Etaamb.openjustice.be
Arrest Van Het Grondwettelijk Hof
gepubliceerd op 09 juni 2006

Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij arrest van 11 april 2006 in zake de Belgische Staat tegen A. Van Coillie, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen - « Schendt het artikel 1410, § 1, 4°, van het Gerechtelijk Wetboek in samenhang met artikel 1(...)

bron
arbitragehof
numac
2006201842
pub.
09/06/2006
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

ARBITRAGEHOF


Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij arrest van 11 april 2006 in zake de Belgische Staat tegen A. Van Coillie, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op 26 april 2006, heeft het Hof van Beroep te Gent de volgende prejudiciële vragen gesteld : - « Schendt het artikel 1410, § 1, 4°, van het Gerechtelijk Wetboek in samenhang met artikel 1409, § 1bis, § 2 en § 3, van datzelfde wetboek, in de teksten toepasselijk voorafgaand aan de inwerkingtreding van de wet van 27 december 2005 de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre aldus een onderscheiden behandeling voorhanden is of teweeg wordt gebracht tussen de begunstigde van een uitkering in de zin van artikel 1410, § 1, 4°, van het Gerechtelijk Wetboek en de begunstigde van inkomsten in de zin van artikel 1409bis van het Gerechtelijk Wetboek die m.n. beschikt over een soepele en snelle toegang tot, en toetsingsmogelijkheid van de beslagrechter en de debiteur een verzoek tot behoud van de noodzakelijke inkomsten kan formuleren aan deze instantie volgens de aldaar voorziene procedure ook wanneer het gaat om gelden inbeslaggenomen op een rekening, en de eerstvermelde begunstigden die niet over deze toetsingsmogelijkheid beschikken ? »; - « Schendt het artikel 1410, § 1, 4°, van het Gerechtelijk Wetboek in samenhang met artikel 1409 e.v. van datzelfde wetboek, in de tekst toepasselijk voorafgaand aan de inwerkingtreding van de wet van 27 december 2005 en zo geïnterpreteerd dat de beperkingen van artikel 1409 van het Gerechtelijk Wetboek niet van toepassing zijn van zodra de litigieuze invaliditeitsuitkeringen worden gecrediteerd op een bankrekening - alhier niet ter discussie zijnde tussen partijen dat de litigieuze bankrekening van huidige geïntimeerde waarop door appellant beslag is gelegd uitsluitend gespijsd werd met haar inkomende invaliditeitsuitkering - de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre aldus een onderscheiden behandeling voorhanden is of wordt teweeg gebracht tussen de begunstigde van deze uitkering die deze op een rekening binnen de uitbetalende vennootschap of rechtspersoon ontvangt of kan ontvangen, of in contanten of bij circulaire cheque en de begunstigden bij wie deze uitkeringen gecrediteerd worden op een bankrekening ? ».

Die zaak is ingeschreven onder nummer 3966 van de rol van het Hof.

De griffier, P.-Y. Dutilleux.

^