Etaamb.openjustice.be
Arrest
gepubliceerd op 15 februari 2021

Uittreksel uit arrest nr. 96/2020 van 25 juni 2020 Rolnummer 7052 In zake : het beroep tot vernietiging van de artikelen 24, 26, 28, 30 en 47 van het decreet van het Waalse Gewest van 29 maart 2018 « tot wijziging van het Wetboek van de Plaat Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters F. Daoût en A. Alen, en de rechters T. M(...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2020202964
pub.
15/02/2021
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Uittreksel uit arrest nr. 96/2020 van 25 juni 2020 Rolnummer 7052 In zake : het beroep tot vernietiging van de artikelen 24, 26, 28, 30 en 47 van het decreet van het Waalse Gewest van 29 maart 2018 « tot wijziging van het Wetboek van de Plaatselijke Democratie en de Decentralisering met het oog op een sterker bestuur en een sterkere transparantie in de uitvoering van de openbare mandaten in de lokale en bovenlokale structuren en hun filialen », ingesteld door de vzw « Santhea » en anderen.

Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters F. Daoût en A. Alen, en de rechters T. Merckx-Van Goey, T. Giet, R. Leysen, J. Moerman en M. Pâques, bijgestaan door de griffier F. Meersschaut, onder voorzitterschap van voorzitter F. Daoût, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van het beroep en rechtspleging Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 13 november 2018 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 21 november 2018, is beroep tot vernietiging ingesteld van de artikelen 24, 26, 28, 30 en 47 van het decreet van het Waalse Gewest van 29 maart 2018 « tot wijziging van het Wetboek van de Plaatselijke Democratie en de Decentralisering met het oog op een sterker bestuur en een sterkere transparantie in de uitvoering van de openbare mandaten in de lokale en bovenlokale structuren en hun filialen » (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 14 mei 2018) door de vzw « Santhea », de cvba « Centre Hospitalier Régional de la Citadelle », Laurent Collignon en de cvba « Centre Hospitalier Bois de l'Abbaye », bijgestaan en vertegenwoordigd door Mr. P. Levert, advocaat bij de balie te Brussel, en door Mr. E. Lemmens en Mr. E. Kiehl, advocaten bij de balie te Luik. (...) II. In rechte (...) B.1. Het beroep tot vernietiging is gericht tegen de artikelen 24, 26, 28, 30 en 47 van het decreet van het Waalse Gewest van 29 maart 2018 « tot wijziging van het Wetboek van de Plaatselijke Democratie en de Decentralisering met het oog op een sterker bestuur en een sterkere transparantie in de uitvoering van de openbare mandaten in de lokale en bovenlokale structuren en hun filialen » (hierna : het decreet van 29 maart 2018).

Het decreet van 29 maart 2018 « geeft de koers van de Regering weer die in haar regionale beleidsverklaring 2017-2019 is aangegeven, alsook de aanbevelingen die zijn geformuleerd in het verslag van 6 juli 2017 van de parlementaire onderzoekscommissie belast met het onderzoeken van de transparantie en de werking van de PUBLIFIN-Groep » (Parl. St., Waals Parlement, 2017-2018, nr. 1047/1, p. 3).

B.2.1.1. Artikel 24 van het decreet van 29 maart 2018 wijzigt artikel L1523-15 van het Wetboek van de plaatselijke democratie en de decentralisatie. Die wijziging is in werking getreden op 24 mei 2018.

Artikel 24, 1°, van het decreet van 29 maart 2018 is gewijzigd bij het decreet van het Waalse Gewest van 26 april 2018 « tot wijziging van artikel 24 van het decreet van 29 maart 2018 tot wijziging van het Wetboek van de Plaatselijke Democratie en de Decentralisering met het oog op een sterker bestuur en een sterkere transparantie in de uitvoering van de openbare mandaten in de lokale en bovenlokale structuren en hun filialen » (hierna : het decreet van 26 april 2018), teneinde « een materiële vergissing recht te zetten » (Parl. St., Waals Parlement, 2018-2019, nr. 1098/1, pp. 2-3).

Zoals gewijzigd bij het decreet van 26 april 2018, bepaalt artikel 24 van het decreet van 29 maart 2018 : « In artikel L1523-15 van hetzelfde Wetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° paragraaf 1 wordt aangevuld met twee leden, luidend als volgt : ' De bestuurders vertegenwoordigen ofwel aangesloten gemeenten, provincies of OCMW's ofwel andere publiekrechtelijke rechtspersonen, ofwel privé-aangeslotenen, ofwel worden als onafhankelijk beschouwd. Het aantal onafhankelijke bestuurders wordt vastgesteld op maximum twee. Zij worden door de algemene vergadering benoemd bij een drie vierde meerderheid van de stemmen en na voordracht door de raad van bestuur, uitgedrukt bij een drie vierde meerderheid van de stemmen. De voorwaarden, titels, hoedanigheden en verboden, vereist of van toepassing op die bestuurders, zijn zoals bepaald in artikel 526ter van het Wetboek van vennootschappen. '; 2° in paragraaf 3 wordt het eerste lid aangevuld met volgende zin : ' Voor de intercommunales waarbij gemeenten uit meer dan één Gewest aangesloten zijn, worden de bestuurders evenwel overeenkomstig de artikelen 167 en 168 van het Kieswetboek aangewezen voor wat betreft de Waalse gemeenten, en overeenkomstig de statutaire bepalingen van de intercommunale voor wat de gemeenten van de andere Gewesten betreft. '; 3° in paragraaf 3 wordt lid 5 opgeheven;4° in paragraaf 3 wordt lid 6 vervangen door hetgeen volgt : ' Elke democratische politieke fractie, omschreven overeenkomstig artikel L1231-5, § 2, vijfde lid, die binnen een van de aangesloten gemeenten over minstens één verkozene beschikt en over minstens één verkozene in het Waalse Parlement en die niet wordt vertegenwoordigd overeenkomstig het kiessysteem van de evenredige vertegenwoordiging bedoeld in deze paragraaf, heeft recht op een zetel als waarnemer zoals omschreven in artikel L5111-1 met raadgevende stem.'; 5° paragraaf 3 wordt aangevuld met een lid luidend als volgt : ' De leden 1 tot 4 van deze paragraaf zijn mutatis mutandis van toepassing op de bestuurders die de aangesloten OCMW's vertegenwoordigen.'; 6° in paragraaf 5, eerste lid, worden de woorden ' dertig leden ' vervangen door de woorden ' twintig leden ';7° in paragraaf 5 wordt het vierde lid vervangen als volgt : ' Een intercommunale met tot drie aangesloten gemeenten mag maximum zeven bestuurders tellen.Wanneer, onder de aangeslotenen, de gemeenten vier in getal zijn of wanneer meer dan vier gemeenten aangesloten zijn en ze minder dan honderdduizend inwoners bedienen, kan de raad van bestuur een maximum van elf bestuurders omvatten. '; 8° het wordt aangevuld met de paragrafen 8 en 9, luidend als volgt : ' § 8.De raad van bestuur wijst in eigen kring en maximum één voorzitter en één ondervoorzitter aan. Hij wijst zijn vertegenwoordigers aan in de maatschappijen met een significante lokale overheidsparticipatie. § 9. De raad van bestuur houdt minstens zes jaarvergaderingen. Bij ontstentenis worden dan, door de raad van bestuur, de redenen daarvoor in het jaarlijks beheersverslag opgegeven. ' ».

