/11/1998 pub. 27/11/1998 numac 1998027644 bron ministerie van het waalse gewest Decreet tot invoering van een belasting op afgedankte bedrijfsruimten in het Waalse Gewest type decreet prom. 19/11/1998 pub. 27/11/1998 numac 1998027643 bron ministerie van het waalse gewest Decreet tot invoering van een belasting op de automaten in het Waalse Gewest type decreet prom. 19/11/1998 pub. 27/11/1998 numac 1998027645 bron ministerie van het waalse gewest Decreet tot invoering van een belasting op de verlaten woningen in het Waalse Gewest sluiten tot invoering van een belasting op de automaten in het Waalse Gewest, en 2, 1°, a), en 4 van hetzelfde decreet de artikelen 10, 11 en 172 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 16 van de Grondwet en artikel 1 van het Eerste Aanvullend Protocol bij het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, in zoverre zij een belasting op de geldautomaten invoeren die forfaitair is vastgesteld op 3 578,93 euro per automaat, voor het aanslagjaar 2013, op 3 635,90 euro per automaat, voor het aanslagjaar 2014, en op 3 645,71 euro per automaat, voor het aanslagjaar 2015, zonder rekening te houden met de rendabiliteit van de exploitatie van die automaten ? ». (...) III. In rechte (...) Ten aanzien van de in het geding zijnde bepalingen B.1.1. De prejudiciële vragen hebben betrekking op de artikelen 1, 2, 1°, a), b) en c), en 4 van het decreet van het Waalse Gewest van 19 november 1998 « tot invoering van een belasting op de automaten in het Waalse Gewest ».

Artikel 1 van dat decreet bepaalt : « In het Waalse Gewest wordt een jaarlijkse belasting op de automaten ingevoerd met inachtneming van de bij dit decreet bepaalde voorwaarden en voorschriften ».

Artikel 2 van hetzelfde decreet bepaalt : « In de zin van dit decreet wordt verstaan onder : 1° ' automaat' : a) de voor het publiek toegankelijke bankautomaten; b) de geautomatiseerde loketten, namelijk de computerterminals die door de bankinstellingen ter beschikking worden gesteld voor de verschillende banktransacties, o.m. de automatische distributie van bankbiljetten; c) de geautomatiseerde loketten, namelijk de computerterminals die door de bankinstellingen ter beschikking worden gesteld voor de verschillende banktransacties, o.m. de automatische uitvoering van betalingen en de automatische aflevering van rekeninguittreksels; [...] ».

Artikel 4 van hetzelfde decreet bepaalt : « § 1. Het bedrag van de belasting wordt vastgesteld als volgt : 1) voor de automaten bedoeld in artikel 1, a), b) en c) : 3 578,93 euro per automaat; [...] De bedragen van voormelde belastingen worden jaarlijks vanaf het belastbare tijdperk 2013 aangepast naar gelang van de schommelingen van het indexcijfer van de consumptieprijzen. Vanaf het jaar 2013 worden de bedragen te innen voor het lopende aanslagjaar, aangepast aan de evolutie van het indexcijfer van de consumptieprijzen tussen de maand juni van het jaar van de bekendmaking en de maand juni van het vorige jaar, jaarlijks in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt door het Operationeel Directoraat-generaal Fiscaliteit van de Waalse Overheidsdienst. § 2. De belasting is voor het hele jaar verschuldigd voor zover de automaat in de loop van dat jaar wordt geplaatst en uitgebaat ».

B.1.2. Uit de parlementaire voorbereiding blijkt dat de decreetgever hoofdzakelijk tot doel had, enerzijds, nieuwe financieringsbronnen te creëren voor het Gewest door zijn eigen fiscale bevoegdheid uit te oefenen en, anderzijds, een grotere fiscale rechtvaardigheid in te voeren op het hele gewestelijke grondgebied door één uniforme gewestbelasting in de plaats te stellen van de diverse lokale belastingen met hetzelfde voorwerp.

In de memorie van toelichting wordt aangegeven : « De staatshervorming van 1980 opende voor de Gewesten het spoor van een fiscale autonomie, dat werd verbreed bij de hervorming van 1989. [...] Het Waalse Gewest kan dus een eigen fiscaliteit vaststellen in de meest uiteenlopende domeinen, en meer bepaald in die waarvoor het bevoegd is. [...] Het ontwerpdecreet steunt op de invoering van een belasting op de geldautomaten of geautomatiseerde loketten en op de zelfbedieningsbrandstofpompen.

Een dergelijke werkwijze laat overigens toe de huidige belastingtarieven op dat gebied te uniformiseren, belasting die sterk verschilt (van 20 000 tot 150 000 frank) naar gelang van de locatie.

