Etaamb.openjustice.be
Arrest van 23 december 2020
gepubliceerd op 31 december 2020

Volmachtbesluit nr. 2020/052 van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot verlenging van sommige termijnen van het Brussels Wetboek van Ruimtelijke Ordening, van de ordonnantie van 5 juni 1997 betreffende de milieuvergunningen en haar uitvoeringsbesluit inzake de minimumopleidingseisen voor koeltechnici, en van bepaalde uitvoeringsbesluiten inzake energiebeheersing en de elektriciteits- en gasmarkten in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest

bron
brussels hoofdstedelijk gewest
numac
2020044716
pub.
31/12/2020
prom.
23/12/2020
ELI
eli/besluit/2020/12/23/2020044716/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

23 DECEMBER 2020. - Volmachtbesluit nr. 2020/052 van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot verlenging van sommige termijnen van het Brussels Wetboek van Ruimtelijke Ordening, van de ordonnantie van 5 juni 1997 betreffende de milieuvergunningen en haar uitvoeringsbesluit inzake de minimumopleidingseisen voor koeltechnici, en van bepaalde uitvoeringsbesluiten inzake energiebeheersing en de elektriciteits- en gasmarkten in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest


Verslag aan de Brusselse Hoofdstedelijke Regering Ter attentie van de leden van de Regering, Dit verslag aan de Regering is opgesteld op suggestie van de Afdeling Wetgeving van de Raad van State in zijn advies 68.491/3-4 van 21 december 2020.

Het strekt ertoe de reikwijdte en de concrete gevolgen uiteen te zetten van volmachtbesluit nr. 2020/052 van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot verlenging van sommige termijnen van het Brussels Wetboek van Ruimtelijke Ordening, van de ordonnantie van 5 juni 1997 betreffende de milieuvergunningen en haar uitvoeringsbesluit inzake de minimumopleidingseisen voor koeltechnici, en van bepaalde uitvoeringsbesluiten inzake energiebeheersing en de elektriciteits- en gasmarkten in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, en de opmerkingen van de Afdeling Wetgeving te beantwoorden.

Als gevolg van de uitzonderlijke gezondheidscrisis door COVID-19 die België momenteel meemaakt, werden op het federale niveau inperkingsmaatregelen genomen om de verspreiding van het virus onder de bevolking te beperken.

Die maatregelen hebben ook de Brusselse Hoofdstedelijke Regering ertoe aangezet uitzonderlijke maatregelen te nemen, waaronder het volmachtbesluit nr. 2020/001 van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 2 april 2020 betreffende de tijdelijke opschorting van de verval- en beroepstermijnen die vastgelegd zijn in de Brusselse wetgeving en reglementering of die op grond daarvan zijn ingevoerd.

Die opschorting van de termijnen had twee doelstellingen: - ervoor zorgen dat geen enkele burger wordt gehinderd in het uitoefenen van zijn rechten noch in het vervullen van zijn plichten als gevolg van de impact van de gezondheidscrisis op de dagelijkse werking van de openbare diensten of als gevolg van het feit dat hij/zij zelf in een situatie is terechtgekomen die ertoe leidt dat hij/zij die rechten of plichten niet kan uitoefenen; - ervoor zorgen dat de openbare diensten de bestuursrechtelijke procedures en de beroepen die onder hun bevoegdheid vallen, zouden kunnen behandelen, en tegelijk vermijden dat, indien het niet mogelijk blijkt te zijn om die binnen de vereiste termijn te behandelen, een beslissing bij verstek genomen zou worden.

Hoewel deze opschorting de bevoegde overheden niet belette om de lopende procedures te behandelen, was die behandeling slechts mogelijk voor zover die verenigbaar was met de tijdens de inperking vastgelegde regels.

Inzake stedenbouw en leefmilieu leidt dat ertoe dat de speciale regelen van openbaarmaking (de openbare onderzoeken en overlegcommissies) niet georganiseerd konden worden omdat ze niet overeenstemden met de geldende inperkingsregelen tijdens de eerste golf. Bijgevolg waren veel dossiers in die behandelingsfase geblokkeerd.

De opschorting van de termijnen van 15 maart 2020 tot 15 juni 2020 en van de speciale regelen van openbaarmaking heeft twee belangrijke gevolgen met zich meegebracht: - enerzijds werd de behandeling van veel vergunningsaanvragen geblokkeerd in de fase van de speciale regelen van openbaarmaking; - anderzijds is het werk voor de behandeling van vergunningsaanvragen ingewikkelder geworden door de grootschalige toevlucht tot telewerk.

Opdat de gemeenten de speciale regelen van openbaarmaking zouden kunnen organiseren met inachtneming van het ministerieel besluit van 8 mei 2020 tot wijziging van het ministerieel besluit van 23 maart 2020 houdende dringende maatregelen om de verspreiding van het coronavirus COVID-19 te beperken en zonder te hoeven vrezen dat de procedures worden gesanctioneerd via een stilzwijgende weigering, heeft de Regering via de aanname van het volmachtbesluit nr. 2020/038 van 10 juni 2020 beslist om bepaalde behandelingstermijnen met zes maanden te verlengen. De termijn waarin de overlegcommissie haar advies moet uitbrengen werd ook met 45 dagen verlengd.

Deze verlenging van de termijnen ging ook gepaard met aanpassingen aan de organisatie- en werkingsregels van de openbare onderzoeken en overlegcommissies, zonder te leiden tot een beperking van de aan het publiek toegekende rechten.

Deze maatregelen zijn van toepassing tot 31 december 2020.

Door de heropflakkering van de gezondheidscrisis in de herfst en de tweede inperking waartoe werd besloten in oktober 2020, moeten bepaalde termijnen inzake stedenbouwkundige en milieuvergunningen opnieuw worden verlengd, alsook inzake erkenningen en aanvraagprocedures inzake energiebeheersing en de elektriciteits- en gasmarkt.

In het licht van die elementen bevat dit ontwerp: - een verlengingsmaatregel voor bepaalde termijnen in de procedures inzake stedenbouwkundige en milieuvergunningen, evenals nieuwe aanpassingen aan de organisatie- en werkingsregels van de openbare onderzoeken en de overlegcommissies (hoofdstuk 1); - een verlengingsmaatregel voor de geldigheidsduur van het certificaat van bekwaamheid in het kader van de minimumopleidingseisen voor koeltechnici (hoofdstuk 2); - een verlengingsmaatregel voor het volgen van een bijscholing en voor het gebruik van de regelgevingsinstrumenten toebedeeld aan de erkende professionals in het kader van de EPB-reglementering voor verwarming en klimaatregeling (hoofdstuk 3); - een verlengingsmaatregel voor de periode waarin het statuut van beschermde afnemer uitgebreid kan worden naar gezinnen die door deze crisis kwetsbaar zijn geworden (hoofdstuk 4); - een verlengingsmaatregel voor de termijn waarin een aanvraagdossier voor een energiepremiebonus moet worden ingediend (hoofdstuk 5).

Dit ontwerpbesluit werd voor advies bij hoogdringendheid aan de Raad van State voorgelegd.

De Raad van State heeft op 18 december 2020, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 3° van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, het advies 68.491/3-4 uitgebracht.

Op verzoek van de Raad van State werden de artikelen 5 en 13 weggelaten. De opmerkingen van de Raad van State die bijkomende uitleg vergen, worden hieronder toegelicht. HOOFDSTUK 1. - Stedenbouwkundige vergunning en milieuvergunning (artikelen 1 tot en met 7) Dit hoofdstuk voorziet de volgende maatregelen: - een algemene maatregel tot verlenging van de toegestane beslissingstermijnen voor de aanvragen en attesten bedoeld door het Brussels Wetboek van Ruimtelijke Ordening (hierna BWRO) en de ordonnantie van 5 juni 1997 betreffende de milieuvergunningen (hierna de OMV) (I); - een maatregel tot verlenging van de toegestane termijn voor het uitbrengen van het advies van de overlegcommissie (II); - wijzigingen eigen aan de organisatie en aan het houden van de openbare onderzoeken en overlegcommissies (III); - een maatregel tot verlenging van de toegestane termijn voor het Stedenbouwkundig College om zijn advies over een beroep uit te brengen (IV).

I. Verlenging van de beslissingstermijnen Hoewel door de huidige verlenging van de beslissingstermijnen een deel van de door de opschorting van de termijnen tussen 15 maart 2020 en 15 juni 2020 en van de speciale regelen van openbaarmaking opgelopen vertraging kon worden ingehaald, kon een ander deel van die vertraging in sommige gemeenten evenwel niet worden ingehaald, met name in de gemeenten die een groter aantal aanvragen moesten behandelen.

Hetzelfde geldt voor aanvragen die na 16 juni 2020 werden ingediend.

Dit blijkt uit een bevraging van de gemeenten.

In de huidige situatie zal de verlenging van de termijnen niet meer van toepassing zijn voor de aanvragen die vanaf 1 januari 2021 worden ingediend. Zonder nieuwe verlenging zouden die aanvragen prioritair moeten worden behandeld omdat ze geen verlenging van termijn krijgen.

Een dergelijke situatie is niet aanvaardbaar omdat die de gelijke behandeling die elke burger moet krijgen in het gedrang kan brengen.

In die optiek zijn de gemeentebesturen van oordeel dat ze met een verlenging van drie maanden de volledige nog bestaande achterstand zouden kunnen inhalen. Deze termijn houdt rekening met het complexer worden van de behandeling van de vergunningsaanvragen omdat telewerk verplicht is, overeenkomstig het ministerieel besluit van 1 november 2020 houdende wijziging van het ministerieel besluit van 28 oktober 2020 houdende dringende maatregelen om de verspreiding van het coronavirus COVID-19 te beperken. Het ziet er niet naar uit dat er op korte termijn naar de normale gang van zaken wordt teruggekeerd.

Dit besluit voorziet bijgevolg een verlenging van drie maanden van de vervaltermijn waarin de vergunningverlenende overheid haar beslissing moet bekendmaken over een aanvraag tot een stedenbouwkundig of milieuattest, tot een stedenbouwkundige of milieuvergunning of tot een verkavelingsvergunning.