B.2.1.2. Artikel L1523-15, § 3, van het Wetboek van de plaatselijke democratie en de decentralisatie werd vervangen bij artikel 1 van het decreet van 14 februari 2019 « tot wijziging van artikel L1523-15 van het Wetboek van de plaatselijke democratie en de decentralisatie » (hierna : het decreet van 14 februari 2019).

Die wijziging strekte ertoe « een probleem van samenhang dat voortvloeit uit niet-gecoördineerde opeenvolgende wijzigingen » (Parl.

St., Waals Parlement, 2018-2019, nr. 1260/1, p. 3) op te lossen, wijzigingen die met name bij het decreet van 29 maart 2018 zijn aangebracht.

B.2.1.3. Zoals gewijzigd bij de decreten van 29 maart 2018 en van 14 februari 2019 bepaalt artikel L1523-15 van het Wetboek van de plaatselijke democratie en de decentralisatie : « § 1. Onverminderd paragraaf 4, tweede lid, van dit artikel, worden de leden van de raad van bestuur door de algemene vergadering benoemd.

De bestuurders vertegenwoordigen ofwel aangesloten gemeenten, provincies of OCMW's ofwel andere publiekrechtelijke rechtspersonen, ofwel privé-aangeslotenen, ofwel worden als onafhankelijk beschouwd.

Het aantal onafhankelijke bestuurders wordt vastgesteld op maximum twee. Zij worden door de algemene vergadering benoemd bij een drie vierde meerderheid van de stemmen en na voordracht door de raad van bestuur, uitgedrukt bij een drie vierde meerderheid van de stemmen. De voorwaarden, titels, hoedanigheden en verboden, vereist of van toepassing op die bestuurders, zijn zoals bepaald in artikel 526ter van het Wetboek van vennootschappen. § 2. De aangesloten gemeenten, provincies of O.C.M.W.'s worden vertegenwoordigd door bestuurders van beide geslachten. § 3. Onverminderd paragraaf 4 van dit artikel worden de bestuurders die de aangesloten gemeenten vertegenwoordigen respectievelijk naar evenredigheid van het geheel van de gemeenteraden van de aangesloten gemeenten aangewezen overeenkomstig de artikelen 167 en 168 van het Kieswetboek. Voor intercommunales waarbij gemeenten van meer dan één Gewest zijn aangesloten, worden de bestuurders echter aangewezen overeenkomstig de artikelen 167 en 168 van het Kieswetboek voor de Waalse gemeenten, en overeenkomstig de wettelijke bepalingen van de intercommunale voor de gemeenten van de andere Gewesten.

Voor de berekening van die evenredigheid wordt rekening gehouden met de eventuele statutaire criteria, alsook met de facultatieve individuele verklaringen van apparentering of hergroepering.

De verklaringen van apparentering of hergroepering kunnen slechts één keer worden gedaan, op één enkele lijst en voor het geheel van de afgeleide mandaten van het gemeenteraadslid. Ze worden bekendgemaakt op de website van de gemeente.

Uiterlijk 1 maart van het jaar dat volgt op het jaar van gemeenteraads- en provincieraadsverkiezingen geeft het gemeentecollege de intercommunale kennis van de naam van de gemeenteraadsleden, hun politieke fractie en, in voorkomend geval, de apparenteringen of hergroeperingen zoals blijkt uit de individuele verklaringen geakteerd tijdens de zitting van de gemeenteraad.

Bij de berekening van die evenredigheid wordt daarentegen geen rekening gehouden met politieke fractie(s) die niet zou(den) voldoen aan de beginselen van de democratie verwoord, onder andere, beoogd in het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, de aanvullende protocollen bij dit Verdrag van kracht in België, de wet van 30 juli 1981 tot bestraffing van bepaalde door racisme of xenofobie ingegeven daden en de wet van 23 maart 1995 tot bestraffing van het ontkennen, minimaliseren, rechtvaardigen of goedkeuren van de genocide die tijdens de Tweede Wereldoorlog door het Duitse nationaal-socialistische regime is gepleegd of van elke andere vorm van genocide en zij die bestuurder waren van een vereniging op de datum van de feiten naar aanleiding waarvan zij is veroordeeld voor één van de overtredingen bepaald bij de wet van 30 juli 1981 of de wet van 23 maart 1995.

Tot de aan de gemeenten voorbehouden functies van bestuurder mogen alleen leden van de gemeenteraden of -colleges benoemd worden.

Elke democratische politieke fractie, omschreven overeenkomstig artikel L1231-5, § 2, vijfde lid, die binnen een van de verenigde gemeenten over minstens één verkozene beschikt en over minstens één verkozene in het Waalse Parlement en die niet wordt vertegenwoordigd overeenkomstig het kiessysteem van evenredige vertegenwoordiging bedoeld in deze paragraaf, heeft recht op een zetel als waarnemer zoals omschreven in artikel L5111-1 met raadgevende stem.

De bestuurders die elke provincie vertegenwoordigen worden aangewezen naar evenredigheid van de provincieraad overeenkomstig de artikelen 167 en 168 van het Kieswetboek, volgens de volgende verdeelsleutel : voor de helft, het aantal zetels waarover elke lijst van kandidaten vertegenwoordigd binnen de provincieraad beschikt, en voor de andere helft, het aantal bekomen stemmen bij de provincieraadsverkiezingen.

De Regering bepaalt de uitvoeringsmodaliteiten van het achtste lid.

Het tweede, vijfde en zesde lid van deze paragraaf zijn mutatis mutandis van toepassing op de aanwijzing van de bestuurders van de aangesloten provincies.

