Etaamb.openjustice.be
Arrest Van Het Grondwettelijk Hof
gepubliceerd op 04 juni 2003

Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij arrest van 20 februari 2003 in zake de Algemene Mutualiteit voor Medische Assuranties tegen de Belgische Staat, waarvan de expeditie ter grif « Schendt artikel 309, 3 o , van het Wetboek van de inkomstenbelastingen (1964) (thans art(...)

bron
arbitragehof
numac
2003200638
pub.
04/06/2003
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

ARBITRAGEHOF


Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij arrest van 20 februari 2003 in zake de Algemene Mutualiteit voor Medische Assuranties tegen de Belgische Staat, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op 6 maart 2003, heeft het Hof van Cassatie de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 309, 3o, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen (1964) (thans artikel 419, 3o, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992), vergeleken met artikel 308 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen (1964) (thans artikel 418 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992), de beginselen van gelijkheid en niet-discriminatie verankerd in de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre het ten aanzien van de toekenning van moratoriumintresten een verschil in behandeling invoert tussen de belastingplichtigen naargelang zij de teruggave van een belasting verkrijgen op grond van een beslissing van de gewestelijke directeur die een bezwaarschrift inwilligt dat werd ingediend overeenkomstig artikel 267 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen (1964), binnen de bij artikel 272 van hetzelfde Wetboek voorgeschreven termijn, of op grond van een beslissing van de gewestelijke directeur die, met toepassing van artikel 277 van hetzelfde Wetboek (thans artikel 376 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992), ambtshalve ontheffing verleent van een overbelasting die is gebleken uit afdoende bevonden nieuwe bescheiden of feiten waarvan het niet tijdig overleggen of aanvoeren door de belastingschuldige is verantwoord door gewettigde redenen, in het geval waarin die overbelasting door de administratie werd vastgesteld of door de belastingschuldige aan de administratie werd bekendgemaakt binnen drie jaar vanaf 1 januari van het jaar waarin de belasting is gevestigd ? » Die zaak is ingeschreven onder nummer 2655 van de rol van het Hof. De griffier, L. Potoms.

^