Etaamb.openjustice.be
Arrest van 04 november 2020
gepubliceerd op 06 november 2020

Besluit van de Minister-president van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest dat uithuiszettingen tijdelijk verbiedt

bron
brussels hoofdstedelijk gewest
numac
2020015973
pub.
06/11/2020
prom.
04/11/2020
ELI
eli/besluit/2020/11/04/2020015973/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

4 NOVEMBER 2020. - Besluit van de Minister-president van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest dat uithuiszettingen tijdelijk verbiedt


De Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, Gelet op artikel 166, § 2 van de Grondwet;

Gelet op artikel 48 van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen, zoals gewijzigd bij de wet van 6 januari 2014;

Gelet op artikel 128 van de provincie wet van 30 april 1836Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/04/1836 pub. 07/12/2000 numac 2000000913 bron ministerie van binnenlandse zaken Provinciewet. - Duitse vertaling sluiten;

Gelet op artikel 11 van de wet van 5 augustus 1992Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/08/1992 pub. 21/10/1999 numac 1999015203 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en internationale samenwerking Wet houdende instemming met het Protocol houdende wijziging van artikel 81 van het Verdrag tot instelling van de Benelux Economische Unie van 3 februari 1958, opgemaakt te Brussel op 16 februari 1990 sluiten op het politieambt, zoals vervangen door de wet van 7 december 1998;

Gelet op artikel 4, § 2quater, 1° van de wet van 26 juli 1971 houdende organisatie van de agglomeraties en de federaties van gemeenten zoals gewijzigd door de wet van 6 januari 2014;

Gelet op het koninklijk besluit van 22 mei 2019Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 22/05/2019 pub. 27/06/2019 numac 2019013001 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit betreffende de noodplanning en het beheer van noodsituaties op het gemeentelijk en provinciaal niveau en betreffende de rol van de burgemeesters en de provinciegouverneurs in geval van crisisgebeurtenissen en -situaties die een coördinatie of een beheer op nationaal niveau vereisen sluiten betreffende de noodplanning en het beheer van noodsituaties op gemeentelijke en provinciale schaal en betreffende de rol van de burgemeesters en de provinciegouverneurs in geval van gebeurtenissen en crisissituaties die een coördinatie of beheer op nationaal niveau vereisen en in het bijzonder op artikel 28;

Gelet op het besluit van de Minister van Binnenlandse Zaken van 13 maart 2020 houdende de afkondiging van de federale fase betreffende de coördinatie en het beheer van de crisis door het coronavirus COVID-19;

Gelet op het besluit van de Minister van Binnenlandse Zaken van 28 oktober 2020 houdende dringende maatregelen om de verspreiding van het coronavirus COVID-19 te beperken, zoals gewijzigd bij ministerieel besluit van 1 november 2020, en meer bepaald op artikel 27, § 1, tweede lid waarin bepaald is dat "wanneer de burgemeester of de gouverneur door het gezondheidsorganisme van de betrokken gefedereerde entiteit wordt ingelicht over een plaatselijke toename van de epidemie op diens grondgebied, of wanneer hij dit vaststelt, hij bijkomende maatregelen moet nemen vereist door de situatie";

Gelet op onze politiebesluiten van 26 oktober 2020 tot bepaling van bijkomende maatregelen naast degene die bepaald zijn door de minister van Binnenlandse Zaken om de verspreiding van het coronavirus COVID-19 te beperken en tot uitvaardiging van een avondklok van 22u tot 6u op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;

Gelet op het voorafgaande overleg met het nationaal Crisiscentrum en de coronacommissaris die is aangesteld voor de beheersing van de COVID-19-crisis;

Overwegende artikel 191 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, waarbij het voorzorgsbeginsel in het kader van de internationale gezondheidscrisis en de actieve voorbereiding op de mogelijkheid van dergelijke crisissen tot regel wordt verheven; overwegende dat dit beginsel inhoudt dat wanneer een ernstig risico zich zeer waarschijnlijk zal voordoen, de overheid dringende en voorlopige maatregelen dient te nemen;

