Etaamb.openjustice.be
Arrest Van Het Grondwettelijk Hof
gepubliceerd op 27 maart 2001

Arrest nr. 36/2001 van 13 maart 2001 Rolnummer 1858 In zake : het beroep tot vernietiging van het decreet van het Waalse Gewest van 10 juni 1999 betreffende de sponsoring van evenementen die plaatsvinden in aan het Waalse Gewest toebehorende Het Arbitragehof, samengesteld uit de voorzitters G. De Baets en M. Melchior, en de rechters H. (...)

bron
arbitragehof
numac
2001021183
pub.
27/03/2001
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

ARBITRAGEHOF


Arrest nr. 36/2001 van 13 maart 2001 Rolnummer 1858 In zake : het beroep tot vernietiging van het decreet van het Waalse Gewest van 10 juni 1999 betreffende de sponsoring van evenementen die plaatsvinden in aan het Waalse Gewest toebehorende infrastructuren of die door het Waalse Gewest gesubsidieerd worden, ingesteld door de Vlaamse Regering.

Het Arbitragehof, samengesteld uit de voorzitters G. De Baets en M. Melchior, en de rechters H. Boel, L. François, P. Martens, J. Delruelle, E. Cerexhe, A. Arts, M. Bossuyt en E. De Groot, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter G. De Baets, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van het beroep Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 27 december 1999 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 28 december 1999, heeft de Vlaamse Regering, Martelaarsplein 19, 1000 Brussel, beroep tot vernietiging ingesteld van het decreet van het Waalse Gewest van 10 juni 1999 betreffende de sponsoring van evenementen die plaatsvinden in aan het Waalse Gewest toebehorende infrastructuren of die door het Waalse Gewest gesubsidieerd worden (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 29 juni 1999, eerste uitgave).

II. De rechtspleging Bij beschikking van 28 december 1999 heeft de voorzitter in functie de rechters van de zetel aangewezen overeenkomstig de artikelen 58 en 59 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof.

De rechters-verslaggevers hebben geoordeeld dat er geen aanleiding was om artikel 71 of 72 van de organieke wet toe te passen.

Van het beroep is kennisgegeven overeenkomstig artikel 76 van de organieke wet bij op 4 februari 2000 ter post aangetekende brieven.

Het bij artikel 74 van de organieke wet voorgeschreven bericht is bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 16 februari 2000.

De Waalse Regering, rue Mazy 25-27, 5100 Namen, heeft een memorie ingediend bij op 22 maart 2000 ter post aangetekende brief.

Van die memorie is kennisgegeven overeenkomstig artikel 89 van de organieke wet bij op 17 augustus 2000 ter post aangetekende brief.

De Vlaamse Regering heeft een memorie van antwoord ingediend bij op 5 september 2000 ter post aangetekende brief.

Bij beschikkingen van 31 mei 2000 en 29 november 2000 heeft het Hof de termijn waarbinnen het arrest moet worden gewezen, verlengd tot respectievelijk 27 december 2000 en 27 juni 2001.

Bij beschikking van 21 december 2000 heeft voorzitter G. De Baets de zaak voorgelegd aan het Hof in voltallige zitting.

Bij beschikking van dezelfde dag heeft het Hof de zaak in gereedheid verklaard en de dag van de terechtzitting bepaald op 25 januari 2001.

Van die beschikking is kennisgegeven aan de partijen en hun advocaten bij op 22 december 2000 ter post aangetekende brieven.

Op de openbare terechtzitting van 25 januari 2001 : - zijn verschenen : . Mr. P. Van Orshoven, advocaat bij de balie te Brussel, voor de Vlaamse Regering; . Mr. C. Botteman en Mr. N. Brahy, advocaten bij de balie te Luik, voor de Waalse Regering; - hebben de rechters-verslaggevers E. De Groot en L. François verslag uitgebracht; - zijn de voornoemde advocaten gehoord; - is de zaak in beraad genomen.

De rechtspleging is gevoerd overeenkomstig de artikelen 62 en volgende van de organieke wet, die betrekking hebben op het gebruik van de talen voor het Hof.

