Etaamb.openjustice.be
Arrest van 09 april 2001
gepubliceerd op 24 oktober 2001

Besluit betreffende het budgettair, financieel en boekhoudkundig beheer van het sport-, vrijetijds- en toerismecentrum van Worriken, dienst met autonoom beheer

bron
ministerie van de duitstalige gemeenschap
numac
2001033043
pub.
24/10/2001
prom.
09/04/2001
ELI
eli/besluit/2001/04/09/2001033043/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

9 APRIL 2001. - Besluit betreffende het budgettair, financieel en boekhoudkundig beheer van het sport-, vrijetijds- en toerismecentrum van Worriken, dienst met autonoom beheer


De Regering van de Duitstalige Gemeenschap, Gelet op de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991, inzonderheid op artikel 140;

Gelet op het decreet van 20 december 1999 tot wijziging van het decreet van 21 januari 1991 houdende afschaffing en reorganisatie van begrotingsfondsen en tot oprichting van een « Sport-, Freizeit- und Touristikzentrum Worriken » (Sport-, vrijetijds- en toerismecentrum van Worriken), dienst met autonoom beheer, inzonderheid op de artikelen 7 en 10;

Gelet op het akkoord van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 18 december 2000;

Gelet op het akkoord van de Minister-President, bevoegd inzake Begroting, gegeven op 29 maart 2001;

Gelet op het advies van de Raad van State nr. 30.849/4, gegeven op 24 januari 2001 met toepassing van artikel 84, lid 1, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van de Minister bevoegd inzake Sport, Vrijetijd, Financiën en Begroting;

Na beraadslaging, Besluit :

Artikel 1.Voorliggend besluit regelt het budgettair, financieel en boekhoudkundig bestuur van het Sport-, vrijetijds- en toerismecentrum van Worriken, dienst met autonoom beheer, hierna « Centrum » genoemd.

Behoudens afwijkende bepalingen van voorliggend besluit zijn de bepalingen van titel II van de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991, van toepassing op deze dienst.

Art. 2.Het Sport-, vrijetijds- en toerismecentrum van Worriken, dienst met autonoom beheer, maakt jaarlijks een activiteitenverslag en een begroting met alle ontvangsten en uitgaven op overeenkomstig de aanwijzingen van de Minister die voor de dienst bevoegd is.

Art. 3.De begroting omvat 3 afdelingen : - de lopende verrichtingen; - de kapitaalverrichtingen; - de verrichtingen voor derden.

Het Sport-, vrijetijds- en toerismecentrum van Worriken, dienst met autonoom beheer, maakt de Minister van de Duitstalige Gemeenschap bevoegd inzake Financiën de begrotingstabel en elke wijziging ter goedkeuring over.

Art. 4.De ontvangsten omvatten de tijdens het betrokken begrotingsjaar ontstaande rechten, met name alle allerhande ontvangsten voortvloeiend uit de activiteiten van het Sport-, vrijetijds- en toerismecentrum van Worriken, dienst met autonoom beheer, met inbegrip van de opbrengst in rente van het belegde tegoed, van de saldi die eventueel ter beschikking worden gesteld door andere diensten die hun werkzaamheden hebben beëindigd en van de eventuele subsidies en dotaties.

Art. 5.Wordt de begroting van de Duitstalige Gemeenschap niet vóór het begin van het bedoelde begrotingsjaar goedgekeurd, dan mogen vanaf 1 januari dezelfde verrichtingen uitgevoerd worden als die die in de voorafgaande begrotingen goedgekeurd waren.

Art. 6.Een staat van de ontvangsten en uitgaven wordt jaarlijks opgemaakt.

De Minister van de Duitstalige Gemeenschap bevoegd inzake Financiën maakt het Rekenhof deze staat over. De bewijsstukken worden bij het Centrum zelf bewaard.

Art. 7.Op het einde van elk jaar maakt het Sport-, vrijetijds- en toerismecentrum van Worriken, dienst met autonoom beheer, een activiteitenverslag, een rekening over de kasverrichtingen, een rekening van uitvoering van de begroting en een rekening over de bezittingen op. Bovendien worden een resultatenrekening en een balans opgemaakt.

Het centrum maakt deze documenten aan de Minister van de Duitstalige Gemeenschap bevoegd inzake Financiën vóór 31 maart van het volgend jaar over. De Minister stelt ze ten laatste op 30 april ter beschikking van het Rekenhof.

Art. 8.De rekening van uitvoering van de begroting wordt bij de algemene begroting van de Duitstalige Gemeenschap gevoegd.