Deze verlenging is van toepassing op de aanvragen die tussen 1 januari 2021 en 31 maart 2021 worden ingediend.

De verlenging moet ook van toepassing zijn voor de aanvragen waar geen speciale regelen van openbaarmaking voor nodig zijn omdat de behandeling ervan complexer is geworden door de verplichte toevlucht tot telewerk en om een gelijke behandeling van alle aanvragers te verzekeren.

Voor zover nodig moet eraan worden herinnerd dat de artikelen 1 en 2 van volmachtbesluit nr. 2020/038 van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 10 juni 2020 tot verlenging van sommige termijnen uit het Brussels Wetboek van Ruimtelijke Ordening en uit de ordonnantie van 5 juni 1997 betreffende de milieuvergunningen een verlenging van zes maanden voorzien voor de volgende aanvragen: - de lopende aanvragen op 16 juni 2020 (met inbegrip van, in voorkomend geval, de aanvragen die voor 1 september 2019 werden ingediend); - de aanvragen ingediend tussen 16 juni 2020 en 31 december 2020.

Het spreekt voor zich dat de nieuwe verlenging uitzonderlijk is en niet bedoeld is om hernieuwd te worden. In dit kader zal Urban.brussels het inhalen van de vertraging in de vergunningsdossiers van de gemeenten monitoren opdat die vertraging niet structureel wordt. Dit systeem mag er in geen geval toe leiden dat er voorrang wordt verleend aan dossiers in functie van de indieningsdatum van de aanvraag.

II. De verlenging van de adviestermijn van de overlegcommissie Dit besluit voorziet een verlenging van 45 dagen van de termijn waarin de overlegcommissie haar advies moet uitbrengen (artikelen 188/9 en 197/7 van het BWRO).

Als de aan de overlegcommissie toegekende termijn wordt overschreden, kan de vergunningverlenende overheid het advies van de overlegcommissie immers buiten beschouwing laten.

Als het advies van de overlegcommissie door de huidige omstandigheden niet binnen de voorgeschreven termijn kan worden ingediend, wordt zo een specifieke verlengingsmaatregel voorzien.

Deze verlengingsmaatregel zal van toepassing zijn voor alle aanvragen die tussen 1 januari 2021 en 31 maart 2021 worden ingediend.

Voor zover nodig moet eraan worden herinnerd dat artikel 7 van volmachtbesluit nr. 2020/038 van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 10 juni 2020 tot verlenging van sommige termijnen uit het Brussels Wetboek van Ruimtelijke Ordening en uit de ordonnantie van 5 juni 1997 betreffende de milieuvergunningen ook dezelfde verlenging voorziet voor de volgende aanvragen: - de lopende aanvragen op 16 juni 2020 (met inbegrip van, in voorkomend geval, de aanvragen die voor 1 september 2019 werden ingediend); - de aanvragen ingediend tussen 16 juni 2020 en 31 december 2020.

III. De wijzigingen aan de openbare onderzoeken en de overlegcommissies De aangebrachte wijzigingen aan de organisatie van de openbare onderzoeken en de overlegcommissies hebben het ook mogelijk gemaakt om een deel van de vertraging opgelopen door de opschorting van de termijnen tussen 15 maart 2020 en 15 juni 2020 en van de speciale regelen van openbaarmaking in te halen. Dat was enkel mogelijk dankzij intensieve inspanningen van de gemeenten, van wie het merendeel het aantal georganiseerde overlegcommissies heeft verdubbeld.

Het handhaven van die aanpassingen is noodzakelijk om de behandeling van de momenteel bij de gemeenten of de gemachtigd ambtenaar hangende aanvragen verder te kunnen zetten. Bovendien zijn nieuwe wijzigingen nodig om de virtuele overlegcommissies zoveel mogelijk te bevorderen omdat die de beste garantie biedt in de strijd tegen de verspreiding van het coronavirus, zonder te leiden tot een beperking van de aan het publiek toegekende rechten.

In deze omstandigheden zullen de openbare onderzoeken en de overlegcommissies op basis van de volgende bepalingen gebeuren: - wat de openbare onderzoeken betreft, moeten de volgende handelingen op afspraak gebeuren tijdens het houden van dat onderzoek: (1) de raadpleging van het administratieve dossier;(2) de bekendmaking van technische toelichtingen;(3) de indiening van een opmerking of een mondeling bezwaar. - wat de overlegcommissies betreft: (1) enkel de personen die uitdrukkelijk hebben verzocht om tijdens het openbaar onderzoek gehoord te worden, worden toegelaten tot de overlegcommissie;(2) het aantal personen dat de aanvrager begeleidt en vertegenwoordigt, wordt beperkt tot twee;(3) In het geval van een petitie, wijkcomité of andere vereniging wordt het aantal personen dat wordt toegelaten tot de overlegcommissie beperkt tot twee per petitie, wijkcomité of vereniging;(4) de zitting van de overlegcommissie mag via videoconferentie worden georganiseerd, of met fysieke aanwezigheid, op voorwaarde dat de maatregelen die worden voorzien door het protocol voor de organisatie van de overlegcommissies strikt worden nageleefd.Beide regelingen kunnen ook in combinatie worden georganiseerd; (5) de keuze over de wijze waarop de overlegcommissie wordt georganiseerd, wordt genomen door het secretariaat van de overlegcommissie;(6) als de overlegcommissie via videoconferentie doorgaat, is de voorafgaande goedkeuring van alle bezwaarindieners die door de overlegcommissie willen worden gehoord, niet vereist.Als een bezwaarindiener de gemeente er evenwel over inlicht dat hij/zij niet via videoconferentie aan een overlegcommissie kan deelnemen, zorgt de gemeente ervoor dat er een lokaal ter beschikking staat, met inachtneming van de gezondheids- en beschermingsmaatregelen, waardoor de bezwaarindieners in kwestie de overlegcommissie via videoconferentie kan volgen en er op die manier aan kan deelnemen; (7) als geen enkele bezwaarindiener heeft verzocht om door de overlegcommissie gehoord te worden en als de aanvrager het ermee eens is, wordt de zitting van de overlegcommissie enkel in aanwezigheid van de leden van de overlegcommissie gehouden, zoals bedoeld in artikel 2 van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Executieve van 29 juni 1992 betreffende de overlegcommissies. Deze bepalingen gelden voor alle speciale regelen van openbaarmaking die georganiseerd moeten worden in het kader van de op 31 december 2020 lopende aanvragen (met inbegrip, in voorkomend geval, van de aanvragen ingediend voor 1 september 2019) en van aanvragen die vanaf 1 januari 2021 worden ingediend.

Aangezien een terugkeer naar het normale niet op korte termijn voorzien wordt, zullen die bepalingen tot en met 31 december 2021 van toepassing zijn.

Er moet namelijk worden vastgesteld dat het dagelijkse aantal besmettingen opnieuw stijgt. Als die tendens zich doorzet of zelfs versnelt tijdens de eindejaarsfeesten, is het erg waarschijnlijk dat de federale staat nieuwe maatregelen neemt om de situatie in te dijken en zo een derde besmettingsgolf te vermijden. Momenteel kan dus onmogelijk worden ingeschat wanneer er naar een normale situatie kan worden teruggekeerd. Voorzien dat de wijzigingen aan de openbare onderzoeken en overlegcommissies tot 31 december 2021 gelden, is in deze omstandigheden het resultaat van een behoorlijke toepassing van het voorzichtigheidsbeginsel.

IV. De verlenging van de adviestermijn van het Stedenbouwkundig College Voor het overige moet er worden opgemerkt dat er als gevolg van de inperking en door de opschorting van de termijnen tussen 15 maart 2020 en 15 juni 2020 en van de speciale regelen van openbaarmaking ook een achterstand is ontstaan wat betreft de behandeling van de administratieve beroepen inzake stedenbouwkundige vergunningen. De behandeling daarvan houdt in dat door het Stedenbouwkundig College een hoorzitting wordt gehouden. Die hoorzittingen zijn soms moeilijk in overeenstemming te brengen met de genomen inperkingsmaatregelen, waardoor zich een achterstand heeft opgestapeld.

In deze omstandigheden heeft de Regering beslist om de adviestermijn die aan het Stedenbouwkundig College wordt toegekend als door beroepsindiener om een hoorzitting wordt gevraagd, met drie maanden te verlengen. Hoewel door die verlenging een deel van de vertraging in de organisatie van hoorzittingen werd ingehaald, is er nog sprake van een restvertraging die op anderhalf maand wordt geschat.

Opdat het Stedenbouwkundig College de hoorzittingen kan houden en een advies over de beroepen kan uitbrengen, voorziet dit besluit een verlenging van twee maanden van de termijn van 75 dagen waarin het Stedenbouwkundig College zijn advies over het beroep moet bekendmaken (artikel 188/2 van het BWRO).

Deze verlenging zal van toepassing zijn op de beroepen die tussen 1 januari 2021 en 31 maart 2021 worden ingediend en dat ongeacht het wel of niet verzoeken tot een hoorzitting voor het Stedenbouwkundig College door de beroepsindiener.

Deze verlenging moet worden uitgebreid tot de beroepen waarvoor geen hoorzitting werd verzocht door de beroepsindiener. Naar het voorbeeld van de vergunningsaanvragen waar geen speciale regelen van openbaarmaking voor nodig zijn, is de behandeling van de beroepen waarvoor geen hoorzitting vereist is, complexer geworden. Deze beroepen moeten met voorrang worden behandeld als niet wordt voorzien dat de verlenging ook van toepassing is op de beroepen zonder hoorzitting. Een dergelijke situatie is bovendien niet aanvaardbaar omdat die de gelijke behandeling die elke burger moet krijgen, in het gedrang kan brengen.

Voor zover nodig moet erop worden gewezen dat, ondanks de enkele vermelding van artikel 188/2 van het BWRO, dit besluit van toepassing is op de beroepen die worden ingediend in het kader van aanvragen van zowel voor als na 1 september 2019. HOOFDSTUK 2. - Minimumopleidingseisen voor koeltechnici (artikel 8) De sociale afstandsmaatregelen hebben een impact op de examens die bepaalde professionals moeten afleggen. Koeltechnici moeten voor de uitoefening van hun activiteiten in het bezit zijn van een certificaat van bekwaamheid, dat vijf jaar geldig is en door een erkend examencentrum wordt afgeleverd. Bedrijven die deze koeltechnici in dienst hebben, verliezen bovendien hun registratie als koeltechnisch bedrijf als hun werknemers niet over een geldig certificaat van bekwaamheid beschikken.