III. In rechte - A - A.1. De Vlaamse Regering betoogt dat het decreet van het Waalse Gewest van 10 juni 1999 « betreffende de sponsoring van evenementen die plaatsvinden in aan het Waalse Gewest toebehorende infrastructuren of die door het Waalse Gewest gesubsidieerd worden » tot doel heeft de wet van 10 december 1997 « houdende verbod op de reclame voor tabaksproducten » ten minste tijdelijk en gedeeltelijk buiten werking te stellen met het oog op het vrijwaren van de organisatie van een aantal « sportieve evenementen » die financieel van tabaksreclame of sponsoring afhankelijk zouden zijn, zoals de jaarlijkse Grote Prijs van België voor Formule 1 te Spa-Francorchamps. Hierdoor wordt de vrije concurrentie tussen de organisatoren van dergelijke evenementen in de onderscheiden gewesten verstoord, vermits het Vlaamse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest niet raken aan de federale wet.

A.2.1. Het enig middel is afgeleid uit de schending van de regels die door of krachtens de Grondwet zijn vastgesteld voor het bepalen van de onderscheiden bevoegdheid van de Staat, de gemeenschappen en de gewesten, meer bepaald van artikel 5, § 1, I, 2°, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980.

A.2.2. Ofschoon volgens artikel 5, § 1, I, 2°, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 « de gezondheidsopvoeding alsook de activiteiten en diensten op het vlak van de preventieve gezondheidszorg, met uitzondering van de nationale maatregelen inzake profylaxis » deel uitmaken van het gezondheidsbeleid en aldus tot de bevoegdheid van de gemeenschappen behoren, stelt de Vlaamse Regering dat uit de parlementaire voorbereiding van die bepaling blijkt dat de bijzondere wetgever de aangelegenheid van de « reglementering inzake levensmiddelen » heeft uitgesloten van die bevoegdheidsoverdracht, waarmede hij de wet van 24 januari 1977 « betreffende de bescherming van de gezondheid van de verbruikers op het stuk van de voedingsmiddelen en andere produkten » bedoelde, die ten tijde van de totstandkoming van de bijzondere wet, de reglementering voor tabak en soortgelijke producten insloot. Volgens de Vlaamse Regering volgt hieruit dat de federale wetgever bevoegd is gebleven om zowel de reclame als de sponsoring betreffende de tabaksproducten en de door het gebruikte merk ermee verbonden producten te reglementeren. Vermits reclame en sponsoring met elkaar gemeen hebben dat zij erop gericht zijn, rechtstreeks of onrechtstreeks, de verkoop van tabaksproducten te bevorderen, kan hun samenhang niet worden betwist.

A.2.3. De Vlaamse Regering is van mening dat het bestreden decreet terugkomt op het door de wet van 10 december 1997 ingestelde verbod op de reclame voor en de sponsoring door tabaksproducten en daarmee gelijkgestelde producten. In het decreet wordt immers toegestaan - zonder dat vooraf in een verbod wordt voorzien zodat wel degelijk afbreuk wordt gedaan aan het federale verbod - evenementen die plaatsvinden in aan het Waalse Gewest toebehorende infrastructuren of die al dan niet rechtstreeks door het Waalse Gewest worden gesubsidieerd, zonder beperking te sponsoren. Meer in het bijzonder wordt in de vorm van overgangsbepalingen de sponsoring van voormelde evenementen met betrekking tot het promoten van tabak of een tabaksgebonden product toegestaan tot 1 januari 2004 (lees : 30 juli 2003) en voor evenementen met een internationale uitstraling tot 1 oktober 2006. De Vlaamse Regering besluit dat het bestreden decreet een regeling uitmaakt op het stuk van tabaksreclame- en sponsoring, die in artikel 1 van het decreet wordt gedefinieerd, terwijl zowel het verbod op sponsoring door tabak, producten op basis van tabak en soortgelijke producten als het verbod op reclame in verband met die producten onder de federale bevoegdheid vallen, zodat het bestreden decreet is aangetast door bevoegdheidsoverschrijding. Hierbij verwijst ze naar de arresten nr. 102/99 van 30 september 1999 en nr. 6/92 van 5 februari 1992 van het Hof.