De leden 1, 2, 5 en 6 zijn mutatis mutandis van toepassing op de bestuurders die de aangesloten OCMW's vertegenwoordigen. § 4. Als alle leden van de organen van hetzelfde geslacht zijn, wordt er van de regel bedoeld in § 3, voorlaatste lid, van dit artikel afgeweken bij de aanwijzing van een bestuurder die de aangesloten gemeenten en, desgevallend, de aangesloten provincies vertegenwoordigt.

In dat geval benoemt de algemene vergadering een bijkomende bestuurder op de voordracht van de gezamenlijke aangesloten gemeenten.

De aldus benoemde bestuurder is in ieder geval stemgerechtigd binnen de raad van bestuur. § 5. De raad van bestuur mag niet minder dan tien en niet meer dan twintig leden tellen. Het aantal zetels wordt vastgelegd op grond van het aantal inwoners van de gezamenlijke aangesloten gemeenten van de intercommunale.

Dat aantal wordt vastgelegd op basis van de cijfers van de werkelijke bevolking op 1 januari van het jaar van de provinciale en gemeenteverkiezingen zoals bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad, en naar rato van maximum vijf bestuurders per aangesneden schijf van vijftigduizend inwoners.

De verdeling ligt vast in de statuten van elke intercommunale.

Een intercommunale met tot drie aangesloten gemeenten mag maximum zeven bestuurders tellen. Wanneer, onder de aangeslotenen, de gemeenten vier in getal zijn of wanneer meer dan vier gemeenten aangesloten zijn en ze minder dan honderdduizend inwoners bedienen, kan de raad van bestuur een maximum van elf bestuurders omvatten. § 6. Bij de toetreding van een nieuwe vennoot wordt de samenstelling van de raad van bestuur desnoods op de eerstvolgende algemene vergadering herzien. § 7. In de raad van bestuur kunnen één of meer personeelsafgevaardigden zitting hebben met raadgevende stem. § 8. De raad van bestuur wijst in eigen kring en maximum één voorzitter en één ondervoorzitter aan. Hij wijst zijn vertegenwoordigers aan in de maatschappijen met een significante lokale overheidsparticipatie. § 9. De raad van bestuur houdt minstens zes jaarvergaderingen. Bij ontstentenis worden dan, door de raad van bestuur, de redenen daarvoor in het jaarlijks beheersverslag opgegeven ».

B.2.2. Bij artikel 26 van het decreet van 29 maart 2018 wordt artikel L1523-18 van het Wetboek van de plaatselijke democratie en de decentralisatie vervangen door de volgende tekst : « § 1. De raad van bestuur kan, onverminderd paragraaf 5, onder eigen verantwoordelijkheid het dagelijks bestuur van de intercommunale afvaardigen aan de titularis van de lokale leidinggevende functie.

De beraadslaging en het besluit in verband met de delegatie van het dagelijks bestuur geeft de gedelegeerde bestuurshandelingen nauwkeurig op, evenals de duur van deze delegatie, die maximaal drie jaar, verlengbaar, mag duren. Zij wordt bij eenvoudige meerderheid gestemd, bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad en medegedeeld aan de aangesloten leden, de bestuurders en de eventuele afgevaardigden voor de controle. Ze wordt beëindigd na elke algehele hernieuwing van de raad van bestuur.

Het huishoudelijk reglement kan in bijzondere meerderheden voorzien. § 2. De raad van bestuur kan zijn bevoegdheden op eigen verantwoordelijkheid gedeeltelijk overdragen aan één of verscheidene eventuele beperkte bestuursorganen. De beperkte bestuursorganen zijn uitvloeisels van de raad van bestuur. Ze zijn samengesteld uit minstens vier bestuurders, aangewezen door de raad van bestuur. De bestuurders die de aangesloten gemeenten, provincies en OCMW's vertegenwoordigen zijn van een ander geslacht en worden aangewezen met dezelfde evenredigheid als die, welke alle raden van de aangesloten gemeenten, provincies en OCMW's kenmerkt overeenkomstig de artikelen 167 en 168 van het Kieswetboek.

De beraadslaging en het besluit in verband met de delegatie van de beperkte bestuursorganen geeft de gedelegeerde bestuurshandelingen nauwkeurig op, evenals de duur van deze delegatie, die maximaal drie jaar, verlengbaar, mag duren. Zij wordt bij eenvoudige meerderheid gestemd, bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad en medegedeeld aan de aangesloten leden, de bestuurders en de eventuele afgevaardigden voor de controle. Ze wordt beëindigd na elke algehele hernieuwing van de raad van bestuur.

Het huishoudelijk reglement kan in bijzondere meerderheden voorzien.

De beslissingen inzake de financiële strategie, de algemene personeelsbepalingen zoals bedoeld in artikel L1523-27, § 1, lid 5, en de bijzondere regels betreffende de lokale leidinggevende functie zoals omschreven in artikel L5111-1 van dit Wetboek kunnen niet het voorwerp uitmaken van een delegatie door de raad van bestuur.

Elke beraadslaging en elk besluit genomen op grond van een delegatie van de raad van bestuur wordt medegedeeld aan de bestuurders.

De beperkte beheersorganen beschikken over een eigen beslissingsbevoegdheid, zelfs als deze beslissing krachtens de statuten door de raad van bestuur bekrachtigd dient te worden. § 3. In afwijking van artikel L1523-10 stelt het beperkte beheersorgaan een huishoudelijk reglement, waarin het kader voor diens functioneren verduidelijkt wordt, aan de raad van bestuur voor, die het vastlegt.

Het huishoudelijk reglement bepaalt de modaliteiten, de inhoud en de periodiciteit volgens welke de beperkte beheersorganen of de afgevaardigde voor het dagelijks bestuur over hun actie verslag uitbrengen aan de raad van bestuur alsook de beslissingen van de beperkte beheersorganen of van de afgevaardigde voor het dagelijkse beheer die bekrachtigd moeten worden door de raad van bestuur. Dat verslag wordt minstens één keer per jaar voorgelegd. § 4. Als dat beperkte beheersorgaan opgericht wordt om een activiteitensector te beheren, wordt de evenredigheid bedoeld in paragraaf 2 berekend op basis van de bij bedoelde sector aangesloten gemeenten, provincies en OCMW's.

Het aantal leden van het beperkte bestuursorgaan verbonden met een activiteitensector wordt beperkt tot maximum het aantal bestuurders uit de bij bedoelde sector aangesloten gemeenten, provincies en OCMW's.