Een nieuw certificaat van bekwaamheid wordt behaald na het succesvol afleggen van een theoretisch en praktisch examen in een erkend examencentrum. De voornoemde examencentra zijn niet in staat dergelijke examens te organiseren vanwege de versterkte gezondheidsmaatregelen.

Enerzijds werd de geldigheidsduur van de certificaten met 92 dagen verlengd bij volmachtbesluit nr. 2020/001 en zijn verlengingen, en anderzijds hebben de bedrijven hun registratie kunnen behouden ondanks het ontbreken van een geldig certificaat in toepassing van volmachtbesluit nr. 2020/038. Deze bepalingen volstaan echter niet om de koeltechnici in staat te stellen hun activiteiten te blijven uitoefenen wanneer de geldigheidsduur van hun certificaat van bekwaamheid is verstreken.

Het komt derhalve gepast voor de geldigheidsduur van de certificaten van bekwaamheid opnieuw te verlengen zodat, enerzijds, alle koeltechnici hun activiteiten kunnen blijven uitoefenen en, anderzijds, de geregistreerde koeltechnische bedrijven hun registratie niet verliezen.

De maatregelen moeten terugwerkende kracht hebben op 16 juni 2020, dat is de datum waarop de geldigheidsduur van volmachtbesluit nr. 2020/001 is verstreken, aangezien de geldigheidsduur van de certificaten van bekwaamheid niet uitdrukkelijk werd verlengd bij volmachtbesluit nr. 2020/038, dat op 16 juni 2020 in werking is getreden. Deze nieuwe verlenging zal de koeltechnische bedrijven de facto in staat stellen hun registratie te behouden. HOOFDSTUK 3. - Erkenningen inzake EPB-verwarming en klimaatregeling (artikel 9) De nieuwe reglementering betreffende de controlehandelingen met betrekking tot EPB-verwarmings- en klimaatregelingssystemen en betreffende de erkende personen die deze handelingen uitvoeren, bepaalt dat de personen die werden erkend vóór de inwerkingtreding van deze reglementering die werd vastgesteld op 1 januari 2019, binnen twee jaar, dat is vóór 1 januari 2021 (verlengd tot 1 april 2021 met de eerste opschorting), een bijscholing moeten volgen om hun erkenning te kunnen behouden.

De organisatie van deze bijscholingen werd ondermijnd door de voorzorgsmaatregelen om de verspreiding van het virus tegen te gaan.

De inhoud van deze bijscholing omvat praktische oefeningen waarvoor fysieke deelname essentieel is om de leerstof te begrijpen. In dit stadium is het moeilijk om te weten hoe de opleidingscentra de organisatie van de opleidingen zullen kunnen hervatten en dus ook om te weten hoeveel erkende professionals hun activiteiten nog zullen kunnen uitoefenen.

Het is echter onontbeerlijk een toereikend aantal erkende professionals te waarborgen voor de uitvoering van de controlehandelingen voor de verwarmings- en klimaatregelingssystemen.

Het komt dan ook redelijk voor deze professionals voldoende tijd te geven om hun kennis over de nieuwe reglementering bij te werken.

De tweede lockdown heeft ook de ontwikkeling van IT-tools voor gegevensuitwisseling tussen Leefmilieu Brussel en de erkende professionals vertraagd vanwege de andere prioriteiten waaraan zij tijdens de heropflakkering van de gezondheidscrisis het hoofd hebben moeten bieden.

Het is derhalve noodzakelijk te voorzien in een termijn van 15 maanden om de sector zich te laten aanpassen aan de door de gezondheidscrisis veroorzaakte moeilijkheden, namelijk tot 30 juni 2022. HOOFDSTUK 4. - Het in het kader van de organisatie van de elektriciteits- en gasmarkten ingevoerde statuut van beschermde afnemer (artikel 10) Elektriciteit en gas zijn levensnoodzakelijke goederen en derhalve is het noodzakelijk om er in voldoende kwantiteit en kwaliteit toegang toe te hebben om een waardig leven te kunnen leiden. De elektriciteits- en gasmarkten werden geliberaliseerd zodat de niet-betaling van facturen leidt tot de uitvoering van een afsluitingsprocedure, na aanmaning, ingebrekestelling en verschijning voor de vrederechter. De Brusselse wetgeving voorziet in een statuut dat het mogelijk maakt om deze afsluitingsprocedure - voor kwetsbare gezinnen - op te schorten met behoud van de toegang tot energie.

In de huidige economische crisissituatie in verband met COVID-19, is het noodzakelijk dat dit beschermingsmechanisme - beter bekend als de "beschermde afnemer" - wordt aanpast zodat dit ook toegankelijk is voor nieuwe categorieën van gezinnen die door deze crisis kwetsbaar zijn geworden.

Het volmachtbesluit nr. 2020/036 van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 18 juni 2020 betreffende de tijdelijke uitbreiding van het in het kader van de organisatie van de elektriciteits- en gasmarkten in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest ingevoerde statuut van beschermde afnemer, komt tegemoet aan deze behoefte. Dat besluit is echter enkel gericht op gezinnen die in 2020 door deze crisis kwetsbaar zijn geworden, terwijl deze laatste nog langer zal duren.

Het komt derhalve gepast voor de in dit besluit voorziene bescherming uit te breiden tot de gezinnen die door deze crisis na 2020 kwetsbaar zijn geworden.

De opmerking van de Raad van State in zijn advies van 21 december 2020 werd gevolgd via de aanpassing van artikel 10, § 1 in ontwerp. HOOFDSTUK 5. - Energiepremiebonus (artikel 11) De Brusselse Regering heeft in het kader van de gezondheidscrisis maatregelen genomen om de Brusselse bedrijven en ondernemers die getroffen zijn door de strijd tegen de verspreiding van het COVID-19-virus, te ondersteunen, met name om de bouwsector te helpen.

In het kader van deze steunmaatregelen heeft de Regering een Energiepremiebonus goedgekeurd.

De "Energiepremiebonus" kan momenteel worden aangevraagd op basis van een factuur voor het saldo van werken of studies waarvan de uiterlijke datum 1 september 2021 is. De periode tot 1 september 2021 is vanwege de heropflakkering van de crisis in oktober 2020 te kort om de mede-eigenaars of gemeenschappen in staat te stellen er een beroep op te doen, aangezien hun besluitvormingsproces wordt vertraagd door met name het huidige verbod op het houden van geldige algemene vergaderingen.

Het komt derhalve redelijk voor de periode voor het indienen van een "Energiepremiebonus"-aanvraag met vier maanden te verlengen.

Ter informatie van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, De Minister-President, R. VERVOORT

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving Advies 68.491/3-4 van 18 december 2020 over een ontwerp van besluit nr. 2020/XX van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering `tot verlenging van sommige termijnen van het Brussels Wetboek van Ruimtelijke Ordening, van de ordonnantie van 5 juni 1997 betreffende de milieuvergunningen en haar uitvoeringsbesluit inzake de minimumopleidingseisen voor koeltechnici, en van bepaalde uitvoeringsbesluiten inzake energiebeheersing en de elektriciteits- en gasmarkten in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest' Op 14 december 2020 is de Raad van State, afdeling Wetgeving, door de Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Financiën, Begroting, Openbaar Ambt, de Promotie van Meertaligheid en van het Imago van Brussel verzocht binnen een termijn van vijf werkdagen een advies te verstrekken over een ontwerp van besluit nr. 2020/XX van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering `tot verlenging van sommige termijnen van het Brussels Wetboek van Ruimtelijke Ordening, van de ordonnantie van 5 juni 1997 betreffende de milieuvergunningen en haar uitvoeringsbesluit inzake de minimumopleidingseisen voor koeltechnici, en van bepaalde uitvoeringsbesluiten inzake energiebeheersing en de elektriciteits- en gasmarkten in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest'.

De hoofdstukken 1 en 6 van het ontwerp zijn door de vierde kamer onderzocht op 18 december 2020. De kamer was samengesteld uit Martine BAGUET, kamervoorzitter, Luc CAMBIER en Bernard BLERO, staatsraden, en Anne Catherine VAN GEERSDAELE, griffier.

Het verslag is uitgebracht door Anne VAGMAN, eerste auditeur.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst van het advies is nagezien onder toezicht van Martine BAGUET. De hoofdstukken 2 tot 6 van het ontwerp zijn door de derde kamer onderzocht op 17 december 2020. De kamer was samengesteld uit Jo BAERT, kamervoorzitter, Jeroen VAN NIEUWENHOVE en Koen MUYLLE, staatsraden, en Annemie GOOSSENS, griffier.

Het verslag is uitgebracht door Tim CORTHAUT, auditeur.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst van het advies is nagezien onder toezicht van Jo BAERT. Het advies, waarvan de tekst hierna volgt, is gegeven op 18 december 2020.

Volgens artikel 84, § 1, eerste lid, 3°, van de wetten `op de Raad van State', gecoördineerd op 12 januari 1973, moeten in de adviesaanvraag in het bijzonder de redenen worden opgegeven tot staving van het spoedeisend karakter ervan.

De motivering in de brief met de adviesaanvraag luidt als volgt: "Deze hoogdringendheid wordt gemotiveerd door de omstandigheid dat de gezondheidscrisis veroorzaakt door COVID-19 en de opgelegde lockdownmaatregelen, alsook de grootschalige toevlucht tot telewerk, het onderzoek en de behandeling van de stedenbouwkundige en milieuvergunningsaanvragen moeilijker gemaakt en vertraagd hebben, in het bijzonder wanneer deze speciale regelen van openbaarmaking vereisen.