Zulks zal toelaten een grotere fiscale rechtvaardigheid op het hele grondgebied van het Waalse Gewest te bereiken, vanuit een bekommernis om het algemeen belang te vrijwaren » (Parl. St., Waals Parlement, 1997-1998, nr. 413/1, pp. 2-3).

In de Commissie voor de Begroting, de Algemene Zaken en de Externe Betrekkingen, zette de minister uiteen : « [...] de Waalse Regering heeft beslist dat de belastingen op automaten, verwaarloosde gebouwen en afgedankte bedrijfsruimten voortaan op gewestelijk niveau worden geïnd, waardoor een coherenter fiscaal beleid kan worden gevoerd door de aanneming van één uniforme aanslagvoet voor het geheel van de 262 Waalse gemeenten. [...] Tot besluit herinnert dhr. Minister eraan dat de invoering van die drie belastingen in de lijn ligt van een bekommernis om de fiscale bevoegdheidssfeer van de verschillende bestuursniveaus te harmoniseren. [...] Vanuit het perspectief dat een fiscale inspanning van de burger moet kunnen worden gekoppeld aan een tastbaar optreden van een verantwoordelijke overheid, is het wenselijk dat de overheden de belastbare basis vinden in de aangelegenheden waarvoor zij in het bijzonder bevoegd zijn.

Vanuit die optiek lijkt het opportuun, vermits het beleid inzake tewerkstelling, huisvesting en ruimtelijke ordening aan het Gewest toekomt, dat het Gewest in die domeinen aanvullende financieringsmiddelen vindt.

De toepassing van de drie hoofdlijnen ligt bijgevolg in de lijn van het daadkrachtige beleid van het Waalse Gewest inzake herstel van de economie en van de tewerkstelling » (Parl. St., Waals Parlement, 1997-1998, nr. 413/2, pp. 3-5).

Ten aanzien van de eerste en de tweede prejudiciële vraag B.2.1. Met de eerste prejudiciële vraag wordt het Hof verzocht de bestaanbaarheid te onderzoeken van de in het geding zijnde bepalingen met de artikelen 10, 11 en 172 van de Grondwet in zoverre, enerzijds, vennootschappen zoals de eisende partij voor de verwijzende rechter, die eigenaar zijn van geldautomaten die geïnstalleerd zijn in handelszaken en, anderzijds, bank- en financiële instellingen die eigenaar zijn van soortgelijke toestellen, op identieke wijze worden behandeld terwijl zij zich in wezenlijk verschillende situaties zouden bevinden.

Met de tweede prejudiciële vraag wordt het Hof verzocht de bestaanbaarheid te onderzoeken van de in het geding zijnde bepalingen met de artikelen 10, 11 en 172 van de Grondwet in zoverre, enerzijds, diezelfde vennootschappen en, anderzijds, de personen die bankbiljetten verdelen op een niet-geautomatiseerde wijze verschillend worden behandeld, terwijl zij zich in een identieke situatie zouden bevinden.

B.2.2. De artikelen 10 en 11 van de Grondwet waarborgen het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie. Artikel 172 van de Grondwet is een bijzondere toepassing van dat beginsel in fiscale aangelegenheden.

B.2.3. Het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie sluit niet uit dat een verschil in behandeling tussen categorieën van personen wordt ingesteld, voor zover dat verschil op een objectief criterium berust en het redelijk verantwoord is. Dat beginsel verzet er zich overigens tegen dat categorieën van personen, die zich ten aanzien van de betwiste maatregel in wezenlijk verschillende situaties bevinden, op identieke wijze worden behandeld, zonder dat daarvoor een redelijke verantwoording bestaat.

Het bestaan van een dergelijke verantwoording moet worden beoordeeld rekening houdend met het doel en de gevolgen van de betwiste maatregel en met de aard van de ter zake geldende beginselen; het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie is geschonden wanneer vaststaat dat geen redelijk verband van evenredigheid bestaat tussen de aangewende middelen en het beoogde doel.

B.3.1. Het verschil in behandeling en de identieke behandeling die worden aangeklaagd berusten op het criterium dat de decreetgever heeft gekozen om het belastbaar feit en de personen die de in het geding zijnde belasting verschuldigd zijn te bepalen, te weten het bezit van een geldautomaat die ter beschikking wordt gesteld van het publiek.

Een dergelijk criterium is objectief.

B.3.2. Uit de in B.1.2 geciteerde uittreksels van de parlementaire voorbereiding blijkt dat het doel van de decreetgever, met de invoering van de in het geding zijnde belasting, hoofdzakelijk van budgettaire aard was.