A.3. De Waalse Regering geeft voorafgaandelijk een overzicht van de verschillende normen die de reclame voor en de sponsoring door tabaksproducten in het Waalse Gewest regelen en verwijst hierbij naar de richtlijn 98/43/EG van 6 juli 1998, de wet van 10 december 1997 welke bij het arrest nr. 102/99 van 30 september 1999 door het Hof is vernietigd « in zoverre [zij] vóór 31 juli 2003 van toepassing is op de op wereldniveau georganiseerde evenementen en activiteiten », en naar het bestreden decreet, dat in twee stadia werkt : terwijl artikel 2 zonder enige beperking sponsoring toestaat van evenementen die plaatsvinden in aan het Waalse Gewest toebehorende infrastructuren of die al dan niet rechtstreeks door het Waalse Gewest worden gesponsord, beperkt artikel 3 die toelating voor de sponsoring die rechtstreeks of onrechtstreeks het promoten van tabak of van een tabaksgebonden product betreft in beginsel tot 30 juli 2003 en voor de op wereldniveau georganiseerde evenementen tot 1 oktober 2006.

A.4.1. De Waalse Regering wijst allereerst op de aan het Waalse Gewest toegewezen bevoegdheden inzake economisch beleid, bedoeld in artikel 6, § 1, VI, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980, hetgeen tevens de bevoegdheid inzake economische expansie omvat, en inzake tewerkstelling, bedoeld in artikel 6, § 1, IX, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980. Vervolgens wijst zij op het autonomiebeginsel, hetgeen impliceert dat de bijzondere wetgever het gehele beleid inzake de toegewezen aangelegenheid heeft overgedragen.

Zij is van mening dat het bestreden decreet werd aangenomen om de economische gezondheid alsmede de economische expansie van het Waalse Gewest te vrijwaren, vermits het bestreden decreet tot doel heeft de organisatie van sommige hoofdzakelijk via sponsoring door de tabaksindustrie georganiseerde sport- of andere manifestaties (bijvoorbeeld de Grote Prijs van België voor Formule 1) te vrijwaren door de sponsoring van die evenementen, waarmee rechtstreeks of onrechtstreeks de promotie van een tabaksproduct wordt beoogd, tot uiterlijk 1 oktober 2006 toe te staan.

A.4.2. Naar de mening van de Waalse Regering heeft het Waalse Gewest tevens het evenredigheidsbeginsel in acht genomen. Ten eerste komen de in het decreet vervatte uitzonderingen op het federale verbod overeen met de in de bovenvermelde richtlijn vervatte termijnen. Ten tweede blijkt niet dat het sigarettenverbruik is gedaald sedert de inwerkingtreding van het federale verbod van reclame voor tabaksproducten, hetgeen de zeer geringe invloed van de reclame voor en de sponsoring door een tabaksproduct aantoont. Ten derde is de Waalse Regering van oordeel dat alleen een preventiebeleid een adequaat middel zou zijn om het gedrag van de consumenten ten aanzien van tabaksproducten te wijzigen. De Waalse Regering is dan ook van oordeel dat, gelet op de economische belangen die op het spel staan, het Waalse Gewest geen misbruik heeft gemaakt van zijn eigen bevoegdheden.

A.4.3. Subsidiair meent de Waalse Regering dat te dezen toepassing kan worden gemaakt van de theorie van de impliciete bevoegdheden. Gelet op het economische belang van de organisatie, op het grondgebied van het Waalse Gewest, van hoofdzakelijk dankzij de tabaksindustrie georganiseerde evenementen van wereldniveau, kan het Waalse Gewest via het bestreden decreet de noodzakelijke maatregelen nemen om de economie van het hele Gewest te vrijwaren. Bovendien leent de aangelegenheid zich tot een gedifferentieerde regeling vermits het bestreden decreet de sponsoring betreft van bepaalde evenementen of activiteiten, namelijk diegene die al dan niet op wereldniveau georganiseerd worden en die plaatsvinden in infrastructuren die aan het Waalse Gewest toebehoren, dan wel door het Waalse Gewest worden gesubsidieerd. Bijgevolg is de weerslag op de bevoegdheid van de federale wetgever marginaal.