Om een degelijke en tijdige behandeling van de aanvragen niet in het gevaar te brengen, bevat het ontwerp van volmachtbesluit daarom (onder meer) een voorstel om de beslissingstermijnen voor een aanvraag tot een milieu- of stedenbouwkundige vergunning (of attest of verkavelingsvergunning) met drie maanden te verlengen (hoofdstuk 1).

Om de organisatie van de speciale regelen van openbaarmaking te garanderen, bevat het ontwerpbesluit eveneens een aantal aanpassingen aan de organisatie en werkingsregels van de openbare onderzoeken en overlegcommissies (hoofdstuk 1).

Deze maatregelen liggen in het verlengde van de maatregelen uit het volmachtbesluit nr. 2020/038 van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot verlenging van sommige termijnen van het Brussels Wetboek van Ruimtelijke Ordening en van de ordonnantie van 5 juni 1997 betreffende de milieuvergunningen, die aflopen op 31 december 2020.

Daarnaast bevat het besluit ook verschillende maatregelen die betrekking hebben op minimumopleidingseisen voor koeltechnici (hoofdstuk 2), erkenningen inzake EPB verwarming en klimaatregeling (hoofdstuk 3), het in het kader van de organisatie van de elektriciteits-en gasmarkten ingevoerde statuut van beschermde afnemer (hoofdstuk 4) en de energiepremiebonus (hoofdstuk 5). Ook deze maatregelen kaderen alle binnen de gezondheidscrisis veroorzaakt COVID-19." Krachtens artikel 84, § 1, tweede lid, van de gecoördineerde wetten `op de Raad van State' moet de motivering van het spoedeisende karakter die in de adviesaanvraag opgegeven wordt, in de aanhef van het besluit worden overgenomen.

In casu is dat vereiste evenwel slechts ten dele vervuld.

Aangezien de adviesaanvraag ingediend is op basis van artikel 84, § 1, eerste lid, 3°, van de wetten `op de Raad van State', gecoördineerd op 12 januari 1973, beperkt de afdeling Wetgeving overeenkomstig artikel 84, § 3, van de voornoemde gecoördineerde wetten haar onderzoek tot de rechtsgrond van het ontwerp, de bevoegdheid van de steller van de handeling en de te vervullen voorafgaande vormvereisten.

Wat die drie punten betreft, geeft het ontwerp aanleiding tot de volgende opmerkingen.

ALGEMENE OPMERKINGEN Het ontwerp, dat steunt op artikel 2 van de ordonnantie van 23 november 2020 `tot toekenning van bijzondere machten aan de Brusselse Hoofdstedelijke Regering naar aanleiding van de gezondheidscrisis ten gevolge van Covid-19', moet later bij ordonnantie worden bevestigd, overeenkomstig artikel 3, § 1, van dezelfde ordonnantie.

Voorts mag de regering niet uit het oog verliezen dat het ontworpen besluit krachtens artikel 3, § 3, van de ordonnantie van 23 november 2020 ter kennis gebracht moet worden van de voorzitter en de griffier van het parlement, voordat het in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt wordt.

Hoewel zulks krachtens artikel 3bis, § 1, tweede lid, van de gecoördineerde wetten `op de Raad van State' niet uitdrukkelijk verplicht is, wordt ten slotte voorgesteld om tegelijkertijd met dit besluit een verslag aan de regering met een uiteenzetting van de draagwijdte en de concrete gevolgen van dit besluit bekend te maken, en dat verslag vergezeld te laten gaan van dit advies. Het is raadzaam om in dat verslag aan de regering de antwoorden en rechtvaardigingen op te nemen waarmee aan de opmerkingen van de afdeling Wetgeving gevolg wordt gegeven.

BIJZONDERE OPMERKINGEN AANHEF 1. De in de aanhef vermelde bepalingen die het ontwerp geen rechtsgrond geven en door het ontwerp niet gewijzigd worden, hoeven niet te worden vermeld in de vorm van een aanhefverwijzing beginnende met de woorden "Gelet op", maar kunnen wel als overwegingen vermeld worden. 2. Het eerste lid moet als volgt gesteld worden: "Gelet op de ordonnantie van 23 november 2020 `tot toekenning van bijzondere machten aan de Brusselse Hoofdstedelijke Regering naar aanleiding van de gezondheidscrisis ten gevolge van Covid-19', artikel 2;." HOOFDSTUK 1 - STEDENBOUWKUNDIGE EN MILIEUVERGUNNINGEN DISPOSITIEF Artikel 4 De afdeling Wetgeving ziet niet in wat de exacte strekking is van de tweede zin van artikel 4, die gesteld is als volgt: "De verlenging bedoeld in het eerste lid geldt tot en met 31 maart 2021." Zoals die bepaling gesteld is, zou ze de indruk kunnen wekken dat de beoogde verlenging van rechtswege stopt op 31 maart 2021.

De steller van het ontwerp moet zijn bedoeling op duidelijke wijze weergeven.

Artikel 5 1. Het eerste lid is gesteld als volgt: "Aan de artikelen 126/1, § 5, 177/1, § 5, 188/4, § 5, 191, § 4 en 197/16, § 3 van het BWRO wordt een nieuw lid toegevoegd dat luidt als volgt: `Onder "bijkomstig" worden de wijzigingen, zelfs aan het bouwprofiel, het volume, de structuur, de indeling of de bestemming van de ruimtes en de bouwkundige kenmerken, verstaan die niet als gevolg hebben dat het oorspronkelijke project fundamenteel wordt gewijzigd en die bijgevolg niet aanzienlijk zijn'." Het tweede lid luidt: "Deze bepaling geldt tot en met 31 december 2021." In de aanhef van het ontworpen besluit wordt die maatregel als volgt verantwoord: "Overwegende dat, om de naleving van de beslissingstermijnen te verzekeren, de reorganisatie van de speciale regelen van openbaarmaking, rekening houdend met de huidige organisatiemoeilijkheden, enkel mag gebeuren in strikt noodzakelijke gevallen; dat de wijziging, tijdens de behandeling, van een vergunning de organisatie vereist van nieuwe speciale regelen van openbaarmaking als de aangebrachte wijzigingen niet bijkomstig zijn;

Dat de rechtspraak van de afdeling administratieve geschillen van de Raad van State bijzonder streng is in de mate dat ze start vanuit het principe volgens hetwelk de wijzigingen die aan het oorspronkelijke project kunnen worden toegebracht, geen wijziging van bouwprofiel, volume, structuur, indeling of bestemming van de ruimtes mag inhouden in vergelijking met de oorspronkelijk ingediende plannen, enkel minieme gevolgen mogen hebben voor het globale architectuurproject en geen bouwkundige en esthetische opties mag bevatten die fundamenteel van het oorspronkelijke project verschillen;

Dat minieme wijzigingen aan het bouwprofiel, het volume, de structuur, de indeling of de bestemming van de ruimtes en aan de bouwkundige kenmerken evenwel bijkomstige wijzigingen blijven; dat de inschatting van het bijkomstige karakter van de wijzigingen afhangt van de schaal van het project en moet voortvloeien uit een analyse per geval; dat enkel de wijzigingen die leiden tot de uitvoering van een project dat fundamenteel van het oorspronkelijke project verschilt als niet-bijkomstig moeten worden beschouwd; dat deze notie in dat opzicht moet worden vastgelegd om meer juridische duidelijkheid en veiligheid te verkrijgen;

Dat deze wijziging zowel van toepassing is op de vergunningsaanvragen die werden ingediend voor en na 1 september 2019." Daaruit blijkt dat de ontworpen tekst ertoe strekt de wijzigingen aan in behandeling zijnde vergunningsaanvragen die, ook al hebben ze betrekking op het bouwprofiel, het volume, de structuur, de indeling of de bestemming van de ruimtes en op de bouwkundige kenmerken, niet als gevolg hebben dat "het oorspronkelijke project fundamenteel wordt gewijzigd", vrij te stellen van nieuwe onderzoekshandelingen, teneinde de rechtspraak van de afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarvan gewag gemaakt wordt, te omzeilen.

Die vrijstelling zal gelden tot 31 december 2021, ongeacht de datum waarop de vergunningsaanvraag ingediend wordt.

De enige verantwoording die aangevoerd wordt ter ondersteuning van dat afwijkend stelsel, berust op de wens de speciale regelen van openbaarmaking te beperken tot de louter "strikt noodzakelijke gevallen", met het oog op de "naleving van de beslissingstermijnen", "rekening houdend met de huidige organisatiemoeilijkheden" met betrekking tot die speciale regelen. 2. Bij artikel 2 van de ordonnantie van 23 november 2020 wordt de regering uitsluitend gemachtigd om, "[t]eneinde het Brussels Hoofdstedelijk Gewest in staat te stellen om te reageren op de COVID-19-pandemie (...) alle passende maatregelen [te] nemen om, onder bedreiging van ernstig gevaar, elke situatie die binnen het strikte kader van de COVID 19 pandemie en de gevolgen ervan een probleem vormt te voorkomen en met spoed aan te pakken [...]".

De bijzondere regelen van openbaarmaking waar het ontwerp betrekking op heeft, strekken er op hun beurt voornamelijk toe derden in staat te stellen hun opmerkingen te kennen te geven in verband met de vergunningsaanvragen die daaraan onderworpen zijn, en aldus inzonderheid hun recht op de bescherming van een gezond leefmilieu te laten gelden, welk recht gewaarborgd wordt bij artikel 23 van de Grondwet.

Gelet op de met die regelen nagestreefde doelstelling heeft de voorliggende bepaling dus tot gevolg dat derden, weliswaar in beperkte mate, de waarborg ontzegd wordt die hun verleend wordt bij de bepalingen in kwestie zoals die gelden en geïnterpreteerd moeten worden in het licht van de rechtspraak van de afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Dat gezegd zijnde, het verlangen waaraan de steller van het ontwerp uitdrukking geeft om "de naleving van de beslissingstermijnen te verzekeren", rekening houdend met de "organisatiemoeilijkheden" in verband met de "speciale regelen van openbaarmaking", welke regelen niet anderszins gepreciseerd worden, volstaat niet om het beoogde afwijkende stelsel te rechtvaardigen, in het bijzonder ten aanzien van het begrip "ernstig gevaar" waaraan de tenuitvoerlegging van de bijzondere machten die bij artikel 2 van de ordonnantie van 23 november 2020 aan de regering worden verleend, afhankelijk gesteld wordt.