De leden van het beperkte beheersorgaan dat ingesteld is om een activiteitssector te beheren tellen minstens één bestuurder bedoeld in artikel L1523-15, § 1, lid 3, wanneer laatstgenoemde op de raad van bestuur van toepassing is. § 5. In het kader van de installatie van een eventueel uitvoerend bureau, dat enig bureau moet zijn voor de gezamenlijke activiteiten van de intercommunale, kan het maximumaantal leden, voor de intercommunales met minstens elf bestuurders, niet hoger zijn dan vijfentwintig percent van het aantal leden van de raad van bestuur. Ze zijn van een ander geslacht en worden aangewezen naar evenredigheid van het geheel van de raden van de aangesloten gemeenten, provincies en OCMW's, overeenkomstig de artikelen 167 en 168 van het Kieswetboek.

De voorzitter en de ondervoorzitter van de intercommunale zijn lid van het uitvoerend bureau. In afwijking van paragraaf 4, lid 1, zijn ze afkomstig van verschillende democratische politieke fracties. Het voorzitterschap van het uitvoerend bureau wordt waargenomen door de voorzitter. Bij staking van stemmen is diens stem doorslaggevend.

De lokale leidinggevende ambtenaar in de intercommunale, zoals omschreven in artikel L5111-1 van dit Wetboek, wordt systematisch opgeroepen voor de vergaderingen met raadgevende stem zonder lid van het bureau te zijn.

Het uitvoerend bureau telt minstens één bestuurder bedoeld in artikel L1523-15, § 1, lid 3, wanneer dit artikel van toepassing is op de raad van bestuur ».

B.2.3. Bij artikel 28 van het decreet van 29 maart 2018 wordt in het Wetboek van de plaatselijke democratie en de decentralisatie een artikel L1523-26 ingevoegd, dat bepaalt : « § 1. Iedere intercommunale vormt een auditcomité in haar raad van bestuur. § 2. Het auditcomité is samengesteld uit leden van de raad van bestuur die geen lid zijn van het uitvoerend bureau. Het maximumaantal leden van het auditcomité kan niet hoger zijn dan vijfentwintig percent van het aantal leden van de raad van bestuur.

De voorzitter van het auditcomité wordt aangewezen door de leden van het comité.

Minstens één lid van het auditcomité beschikt over een praktische ervaring en/of technische kennis inzake boekhouding of audit.

De titularis van de lokale leidinggevende functie in de intercommunale wordt systematisch opgeroepen voor de vergaderingen, met raadgevende stem. § 3. De raad van bestuur bepaalt de opdrachten van het auditcomité, die minstens volgende opdrachten omvatten : 1° de mededeling aan de raad van bestuur van informatie over de resultaten van de wettelijke controle van de jaarrekeningen en, in voorkomend geval, van de geconsolideerde rekeningen en van duiding over de wijze waarop de wettelijke controle van de jaarrekeningen en, in voorkomend geval, van de geconsolideerde rekeningen bijgedragen hebben tot de integriteit van de financiële informatie en over de rol van het auditcomité in dat proces;2° de opvolging van het proces voor de uitwerking van de financiële informatie en overlegging van aanbevelingen of voorstellen om er de integriteit van te vrijwaren;3° de opvolging van de doeltreffendheid van de systemen voor interne controle en beheersing van de risico's van de intercommunale of de instelling, evenals de opvolging van de interne audit en de doeltreffendheid ervan;4° de opvolging van de wettelijke controle van de jaarrekeningen en, in voorkomend geval, van de geconsolideerde jaarrekeningen, met inbegrip van de vragen en aanbevelingen geformuleerd door de bedrijfsrevisor belast met de wettelijke controle van de geconsolideerde rekeningen;5° het onderzoek en de opvolging van de onafhankelijkheid van de bedrijfsrevisor belast met de wettelijke controle van de geconsolideerde rekeningen, in het bijzonder wat betreft de gegrondheid van de levering van aanvullende diensten aan de maatschappij. Het auditcomité brengt regelmatig verslag uit bij de raad van bestuur over de uitoefening van diens opdrachten, minstens bij het opstellen door laatstgenoemde van de jaarrekeningen en, in voorkomend geval, van de geconsolideerde rekeningen ».

B.2.4. Bij artikel 30 van het decreet van 29 maart 2018 wordt in afdeling 6 van het Wetboek van de plaatselijke democratie en de decentralisatie een artikel L1523-27 ingevoegd, dat bepaalt : « § 1. Het personeel van de intercommunale is onderworpen aan een statutair en/of contractueel stelsel. Het personeel van de intercommunale wordt aangewezen op basis van een functieprofiel bepaald door de raad van bestuur en van een kandidatenoproep.

Het statutair personeelslid beoogt elk personeelslid dat in vast verband benoemd is door eenzijdige beslissing van de overheid, evenals elk personeelslid dat bij eenzijdige beslissing van de overheid tot de stage toegelaten wordt met het oog op een vaste benoeming.

Het contractueel personeelslid beoogt elk lid van het personeel dat met een arbeidsovereenkomst in dienst is genomen overeenkomstig de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten.

Het personeel dat de lokale leidinggevende functie bekleedt, wordt aangewezen door de raad van bestuur.

De raad van bestuur legt de objectieve algemene bepalingen in personeelszaken vast, waaronder met name : 1° de voorwaarden voor de toegang tot de betrekkingen en, in voorkomend geval, voor de bevordering, de regels voor de bekendmaking van de oproep tot de kandidaten, evenals de procedure voor de evaluatie van het personeel van de intercommunale;2° de weddeschalen, de toelagen, vergoedingen en ieder voordeel van het personeel van de intercommunale. Voor de lokale leidinggevende functie en de directiefuncties omvatten de voorwaarden voor de toegang tot de betrekkingen met name het functieprofiel en de samenstelling van de selectiejury.

Het personeel van de intercommunale wordt geëvalueerd en kan van ambtswege ontslagen worden wegens beroepsonbekwaamheid in de voorwaarden van hoofdstuk VII van titel I van boek II van deel I van het Wetboek.

Voorgaande leden zijn van toepassing op de lokale leidinggevende functie onverminderd de bijzondere bepalingen van dit Wetboek. § 2. De bezoldigingsregeling en de weddeschalen worden inzonderheid vastgesteld volgens de omvang van de bevoegdheden, de verantwoordelijkheidsgraad en de vereiste algemene en beroepsbekwaamheid, rekening houdend meer bepaald met de plaats die de personeelsleden bekleden in het organogram van de intercommunale. § 3. De raad van bestuur is bevoegd inzake personeel, maar kan de uitvoering van de beslissingen die hij genomen heeft in het kader van de algemene bepalingen in personeelszaken delegeren ».

