Etaamb.openjustice.be
Arrest Van Het Grondwettelijk Hof
gepubliceerd op 23 november 2006

Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij arrest van 26 september 2006 in zake de Belgische Staat tegen R. Maes en M. Nuyttens, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof i 1. « Schendt artikel 100, 1° van de Gecoördineerde Wetten op de Rijkscomptabiliteit van 17 juli 199(...)

bron
arbitragehof
numac
2006203819
pub.
23/11/2006
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

ARBITRAGEHOF


Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij arrest van 26 september 2006 in zake de Belgische Staat tegen R. Maes en M. Nuyttens, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op 9 oktober 2006, heeft het Hof van Beroep te Gent de volgende prejudiciële vragen gesteld : 1. « Schendt artikel 100, 1° van de Gecoördineerde Wetten op de Rijkscomptabiliteit van 17 juli 1991 de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, vermits op grond van artikel 100, 1° van de Gecoördineerde Wetten op de Rijkscomptabiliteit van 17 juli 1991 de verjaringstermijn voor vorderingen op grond van artikel 1382 B.W. lastens de Belgische Staat reeds begint te lopen vanaf 1 januari van het begrotingsjaar in de loop waarvan de schuldvordering is ontstaan, terwijl de verjaringstermijn van de gemeenrechtelijke vorderingen op grond van artikel 1382 B.W. luidens artikel 2262bis B.W. slechts begint te lopen vanaf de dag volgend op die waarop de benadeelde kennis heeft gekregen van de schade of van de verzwaring ervan en van de identiteit van de daarvoor aansprakelijke persoon ? »; 2. « Schendt artikel 100, 1° van de Gecoördineerde Wetten op de Rijkscomptabiliteit van 17 juli 1991 de artikelen 10 en 11 van de Grondwet waarbij een bijzondere verjaringstermijn wordt voorzien in vergelijking met de gemeenrechtelijke verjaringstermijn die sedert de inwerkingtreding van de nieuwe verjaringswet van toepassing is op buitencontractuele aansprakelijkheidsvorderingen (zie art.2262bis, § 1, lid 2 en lid 3) ? »; 3. « Schendt artikel 100, 1° van de Gecoördineerde Wetten op de Rijkscomptabiliteit van 17 juli 1991 de artikelen 10 en 11 van de Grondwet waarbij een bijzondere verjaringstermijn wordt voorzien in vergelijking met de gemeenrechtelijke verjaringstermijn die sedert de inwerkingtreding van de nieuwe verjaringswet van toepassing is op buitencontractuele aansprakelijkheidsvorderingen (zie art.2262bis, § 1, lid 2 en lid 3), wanneer de schade pas na het verstrijken van de in artikel 100, lid 1, 1° bepaalde termijn tot uiting komt ? ».

Die zaak is ingeschreven onder nummer 4053 van de rol van het Hof.

De griffier, P.-Y. Dutilleux.

^