Dat geldt des te meer daar, enerzijds, talrijke artikelen van het ontworpen besluit er precies toe strekken bepaalde termijnen te verlengen in het kader van de behandeling van de vergunningsaanvragen en, anderzijds, het afwijkend stelsel van heel ruime aard zal zijn aangezien het bedoeld is om van toepassing te zijn op alle betrokken vergunningsaanvragen, ongeacht de datum waarop ze ingediend zijn, en tot 31 december 2021.

Zonder dat het nodig is te onderzoeken of het beoogde stelsel conform het relevante internationaal en Europees recht is, dient geconcludeerd te worden dat het geen rechtsgrond kan vinden in artikel 2 van de ordonnantie van 23 november 2020.

De ontworpen bepaling is dus niet toelaatbaar. Ze moet weggelaten worden.

Artikel 6 1. De afdeling Wetgeving ziet niet in waarom de regel vervat in paragraaf 1, eerste lid, 3°, niet van toepassing gemaakt wordt op de "opmerkingen" die " iedereen mondeling (...) [moet] kunnen maken ten overstaan van het personeel van het gemeentebestuur bij wie het dossier kan worden geraadpleegd dat het voorwerp is van het openbaar onderzoek", zoals bepaald in artikel 5 van het besluit van 25 april 2019 `betreffende de openbare onderzoeken op het gebied van ruimtelijke ordening, stedenbouw en leefmilieu'. 2. In het licht van het gelijkheidsbeginsel en van het recht op de bescherming van een gezond leefmilieu, zoals gewaarborgd bij artikel 23 van de Grondwet, rijst de vraag of de datum 31 december 2021, vastgelegd in paragraaf 2 van de voorliggende bepaling, niet te ver in de toekomst ligt, en of, bijgevolg, het afwijkend stelsel zoals bedoeld in paragraaf 1 zelf niet buitensporig is. Fundamenteler nog, zoals reeds vermeld in verband met artikel 5, lijkt dat afwijkend stelsel, precies vanwege de datum 31 december 2021 zoals bedoeld in paragraaf 2, geen rechtsgrond te kunnen vinden in artikel 2 van de ordonnantie van 23 november 2020, welk artikel 2, ter herinnering, de regering ertoe machtigt de maatregelen te treffen waarin ze uitsluitend voorziet om, "[t]eneinde het Brussels Hoofdstedelijk Gewest in staat te stellen om te reageren op de COVID-19-pandemie (...), onder bedreiging van ernstig gevaar, elke situatie die binnen het strikte kader van de COVID-19-pandemie en de gevolgen ervan een probleem vormt te voorkomen en met spoed aan te pakken".

De voorliggende bepaling moet herzien worden in het licht van die opmerkingen.

Een vergelijkbare opmerking geldt voor artikel 7, § 2(1). HOOFDSTUK 2 - MINIMUMOPLEIDINGSEISEN VOOR KOELTECHNICI HOOFDSTUK 3 - ERKENNINGEN INZAKE EPB-VERWARMING EN KLIMAATREGELING Bij deze hoofdstukken zijn geen opmerkingen te maken.

HOOFDSTUK 4 - HET IN HET KADER VAN DE ORGANISATIE VAN DE ELEKTRICITEITS- EN GASMARKTEN INGEVOERDE STATUUT VAN BESCHERMDE AFNEMER Artikel 11 1. Artikel 11 strekt ertoe om de tijdelijke uitbreiding van het statuut van beschermde afnemer ook na 2020 te laten doorlopen.Daartoe worden de in artikel 3 van het besluit nr. 2020/036 van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 18 juni 2020 `betreffende de tijdelijke uitbreiding van het in het kader van de organisatie van de elektriciteits- en gasmarkten in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest ingevoerde statuut van beschermde afnemer' voorkomende beperkingen tot het jaar 2020 en tot de wijzigingen bij het koninklijk besluit nr. 13 van 27 april 2020 `tot wijziging van wet van 23 maart 2020 tot wijziging van de wet van 22 december 2016 houdende invoering van een overbruggingsrecht ten gunste van zelfstandigen en tot invoering van tijdelijke maatregelen in het kader van COVID-19 ten gunste van zelfstandigen, in het bijzonder voor wat betreft de uitbreiding naar bepaalde zelfstandigen in bijberoep en actieve gepensioneerden', opgeheven (niet: "verwijderd"). 2. Artikel 11, § 1, 4°, moet worden aangevuld om eveneens te voorzien in de opheffing van de zinsnede ", zoals gewijzigd bij het koninklijk besluit nr.13 van 27 april 2020". De gemachtigde stemde daarmee in: "C'est une erreur. Nous avons supprimé la référence à cet arrêté n° 13 du 27 avril 2020 dans l'article 11, § 1er, 2° et 3°, compte tenu de la remarque faite par le Conseil d'Etat dans son avis no 67.764/4 du 15 juillet 2020 sur un projet d'arrêté similaire du Gouvernement wallon `établissant un statut de client protégé conjoncturel en électricité et en gaz dans le cadre de la crise COVID-19: selon cet avis, `A l'alinéa 2, 2°, il est fait référence à 'la loi du 23 mars 2020 modifiant la loi du 22 décembre 2016 instaurant un droit passerelle en faveur des travailleurs indépendants et introduisant les mesures temporaires dans le cadre du COVID-19 en faveur des travailleurs indépendants, telle [...] que modifiée [...] par l'arrêté royal n° 13 du 27 avril 2020 et par l'arrêté royal du 6 mai 2020'. En faisant référence à la loi du 23 mars 2020 ainsi qu'à certaines des modifications qu'elle a subies, la disposition en projet cliche la référence à la loi, ce qui a pour effet de ne pas permettre la prise en compte des modifications postérieures apportées à cette loi. La question se pose de savoir si telle est bien l'intention de l'auteur du projet ou s'il ne convient pas plutôt de prévoir une référence dynamique. Dans ce cas, les mots 'telles que modifiées par l'arrêté royal n° 13 du 27 avril 2020 et par l'arrêté royal du 6 mai 2020' seront omis'. La volonté du Gouvernement bruxellois est de rendre le texte de l'arrêté n° 2020/036 du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale du 18 juin 2020 relatif à l'extension temporaire du statut de client protégé dynamique afin qu'il puisse s'appliquer aux situations futures liées à cette crise, sans devoir être modifié au niveau des conditions liées au chômage et au droit passerelle. Il y a donc lieu également de supprimer la référence à cet arrêté n° 13 du 27 avril 2020 dans l'article 11, § 1er, 4°. " 3. In dezelfde zin als artikel 11, § 1, 2° en 4°, zullen de woorden "in 2020" ook moeten worden opgeheven in artikel 3, 3°, van het besluit nr.2020/036 van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 18 juni 2020. Artikel 11, § 1, 3°, zal in die zin moeten worden aangevuld. HOOFDSTUK 5 - ENERGIEPREMIEBONUS Bij dit hoofdstuk zijn geen opmerkingen te maken.

HOOFDSTUK 6 - DIVERSE BEPALINGEN Artikel "12" Het laatste artikel van het ontwerp moet worden vernummerd tot artikel 15.

Artikel 13 Artikel 13 luidt als volgt: "De regering kan de bij ordonnantie bekrachtigde bepalingen van dit besluit opheffen, aanvullen, wijzigen of vervangen." Die bepaling geeft een regel weer die al volgt uit artikel 3, § 2, van de ordonnantie van 23 november 2020. Die weergave is bovendien maar gedeeltelijk en wijzigt, in die mate, artikel 3, § 2, van de ordonnantie, aangezien de daarin opgenomen woorden "in zoverre er vooraf een materiële rechtsgrond voor bestaat" niet overgenomen worden.

Een dergelijke werkwijze is niet toelaatbaar. Het staat immers niet aan de regering om, in een reglementair bijzonderemachtenbesluit, een regel over te nemen die reeds vervat is in de wetgevende norm die de rechtsgrond vormt voor die bijzondere machten, laat staan er de strekking van te wijzigen.

Artikel 13 moet dus weggelaten worden.

DE GRIFFIER Anne Catherine VAN GEERSDAELE DE VOORZITTER Martine BAGUET GRIFFIER Annemie GOOSSENS DE VOORZITTER Jo BAERT _______ Nota In de Franse tekst moeten de tekens " § 3" vervangen worden door de tekens " § 2", aangezien de bepaling in kwestie immers slechts 2 paragrafen telt.

23 DECEMBER 2020. - Volmachtbesluit nr. 2020/052 van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot verlenging van sommige termijnen van het Brussels Wetboek van Ruimtelijke Ordening, van de ordonnantie van 5 juni 1997 betreffende de milieuvergunningen en haar uitvoeringsbesluit inzake de minimumopleidingseisen voor koeltechnici, en van bepaalde uitvoeringsbesluiten inzake energiebeheersing en de elektriciteits- en gasmarkten in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest De Brusselse Hoofdstedelijke Regering, Gelet op de ordonnantie van 23 november 2020 om bijzondere machten toe te kennen aan de Brusselse Hoofdstedelijke Regering in het kader van de gezondheidscrisis Covid-19, artikel 2 ;

Gelet op het Brussels Wetboek van Ruimtelijke Ordening (hierna BWRO) ;

Gelet op de ordonnantie van 5 juni 1997 betreffende de milieuvergunningen (hierna OMV) ;

Gelet op het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 25 april 2019 met betrekking tot de openbare onderzoeken inzake ruimtelijke ordening, stedenbouw en leefmilieu ;

Gelet op het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Executieve van 29 juni 1992 betreffende de overlegcommissies ;

Gelet op het besluit van 22 maart 2012 van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering inzake de bepaling van de minimumopleidingseisen voor koeltechnici, de registratie van koeltechnische bedrijven en de erkenning van de examencentra ;

Gelet op het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 21 juni 2018 betreffende de controle en het onderhoud van verwarmings- en klimaatregelingssystemen en betreffende de erkenning van de personen die deze handelingen uitvoeren ;

