Etaamb.openjustice.be
Arrest Van Het Grondwettelijk Hof
gepubliceerd op 19 juli 2004

Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij arrest van 9 juni 2004 in zake het openbaar ministerie en F. Baumans en de n.v. Axa Royale Belge tegen H. Grenson en anderen, waarvan de expe « Geeft artikel 46, § 1, 4°, van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971 geen aanleiding tot(...)

bron
arbitragehof
numac
2004202327
pub.
19/07/2004
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

ARBITRAGEHOF


Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij arrest van 9 juni 2004 in zake het openbaar ministerie en F. Baumans en de n.v. Axa Royale Belge tegen H. Grenson en anderen, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op 11 juni 2004, heeft het Hof van Beroep te Bergen de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Geeft artikel 46, § 1, 4°, van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971 geen aanleiding tot discriminatie - en bijgevolg, schendt het niet de artikelen 10 en 11 van de Grondwet - tussen, enerzijds, de werkgever als zodanig in de zin van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten en, anderzijds, de gebruiker van een uitzendkracht, doordat het moet worden toegepast in het eerste geval en niet in het tweede, rekening houdend : 1) met de fictie die wordt gecreëerd door de wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers, volgens welke de gebruiker in wiens bedrijf de uitzendkracht arbeid verricht, niet diens werkgever is, aangezien hij ten opzichte van die laatste als een derde wordt beschouwd;2) met de bewoordingen van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, volgens welke het gebruiken van een uitzendkracht, die onder het gezag van de gebruiker tegen loon arbeid verricht, een arbeidsovereenkomst doet ontstaan in de zin van de artikelen 2, 3, 4 en 5 van die wet, ook al wordt het loon via het uitzendbureau aan de uitzendkracht betaald ? » Die zaak, ingeschreven onder nummer 3017 van de rol van het Hof, werd samengevoegd met de zaak met rolnummer 2996. De griffier, L. Potoms.

^