Etaamb.openjustice.be
Arrest Van Het Grondwettelijk Hof
gepubliceerd op 06 april 2006

Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij arrest van 23 februari 2006 in zake A. Tytgadt tegen B. Vancanneyt en N. Nihonmatsu, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is « Schendt artikel 306 van het Burgerlijk Wetboek het grondwettelijk gelijkheids- en niet-discrimina(...)

bron
arbitragehof
numac
2006201205
pub.
06/04/2006
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

ARBITRAGEHOF


Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij arrest van 23 februari 2006 in zake A. Tytgadt tegen B. Vancanneyt en N. Nihonmatsu, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op 8 maart 2006, heeft het Hof van Beroep te Gent de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 306 van het Burgerlijk Wetboek het grondwettelijk gelijkheids- en niet-discriminatiebeginsel (art. 10 - 11 G.W.) en art. 10 en 11 G.W. juncto art. 6 E.V.R.M. : 1. in zoverre het een verschil in behandeling invoert tussen eiser in echtscheiding op grond van feitelijke scheiding en de verweerder in echtscheiding op grond van feitelijke scheiding, doordat een vermoeden van exclusieve schuld wordt ingevoerd ten laste van de eiser in echtscheiding op grond van feitelijke scheiding ? 2.in zoverre het een verschil in behandeling invoert tussen verschillende verweerders inzake vorderingen tot onderhoudsuitkering na echtscheiding, al naargelang deze verweerders inzake onderhoudsuitkering in de echtscheidingsprocedure de positie hebben van, enerzijds, eiser in een echtscheidingsprocedure op grond van feitelijke scheiding en, anderzijds, verweerder in een echtscheidingsprocedure op grond van feitelijke scheiding, of eiser of verweerder in een procedure tot echtscheiding op grond van feiten, doordat een vermoeden van exclusieve schuld wordt ingevoerd ten laste van de eiser in echtscheiding op grond van feitelijke scheiding ? ».

Die zaak, ingeschreven onder nummer 3936 van de rol van het Hof, werd samengevoegd met de zaak met rolnummer 3824.

De griffier, L. Potoms.

^