B.2.5. Bij artikel 47 van het decreet van 29 maart 2018 wordt artikel L5111-1 van het Wetboek van de plaatselijke democratie en de decentralisatie vervangen door de volgende tekst : « Voor de toepassing van dit Wetboek wordt verstaan onder : [...] 16° waarnemer : persoon aangewezen om met raadgevende stem te zetelen, die over dezelfde rechten en verplichtingen beschikt als de bestuurders, met inbegrip van de deontologische en ethische regels, binnen een beheersorgaan van een instelling die aan dit Wetboek wordt onderworpen; [...] ».

Artikel L5311-1, § 2, vijfde lid, van het Wetboek van de plaatselijke democratie en de decentralisatie, zoals vervangen bij het niet-bestreden artikel 52 van het decreet van 29 maart 2018, bepaalt : « Het mandaat van waarnemer zoals bepaald in artikel L5111-1 wordt kosteloos uitgeoefend ».

B.2.6. Krachtens het niet-bestreden artikel 88 van het decreet van 29 maart 2018 moesten de statuten van de intercommunales uiterlijk op 1 juli 2018 in overeenstemming worden gebracht.

Ten aanzien van de ontvankelijkheid van het beroep B.3. De Waalse Regering werpt de niet-ontvankelijkheid van het beroep op.

De Waalse Regering is allereerst van mening dat geen enkel middel tegen artikel 47 van het decreet van 29 maart 2018 is gericht. Zij is vervolgens van mening dat de verzoekende partijen zich vergissen in de draagwijdte die aan de bestreden artikelen 24, 26, 28 en 30 van het decreet van 29 maart 2018 moet worden gegeven, zodat zij niet rechtstreeks zouden worden geraakt door die bepalingen en dus geen belang zouden hebben bij het vorderen van de vernietiging ervan.

B.4.1. Bij artikel 47 van het decreet van 29 maart 2018 wordt artikel L5111-1 van het Wetboek van de plaatselijke democratie en de decentralisatie, waarvan het 16° het begrip « waarnemer » definieert, vervangen.

Aangezien de in het eerste middel uiteengezette grieven zijn gericht tegen het statuut van « waarnemer » en in het verzoekschrift duidelijk wordt aangegeven dat het tegen artikel 47 van het decreet van 29 maart 2018 is gericht, wordt de exceptie van niet-ontvankelijkheid, met betrekking tot artikel 47 van het decreet van 29 maart 2018, verworpen.

B.4.2. Voor het overige, aangezien de exceptie van niet-ontvankelijkheid verband houdt met de draagwijdte van de bestreden bepalingen, valt het onderzoek ervan samen met dat van de grond van de zaak.

Ten gronde Wat betreft het eerste middel B.5. Het eerste middel is afgeleid uit de schending van de artikelen 10, 11 en 27 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met artikel 12 van het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten, met artikel 168 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en met artikel 35 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. Dat middel is gericht tegen de artikelen 24, 26, 28 en 47 van het decreet van 29 maart 2018.

De verzoekende partijen bekritiseren het feit dat de vertegenwoordigers van het medisch en academisch korps, met name de decaan van de faculteit geneeskunde van de « Université de Liège » of, bij ontstentenis van die persoon, een arts die lid is van de beheersorganen van die faculteit, de vertegenwoordigers van de medische raad, de hoofdarts of de algemeen directeur, krachtens het nieuwe statuut van « waarnemer » dat bij het decreet van 29 maart 2018 in het leven is geroepen, niet langer met raadgevende stem als « waarnemend » lid of als « permanente genodigde » zitting kunnen hebben in de beheersorganen van de intercommunales die een ziekenhuis exploiteren.

De verzoekende partijen leiden daaruit een discriminatie af in zoverre de bestreden bepalingen de intercommunales die een - in voorkomend geval universitair - ziekenhuis exploiteren, op identieke wijze behandelen als de andere intercommunales, alsook een aantasting van de vrijheid van vereniging van de ziekenhuisintercommunales.

B.6. Uit de uiteenzetting van het middel blijkt dat de verzoekende partijen niet aantonen in welk opzicht de bestreden bepalingen artikel 12 van het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten, artikel 168 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en artikel 35 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, in samenhang gelezen met de artikelen 10, 11 en 27 van de Grondwet, zouden schenden. Voor het overige tonen de verzoekende partijen niet aan in welk opzicht de bestreden bepalingen binnen de werkingssfeer van het Unierecht zouden vallen.

Het Hof beperkt zijn onderzoek dan ook tot de bestaanbaarheid van de bestreden bepalingen met de artikelen 10, 11 en 27 van de Grondwet.

B.7.1. Het decreet van 29 maart 2018 strekt ertoe « de persoonlijke aansprakelijkheid van de mandatarissen te versterken, ongeacht of zij verkozen of aangewezen zijn in lokale of bovenlokale structuren of in de dochterondernemingen daarvan », door striktere regels uit te werken « om elk misbruik te voorkomen » (Parl. St., Waals Parlement, 2017-2018, nr. 1047/1, p. 3) : « Bij die regels wordt in de tekst met name het bepalen van één voorzitter en één ondervoorzitter per beheersorgaan, het verminderen van het aantal bestuurders met een derde, een strikter kader en de bekendmaking van hun bezoldigingen en presentiegeld, nieuwe onverenigbaarheden, de aanstelling van institutionele informatieverstrekkers, de versterking van de transparantie in de werking van de intercommunales (in dat opzicht dient te worden opgemerkt dat de beslissingen inzake de financiële strategie, de algemene regels inzake personeel en de bijzondere regels betreffende de lokale leidinggevende functie niet het voorwerp kunnen uitmaken van een delegatie door de raad van bestuur), de mogelijkheid dat maximaal twee onafhankelijke bestuurders in de intercommunales aanwezig zijn, de afschaffing van het provinciale overwicht en de toewijzing van overtallige zetels, de oprichting van een auditcomité, enz. voorgesteld » (ibid.).

De bij het decreet van 29 maart 2018 doorgevoerde hervorming van het Wetboek van de plaatselijke democratie en de decentralisatie past in het kader van drie hoofdlijnen : « bestuur, responsabilisering en transparantie » (Parl. St., Waals Parlement, 2017-2018, nr. 1047/27, p. 7). B.7.2. Met betrekking tot het ontworpen artikel, dat artikel 24 van het decreet van 29 maart 2018 is geworden, wordt in de parlementaire voorbereiding uiteengezet : « Overeenkomstig de aanbevelingen van de onderzoekscommissie ' Publifin ' voert de decretale wijziging het beginsel van ' onafhankelijke ' bestuurders in de raad van bestuur van de intercommunales in. Die worden voorgedragen door de raad van bestuur bij een meerderheid van 3/4 van de leden en vervolgens goedgekeurd door de algemene vergadering door 3/4 van de leden ervan. De tekst voorziet in maximaal twee onafhankelijke bestuurders. Er dient te worden opgemerkt dat de benoeming van onafhankelijke bestuurders wel degelijk een mogelijkheid is. Voor het overige zijn de onafhankelijke bestuurders begrepen binnen de bij dit artikel vastgestelde perken van het aantal bestuurders. Bovendien worden de overtallige stemgerechtigde bestuurders vervangen door een waarnemer met raadgevende stem. [...] Overeenkomstig de regionale beleidsverklaring en de aanbevelingen van de onderzoekscommissie ' Publifin ' strekt de decretale wijziging ook tot het verminderen van het aantal bestuurders van 30 naar 20 » (ibid., p. 7).