Art. 9.De uitgaven mogen niet hoger liggen dan de ontvangsten.

Art. 10.In de jaarlijkse begroting wordt voor de lopende uitgaven een basisallocatie voor onvoorziene uitgaven ingeschreven die ten minste 2,5 % van de geraamde lopende uitgaven beloopt.

De basisallocatie kan tijdens het begrotingsjaar ter dekking van onvoorziene uitgaven, met prioriteit voor de energiekosten, dienen.

Art. 11.Op het einde van het boekjaar wordt het batig saldo : 1° wat de kapitaalverrichtingen betreft : aan de kapitaalontvangsten toegevoegd;2° wat de lopende verrichtingen betreft : ten minste ten belope van 5 % voor de vorming van een reservefonds « werkingskosten » gebruikt;3° voor het overige, geheel of gedeeltelijk, ofwel aan de ontvangsten van de lopende verrichtingen ofwel aan de ontvangsten van de kapitaalverrichtingen van het volgende begrotingsjaar toegevoegd. De vorming van het in 2° bedoelde reservefonds vindt plaats totdat de middelen van dit fonds 2,5 % van de gemiddelde lopende uitgaven van de drie voorafgaande begrotingsjaren bereiken.

Mits toestemming van de bevoegde minister mogen de middelen van het reservefonds gebruikt worden om een onvoorzien debetsaldo te compenseren dat op het einde van een boekjaar of van een beheer vastgesteld wordt.

Art. 12.De op het einde van het jaar beschikbare saldi mogen vanaf het begin van het volgende jaar gebruikt worden.

Art. 13.De door de bevoegde minister aangewezen en vóór het Rekenhof verantwoordelijke rekenplichtige van het Sport-, vrijetijds- en toerismecentrum van Worriken, dienst met autonoom beheer, is belast met 1° de aanwending en de bewaring van de geldmiddelen en van het goederenkapitaal;2° de opmaking en de bewaring van de documenten bedoeld in de artikelen 9 en 10;3° de boekhouding van de bezittingen;4° de regelmatige jaarlijkse opmaking van een « vermogensinventaris ».

Art. 14.Het houden van een kassa is toegelaten. Na een storting mogen de liquiditeiten het bedrag van 100 000 F niet overschrijden.

Art. 15.De directeur van het Centrum wordt als ordonnateur aangewezen.

Art. 16.De inschrijvingen tot vaststelling van de boekhoudkundige bewerkingen en van de middelen worden door de Thesaurie van het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap gecontroleerd.

Art. 17.De uitgaven worden rechtstreeks, zonder visum van het Rekenhof, door het Sport-, vrijetijds- en toerismecentrum van Worriken, dienst met autonoom beheer, gedaan.

Art. 18.Het Rekenhof kan een controle ter plaatse uitvoeren. Het kan zich te allen tijde alle bewijsstukken, ramingen, inlichtingen en uitleggingen over de ontvangsten, uitgaven, bezittingen en schulden laten verschaffen.

Art. 19.Het Sport-, vrijetijds- en toerismecentrum van Worriken, dienst met autonoom beheer, wordt door een adviesraad bijgestaan.

De adviesraad heeft als opdracht : 1° de leiding van het Centrum te adviseren; 2° de Regering over elk vraagstuk m.b.t. het Centrum te adviseren; 3° een advies uit te brengen over het activiteitenverslag, de rekening en verantwoording, de resultatenrekening en de balans. De adviesraad is samengesteld uit : 1° de ministers of hun afgevaardigden;2° één vertegenwoordiger per fractie van de Raad van de Duitstalige Gemeenschap;3° één vertegenwoordiger van de Dienst voor Toerisme van de Oostkantons;4° één vertegenwoordiger van de Gemeente Butgenbach; 5° één vertegenwoordiger van het V.V.V. Butgenbach; 6° één vertegenwoordiger van het Ministerie. Het voorzitterschap van de adviesraad wordt door de minister bevoegd inzake gemeenschapscentra waargenomen. De directeur van het Centrum woont de zittingen van de adviesraad bij en stelt de proces-verbalen op.

De adviesraad stelt zijn huishoudelijk reglement op dat door de Regering goedgekeurd wordt.

Art. 20.Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt aangenomen.

Art. 21.De Minister-President, bevoegd inzake Sport, Vrijetijdsbesteding, Financiën en Begroting, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Eupen, 9 april 2001.

Voor de Regering van de Duitstalige Gemeenschap : De Minister-President, Minister van Werkgelegenheid, Gehandicaptenbeleid, Media en Sport, K.-H. LAMBERTZ

^