A.5.1. Volstrekt subsidiair en los van het vraagstuk van de internrechtelijke bevoegdheidsverdeling, vraagt de Waalse Regering zich af of de richtlijn 98/43/EG evenals om het even welke wetgeving aangenomen door een Lid-Staat van de Europese Unie ter omzetting van die richtlijn niet strijdig zijn met de artikelen 49 tot 55 (ex artikelen 59 tot 66) van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap evenals met artikel 10 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.

A.5.2. De Waalse Regering stelt dat sigarettenfabrikanten gebruikers zijn van commerciële communicatiediensten en tevens geadresseerden zijn van de door reclamebureaus aangeboden reclamediensten. Ook moeten organisatoren van culturele of van sportmanifestaties worden beschouwd als « dienstverleners die evenementen organiseren die zich richten tot toeschouwers of televisiekijkers, met dien verstande dat die evenementen enkel dankzij de sponsoring van de sigarettenfabrikanten kunnen bestaan ». Door het totale verbod van reclame voor en sponsoring door tabaksproducten, worden die grensoverschrijdende dienstverrichtingen belemmerd hetgeen strijdig is met artikel 49 (ex artikel 59) van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap. Ofschoon een dergelijke beperking is ingegeven door een legitieme doelstelling, namelijk de volksgezondheid, is zij niet adequaat gelet op de zeer geringe invloed van reclame voor en sponsoring door een tabaksproduct op het tabaksgebruik van de consumenten : enkel een preventie- en voorlichtingsbeleid kan verbruikers ertoe aanzetten hun tabaksgebruik te minderen. Tot slot stelt de Waalse Regering dat uit de rechtspraak van het Europees Hof van Justitie blijkt dat een verbod een product op de markt te brengen onevenredig is indien passende etikettering kan volstaan om de aandacht van het publiek te vestigen op de bijzondere kenmerken van het product.

A.5.3. De Waalse Regering wijst erop dat de vrijheid van meningsuiting, gewaarborgd in artikel 10 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, tevens de vrijheid tot het maken van handelsreclame omvat en dat de voorheen genoemde wettelijke normen hierop inbreuk maken vermits zij iedere vorm van reclame voor en sponsoring door tabaksproducten op termijn onmogelijk maken. Een dergelijk verbod kan, gelet op de inefficiëntie ervan, het gestelde doel, zijnde het vrijwaren van de volksgezondheid, niet bereiken.

A.5.4. De Waalse Regering komt tot de conclusie dat aan het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen een prejudiciële vraag moet worden gesteld over de overeenstemming van het afgeleide gemeenschapsrecht met het primaire gemeenschapsrecht en dat, gelet op artikel 234 (ex artikel 177) van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, het Hof verplicht is die vraag te stellen, behalve indien het die vraag irrelevant zou achten, hetgeen in casu niet het geval kan zijn vermits reeds een beroep is ingesteld bij het Hof van Justitie tegen de richtlijn 98/43/EG. De Waalse Regering formuleert die vraag als volgt : « Worden de artikelen 49 tot 55 (ex artikelen 59 tot 66) van het Verdrag van Rome van 25 maart 1957 en 10 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden geschonden door de richtlijn 98/43/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 juli 1998 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten op het gebied van reclame en sponsoring voor tabaksproducten, alsmede door de wetgevingen aangenomen door de verschillende Lid-Staten van de Europese Unie teneinde de inhoud van die richtlijn in het interne recht te integreren, doordat zij op termijn in de Europese Unie iedere vorm van reclame voor en sponsoring door een tabaksproduct verbieden ? » A.6.1. De Vlaamse Regering antwoordt dat de enige rechtsvraag die in het verzoekschrift aan de orde is gesteld, betrekking heeft op de bevoegdheidverdelende regels inzake de reclame voor en de sponsoring door tabaksproducten en producten die door het gebruikte merk ermee verbonden zijn. De Vlaamse Regering is van oordeel dat de argumenten van de Waalse Regering dienaangaande reeds zijn weerlegd in de rechtspraak van het Hof en dat de bevoegdheid van de gewesten inzake economie en tewerkstelling niet tot gevolg kan hebben dat een federale wet buiten werking wordt gesteld. Minstens wordt in dit laatste geval afbreuk gedaan aan het evenredigheidsbeginsel.