Met betrekking tot de vervanging van de zogenaamde « overtallige » bestuurders, die stemgerechtigd zijn, door « waarnemers », die over een raadgevende stem beschikken, wordt gepreciseerd dat « het mandaat, aangezien het een waarnemer en geen bestuurder betreft, niet zal kunnen worden bezoldigd » (ibid., p. 6).

In het verslag wordt eveneens aangegeven : « Voor de raad van bestuur wordt het maximumaantal toegelaten bestuurders verminderd met een derde in de intercommunales met maximaal 30 bestuurders. De overtallige bestuurders worden vervangen door waarnemers die over dezelfde rechten, namelijk de terbeschikkingstelling en de raadpleging van documenten en de deelname aan vergaderingen, en over dezelfde verplichtingen inzake aanwezigheid en vertrouwelijkheid als de andere bestuurders zullen beschikken, zonder dat ze daarom stemgerechtigd zijn, noch presentiegeld genieten » (ibid., p. 4).

Een amendement dat beoogde de overtallige bestuurders te behouden maar ze op te nemen in de bovengrens van het maximumaantal bestuurders (Parl. St., Waals Parlement, 2017-2018, nr. 1047/13), werd verworpen (Parl. St., Waals Parlement, 2017-2018, nr. 1047/27, pp. 38-39).

B.7.3. Met betrekking tot het ontworpen artikel, dat artikel 47 van het decreet van 29 maart 2018 is geworden, wordt in de memorie van toelichting vermeld : « De definitie van ' waarnemer ' wordt toegevoegd. Het betreft de persoon die de vergaderingen kan bijwonen van het beheersorgaan van de instelling waarin hij is aangewezen maar die niet over stemrecht beschikt. De waarnemer kan evenwel het standpunt uitdrukken van de fractie waaruit hij afkomstig is. Met uitzondering van het stemrecht en de bezoldiging heeft de waarnemer dezelfde rechten als de bestuurders, met inbegrip van het recht op een eventuele terugbetaling van de verplaatsingskosten om zijn mandaat te vervullen. De waarnemer wordt aan dezelfde deontologische en ethische regels onderworpen als de bestuurders, met inbegrip van het respect voor het zakengeheim » (Parl. St., Waals Parlement, 2017-2018, nr. 1047/1, p. 13).

Ondervraagd over het statuut van de waarnemers, heeft de minister van Lokale Besturen, Huisvesting en Sportinfrastructuur aangegeven dat « de wil duidelijk erin bestond het aantal ervan te beperken » en dat « de Regering het maximumaantal bestuurders in acht wil nemen, de kwestie van de overtallige bestuurders wil verduidelijken en hun het statuut van waarnemer wil geven » (Parl. St., Waals Parlement, 2017-2018, nr. 1047/27, p. 21).

B.7.4. Daarenboven bepaalt het ontworpen artikel, dat artikel 26 van het decreet van 29 maart 2018 is geworden, dat het proces van delegatie aan beperkte beheersorganen « beperkt [is] wat het onderwerp en de duur ervan betreft » (ibid., p. 8) : « De beperkte beheersorganen zijn uitvloeisels van de raad van bestuur. Zij hebben beslissingsbevoegdheid en zijn samengesteld uit minstens vier bestuurders.

In de beraadslaging met betrekking tot de delegaties en de beperkte beheersorganen worden de gedelegeerde bestuurshandelingen en de duur van de delegatie gepreciseerd. Zij wordt bij gewone meerderheid aangenomen, bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad en meegedeeld aan de vennoten en de bestuurders, en elke beraadslaging op grond van een delegatie van de raad van bestuur wordt meegedeeld aan de bestuurders.

De beslissingen met betrekking tot de financiële strategie, de algemene personeelsbepalingen, de regels betreffende de lokale leidinggevende functie kunnen niet het voorwerp uitmaken van een delegatie door de raad van bestuur.

Voor het uitvoerend bureau voorziet het Wetboek uitdrukkelijk, voor de intercommunales met minstens elf bestuurders, in de oprichting, als beperkt beheersorgaan, van een eventueel uniek uitvoerend bureau voor alle activiteiten van de intercommunale.

De samenstelling ervan is afgebakend, het maximumaantal leden mag niet hoger zijn dan 25 % van het aantal leden van de raad van bestuur, zijnde maximaal vijf personen. De leden van het uitvoerend bureau zijn van verschillend geslacht en worden aangewezen naar evenredigheid. De voorzitter en de ondervoorzitter van de intercommunale zijn lid ervan en zijn afkomstig uit verschillende democratische politieke fracties » (Parl. St., Waals Parlement, 2017-2018, nr. 1047/27, p. 5).

Het ontworpen artikel dat artikel 28 van het decreet van 29 maart 2018 is geworden, voorziet in de stelselmatige oprichting van een auditcomité dat uitgaat van de « raad van bestuur van de intercommunale » (Parl. St., Waals Parlement, 2017-2018, nr. 1047/1, p. 8). B.8. Uit het voorgaande vloeit voort dat de bestreden bepalingen niet voorzien in de vertegenwoordiging van leden van het medisch of academisch korps in de raad van bestuur (artikelen 24 en 47), noch in de eventuele beperkte beheersorganen (artikel 26) of in het auditcomité (artikel 28) van een ziekenhuisintercommunale.

B.9.1. Het feit dat de bestreden bepalingen niet voorzien in een vertegenwoordiging van leden van het medisch of academisch korps in de beheersorganen van een ziekenhuisintercommunale, houdt evenwel niet in dat die vertegenwoordiging onmogelijk is.

De bestreden bepalingen dienen immers te worden geïnterpreteerd door rekening te houden met de bij het decreet van 29 maart 2018 nagestreefde doelstellingen.

