Etaamb.openjustice.be
Arrest Van Het Grondwettelijk Hof
gepubliceerd op 30 mei 2003

Arrest nr. 59/2003 van 14 mei 2003 Rolnummers 2371 en 2372 In zake : de beroepen tot vernietiging van het decreet van de Franse Gemeenschap van 19 juli 2001 « tot bekrachtiging van de eindtermen zoals bedoeld in artikel 16 van het decreet Het Arbitragehof, samengesteld uit de voorzitters M. Melchior en A. Arts, en de rechters L. Fra(...)

bron
arbitragehof
numac
2003200647
pub.
30/05/2003
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

Arrest nr. 59/2003 van 14 mei 2003 Rolnummers 2371 en 2372 In zake : de beroepen tot vernietiging van het decreet van de Franse Gemeenschap van 19 juli 2001 « tot bekrachtiging van de eindtermen zoals bedoeld in artikel 16 van het decreet van 24 juli 1997 dat de prioritaire taken bepaalt van het basisonderwijs en van het secundair onderwijs en de structuren organiseert die het mogelijk maken ze uit te voeren en tot organisatie van een procedure voor beperkte afwijking », ingesteld door de v.z.w. Schola Nova, de v.z.w. Ecole Notre-Dame de la Sainte Espérance en B. Van Houtte.

Het Arbitragehof, samengesteld uit de voorzitters M. Melchior en A. Arts, en de rechters L. François, P. Martens, R. Henneuse, M. Bossuyt, E. De Groot, L. Lavrysen, A. Alen, J.-P. Snappe, J.-P. Moerman en E. Derycke, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter M. Melchior, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de beroepen en rechtspleging a. Bij verzoekschriften die aan het Hof zijn toegezonden bij op 23 en 22 februari 2002 ter post aangetekende brieven en ter griffie zijn ingekomen op 25 februari 2002, hebben de v.z.w. Schola Nova, waarvan de maatschappelijke zetel gevestigd is te 1315 Incourt, rue du Brombais 11, en de v.z.w. Ecole Notre-Dame de la Sainte Espérance, waarvan de maatschappelijke zetel gevestigd is te 1050 Brussel, Eendrachtstraat 37, en B. Van Houtte, wonende te 1160 Brussel, Vrijwilligerslaan 29, beroep tot vernietiging ingesteld van het decreet van de Franse Gemeenschap van 19 juli 2001 « tot bekrachtiging van de eindtermen zoals bedoeld in artikel 16 van het decreet van 24 juli 1997 dat de prioritaire taken bepaalt van het basisonderwijs en van het secundair onderwijs en de structuren organiseert die het mogelijk maken ze uit te voeren en tot organisatie van een procedure voor beperkte afwijking » (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 23 augustus 2001). b. Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 22 maart 2002 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 25 maart 2002, hebben de v.z.w. Ecole Notre-Dame de la Sainte Espérance, waarvan de maatschappelijke zetel gevestigd is te 1050 Brussel, Eendrachtstraat 37, B. Van Houtte, wonende te 1160 Brussel, Vrijwilligerslaan 29, en de v.z.w. Schola Nova, waarvan de maatschappelijke zetel gevestigd is te 1315 Incourt, rue du Brombais 11, aanvullende beroep tot vernietiging ingesteld van het decreet van de Franse Gemeenschap van 19 juli 2001 « tot bekrachtiging van de eindtermen zoals bedoeld in artikel 16 van het decreet van 24 juli 1997 dat de prioritaire taken bepaalt van het basisonderwijs en van het secundair onderwijs en de structuren organiseert die het mogelijk maken ze uit te voeren en tot organisatie van een procedure voor beperkte afwijking » (waarvan de bijlagen bekendgemaakt zijn in het Belgisch Staatsblad van 25 september 2001).