A.6.2. De bijkomende argumenten van de Waalse Regering inzake de vrije dienstverrichting in de Europese Unie en de vrijheid van meningsuiting zijn volgens de Vlaamse Regering ter zake niet dienend in het licht van het enig aangevoerde middel en kunnen overigens niet tot gevolg hebben dat een onbevoegde wetgever bevoegd wordt en mag optreden op een terrein dat aan een andere wetgever toebehoort. - B - B.1. De verzoekende partij vordert de vernietiging van het decreet van het Waalse Gewest van 10 juni 1999 betreffende de sponsoring van evenementen die plaatsvinden in aan het Waalse Gewest toebehorende infrastructuren of die door het Waalse Gewest gesubsidieerd worden.

Dat decreet maakt het mogelijk dat evenementen die plaatsvinden in aan het Waalse Gewest toebehorende infrastructuren of die al dan niet rechtstreeks door het Waalse Gewest worden gesubsidieerd, zonder beperking worden gesponsord (artikel 2). Artikel 1 definieert het begrip sponsoring. De sponsoring van dergelijke evenementen met als doel of als rechtstreeks of onrechtstreeks gevolg het promoten van tabak of van een tabaksgebonden product is toegestaan tot 30 juli 2003 en tot 1 oktober 2006 voor evenementen met een internationale uitstraling (artikel 3), op voorwaarde dat de organisatoren kunnen bewijzen dat de sponsoring van een tabaksgebonden product onontbeerlijk is voor de levensvatbaarheid van het door hen georganiseerde evenement en dat dit evenement een positieve weerslag heeft op de plaatselijke economie, op de lokale en gewestelijke fiscale inkomsten en op de toeristische aantrekkingskracht van de betrokken streek of plaats of op de activiteiten van de horecasector (artikel 4, eerste lid). De organisatoren van evenementen met een internationale uitstraling moeten daarenboven kunnen bewijzen dat de voor die sponsoring aangewende bedragen steeds kleiner worden en dat ze gedurende de voornoemde overgangsperiode maatregelen nemen om de zichtbaarheid van het product te beperken (artikel 4, tweede lid).

Artikel 5 bepaalt dat het decreet op 1 januari 1999 in werking treedt.

B.2. In een enig middel stelt de Vlaamse Regering dat, vermits het bestreden decreet terugkomt op het door de wet van 10 december 1997 ingestelde verbod op de reclame voor en de sponsoring door tabaksproducten of daarmee gelijkgestelde producten, de bevoegdheidverdelende regels, meer bepaald artikel 5, § 1, I, 2°, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980, worden geschonden : uit de parlementaire voorbereiding van die bepaling blijkt immers dat de « reglementering inzake levensmiddelen », dat de reglementering voor tabak en soortgelijke producten omvat, tot de bevoegdheid van de federale wetgever is blijven behoren.

Volgens de Waalse Regering is het bestreden decreet gegrond op de aan het Waalse Gewest toegewezen bevoegdheden inzake economisch beleid en tewerkstelling, bedoeld in artikel 6, § 1, VI en IX, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980. In ondergeschikte orde stelt de Waalse Regering dat een beroep kan worden gedaan op artikel 10 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980.