B.9.2. Het decreet van 29 maart 2018 heeft tot doel een kader vast te stellen voor de regels betreffende de samenstelling van de beheersorganen van de intercommunales, door met name het aantal bestuurders te beperken en de « overtallige » bestuurders te vervangen door « waarnemers », die kosteloos zitting hebben, met raadgevende stem. Met die maatregelen wordt een legitiem doel nagestreefd, door te beogen elk misbruik te voorkomen en de responsabilisering van de mandatarissen, de transparantie en het goed bestuur te versterken.

In die context bepaalt artikel L1523-15, § 3, zevende lid, van het Wetboek van de plaatselijke democratie en de decentralisatie, zoals vervangen bij het decreet van 14 februari 2019, dat « elke democratische politieke fractie, omschreven overeenkomstig artikel L1231-5, § 2, vijfde lid, die binnen een van de verenigde gemeenten over minstens één verkozene beschikt en over minstens één verkozene in het Waalse Parlement en die niet wordt vertegenwoordigd overeenkomstig het kiessysteem van evenredige vertegenwoordiging bedoeld in deze paragraaf », recht heeft op een zetel als waarnemer in de zin van artikel L5111-1 van hetzelfde Wetboek, binnen de raad van bestuur. In het statuut van waarnemer wordt niet voorzien voor de eventuele beperkte beheersorganen, noch voor het auditcomité van een intercommunale.

De omstandigheid dat bij het voormelde artikel L1523-15, § 3, zevende lid, uitdrukkelijk een zetel van waarnemer binnen de raad van bestuur van de intercommunale wordt toegekend aan politieke fracties, houdt evenwel niet in dat vertegenwoordigers van het medisch of academisch korps, met name de decaan van de faculteit geneeskunde van de « Université de Liège » of, bij ontstentenis van die persoon, een arts die lid is van de beheersorganen van die faculteit, de vertegenwoordigers van de medische raad, de hoofdarts of de algemeen directeur, niet kosteloos, als « permanente genodigden », met raadgevende stem, zitting zouden kunnen hebben in de raad van bestuur van de ziekenhuisintercommunales.

Zoals de Waalse Regering in haar memorie trouwens aangeeft, stemt die mogelijkheid om het statuut van « permanente genodigden » te verlenen aan de vertegenwoordigers van het medisch of academisch korps, overeen met de praktijk binnen de raden van bestuur van de ziekenhuisintercommunales, en is zij bestaanbaar met de bestreden bepalingen.

B.10.1. Bovendien verhinderen de bestreden bepalingen niet dat de ziekenhuiswetgeving in acht wordt genomen in zoverre zij bepaalt dat de ziekenhuisartsen moeten worden betrokken bij de besluitvorming in het ziekenhuis.

B.10.2. Artikel 8 van de gecoördineerde wet van 10 juli 2008 « op de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen » (hierna : de gecoördineerde wet van 10 juli 2008) definieert de « beheerder » van een ziekenhuis als « het orgaan dat volgens het juridisch statuut van het ziekenhuis belast is met het beheer van de uitbating van het ziekenhuis ». Artikel 15 van dezelfde wet bepaalt dat elk ziekenhuis een eigen beheer heeft. Overeenkomstig artikel 1 ervan is de gecoördineerde wet van 10 juli 2008 van toepassing op alle ziekenhuizen, ongeacht of zij worden beheerd door publieke personen of door privépersonen.

Artikel 18 van de gecoördineerde wet van 10 juli 2008 bepaalt overigens dat de hoofdarts wordt uitgenodigd voor en kan deelnemen aan de vergaderingen van het orgaan dat belast is met het beheer van het ziekenhuis. Artikel 133 van dezelfde wet bepaalt dat « de medische raad [...] het vertegenwoordigend orgaan [is] waardoor de ziekenhuisartsen betrokken worden bij de besluitvorming in het ziekenhuis » en artikel 137 ervan vermeldt de gevallen waarin de medische raad moet worden geraadpleegd door het beheersorgaan van het ziekenhuis.

Artikel 1bis van het koninklijk besluit van 7 juni 2004 « tot vaststelling van de voorwaarden om te worden aangewezen als universitair ziekenhuis, universitaire ziekenhuisdienst, universitair [e] ziekenhuisfunctie of universitair zorgprogramma » voorziet eveneens in een participatie, in voorkomend geval met raadgevende stem, van de bestuursorganen van de faculteit geneeskunde in de bestuursorganen van het ziekenhuis.

Uit al die bepalingen vloeit voort dat de beheersorganen van de ziekenhuisintercommunales, waarvan de samenstelling wordt geregeld bij de bestreden bepalingen, niet mogen worden verward met de in de ziekenhuiswetgeving bedoelde beheersorganen van het ziekenhuis, waarvan de besluitvorming de betrokkenheid van vertegenwoordigers van het medisch korps en, in voorkomend geval, van het academisch korps impliceert.

B.11. De grieven van de verzoekende partijen berusten op een verkeerde lezing van de bestreden bepalingen.

B.12. Het eerste middel is niet gegrond.

Wat betreft het tweede middel B.13. Het tweede middel is afgeleid uit de schending van de artikelen 10, 11, 23, derde lid, 1° en 2°, 35 en 143, § 1, van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met de vrijheid van handel en nijverheid die door de artikelen II.3 en II.4 van het Wetboek van economisch recht wordt gewaarborgd, met de artikelen 15 en 16 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en met de artikelen 34 tot 36, 56 en 57 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, van artikel 5, § 1, I, 1°, a), en artikel 6, § 1, VI, derde lid, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, en uit de schending van het beginsel van federale loyauteit en van het evenredigheidsbeginsel. Dat middel is gericht tegen artikel 30 van het decreet van 29 maart 2018.

De verzoekende partijen zijn van mening dat de artsen die zijn verbonden aan een ziekenhuis dat door een intercommunale wordt beheerd, krachtens de bestreden bepaling hun beroepsactiviteit niet langer onder het statuut van zelfstandige kunnen uitoefenen. De verzoekende partijen leiden daaruit af dat de bestreden bepaling discriminerend zou zijn in zoverre zij de ziekenhuisartsen en de leden van het leidinggevend, administratief en technisch personeel van het ziekenhuis op identieke wijze behandelt en in zoverre zij de ziekenhuisartsen die zijn verbonden aan een ziekenhuis dat door een intercommunale wordt beheerd, verschillend behandelt ten opzichte van de artsen die zijn verbonden aan een ziekenhuis dat door een privaatrechtelijke rechtspersoon wordt beheerd. De bestreden bepaling zou eveneens de vrijheid van ondernemen en het recht op sociale zekerheid en de federale bevoegdheid om het statuut van de ziekenhuisarts te bepalen, schenden.