Gelet op het besluit nr. 2020/036 van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 18 juni 2020 betreffende de tijdelijke uitbreiding van het in het kader van de organisatie van de elektriciteits- en gasmarkten in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest ingevoerde statuut van beschermde afnemer ;

Gelet op de beslissing van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 10 september 2020 betreffende de steunmaatregelen voor Brusselse bedrijven en ondernemers die worden getroffen door de strijd tegen de verspreiding van het COVID-19-virus ;

Gelet op de beslissing van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 3 december 2020 houdende goedkeuring van het uitvoeringsprogramma van de Energie premie voor 2021 ;

Overwegende artikel 39 van de Grondwet ;

Overwegende de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, in het bijzonder artikel 6 ;

Overwegende de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen ;

Overwegende het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 18 juli 2000 tot regeling van haar werkwijze en tot regeling van de ondertekening van de akten van de Regering ;

Overwegende het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 22 juli 2019 tot vaststelling van de verdeling van de bevoegdheden tussen de ministers van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering ;

Overwegende het volmachtbesluit nr. 2020/001 van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 2 april 2020 betreffende de tijdelijke opschorting van de verval- en beroepstermijnen die vastgelegd zijn in de Brusselse wetgeving en reglementering of die op grond daarvan zijn ingevoerd ;

Overwegende het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 16 april 2020 houdende verlenging van de termijnen bepaald in artikel 1 van het volmachtbesluit nr. 2020/001 van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende de tijdelijke opschorting van de verval- en beroepstermijnen die vastgelegd zijn in de Brusselse wetgeving en reglementering of die op grond daarvan zijn ingevoerd ;

Overwegende het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 14 mei 2020 houdende een tweede verlenging van de termijnen bepaald in artikel 1 van volmachtbesluit nr. 2020/001 van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende de tijdelijke opschorting van de verval- en beroepstermijnen die vastgelegd zijn in de Brusselse wetgeving en reglementering of die op grond daarvan zijn ingevoerd ;

Overwegende het besluit nr. 2020/038 van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot verlenging van sommige termijnen uit het Brussels Wetboek van Ruimtelijke Ordening en uit de ordonnantie van 5 juni 1997 betreffende de milieuvergunningen ;

Overwegende dat het coronavirus COVID-19 op 11 maart 2020 door de WHO bestempeld werd als een pandemie ;

Overwegende dat de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, als gevolg van de maatregelen die zijn genomen om de verspreiding van het virus onder de bevolking te beperken, tot de opschorting is overgegaan van de verval- en beroepstermijnen en van alle termijnen waarvan de overschrijding een rechtsgevolg heeft, en die zijn vastgelegd in de Brusselse wetgeving en reglementering of op grond daarvan zijn ingevoerd ;

Dat deze opschorting twee doelstellingen nastreefde; dat ze er enerzijds toe strekte om ervoor te zorgen dat geen enkele burger gehinderd wordt in het uitoefenen van zijn/haar rechten noch in het vervullen van zijn/haar plichten als gevolg van de impact van de gezondheidscrisis op de dagelijkse werking van de openbare diensten of als gevolg van het feit dat hij/zij zelf in een situatie is terechtgekomen die ertoe leidt dat hij/zij die rechten of plichten niet kan uitoefenen; dat ze er anderzijds toe strekte om ervoor te zorgen dat de openbare diensten de bestuursrechtelijke procedures en de beroepen die onder hun bevoegdheid vallen, zouden kunnen behandelen, en tegelijk te vermijden dat, indien het niet mogelijk blijkt te zijn om die binnen de vereiste termijn te behandelen, een beslissing bij verstek genomen zou worden ;

Overwegende dat deze opschorting er niet toe leidde dat de openbare diensten de behandeling van lopende administratieve procedures moesten stopzetten indien die behandeling in overeenstemming was met de genomen inperkingsmaatregelen ; HOOFDSTUK 1 - Stedenbouwkundige en milieuvergunningen Overwegende dat inzake stedenbouw en leefmilieu de organisatie van de speciale regelen van openbaarmaking, met name de openbare onderzoeken en overlegcommissies, onmogelijk was omdat die handelingen niet in overeenstemming waren met de bovengenoemde regels, in de mate dat ze een deelname van het publiek vereisen ;

Overwegende dat de opschorting van de termijnen van 15 maart tot 15 juni 2020 twee belangrijke gevolgen met zich heeft meegebracht; dat, enerzijds, de behandeling van veel aanvragen werd geblokkeerd in de fase van de speciale regelen van openbaarmaking; dat, anderzijds, het werk voor de behandeling van vergunningsaanvragen ingewikkelder is geworden door de grootschalige toevlucht tot telewerk ;

Overwegende dat de opgelegde inperkingsmaatregelen de naleving hebben bemoeilijkt of zelfs onmogelijk hebben gemaakt van de opgelegde termijnen om bepaalde vastgelegde voorwaarden te verwezenlijken voor bepaalde ingedeelde inrichtingen of voor sectoren die aan een erkenning of registratie zijn onderworpen ;

Dat de termijn waarin de vergunningverlenende overheid haar beslissing aan de aanvrager moet bekendmaken een vervaltermijn is;

Overwegende dat, opdat de gemeenten de speciale regelen van openbaarmaking kunnen organiseren met inachtneming van het ministerieel besluit van 8 mei 2020 tot wijziging van het ministerieel besluit van 23 maart 2020 houdende dringende maatregelen om de verspreiding van het coronavirus COVID-19 te beperken en zonder te hoeven vrezen dat de procedures worden gesanctioneerd via een automatische aanhangigmaking en nadien een stilzwijgende weigering, heeft de Regering beslist om bepaalde beslissingstermijnen met zes maanden te verlengen; dat de termijn waarin de overlegcommissie haar advies moet uitbrengen ook met 45 dagen werd verlengd ;

Dat deze verlenging van de termijnen ook gepaard ging met aanpassingen aan de organisatie- en werkingsregelingen van de openbare onderzoeken en overlegcommissies, zonder te leiden tot een beperking van de aan het publiek toegekende rechten;

Overwegende dat door de verlenging van de termijnen een deel van de door de opschorting van de termijnen tussen 15 maart en 15 juni 2020 en van de speciale maatregelen van openbaarmaking opgelopen vertraging kon worden ingehaald; dat een deel van die vertraging in sommige gemeenten evenwel niet kon worden ingehaald, met name in de gemeenten die een groter aantal vergunningsaanvragen moesten behandelen; dat hetzelfde geldt voor aanvragen die na 16 juni 2020 werden ingediend;

Dat, in de huidige situatie, de verlenging van de termijnen niet meer van toepassing zal zijn voor de aanvragen die vanaf 1 januari 2021 worden ingediend; dat zonder nieuwe verlenging die aanvragen prioritair zouden moeten worden behandeld omdat ze geen verlenging van termijn krijgen; dat een dergelijke situatie de gelijke behandeling die elke burger moet krijgen in het gedrang kan brengen;

Dat de gemeentebesturen van oordeel zijn dat ze met een verlenging van drie maanden de volledige nog bestaande achterstand zouden kunnen inhalen; dat die termijn rekening houdt met het complexer worden van de behandeling van de vergunningsaanvragen omdat telewerk verplicht is, overeenkomstig het ministerieel besluit van 1 november 2020 houdende wijziging van het ministerieel besluit van 28 oktober 2020 houdende dringende maatregelen om de verspreiding van het coronavirus COVID-19 te beperken; dat het er niet naar uitziet dat er op korte termijn naar de normale gang van zaken wordt teruggekeerd;

Dat de aangebrachte wijzigingen aan de organisatie van de openbare onderzoeken en de overlegcommissies het ook hebben mogelijk gemaakt om een deel van de vertraging door de opschorting van de termijnen tussen 15 maart en 15 juni 2020 in te halen;

Dat dat enkel mogelijk was dankzij intensieve inspanningen van de gemeenten van wie het merendeel het aantal georganiseerde overlegcommissies heeft verdubbeld;

Dat het handhaven van die aanpassingen noodzakelijk is om de behandeling van de momenteel bij de gemeenten of de gemachtigd ambtenaar hangende aanvragen verder te zetten; dat nieuwe wijzigingen evenwel nodig zijn om de virtuele overlegcommissies zoveel mogelijk te bevorderen; dat dit de regeling is die de beste garanties biedt in de strijd tegen de verspreiding van het coronavirus, zonder te leiden tot een beperking van de aan het publiek toegekende rechten;

Dat binnen die omstandigheden wordt voorgesteld om bepaalde termijnen voor de behandeling van de vergunningsaanvragen met drie maanden te verlengen; dat die verlenging zal gelden voor de stedenbouwkundige vergunningsaanvragen die vanaf 1 januari 2021 tot en met 31 maart 2021 worden ingediend; dat de verlenging ook van toepassing moet zijn voor de aanvragen waar geen speciale regelen van openbaarmaking voor nodig zijn omdat de behandeling ervan complexer is geworden door de verplichte toevlucht tot telewerk en om een gelijke behandeling van alle aanvragers te verzekeren ;

Dat de verlenging van de adviestermijn van de overlegcommissie, evenals de organisatie- en werkingsregelingen van de speciale regelen van openbaarmaking van toepassing zijn voor de aanvragen die zowel voor als na 1 september 2019 werden ingediend;

Overwegende dat dezelfde situatie geldt voor de behandeling van de administratieve beroepen inzake stedenbouw; dat voor de behandeling ervan een hoorzitting moet worden gehouden voor het Stedenbouwkundig College, als de verzoeker die aanvraagt; dat het houden van hoorzittingen niet overeenstemt met de genomen inperkingsmaatregelen; dat er een achterstand was ontstaan en dat die de naleving van de termijn waarbinnen het Stedenbouwkundig College zijn advies moet uitbrengen, in gevaar bracht omdat die termijn een vervaltermijn is;

Dat de Regering heeft beslist om de adviestermijn die aan het Stedenbouwkundig College wordt toegekend als door de beroepsindiener een hoorzitting wordt gevraagd, met drie maanden te verlengen;