B.3. Uit de parlementaire voorbereiding van het bestreden decreet blijkt dat het werd aangenomen om het op 1 januari 1999 ingaande federale verbod op de reclame voor en de sponsoring door tabaksproducten, ingesteld bij de wet van 10 december 1997 « houdende verbod op de reclame van tabaksproducten », af te zwakken, waarbij men van oordeel was dat een dergelijk verbod « het behoud van een vrij belangrijke economische activiteit in de betrokken gewesten, zowel aan Waalse als aan Vlaamse zijde, ernstig in gevaar brengt » (Parl. St., Waals Parlement, 1997-1998, nr. 346/3, p. 3). « Daartoe wordt, teneinde de talrijke Waalse organisatoren ertoe in staat te stellen andere vormen van sponsoring te zoeken om de levensvatbaarheid van hun organisaties te verzekeren, voorgesteld overgangsbepalingen in te voeren die zijn overgenomen uit een Europese richtlijn in voorbereiding en waardoor elke vorm van sponsoring in verband met tabak in het raam van die manifestaties geleidelijk aan kan verdwijnen. Aldus zal de toeristische en economische sector die nauwe banden heeft met het houden van die evenementen of die manifestaties niet in gevaar worden gebracht door het blindelings en brutaal toepassen van een lineaire verbodsmaatregel die een bedreiging vormt voor manifestaties die het imago, de aantrekkingskracht en de erkenning van Wallonië ten aanzien van de buitenwereld en van de Walen zelf versterken. » (Parl. St., Waals Parlement, 1997-1998, nr. 346/1, p. 2) Het bestreden decreet komt dus in essentie erop neer dat het in een overgangsperiode voorziet voor de inwerkingtreding van het federale verbod op sponsoring door tabaksproducten, voorgeschreven in artikel 3 van de wet van 10 december 1997, zodat dit verbod wordt uitgesteld tot 30 juli 2003 en tot 1 oktober 2006 voor wat betreft de evenementen met een internationale uitstraling. B.4.1. Luidens artikel 5, § 1, I, 2°, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 maakt, onder gezondheidsbeleid, deel uit van de persoonsgebonden aangelegenheden : « 2° De gezondheidsopvoeding alsook de activiteiten en diensten op het vlak van de preventieve gezondheidszorg, met uitzondering van de nationale maatregelen inzake profylaxis. » Uit de parlementaire voorbereiding van die bijzondere wet (Parl. St., Senaat, 1979-1980, nr. 434-2, pp. 124-125; Kamer, 1979-1980, nr. 627-10, p. 52) volgt dat, « omwille van de vrijwaring van de economische unie en de monetaire eenheid en de bescherming van de volksgezondheid » (Parl. St., Senaat, 1992-1993, nr. 558-1, p. 23) de bijzondere wetgever met name de aangelegenheid van de « reglementering inzake levensmiddelen » heeft uitgesloten van de bij de voormelde bepaling verwezenlijkte bevoegdheidsoverdracht. Die benaming gaf het onderwerp aan van de wet van 24 januari 1977 betreffende de bescherming van de gezondheid van de verbruikers op het stuk van de voedingsmiddelen en andere produkten. Die wet sloot, ten tijde van de totstandkoming van de bijzondere wet, de reglementering van de reclame voor tabak en soortgelijke producten in. Daaruit volgt dat de federale wetgever bevoegd is gebleven om de reclame betreffende de tabaksproducten en de door het gebruikte merk ermee verbonden producten te reglementeren.

B.4.2. Dat voorbehoud van bevoegdheid strekt zich tevens uit tot de reglementering van de sponsoring door tabaksproducten.

De reclame en de sponsoring hebben gemeen dat ze erop gericht zijn, rechtstreeks of onrechtstreeks, de verkoop van tabaksproducten te bevorderen, zodat de samenhang van die maatregelen niet kan worden betwist.

B.4.3. Uit wat voorafgaat volgt dat zowel het verbod op sponsoring door tabak, producten op basis van tabak en soortgelijke producten als het verbod op reclame in verband met die producten en met de producten van merken die met de genoemde producten zijn verbonden, onder de federale bevoegdheid vallen, ook indien dat verbod evenementen treft die plaatsvinden in aan een gewest toebehorende infrastructuren of die al dan niet rechtstreeks door dat gewest worden gesubsidieerd.