Gelet op het verslag van de RAG (Risk Assessment Group) van 22 oktober 2020 die het Brussels Hoofdstedelijk Gewest handhaaft in dreigingsniveau 4, hetzij het hoogste dreigingsniveau, aangezien alle indicatoren blijven stijgen;

Overwegende dat het coronavirus COVID-19 een infectieziekte is die meestal de longen en luchtwegen aantast;

Overwegende dat de WGO heeft bevestigd dat het coronavirus COVID-19 zich via de lucht lijkt over te dragen van mens op mens; dat de overdracht van de ziekte lijkt te gebeuren via alle mogelijke emissies en voornamelijk via de mond en de neus;

Overwegende de verspreiding van het coronavirus COVID-19 op Europees grondgebied, en in België; dat na de afname van het aantal besmettingen die zich in mei inzette, het totale aantal besmettingen in het hele land sinds een aantal weken opnieuw stijgt;

Overwegende de verklaring van de directeur-generaal van de WHO van 26 oktober 2020, die aangeeft dat het hoogste aantal gevallen van COVID-19 werd gemeld in de week van 19 oktober 2020;

Overwegende dat deze nieuwe exponentiële evolutie tot gevolg heeft dat de bezettingsgraad van de ziekenhuizen, in het bijzonder van de diensten van de intensieve zorg, opnieuw kritiek wordt; dat op 1 november 2020 in totaal 6.823 patiënten werden opgenomen in de Belgische ziekenhuizen; dat op diezelfde datum in totaal 1.223 patiënten werden opgenomen op de diensten van de intensieve zorg; dat de druk op de ziekenhuizen en op de continuïteit van de niet-COVID-19-zorg toeneemt en dat dit een aanzienlijk effect kan hebben op de volksgezondheid; dat ziekenhuizen kampen met personeelsuitval wegens ziekte en dat dit leidt tot een tekort aan personeel in de zorgsector; dat de opvang van patiënten op het grondgebied meer en meer onder druk komt te staan;

Overwegende dat het Brussels Hoofdstedelijk Gewest heden een incidentie kent van 1.581 besmettingen per 100.000 inwoners op twee weken tijd, dat de prognose op 15 dagen uitkomt op cijfers van ruimschoots meer dan 1.800 besmettingen per 100.000 inwoners;

Overwegende dat veel Belgische ziekenhuizen over meerdere provincies van het land begonnen zijn met het overbrengen van bepaalde patiënten naar andere ziekenhuizen en dat veel ziekenhuizen een sterke oproep doen aan vrijwilligers om hun personeel te komen versterken; dat bepaalde ziekenhuizen, ondanks deze uitzonderlijke maatregelen, reeds verzadigd zijn;

Overwegende dat het aantal door COVID-patiënten bezette ziekenhuisbedden op de diensten van de intensieve zorg thans hoger is dan het totale aantal bezette bedden op het hoogtepunt van de eerste golf;

Overwegende dat de epidemiologische situatie ernstig is;

Overwegende dat de volksgezondheid moet worden gevrijwaard, met bijzondere aandacht voor de meest kwetsbare en arme personen die het risico lopen om op straat te belanden zonder uitzicht op een vaste woonoplossing;

Dat het tijdelijke verbod op uithuiszettingen dan ook volledig gegrond is, aangezien hierdoor besmettingen kunnen worden voorkomen en de meest kwetsbare Brusselaars beschermd kunnen worden doordat ze in hun woning kunnen blijven; dat het verbod betrekking heeft op uithuiszettingen uit een woonplaats of, bij gebreke daaraan, uit een verblijfplaats op het Belgische grondgebied;

Overwegende dat in de winterperiode het risico voor de volksgezondheid en in het bijzonder de gezondheid van kwetsbare personen nog groter is;

