Etaamb.openjustice.be
Arrest Van Het Grondwettelijk Hof
gepubliceerd op 24 juli 2008

Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij arrest van 18 juni 2008 in zake het openbaar ministerie en de Belgische Staat, vertegenwoordigd door de Minister van Financiën, tegen G. V.R., in zake het openba « Schendt artikel 458, eerste lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (WIB-92), de ar(...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2008202633
pub.
24/07/2008
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij arrest van 18 juni 2008 in zake het openbaar ministerie en de Belgische Staat, vertegenwoordigd door de Minister van Financiën, tegen G. V.R., in zake het openbaar ministerie en Martin Michel, in zijn hoedanigheid van curator, tegen L. V.B. en anderen en inzake het openbaar ministerie en Martin Michel, in zijn hoedanigheid van curator, tegen J.M., waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 23 juni 2008, heeft het Hof van Beroep te Antwerpen de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 458, eerste lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (WIB-92), de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, gelezen in samenhang met artikel 6.1. van het Europees Verdrag van 4 november 1950 tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), in de interpretatie dat de erin bedoelde hoofdelijke gehoudenheid tot betaling van de ontdoken belastingen een straf is in de zin van artikel 6.1. van het EVRM; - in zoverre deze bepaling de hoofdelijke gehoudenheid tot betaling van de ontdoken belastingen ten aanzien van zowel de dader als deelnemer automatisch en van rechtswege verbindt aan elke strafrechtelijke veroordeling wegens een fiscaal misdrijf omschreven in artikel 449 of 450 WIB-92 - zonder vordering van het openbaar ministerie, zonder tegensprekelijk debat en zonder motivering of zelfs maar een vermelding - en het zo de strafrechter niet toestaat om zich met volle rechtsmacht uit te spreken over de toepassing van de hoofdelijke gehoudenheid tot betaling van de ontdoken belastingen; - in zoverre deze bepaling aan de strafrechter de mogelijkheid ontzegt om deze hoofdelijke gehoudenheid te matigen bij het bestaan van verzachtende omstandigheden en of in functie van het concreet aandeel van elke veroordeelde in de bewezen verklaarde fiscale misdrijven en of in functie van de genoten voordelen en in zoverre de strafrechter met betrekking tot deze hoofdelijke gehoudenheid geen (probatie-)uitstel van tenuitvoerlegging kan bevelen zoals omschreven in de wet van 29 juni 1964 betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie en zo niet in de mogelijkheid wordt gesteld een mogelijke schending van het recht op eerbiediging van de eigendom gewaarborgd door artikel 1 van het Aanvullend Protocol van 20 maart 1952 bij het Verdrag van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, te vermijden, terwijl de strafrechter bij het opleggen van sancties die naar Belgisch intern strafrecht straffen zijn of bij het opleggen van administratieve geldboeten met een volgens de interne Belgische rechtspraak strafrechtelijk karakter met eenzelfde, vergelijkbare of zelfs beperkter financiële impact, wel beschikt over een dergelijke volle rechtsmacht na een tegensprekelijk debat ? ».

Die zaak, ingeschreven onder nummer 4480 van de rol van het Hof, werd samengevoegd met de zaak met rolnummer 4465.

De griffier, P.-Y. Dutilleux.

^