B.5. Het feit dat een dergelijk verbod, gelet op de economische gevolgen ervan op lokaal vlak en het verlies aan arbeidsplaatsen dat daaruit onvermijdelijk voortvloeit, een invloed heeft op aangelegenheden waarvoor de gewesten bevoegd zijn, neemt niet weg dat het een aangelegenheid betreft waarvoor de federale wetgever bevoegd is, nu het in het geding zijnde verbod de uitoefening van de gewestelijke bevoegdheden niet onmogelijk of overdreven moeilijk maakt.

B.6.1. Krachtens artikel 10 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 kunnen de decreten bepalingen bevatten in aangelegenheden waarvoor niet de decreetgever, maar de federale wetgever in beginsel bevoegd is, hetzij krachtens een uitdrukkelijk voorbehoud in die wet, hetzij op grond van zijn residuaire bevoegdheid. Daartoe is vereist dat een zodanige regeling noodzakelijk is voor de uitoefening van de bevoegdheden van het gewest, dat die aangelegenheid zich tot een gedifferentieerde regeling leent en dat de weerslag van de betrokken bepalingen op die aangelegenheden slechts marginaal is.

B.6.2. De gewesten die over de volheid van de bevoegdheid beschikken inzake de economische aangelegenheden, die in ieder geval het economisch expansiebeleid omvatten, dienen bij de uitoefening van die bevoegdheden rekening te houden met de aan de federale wetgever voorbehouden bevoegdheden. Indien elk gewest afzonderlijk maatregelen zou nemen waarvan het doel erin bestaat de aangelegenheid van zowel de sponsoring door tabak, producten op basis van tabak en soortgelijke producten, als de reclame in verband met die producten en met de producten van merken die met de genoemde producten zijn verbonden, te moduleren, zou daaruit voortvloeien dat het desbetreffende federale verbod verschillend zou worden toegepast in de onderscheiden gewesten, hetgeen zou indruisen tegen artikel 6, § 1, VI, derde lid, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980. Immers, zoals blijkt uit de desbetreffende parlementaire voorbereiding, heeft de bijzondere wetgever « omwille van de vrijwaring van de economische unie en de monetaire eenheid en de bescherming van de volksgezondheid » (Parl.

St., Senaat, 1992-1993, nr. 558-1, p. 23), niet gewild dat de reglementering van de betrokken producten over verscheidene overheden zou worden gesplitst.

De betrokken aangelegenheid leent zich bijgevolg niet tot een gedifferentieerde regeling, zodat niet is voldaan aan de voorwaarden van artikel 10 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980.

B.7. Gelet op het feit dat de overwegingen van de Waalse Regering betreffende de vrije dienstverrichting in de Europese Unie en de vrijheid van meningsuiting geen enkel verband hebben met de regels die de bevoegdheden verdelen van verschillende overheden binnen één en dezelfde juridische staatsordening, is er geen aanleiding om de door de Waalse Regering gesuggereerde vraag aan het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen te stellen.

Het Hof merkt overigens op dat de richtlijn 98/43/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 juli 1998 « betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten op gebied van reclame en sponsoring voor tabaksproducten », bij arrest van 5 oktober 2000 door het Hof van Justitie nietig is verklaard.

Om die redenen, het Hof vernietigt het decreet van het Waalse Gewest van 10 juni 1999 betreffende de sponsoring van evenementen die plaatsvinden in aan het Waalse Gewest toebehorende infrastructuren of die door het Waalse Gewest gesubsidieerd worden.

Aldus uitgesproken in het Nederlands, het Frans en het Duits, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof, op de openbare terechtzitting van 13 maart 2001 door de voormelde zetel, waarin rechter M. Bossuyt voor de uitspraak is vervangen door rechter L. Lavrysen, overeenkomstig artikel 110 van de voormelde wet.

De griffier, P.-Y. Dutilleux.

De voorzitter, G. De Baets.

^