Overwegende dat in toepassing van het Gerechtelijk Wetboek, de rechter over een beoordelingsbevoegdheid beschikt om de uitvoering van een beslissing tot uithuiszetting uit te stellen;

Dat deze mogelijkheid vaak enkel op vraag van de verwerende partij wordt toegekend; dat één op twee beslissingen tot uithuiszetting betreffende een woninghuurovereenkomst bij verstek wordt uitgesproken; dat dit percentage nog hoger ligt als het een bewoning zonder akte of bewijs betreft;

Dat, aangezien het een maatregel betreft om de verspreiding van COVID-19 te beperken, het noodzakelijk is dat deze maatregel onmiddellijk en op uniforme wijze van toepassing is voor alle gerechtelijke of administratieve beslissingen tot uithuiszetting;

Overwegende dat de huur of een forfaitaire gebruiksvergoeding of gebruiksvergoeding die overeenkomt met de staat van het goed, verschuldigd blijft tijdens de periode van tijdelijke Verbod van uithuiszetting;

Overwegende dat de uithuiszettingen die worden gemotiveerd door een ernstig en onmiddellijk gevaar voor de openbare veiligheid en/of de veiligheid van de bewoners, niet verenigbaar met de datum van 13 december, mogelijk blijven; dat de beslissingen tot dringende uithuiszetting die met name genomen worden om intrafamiliale redenen zoals partnergeweld niet onder het verbod vallen; dat deze redenen van onmiddellijk gevaar moeten worden vermeld in de beslissing die een uithuiszetting gelast;

Overwegende dat de voorziene maatregelen van dien aard zijn om, enerzijds, het aantal acute besmettingen te verminderen en de diensten van de intensieve zorg te ontlasten, en om, anderzijds, meer tijd te geven aan de wetenschappers om efficiënte behandelingen en vaccins te ontwikkelen; dat deze maatregelen eveneens de contact tracing kunnen vergemakkelijken;

Overwegende dat de aldus vastgelegde verbodsmaatregel beperkt en proportioneel is, Besluit :

Artikel 1.Tot en met 13 december 2020 zijn alle uithuiszettingen verboden, met uitzondering van uithuiszettingen die worden gerechtvaardigd door een ernstig en onmiddellijk gevaar voor de openbare veiligheid dat onverenigbaar is met die datum.

Art. 2.De bevoegde bestuurlijke overheden op het grondgebied van de Brusselse agglomeratie zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van dit besluit. De politiediensten zijn verantwoordelijk voor de naleving van dit besluit, zo nodig met dwang en/of geweld.

Dit besluit zal worden meegedeeld aan het nationaal Crisiscentrum.

Art. 3.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art. 4.Overeenkomstig artikel 14 van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, kan een beroep tot nietigverklaring van dit besluit worden ingediend bij de afdeling administratie van de Raad van State, wegens schending van hetzij substantiële, hetzij op straffe van nietigheid voorgeschreven vormen, overschrijding of afwending van macht. Het verzoek tot nietigverklaring moet, op straffe van onontvankelijkheid, worden ingediend binnen de 60 dagen na de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad. Het verzoekschrift wordt ofwel per post aangetekend verzonden naar de griffie van de Raad van State, Wetenschapsstraat 33 te 1040 Brussel, ofwel wordt het ingediend volgens de elektronische procedure met behulp van de identiteitskaart op de beveiligde website van de Raad van State http://eproadmin.raadvst-consetat.be. Er kan tevens een vordering tot schorsing van het besluit worden ingediend, conform de bepalingen van het koninklijk besluit van 5 december 1991Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 05/12/1991 pub. 17/03/2011 numac 2011000143 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot bepaling van de rechtspleging in kort geding voor de Raad van State. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot bepaling van de rechtspleging in kort geding voor de Raad van State.

Brussel, 4 november 2020.

R. VERVOORT

^