Etaamb.openjustice.be
Arrest Van Het Grondwettelijk Hof
gepubliceerd op 26 juli 2004

Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof a. Bij arrest van 5 mei 2004 in zake het openbaar ministerie en de n.v. TotalFinaElf en anderen, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitra « Schendt artikel 29, § 3, tweede lid, van de wet van 5 augustus 2003 betreffende ernstige sch(...)

bron
arbitragehof
numac
2004202440
pub.
26/07/2004
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

ARBITRAGEHOF


Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof a. Bij arrest van 5 mei 2004 in zake het openbaar ministerie en de n.v. TotalFinaElf en anderen, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op 14 mei 2004, heeft het Hof van Cassatie de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 29, § 3, tweede lid, van de wet van 5 augustus 2003 betreffende ernstige schendingen van het internationaal humanitair recht de artikelen 10, 11 en 191 van de Grondwet, in die zin geïnterpreteerd dat het de onttrekking aan de Belgische rechtscolleges zou opleggen, ofschoon ten minste één klager vreemdeling is met het statuut van vluchteling in België op het ogenblik dat de strafvordering oorspronkelijk werd ingesteld, aangezien het die onttrekking verhindert wanneer ten minste één klager de Belgische nationaliteit had op hetzelfde ogenblik ? » b. Bij arrest van 19 mei 2004 in zake het openbaar ministerie en P. Kagame en anderen, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op 1 juni 2004, heeft het Hof van Cassatie de volgende prejudiciële vragen gesteld : 1. « Schendt artikel 29, § 3, tweede lid, van de wet van 5 augustus 2003 betreffende ernstige schendingen van het internationaal humanitair recht de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre het de onttrekking aan de Belgische rechtscolleges oplegt, hoewel ten minste één klager vreemdeling was die wettig in België verbleef op het ogenblik van het instellen van de strafvordering, zelfs indien hij kandidaat-vluchteling was, aangezien het die onttrekking verhindert wanneer ten minste één klager Belgische onderdaan was op hetzelfde ogenblik ? 2.« Schendt artikel 10, 1°bis, van de voorafgaande titel van het Wetboek van Strafvordering de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre het de uitoefening mogelijk maakt van de strafvordering wegens een misdaad van internationaal humanitair recht gepleegd in het buitenland wanneer het slachtoffer op het ogenblik van de feiten Belg was, en die niet mogelijk maakt wanneer het slachtoffer op hetzelfde ogenblik een vreemdeling was die sedert minder dan drie jaar wettig in België verblijft, zelfs indien hij kandidaat-vluchteling was ? » Die zaken, ingeschreven onder de nummers 3000 en 3008 van de rol van het Hof, werden samengevoegd.

De griffier, P.-Y. Dutilleux.

^