Etaamb.openjustice.be
Arrest Van Het Grondwettelijk Hof
gepubliceerd op 07 juli 2008

Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij arrest van 21 mei 2008 in zake Alain Benit en Rose-Mary Vandesteene tegen de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is « Schendt artikel 30bis, § 1, van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van(...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2008202351
pub.
07/07/2008
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij arrest van 21 mei 2008 in zake Alain Benit en Rose-Mary Vandesteene tegen de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 3 juni 2008, heeft het Arbeidshof te Bergen de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 30bis, § 1, van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende maatschappelijke zekerheid der arbeiders, in de versie ervan die van toepassing was vóór de wijziging ervan bij artikel 1 van het koninklijk besluit van 26 december 1998, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, afzonderlijk of in onderlinge samenhang gelezen, in zoverre het de beginselen van gelijkheid en niet-discriminatie zou verbreken tussen twee groepen van opdrachtgevers die oorspronkelijk onderworpen waren aan dezelfde verplichtingen die hun werden opgelegd bij artikel 30bis, § 1, van de voormelde wet naar gelang van de keuze van de door hen aangestelde dienstverrichters die de werken dienden uit te voeren bedoeld in het koninklijk besluit van 5 oktober 1978 waarbij de werkzaamheden worden vastgesteld waarop de bepalingen van artikel 30bis van toepassing zijn, waarbij de eerste groep die wordt vertegenwoordigd door de in België gevestigde opdrachtgevers die een niet in België geregistreerde buitenlandse medecontractant kiezen, te zijnen bate het voordeel van het absolute gezag van gewijsde kan aanvoeren van het arrest inzake niet-nakoming uitgesproken op 9 november 2006 door het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen (Jur., 2006, p. 10653), dat België heeft veroordeeld wegens schending van de verplichtingen waartoe het gehouden is krachtens het in de artikelen 49 en 50 van het EG-Verdrag verankerde beginsel van het vrije verkeer van dienstverrichters dat toepasbaar is in de Belgische interne rechtsorde, waarbij kan worden besloten dat artikel 30bis, § 1, van de wet van 27 juni 1969 niet in overeenstemming is met het Europees recht, rekening houdend met het onderhavige vreemdelingschap, een situatie die ertoe zou leiden dat de vertegenwoordigers van de eerste groep zich uiteindelijk zouden kunnen vrijstellen van de hun bij artikel 30bis, § 1, van de wet van 27 juni 1969 opgelegde verplichtingen en sancties, terwijl de in België gevestigde opdrachtgever die een beroep doet op een in België gevestigde dienstverrichter om de werken uit te voeren bedoeld in het koninklijk besluit van 5 oktober 1978 zich zijnerzijds zou dienen te onderwerpen aan de verplichtingen voorgeschreven bij artikel 30bis, § 1, van de wet van 27 juni 1969 en de daarin bedoelde sancties zou moeten ondergaan in het geval bedoeld in artikel 30bis van de wet van 27 juni 1969 (in België gevestigde dienstverrichter die niet of niet langer geregistreerd is op het ogenblik waarop het contract wordt afgesloten of die zijn registratie is verloren tijdens de uitvoering van het contract), zonder te zijnen bate het voordeel te kunnen opeisen van het absolute gezag van gewijsde van het op 9 november 2006 door het Hof van Justitie uitgesproken arrest inzake niet-nakoming en bijgevolg zonder te kunnen worden vrijgesteld van de hoofdelijke aansprakelijkheid tot betaling van de bijdragen, bijdrageopslagen en verwijlintresten beperkt tot 50 pct. van de totale prijs van het werk, exclusief belasting over de toegevoegde waarde, en zulks bij gebrek aan het vreemdelingschap waarbij de inachtneming van het in de artikelen 49 en 50 van het EG-Verdrag verankerde beginsel van het vrije verkeer van dienstverrichters binnen de Europese Unie kan worden opgelegd en de bepalingen van artikel 30bis, § 1, van de wet van 27 juni 1969 die strijdig worden geacht met het Europees recht kunnen worden geweerd ? ».

Die zaak is ingeschreven onder nummer 4474 van de rol van het Hof.

De griffier, P.-Y. Dutilleux.

^