Dat door die verlenging een deel van de vertraging in de organisatie van hoorzittingen werd ingehaald; dat er nog een vertraging bestaat die op anderhalf maand wordt geschat;

Dat er in deze omstandigheden wordt voorgesteld om bovengenoemde termijn met twee maanden te verlengen zodat het Stedenbouwkundig College kan overgaan tot de verzochte hoorzittingen en een advies over de beroepen kan uitbrengen; dat deze verlenging van toepassing zal zijn op de beroepen die tussen 1 januari 2021 en 31 maart 2021 worden ingediend; dat deze verlenging evenwel moet worden uitgebreid tot de beroepen waarvoor geen hoorzitting werd verzocht door de beroepsindiener; dat, naar het voorbeeld van de vergunningsaanvragen waar geen speciale regelen van openbaarmaking voor nodig zijn, de behandeling van de beroepen waarvoor geen hoorzitting vereist is, complexer is geworden; dat deze beroepen met voorrang moeten worden behandeld als niet wordt voorzien dat de verlenging ook van toepassing is op de beroepen zonder hoorzitting; dat een dergelijke situatie de gelijke behandeling die elke burger moet krijgen in het gedrang kan brengen;

Dat deze verlenging zowel van toepassing is op de vergunningsaanvragen die werden ingediend voor en na 1 september 2019;

HOOFDSTUK 2 - Minimumopleidingseisen voor koeltechnici Overwegende dat de sociale afstandsmaatregelen bovendien een impact hebben op de examens die bepaalde professionals moeten afleggen;

Dat koeltechnici voor de uitoefening van hun activiteiten immers in het bezit moeten zijn van een certificaat van bekwaamheid, dat 5 jaar geldig is en door een erkend examencentrum wordt afgeleverd;

Dat bedrijven die deze koeltechnici in dienst hebben, hun registratie als koeltechnisch bedrijf bovendien verliezen als hun werknemers niet over een geldig certificaat van bekwaamheid beschikken;

Dat een nieuw certificaat van bekwaamheid wordt behaald na het succesvol afleggen van een theoretisch en praktisch examen in een erkend examencentrum;

Dat de voornoemde examencentra niet in staat zijn dergelijke examens te organiseren vanwege de versterkte gezondheidsmaatregelen;

Overwegende dat, enerzijds, de geldigheidsduur van de certificaten met 92 dagen werd verlengd bij besluit 2020/001 en zijn verlengingen, en dat, anderzijds, de bedrijven hun registratie hebben kunnen behouden ondanks het ontbreken van een geldig certificaat in toepassing van besluit 2020/038 ;

Dat deze bepalingen echter niet volstaan om de koeltechnici in staat te stellen hun activiteiten te blijven uitoefenen wanneer de geldigheidsduur van hun certificaat van bekwaamheid is verstreken;

Dat het derhalve gepast voorkomt de geldigheidsduur van de certificaten van bekwaamheid opnieuw te verlengen zodat, enerzijds, alle koeltechnici hun activiteiten kunnen blijven uitoefenen en, anderzijds, de geregistreerde koeltechnische bedrijven hun registratie niet verliezen;

Overwegende dat de maatregelen terugwerkende kracht moeten hebben op 16 juni 2020, i.e. de datum waarop de geldigheidsduur van besluit 2020/001 is verstreken, aangezien de geldigheidsduur van de certificaten van bekwaamheid niet uitdrukkelijk werd verlengd bij besluit 2020/038, dat op 16 juni 2020 in werking is getreden; dat deze nieuwe verlenging de koeltechnische bedrijven de facto in staat zal stellen hun registratie te behouden;

HOOFDSTUK 3 - Erkenningen inzake EPB-verwarming en klimaatregeling Overwegende dat de nieuwe reglementering betreffende de controlehandelingen met betrekking tot EPB-verwarmings- en -klimaatregelingssystemen en betreffende de erkende personen die deze handelingen uitvoeren, bepaalt dat de personen die werden erkend vóór de inwerkingtreding van deze reglementering die werd vastgesteld op 1 januari 2019, binnen twee jaar, i.e. vóór 1 januari 2021 (verlengd tot 1 april 2021 met de eerste opschorting), een bijscholing moeten volgen om hun erkenning te kunnen behouden;

Dat de organisatie van deze bijscholingen in gevaar werd gebracht vanwege de voorzorgsmaatregelen om de verspreiding van het virus tegen te gaan;

Dat de inhoud van deze bijscholing praktische oefeningen omvat waarvoor fysieke deelname essentieel is om de leerstof te begrijpen;

Dat het in dit stadium moeilijk is om te weten hoe de opleidingscentra de organisatie van de opleidingen zullen kunnen hervatten en dus ook om te weten hoeveel erkende professionals hun activiteiten nog zullen kunnen uitoefenen;

Dat het onontbeerlijk is een toereikend aantal erkende professionals te waarborgen voor de uitvoering van de controlehandelingen met betrekking tot de verwarmings- en klimaatregelingssystemen;

Dat het dan ook redelijk voorkomt deze professionals voldoende tijd te geven om hun kennis over de nieuwe reglementering bij te werken;

Overwegende dat de voorziene termijn binnen dewelke de erkende professionals kunnen verzoeken om andere instrumenten te gebruiken dan deze die door Leefmilieu Brussel ter beschikking worden gesteld, wordt berekend op basis van de termijn voor de bijscholing;

Dat het derhalve van essentieel belang is dat de erkende professionals zich dienovereenkomstig kunnen aanpassen en dat zij gedurende de gehele bijscholingsperiode hun eigen instrumenten kunnen gebruiken;

Dat de tweede lockdown ook de ontwikkeling van IT-tools voor gegevensuitwisseling tussen Leefmilieu Brussel en de erkende professionals heeft vertraagd vanwege de andere prioriteiten waaraan zij tijdens de heropflakkering van de gezondheidscrisis het hoofd hebben moeten bieden;

Dat het derhalve noodzakelijk is te voorzien in een termijn van 15 maanden om de sector zich te laten aanpassen aan de door de gezondheidscrisis veroorzaakte moeilijkheden, i.e. tot 30 juni 2022;

HOOFDSTUK 4 - Het in het kader van de organisatie van de elektriciteits- en gasmarkten ingevoerde statuut van beschermde afnemer Overwegende dat elektriciteit en gas levensnoodzakelijke goederen zijn en dat het derhalve noodzakelijk is om er in voldoende kwantiteit en kwaliteit toegang toe te hebben om een waardig leven te kunnen leiden;

Dat de elektriciteits- en gasmarkten werden geliberaliseerd zodat de niet-betaling van facturen leidt tot de uitvoering van een afsluitingsprocedure, na aanmaning, ingebrekestelling en verschijning voor de vrederechter;

Dat de Brusselse wetgeving voorziet in een statuut dat het mogelijk maakt om deze afsluitingsprocedure - voor kwetsbare gezinnen - op te schorten met behoud van de toegang tot energie;

Dat in de huidige economische crisissituatie in verband met COVID-19, het noodzakelijk is dat dit beschermingsmechanisme - beter bekend als de "beschermde afnemer" - wordt aanpast zodat dit ook toegankelijk is voor nieuwe categorieën van gezinnen die door deze crisis kwetsbaar zijn geworden;

Dat besluit nr. 2020/036 van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 18 juni 2020 betreffende de tijdelijke uitbreiding van het in het kader van de organisatie van de elektriciteits- en gasmarkten in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest ingevoerde statuut van beschermde afnemer, tegemoet komt aan deze behoefte;

Dat het echter enkel gericht is op gezinnen die in 2020 door deze crisis kwetsbaar zijn geworden, terwijl deze laatste nog langer zal duren;

Dat het derhalve gepast voorkomt de in dit besluit voorziene bescherming uit te breiden tot de gezinnen die door deze crisis na 2020 kwetsbaar zijn geworden;

HOOFDSTUK 5 - Energiepremiebonus Overwegende dat de Brusselse regering in het kader van de gezondheidscrisis maatregelen heeft genomen om de Brusselse bedrijven en ondernemers die getroffen zijn door de strijd tegen de verspreiding van COVID-19, te ondersteunen, met name om de bouwsector te helpen;

Dat de regering in het kader van deze steunmaatregelen een Energiepremiebonus heeft goedgekeurd;

Dat de "Energiepremiebonus" momenteel kan worden aangevraagd op basis van een factuur voor het saldo van werken of studies waarvan de uiterlijke datum 1 september 2021 is;

Dat de periode tot 1 september 2021 vanwege de heropflakkering van de crisis in oktober 2020 te kort is om de mede-eigenaars of gemeenschappen in staat te stellen er een beroep op te doen, aangezien hun besluitvormingsproces wordt vertraagd door met name het huidige verbod op het houden van geldige algemene vergaderingen;

Overwegende dat de budgetten, tot slot, beschikbaar zijn;

Dat het derhalve redelijk voorkomt de periode voor het indienen van een "energiepremiebonus"-aanvraag met vier maanden te verlengen;

Overwegende dat het, rekening houdend met de hoogdringendheid om de continuïteit van de openbare dienstverlening te waarborgen en zowel de rechtszekerheid als het gelijkheidsbeginsel te vrijwaren, aangewezen is om overeenkomstig artikel 2 van de ordonnantie van 20 november 2020 om bijzondere machten toe te kennen aan de Regering, met spoed het advies van de Raad van State in te winnen;

Dat de adviesvraag de hoogdringendheid als volgt gemotiveerd heeft: « Deze hoogdringendheid wordt gemotiveerd door de omstandigheid dat de gezondheidscrisis veroorzaakt door COVID-19 en de opgelegde lockdownmaatregelen, alsook de grootschalige toevlucht tot telewerk, het onderzoek en de behandeling van de stedenbouwkundige en milieuvergunningsaanvragen moeilijker gemaakt en vertraagd hebben, in het bijzonder wanneer deze speciale regelen van openbaarmaking vereisen.

Om een degelijke en tijdige behandeling van de aanvragen niet in het gevaar te brengen, bevat het ontwerp van volmachtbesluit daarom (onder meer) een voorstel om de beslissingstermijnen voor een aanvraag tot een milieu-of stedenbouwkundige vergunning (of attest of verkavelingsvergunning) met drie maanden te verlengen (hoofdstuk 1).