De vorderingen tot schorsing van dezelfde decretale bepalingen, ingediend door dezelfde verzoekende partijen, zijn verworpen bij het arrest nr. 103/2002 van 19 juni 2002, bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 20 augustus 2002. (...) II. In rechte (...) Ten aanzien van de bestreden bepalingen B.1. De artikelen 9, 10 en 11 van het decreet van de Franse Gemeenschap van 19 juli 2001 « tot bekrachtiging van de eindtermen zoals bedoeld in artikel 16 van het decreet van 24 juli 1997 dat de prioritaire taken bepaalt van het basisonderwijs en van het secundair onderwijs en de structuren organiseert die het mogelijk maken ze uit te voeren en tot organisatie van een procedure voor beperkte afwijking » bepalen : «

Art. 9.Iedere inrichtende macht die onderwijs inricht dat wordt gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap kan een aanvraag indienen om af te wijken van de leermethoden die staan omschreven in de eindtermen dewelke worden bekrachtigd in hoofdstuk I onder de voorwaarden en volgens de procedure zoals bepaald in dit hoofdstuk.

Art. 10.Geen enkele afwijking mag afbreuk doen aan de samenhang van het onderwijssysteem, zoals dit voortvloeit uit de uitvoering van de grondwettelijke onderwijsbeginselen.

Zij mag met name geen afbreuk doen aan de kwaliteit van het onderwijs, aan de basisinhoud of de gelijkwaardigheid van de diploma's of getuigschriften of nog de vrijheid beknotten van de ouders om hun kind het volgend schooljaar elders te laten school lopen.

Er mag geen afwijking worden toegestaan aan een inrichtend macht wiens project de in de Grondwet vermelde vrijheden en rechten alsook het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden alsmede het Kinderrechtenverdrag niet waarborgt.

Art. 11.§ 1. In de afwijkingsaanvraag : 1o duidt de inrichtende macht de leermethoden aan die zijn beschreven in de eindtermen en waarvan zij vindt dat deze te beperkend zijn om haar voldoende ruimte te laten haar pedagogische project uit te voeren; hierbij verduidelijkt ze in welk opzicht iedere leermethode deze uitvoering belemmert; 2o beschrijft de inrichtende macht alternatieve leermethoden die men zou moeten toepassen; 3o verantwoordt de inrichtende macht op welke wijze de vervanging die zij doorvoert, strookt met de in artikel 10 gestelde voorwaarden. § 2. De afwijkingsaanvraag preciseert de exacte referenties van de gevraagde opheffingen en invoegingen. Een afschrift van het pedagogisch project wordt bij de aanvraag gevoegd.

De afwijkingsaanvraag en haar bijlagen worden, op straffe van onontvankelijkheid, per aangetekend schrijven ingediend bij de Regering, uiterlijk tien maanden voor de start van het schooljaar tijdens hetwelk deze van kracht moet zijn. » Ten aanzien van de draagwijdte van de beroepen B.2. De verzoekende partijen vorderen de algehele vernietiging van het decreet van de Franse Gemeenschap van 19 juli 2001 « tot bekrachtiging van de eindtermen zoals bedoeld in artikel 16 van het decreet van 24 juli 1997 dat de prioritaire taken bepaalt van het basisonderwijs en van het secundair onderwijs en de structuren organiseert die het mogelijk maken ze uit te voeren en tot organisatie van een procedure voor beperkte afwijking », tenminste ten aanzien van de niet door de overheid gesubsidieerde onderwijsinstellingen, evenals ten aanzien van de ouders die thuis aan hun kinderen persoonlijk onderwijs verstrekken of door anderen laten verstrekken.

Om te voldoen aan de vereisten van artikel 6 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof, moeten de middelen van het verzoekschrift te kennen geven welke van de regels waarvan het Hof de naleving waarborgt, zouden geschonden zijn, alsook welke de bepalingen zijn die deze regels zouden schenden, en uiteenzetten in welk opzicht die regels door de bedoelde bepalingen zouden zijn geschonden.

De middelen die aan de genoemde vereisten voldoen zijn uitsluitend gericht tegen de artikelen 10 en 11, § 2, tweede lid, van het bestreden decreet. De beroepen dienen dienovereenkomstig te worden beperkt.

Ten aanzien van de uitbreiding van het beroep B.3. De verzoekende partijen hebben een aanvullend verzoekschrift ingediend waarin zij de vernietiging vorderen van artikel 9 van het bestreden decreet.