Het is juist dat tijdens de bespreking in de parlementaire commissie werd bevestigd dat de bevoegdheid van het Waalse Gewest om een belasting op automaten in te voeren, verband hield met de aangelegenheid van de tewerkstelling, vanuit de vaststelling dat het uitrollen van automaten een ongunstig effect heeft op het behoud van die tewerkstelling. Daaruit kan echter niet worden afgeleid, in tegenstelling tot hetgeen de eisende partij voor de verwijzende rechter beweert, dat het doel van de in het geding zijnde belasting, in hoofdorde of subsidiair, erin bestond het behoud of de creatie van banen in de banksector te bevorderen of te strijden tegen de vermindering van het aantal banen in die sector.

B.3.3. Zo antwoordde de minister, in antwoord op een vraag van een parlementslid dat hem vroeg of het niet opportuun zou zijn « de criteria te bepalen op grond waarvan de automaten zullen worden belast, en dat omwille van een ontradend effect voor diegenen die de werkgelegenheid sterk zouden aantasten » : « Het is aangewezen de verantwoording van de belasting op de automaten in het Waalse Gewest niet te baseren op het behoud of de creatie van banen, aangezien tewerkstelling slechts incidenteel (alleen voor de wedertewerkstelling van werklozen) tot de gewestbevoegdheden behoort » (ibid., p. 13).

B.4. Bij het bepalen van zijn beleid in fiscale zaken beschikt de decreetgever over een ruime beoordelingsbevoegdheid. Dat is met name het geval wanneer hij het belastbaar feit en de belastingplichtigen bepaalt van de belastingen waarin hij voorziet. Het Hof vermag, in die aangelegenheid, de beleidskeuzen van de decreetgever, alsook de motieven die daaraan ten grondslag liggen, slechts af te keuren indien zij op een manifeste vergissing zouden berusten of indien zij zonder redelijke verantwoording zouden zijn.

B.5.1. De bank- en financiële instellingen en de vennootschappen die eigenaar zijn van geldautomaten die ter beschikking worden gesteld van het publiek, bevinden zich niet, in het licht van het voorwerp van de in het geding zijnde belasting en het budgettaire doel ervan, in wezenlijk verschillende situaties. Aangezien de decreetgever beslist om zijn autonome fiscale bevoegdheid uit te oefenen door een belasting in te voeren op bepaalde types van automaten, is hij niet verplicht om de eigenaars die niet tot de bank- en financiële sector behoren, ervan uit te sluiten.

B.5.2. De handelaars die bankbiljetten overhandigen aan consumenten door hun toe te staan, wanneer zij hun aankopen betalen met een bankkaart, een bedrag over te dragen dat hoger is dan dat van de prijs van de aangekochte artikelen alsook, op algemene wijze, de personen die bankbiljetten verdelen op een niet-geautomatiseerde wijze, bevinden zich daarentegen, in het licht van het doel van de belasting, in een situatie die fundamenteel verschilt van die van de eigenaars van de belaste automaten, omdat zij geen toestel uitbaten dat het voorwerp uitmaakt van de in het geding zijnde belasting.

B.5.3. De kwestie van de evenredigheid van de in het geding zijnde belasting wordt onderzocht in het antwoord op de derde, de vierde en de vijfde prejudiciële vraag.

B.6. De eerste twee vragen dienen ontkennend te worden beantwoord.

Ten aanzien van de derde, de vierde en de vijfde prejudiciële vraag B.7.1. Met de derde, de vierde en de vijfde prejudiciële vraag wordt het Hof verzocht de bestaanbaarheid te onderzoeken van de in het geding zijnde belasting met de artikelen 10, 11 en 172 van de Grondwet, alsook met artikel 16 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 1 van het Eerste Aanvullend Protocol bij het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, in zoverre zij forfaitair wordt vastgesteld op ongeveer 3 600 euro per automaat, naar gelang van het aanslagjaar.

B.7.2. De prejudiciële vragen hebben betrekking op de toepassing van hetzelfde jaarlijkse forfait per automaat, ongeacht de effectieve exploitatieduur van het toestel tijdens het beschouwde jaar (derde vraag), en op het feit dat het door middel van de automaat gerealiseerde omzetcijfer (derde vraag) of de werkelijke rendabiliteit van de automaat (vierde en vijfde vraag) niet in aanmerking wordt genomen.

B.8.1. Artikel 16 van de Grondwet bepaalt : « Niemand kan van zijn eigendom worden ontzet dan ten algemenen nutte, in de gevallen en op de wijze bij de wet bepaald en tegen billijke en voorafgaande schadeloosstelling ».