Om de organisatie van de speciale regelen van openbaarmaking te garanderen, bevat het ontwerpbesluit eveneens een aantal aanpassingen aan de organisatie en werkingsregels van de openbare onderzoeken en overlegcommissies (hoofdstuk 1).

Deze maatregelen liggen in het verlengde van de maatregelen uit het volmachtbesluit nr. 2020/038 van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot verlenging van sommige termijnen van het Brussels Wetboek van Ruimtelijke Ordening en van de ordonnantie van 5 juni 1997 betreffende de milieuvergunningen, die aflopen op 31 december 202 0.

Daarnaast bevat het besluit ook verschillende maatregelen die betrekking hebben op minimumopleidingseisen voor koeltechnici (hoofdstuk 2), erkenningen inzake EPB-verwarming en klimaatregeling (hoofdstuk 3), het in het kader van de organisatie van de elektriciteits-en gasmarkten ingevoerde statuut van beschermde afnemer (hoofdstuk 4) en de energiepremiebonus (hoofdstuk 5). Ook deze maatregelen kaderen alle binnen de gezondheidscrisis veroorzaakt COVID-19 » ;

Gelet op advies 68.491/3-4 van de Raad van State, verleend op 18 december 2020 in toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 3°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Overwegende dat dit besluit krachtens artikel 3, § 1 en § 2 van de ordonnantie van 23 november 2020 om bijzondere machten toe te kennen aan de Brusselse Hoofdstedelijke Regering in het kader van de gezondheidscrisis Covid-19 bevestigd dient te worden door het Brussels Hoofdstedelijk Parlement;

Op voorstel van de minister van Stedenbouw en van de minister van Leefmilieu en Energie;

Na beraadslaging ;

Besluit : HOOFDSTUK 1 - Stedenbouwkundige en milieuvergunningen

Artikel 1.De termijnen bedoeld in de artikelen 156, 178 en 178/2 van het Brussels Wetboek van Ruimtelijke Ordening (BWRO), wat betreft de aanvragen ingediend tussen 1 januari 2021 en 31 maart 2021, worden met drie maanden verlengd.

Art. 2.De termijnen bedoeld in de artikelen 17, 32, § 2, 36, § 2bis, 43, § 2, 47, § 2bis en 51, § 2 van de ordonnantie van 5 juni 1997 betreffende de milieuvergunningen (OMV), wat betreft de aanvragen die zijn ingediend tussen 1 januari 2021 en 31 maart 2021, worden met drie maanden verlengd.

Art. 3.Als de stedenbouwkundige vergunningsaanvraag tijdens de behandeling wordt gewijzigd en als die wijzigingen aan nieuwe speciale regelen van openbaarmaking moeten worden onderworpen, eindigt de verlenging bedoeld in het artikel 1 van dit besluit.

De termijn die ingaat bij de verzending van het ontvangstbewijs bedoeld in de artikelen 126/1, § 4, 177/1, § 4 en 191, § 3 van het BWRO, wordt met drie maanden verlengd.

Art. 4.De termijn bedoeld in de artikelen 188/9 en 197/7 BWRO en de artikelen 31, § 2 en 41, § 2 van de OVM, wat betreft de aanvragen bedoeld in de artikelen 1 tot en met 3 van dit besluit, wordt met 45 dagen verlengd.

Art. 5.§ 1. Voor de stedenbouwkundige en milieuvergunningsaanvragen die lopende zijn op 31 december 2020 en die ingediend worden vanaf 1 januari 2021, moeten, wanneer deze handelingen voorzien zijn in toepassing van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 25 april 2019 met betrekking tot de openbare onderzoeken inzake ruimtelijke ordening, stedenbouw en leefmilieu, tijdens de periode waarin het openbaar onderzoek wordt gehouden, de volgende handelingen op afspraak gebeuren: - de raadpleging van het administratieve dossier; - de mededeling van technische toelichtingen; - de indiening van een mondelinge opmerking of bezwaar.

Bovendien moet het advies van het openbaar onderzoek, overeenkomstig het model in bijlage 2 van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 25 april 2019 met betrekking tot de openbare onderzoeken inzake ruimtelijke ordening, stedenbouw en leefmilieu niet noodzakelijk de datum en plaats van de zitting van de overlegcommissie bevatten. § 2. Deze modaliteiten zijn van toepassing tot en met 31 december 2021.

Art. 6.§ 1. Voor de stedenbouwkundige en milieuvergunningsaanvragen die lopende zijn op 31 december 2020 en die ingediend worden vanaf 1 januari 2021, wanneer deze handelingen voorzien zijn in toepassing van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Executieve van 29 juni 1992 betreffende de overlegcommissies, worden enkel de personen die tijdens het openbaar onderzoek uitdrukkelijk hebben verzocht om gehoord te worden, toegelaten tot de overlegcommissie.

Het aantal personen dat de aanvrager begeleidt en vertegenwoordigt, wordt beperkt tot twee.

In het geval van een petitie, wijkcomité of andere vereniging wordt het aantal personen dat wordt toegelaten tot de overlegcommissie beperkt tot twee per petitie, per wijkcomité of per vereniging.

De zitting van de overlegcommissie mag via videoconferentie worden georganiseerd, of met fysieke aanwezigheid, op voorwaarde dat de maatregelen die worden voorzien door het protocol voor de organisatie van de overlegcommissies strikt worden nageleefd. Beide regelingen kunnen ook in combinatie worden georganiseerd.

De keuze over de manier waarop de overlegcommissie wordt georganiseerd, wordt genomen door het secretariaat van de overlegcommissie.

Als de overlegcommissie via videoconferentie doorgaat, is de voorafgaande goedkeuring van alle bezwaarindieners die door de overlegcommissie gehoord willen worden, niet vereist. Als een bezwaarindiener de gemeente er evenwel over inlicht dat hij/zij niet via videoconferentie aan een overlegcommissie kan deelnemen, zorgt de gemeente ervoor dat er een lokaal ter beschikking staat, met inachtneming van de gezondheids- en beschermingsmaatregelen, waardoor de bezwaarindieners in kwestie de overlegcommissie via videoconferentie kan volgen en er op die manier aan kan deelnemen.

Als geen enkele bezwaarindiener heeft verzocht om door de overlegcommissie gehoord te worden en als de aanvrager er zich mee akkoord verklaart, wordt de zitting van de overlegcommissie enkel in aanwezigheid van de leden van de overlegcommissie gehouden, zoals bedoeld in artikel 2 van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Executieve van 29 juni 1992 betreffende de overlegcommissies. § 2. Deze modaliteiten zijn van toepassing tot en met 31 december 2021.

Art. 7.De termijn bedoeld in artikel 188/2 van het BWRO betreffende de beroepen ingediend tussen 1 januari 2021 en 31 maart 2021 wordt met twee maanden verlengd. HOOFDSTUK 2 - Minimumopleidingseisen voor koeltechnici

Art. 8.De in artikel 10, § 3 van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 22 maart 2012 inzake de bepaling van de minimumopleidingseisen voor koeltechnici, de registratie van koeltechnische bedrijven en de erkenning van de examencentra bedoelde certificaten van bekwaamheid die tussen 16 juni 2020 en 15 maart 2021 vervallen, worden met een jaar verlengd. HOOFDSTUK 3 - Erkenningen inzake EPB-verwarming en klimaatregeling

Art. 9.§ 1. De lopende termijn bedoeld in artikel 4.2.1, 16° van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 21 juni 2018 betreffende de controle en het onderhoud van verwarmings- en klimaatregelingssystemen en betreffende de erkenning van de personen die deze handelingen uitvoeren wordt verlengd tot 30 juni 2022. § 2. De lopende termijn bedoeld in artikel 7.1.1 van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 21 juni 2018 betreffende de controle en het onderhoud van verwarmings- en klimaatregelingssystemen en betreffende de erkenning van de personen die deze handelingen uitvoeren wordt verlengd tot 30 juni 2022. HOOFDSTUK 4 - Het in het kader van de organisatie van de elektriciteits- en gasmarkten ingevoerde statuut van beschermde afnemer

Art. 10.§ 1. In artikel 3 van besluit nr. 2020/036 van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 18 juni 2020 betreffende de tijdelijke uitbreiding van het in het kader van de organisatie van de elektriciteits- en gasmarkten in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest ingevoerde statuut van beschermde afnemer, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in punt 1°, worden de woorden "tussen 1 februari 2020 en 31 december 2020" opgeheven ;2° in punten 2°, 3° en 4°, worden de woorden "in 2020" en de woorden ", zoals gewijzigd bij het koninklijk besluit nr.13 van 27 april 2020" opgeheven ; § 2. In artikel 4, § 2, van hetzelfde besluit, worden de woorden "31 maart 2021" vervangen door de woorden "30 juni 2021". HOOFDSTUK 5 - Energiepremiebonus

Art. 11.In de beslissing van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 10 september 2020 betreffende de steunmaatregelen voor Brusselse bedrijven en ondernemers die worden getroffen door de strijd tegen de verspreiding van COVID-19 en in de beslissing van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 3 december 2020 houdende goedkeuring van het uitvoeringsprogramma van de Energiepremies voor 2021, wordt de in de administratieve voorwaarde van de Bonus voor de uitvoering van meerdere werken op 1 september 2021 vastgestelde termijn, verlengd tot 1 januari 2022. HOOFDSTUK 6 - Diverse bepalingen

Art. 12.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2021, met uitzondering van artikel 9 dat zijn effecten sorteert op 16 juni 2020.

Art. 13.De ministers bevoegd voor Stedenbouw, Leefmilieu en Energie worden belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 23 december 2020.

Voor de Brusselse Hoofdstedelijke Regering: De Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, bevoegd voor territoriale ontwikkeling en stadsvernieuwing, toerisme, de promotie van het imago van Brussel en biculturele zaken van gewestelijk belang, R. VERVOORT De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, bevoegd voor klimaattransitie, leefmilieu, energie en participatieve democratie, A. MARON De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, bevoegd voor financiën, begroting, openbaar ambt, promotie van meertaligheid en van het imago van Brussel, S. GATZ

^