B.14. Met betrekking tot het ontworpen artikel, dat artikel 30 van het decreet van 29 maart 2018 is geworden, wordt in de memorie van toelichting vermeld : « In paragraaf 1 van het nieuw in het leven geroepen artikel L1523-27 worden de begrippen statutair en contractueel personeelslid gedefinieerd.

Aan de raad van bestuur wordt de bevoegdheid verleend om de persoon aan te wijzen die de lokale leidinggevende functie bekleedt en om de algemene personeelsbepalingen vast te stellen. Die bepaling dient in samenhang te worden gelezen met artikel L1523-18, § 2, vierde lid, van het voorliggend ontwerp van decreet, krachtens hetwelk ' de beslissingen inzake de financiële strategie, de algemene personeelsregels en de bijzondere regels betreffende de lokale leidinggevende functie zoals omschreven in artikel L5111-1 van dit Wetboek, [...] niet het voorwerp [kunnen] uitmaken van een delegatie door de raad van bestuur '.

Er worden aanwijzingen gegeven over wat moet worden verstaan onder ' algemene personeelsbepalingen ', naar analogie van hetgeen bestaat voor het gemeentepersoneel (cf. de artikelen L1212-1 en volgende van het Wetboek van de plaatselijke democratie en de decentralisatie).

Er wordt een verwijzingsfout rechtgezet in het lid met betrekking tot het ontslag van ambtswege wegens beroepsongeschiktheid. Voortaan wordt duidelijk gepreciseerd dat de regels die voorafgaan, ook van toepassing zijn op de lokale leidinggevende functie opdat die laatste wordt onderworpen aan dezelfde bepalingen als de andere personeelsleden van een intercommunale, tenzij uiteraard rekening wordt gehouden met de bijzondere bepalingen van dit Wetboek die eigen zijn aan de lokale leidinggevende functie (bijvoorbeeld bijlage 4 bij dit ontwerp van decreet met betrekking tot de regels die van toepassing zijn inzake de bezoldiging van de lokale leidinggevende functie). Aangezien de raad van bestuur voortaan de enige instantie is die bevoegd is om alle reglementaire maatregelen met betrekking tot het geheel van het (al dan niet leidinggevend) personeel te nemen, wordt logischerwijze erin voorzien dat het bezoldigingscomité elke beslissingsbevoegdheid met betrekking tot de directiefuncties wordt ontnomen (cf. artikel L1523-17 van dit ontwerp van decreet). Zodoende biedt de decreetgever een antwoord op de interpretatiemoeilijkheden in verband met de gecombineerde uitvoering van artikel L1523-17, tweede lid, en artikel L1523-18, § 1, tweede lid, van het Wetboek van de plaatselijke democratie en de decentralisatie. Paragraaf 2 is geïnspireerd op de bewoordingen van artikel L1212-2 van het Wetboek van de plaatselijke democratie en de decentralisatie (van toepassing voor het gemeentepersoneel). In paragraaf 3 wordt een bepaling (die is geïnspireerd op artikel 69 van het decreet van 6 juli 2001 houdende de intergemeentelijke samenwerking, dat van toepassing is voor het Vlaamse Gewest) vastgelegd die het de raad van bestuur mogelijk maakt om hetgeen betrekking heeft op de uitvoering van de algemene personeelsbepalingen, te delegeren. Zulks beoogt het individuele personeelsbeheer in verband met de toepassing van die algemene bepalingen (de concrete berekening van de bij de statuten vastgelegde bezoldiging, personeelsreglementen, de toekenning van verlofdagen ten aanzien van de algemene bepalingen die erop betrekking hebben, enz.) » (Parl. St., Waals Parlement, 2017-2018, nr. 1047/1, p. 9).

B.15.1. Uit de inhoud van het verzoekschrift en uit de uiteenzetting van het middel blijkt dat de verzoekende partijen artikel L1523-27, § 1, van het Wetboek van de plaatselijke democratie en de decentralisatie, zoals ingevoegd bij artikel 30 van het decreet van 29 maart 2018, enkel bekritiseren in zoverre het bepaalt dat « het personeel van de intercommunale [...] onderworpen [is] aan een statutair en/of contractueel stelsel ».

De bestreden bepaling neemt de inhoud over van het vroegere artikel L1523-1, derde lid, van het Wetboek van de plaatselijke democratie en de decentralisatie dat, zoals met name gewijzigd bij het decreet van 19 juli 2006 « tot wijziging van Boek V van het eerste deel van het Wetboek van de plaatselijke democratie en de decentralisatie en betreffende de wijzen van samenwerking tussen gemeenten » en vóór de vervanging ervan bij artikel 17 van het decreet van 29 maart 2018, bepaalde : « Het personeel van de intercommunale is onderworpen aan een statutair en/of contractueel stelsel. Het personeel van de intercommunale wordt aangewezen op basis van een functieprofiel bepaald door de raad van bestuur en van een kandidatenoproep. [Het] wordt beoordeeld en kan van rechtswege afgezet worden wegens beroepsonbekwaamheid onder de voorwaarden van hoofdstuk V van titel I van Boek II van het eerste deel van het Wetboek ».

B.15.2. Bijgevolg wijzigt de bestreden bepaling de op het personeel van de intercommunale van toepassing zijnde juridische regeling niet ten aanzien van het door de verzoekende partijen bekritiseerde element.

B.15.3. Bovendien heeft de bestreden bepaling, die erin voorziet dat « het personeel van de intercommunale [...] onderworpen [is] aan een statutair en/of contractueel stelsel », enkel betrekking op de personeelsleden van een intercommunale en niet op de ziekenhuisartsen die bevoegd zijn om medische prestaties te verrichten in een in die vorm opgericht ziekenhuis.

Wat die prestaties betreft, worden de ziekenhuisartsen niet door de bestreden bepaling beoogd. De rechtsverhoudingen tussen het ziekenhuis en de ziekenhuisartsen, alsook hun geldelijk statuut, blijven immers geregeld bij de artikelen 144 tot 146 van de gecoördineerde wet van 10 juli 2008. De bestreden bepaling staat een door een intercommunale beheerd ziekenhuis dus toe om, voor de uitoefening van de medische prestaties die het de patiënten wil bieden, artsen aan te werven die de geneeskunde kunnen uitoefenen op grond van een statuut, een overeenkomst of als zelfstandige.

B.16. De grieven van de verzoekende partijen zijn bijgevolg gebaseerd op een verkeerde interpretatie van de bestreden bepaling.

B.17. Het tweede middel is niet gegrond.

Om die redenen, het Hof verwerpt het beroep.

Aldus gewezen in het Frans, het Nederlands en het Duits, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, op 25 juni 2020.

De griffier, F. Meersschaut De voorzitter, F. Daoût

^