Artikel 1 van het Eerste Aanvullend Protocol bij het Europees Verdrag voor de rechten van de mens bepaalt : « Alle natuurlijke of rechtspersonen hebben recht op het ongestoord genot van hun eigendom. Niemand zal van zijn eigendom worden beroofd behalve in het algemeen belang en met inachtneming van de voorwaarden neergelegd in de wet en in de algemene beginselen van het internationaal recht.

De voorgaande bepalingen zullen echter op geen enkele wijze het recht aantasten dat een Staat heeft om die wetten toe te passen welke hij noodzakelijk oordeelt om toezicht uit te oefenen op het gebruik van eigendom in overeenstemming met het algemeen belang of om de betaling van belastingen of andere heffingen en boeten te verzekeren ».

B.8.2. Artikel 1 van het Eerste Aanvullend Protocol biedt niet alleen bescherming tegen een onteigening of een eigendomsberoving (eerste alinea, tweede zin), maar ook tegen elke verstoring van het genot van eigendom (eerste alinea, eerste zin). Een belasting of een andere heffing houdt in beginsel een inmenging in het recht op ongestoord genot van de eigendom in.

Bovendien vermeldt artikel 1 van het Eerste Aanvullend Protocol dat de bescherming van het eigendomsrecht « echter op geen enkele wijze het recht [aantast] dat een Staat heeft om die wetten toe te passen welke hij noodzakelijk oordeelt om toezicht uit te oefenen op het gebruik van eigendom in overeenstemming met het algemeen belang of om de betaling van belastingen of andere heffingen en boeten te verzekeren ».

De inmenging in het recht op het ongestoord genot van de eigendom is enkel verenigbaar met dat recht indien ze een redelijk verband van evenredigheid heeft tot het nagestreefde doel, dit wil zeggen indien ze het billijke evenwicht tussen de vereisten van het algemeen belang en die van de bescherming van dat recht niet verbreekt. Ofschoon de fiscale wetgever over een ruime beoordelingsmarge beschikt, schendt een belasting bijgevolg dat recht, indien ze op de belastingplichtige een overdreven last doet wegen of fundamenteel afbreuk doet aan zijn financiële situatie (EHRM, 31 januari 2006, Dukmedjian t. Frankrijk, § § 52-58; beslissing, 15 december 2009, Tardieu de Maleissye e.a. t.

Frankrijk; 16 maart 2010, Di Belmonte t. Italië, § § 38-40).

B.9.1. Een stelsel van forfaitaire belasting kan evenwel geen rekening houden met de bijzonderheden van elk gegeven geval. Het kan de diversiteit ervan niet anders dan benaderend en vereenvoudigend omschrijven. Het kan niet gedetailleerd op de individuele situaties ingaan zonder een controle te organiseren waarvan de kostprijs het rendement van de belasting in het gedrang zou kunnen brengen.

B.9.2. Te dezen kan worden aangenomen dat, indien men diverse variabelen in aanmerking zou nemen, zoals de installatieduur tijdens het jaar of het omzetcijfer of de rendabiliteit van elke beoogde automaat, de Waalse administratie verrichtingen zou moeten doen die, rekening houdend met het bedrag van de in het geding zijnde belasting en met het aantal betrokken toestellen, de opbrengst ervan in het gedrang zouden brengen.

B.10.1. Voor het overige toont de eisende vennootschap voor de verwijzende rechter niet aan dat de toepassing van de in het geding zijnde bepalingen op haar een overdreven last zou doen wegen of fundamenteel afbreuk zou doen aan haar financiële situatie zodat daaruit, te haren aanzien, een schending zou voortvloeien van de artikelen 10, 11, 16 en 172 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 1 van het Eerste Aanvullend Protocol bij het Europees Verdrag voor de rechten van de mens.

B.10.2. De in het geding zijnde bepalingen, in zoverre zij een forfaitaire belasting op de voor het publiek toegankelijke geldautomaten vestigen, zijn niet onbestaanbaar met de artikelen 10, 11, 16 en 172 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 1 van het Eerste Aanvullend Protocol bij het Europees Verdrag voor de rechten van de mens.

B.11. De derde, de vierde en de vijfde prejudiciële vraag dienen ontkennend te worden beantwoord.

Om die redenen, het Hof zegt voor recht : De artikelen 1, 2, 1°, a), b), en c), en 4 van het decreet van het Waalse Gewest van 19 november 1998 « tot invoering van een belasting op de automaten in het Waalse Gewest » schenden niet de artikelen 10, 11, 16 en 172 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met artikel 1 van het Eerste Aanvullend Protocol bij het Europees Verdrag voor de rechten van de mens.

Aldus gewezen in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, op 17 oktober 2019.

De griffier, F. Meersschaut De voorzitter, F. Daoût

^