Etaamb.openjustice.be
Arrest Van Het Grondwettelijk Hof
gepubliceerd op 14 juli 1998

Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij arrest van 22 mei 1998 in zake de coöperatieve vennootschap naar Zwitsers recht Société suisse d'assurances générales sur la vie humaine tegen « Maken de artikelen 308, eerste lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1964 en 418, eers(...)

bron
arbitragehof
numac
1998021283
pub.
14/07/1998
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

ARBITRAGEHOF


Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij arrest van 22 mei 1998 in zake de coöperatieve vennootschap naar Zwitsers recht Société suisse d'assurances générales sur la vie humaine tegen de Belgische Staat, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op 28 mei 1998, heeft het Hof van Beroep te Brussel de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Maken de artikelen 308, eerste lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1964 en 418, eerste lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, enerzijds, en de artikelen 309, 2°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1964, en 419, 2°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, anderzijds, onder de belastingplichtigen een onderscheid dat strijdig is met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre uit de voormelde artikelen voortvloeit dat een buitenlandse vennootschap met een Belgische vestiging geen recht heeft op moratoriuminteresten op overschotten van roerende voorheffingen die, ten gevolge van een vergissing van de administratie, niet zijn vastgesteld naar aanleiding van de inkohiering van de globale belasting en die dus niet aan de vennootschap zijn terugbetaald binnen de normale termijn van twee maanden vanaf de inkohiering van de belasting, maar later, naar aanleiding van een beroep voor het hof van beroep tegen de ongunstige beslissing van de gewestelijke directeur der belastingen, terwijl indien - onder overigens gelijke omstandigheden - de administratie dezelfde vergissing (weigering tot het verrekenen van de voorheffingen) begaat na de inkohiering van een aanvankelijk correcte aanslag of een vergissing in verband met het bedrag van belastbare grondslag, de vennootschap recht zal hebben op moratoriuminteresten op de terugbetaling van dezelfde sommen naar aanleiding van het beroep ? » Die zaak is ingeschreven onder nummer 1342 van de rol van het Hof.

De griffier, L. Potoms.

^