In zoverre een dergelijk verzoekschrift een nieuw middel zou bevatten, is het niet ontvankelijk omdat het middel gericht is tegen een bepaling die niet wordt aangevochten in het oorspronkelijk beroep, wat erop neerkomt dat het beroep wordt uitgebreid.

In zoverre het verzoekschrift een nieuw beroep tot vernietiging zou instellen, is het evenmin ontvankelijk omdat het is ingesteld buiten de termijn voor het instellen van een beroep tot vernietiging bedoeld in artikel 3, § 1, van de bijzondere wet van 6 januari 1989. Het bestreden decreet is immers bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 23 augustus 2001. In dit verband zou enkel rekening dienen te worden gehouden met de latere bekendmaking van de bijlagen bij het decreet indien de partijen meer bepalingen aanvechten die vervat zijn in die bijlagen of indien wordt aangetoond, wat te dezen niet het geval is, dat zij, bij ontstentenis van de genoemde bijlagen, de draagwijdte van het decreet niet correct vermochten te beoordelen.

Ten aanzien van het belang van de verzoekende partijen B.4.1. De beroepen zijn ingesteld door verenigingen zonder winstoogmerk die onderwijsinstellingen zijn die niet door de overheid worden gesubsidieerd, enerzijds, en door een ouder van leerlingen die in een dergelijke instelling zijn ingeschreven, anderzijds.

B.4.2. Zowel uit de tekst als uit de parlementaire voorbereiding van het bestreden decreet volgt dat dit decreet niet rechtstreeks van toepassing is op de niet-gesubsidieerde onderwijsinstellingen.

B.4.3. Het Hof moet bijgevolg nagaan of de verzoekers er belang bij hebben de vernietiging ervan te vorderen.

In het arrest nr. 49/2001 van 18 april 2001 heeft het Hof het belang van de partijen die in onderhavige zaken verzoekers zijn erkend om met toepassing van artikel 87, § 2, van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof tussen te komen in een beroep tot vernietiging van het decreet van de Franse Gemeenschap over de eindtermen dat evenmin op hen rechtstreeks van toepassing was. Het Hof hield rekening met artikel 4 van het besluit van de Franse Gemeenschapsregering van 21 mei 1999 « tot vaststelling van de voorwaarden om te kunnen voldoen aan de leerplicht door het verstrekken van onderwijs aan huis ». Dat artikel bepaalt dat de ouders ertoe verplicht zijn een onderwijs te verstrekken of te laten verstrekken van een niveau dat gelijkwaardig is met het peil dat opgelegd is aan de onderwijsinrichtingen georganiseerd, gesubsidieerd of erkend door de Franse Gemeenschap en dat beantwoordt aan de bepalingen van de artikelen 6, 8 en 16 van het decreet van 24 juli 1997 dat de prioritaire taken bepaalt van het basisonderwijs en van het secundair onderwijs en de structuren organiseert die het mogelijk maken ze uit te voeren.

Zulk een onrechtstreeks belang, dat het Hof als voldoende heeft erkend om tussen te komen aan de zijde van verzoekende partijen die zelf van een rechtstreeks belang deden blijken om het decreet van 26 april 1999 te bestrijden, volstaat niet om de vernietiging van het decreet van 19 juli 2001 te vorderen, omdat de verzoekende partijen onvoldoende aantonen in welke mate zij rechtstreeks en ongunstig - in tegenstelling met wat verkeerdelijk werd geschreven in B.3.2 en B.4.2 van het voormelde arrest nr. 49/2001 - zouden worden geraakt door het thans bestreden decreet.

B.4.4. Overigens merkt het Hof op dat het voormelde besluit van de Franse Gemeenschapsregering van 21 mei 1999 kon worden en is bestreden bij de Raad van State en dat een eventuele weigering van een afwijking eveneens het voorwerp kan uitmaken van een vordering tot schorsing en een beroep tot vernietiging bij de Raad van State.

B.4.5. De beroepen zijn niet ontvankelijk.

Om die redenen, het Hof, verwerpt de beroepen.

Aldus uitgesproken in het Frans, het Nederlands en het Duits, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof, op de openbare terechtzitting van 14 mei 2003.

De griffier, P.-Y. Dutilleux.

De voorzitter, M. Melchior.

^