Etaamb.openjustice.be
Arrest Van Het Grondwettelijk Hof
gepubliceerd op 26 februari 2003

Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij arrest van 17 december 2002 in zake de n.v. AGF Belgium tegen D. Leblond, F. Leblond, de gemeente Lens, de stad Aat, de « Société wallonne de « Geeft de toepassing van de wet van 10 juni 1998 tot wijziging van sommige bepalingen betreffende (...)

bron
arbitragehof
numac
2003200127
pub.
26/02/2003
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

ARBITRAGEHOF


Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij arrest van 17 december 2002 in zake de n.v. AGF Belgium tegen D. Leblond, F. Leblond, de gemeente Lens, de stad Aat, de « Société wallonne des distributions d'eau » en de c.v. « De Federale Verzekeringen », waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op 23 december 2002, heeft het Hof van Beroep te Bergen de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Geeft de toepassing van de wet van 10 juni 1998 tot wijziging van sommige bepalingen betreffende de verjaring en meer bepaald van artikel 11 ervan, aanleiding tot een schending van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet doordat zij tot gevolg heeft dat artikel 2262 van het Burgerlijk Wetboek en de verjaringstermijn van dertig jaar waarin die bepaling voorziet, van toepassing blijven op de burgerlijke rechtsvordering volgend uit een misdrijf die, hoewel ze verjaard is, niet het voorwerp is geweest van een in kracht van gewijsde gegane beslissing, terwijl : - de burgerlijke rechtsvorderingen volgend uit een misdrijf ontstaan vóór de inwerkingtreding van de wet van 10 juni 1998, die het voorwerp zijn geweest van een in kracht van gewijsde gegane beslissing, onderworpen zijn aan de verjaringstermijn van vijf jaar waarin het vroegere artikel 26 van de voorafgaande titel van het Wetboek van Strafvordering voorziet; - de burgerlijke rechtsvorderingen volgend uit een misdrijf ontstaan na de inwerkingtreding van de wet van 10 juni 1998 verjaren door verloop van vijf jaar vanaf de dag volgend op die waarop de benadeelde kennis heeft gekregen van de schade of van de verzwaring ervan en van de identiteit van de daarvoor aansprakelijke persoon en in ieder geval door verloop van twintig jaar vanaf de dag volgend op die waarop het feit waardoor de schade is veroorzaakt, zich heeft voorgedaan, met uitzondering van het geval van fraude ? » Die zaak is ingeschreven onder nummer 2588 van de rol van het Hof.

De griffier, P.-Y. Dutilleux.

^