Etaamb.openjustice.be
Arrest Van Het Grondwettelijk Hof
gepubliceerd op 21 november 2007

Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij arrest van 11 september 2007 in zake de Belgische Staat tegen de NV « La Sauvenière », waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 20 september « Schenden artikel 9 van het besluit van de Regent van 18 maart 1831, alsook de artikelen 70 en 84 (...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2007203324
pub.
21/11/2007
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij arrest van 11 september 2007 in zake de Belgische Staat tegen de NV « La Sauvenière », waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 20 september 2007, heeft het Hof van Beroep te Luik de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schenden artikel 9 van het besluit van de Regent van 18 maart 1831, alsook de artikelen 70 en 84 van het BTW-Wetboek, die de tenuitvoerlegging ervan op gerechtelijk vlak zouden verhinderen, in die zin geïnterpreteerd dat zij de rechter die in fiscale zaken uitspraak moet doen over een verwerping door de minister van Financiën of de door hem gedelegeerde ambtenaar van een bezwaarschrift tot vermindering of kwijtschelding van geldboeten van repressieve aard waarin de belastingwetten (met name de artikelen 70, 71, 72 en 84 van het BTW-Wetboek en de bepalingen van de koninklijke besluiten nr. 41 van 30 januari 1987 tot vaststelling van het bedrag van de proportionele fiscale geldboeten op het stuk van de belasting over de toegevoegde waarde en nr. 44 van 21 oktober 1993 tot vaststelling van het bedrag van de niet-proportionele fiscale geldboeten op het stuk van de belasting over de toegevoegde waarde) voorzien, niet toestaan die geldboeten zelf te verminderen of kwijt te schelden, terwijl het voormelde artikel 9 die mogelijkheid wel biedt aan de minister van Financiën, aan wie het de bevoegdheid verleent uitspraak te doen over de verzoeken tot kwijtschelding van geldboeten en van verhogingen van rechten als geldboete, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 6.1 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden ? ».

Die zaak is ingeschreven onder nummer 4292 van de rol van het Hof.

De griffier, P.-Y. Dutilleux.

^